Telefoon vanuit de hemel
MITCH ALBOM Telefoon vanuit de hemel ROMAN Telefoon GD_OMSLAG telefoon uit de hemel_def titelpagina.indd 1 01-09-15 13:33
Telefoon vanuit de hemel Copyright © 2013 by ASOP, Inc. All rights reserved Originally Published under the title: First Phone Call from Heaven Published by HarperCollins Publishers 10 East 53rd Street, New York, NY 10022, U.S.A. Copyright © 2015 Nederlandse uitgave: Uitgeverij De Barbaar Auteur: Mitch Albom Vertaling: Ralph van der Aa Redactie: Uitgeverij De Barbaar Omslagontwerp: Studio Vrolijk Typografie: Iddo Hoekstra Jaar van uitgave: september 2015 Uitgave: Uitgeverij De Barbaar, Hoornaar, Nederland ISBN: 978-90 -5999- 072-2 NUR: 302 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een databank, of doorgegeven in welke vorm of op welke wijze dan ook – elektronisch, mechanisch, gekopieerd, gescand of op enige andere wijze – behalve voor korte citaten in recensies of artikelen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or trans- mitted in any form or by any means – electronic, mechanical,photocopy, recording, scanning, or other – except for brief quotations in critical reviews or articles, without the prior written permission of the publisher.
Voor Debbie, een virtuoos met de telefoon, wier stem we elke dag missen.
De week dat het gebeurde O p de dag dat de wereld voor het eerst vanuit de hemel gebeld werd, maakte Tess Rafferty een doosje theezak- jes open. Drrrr! Ze negeerde het geluid en drukte haar nagels in het plastic. Drrrr! Ze haalde haar wijsvinger door het uitstekende stukje aan de zijkant. Drrrr! Eindelijk had ze een scheur. Ze haalde het plastic los en ver - frommelde het in haar hand. Ze wist dat het antwoordapparaat zou aangaan als ze de telefoon nog één keer… Drrr – ‘Hallo?’ Te l a a t . ‘Hè, stom ding,’ mompelde ze. Ze hoorde de klik van het ant - woordapparaat op het aanrecht en haar boodschap werd afge - speeld. ‘Hoi, met Tess. Spreek je naam en telefoonnummer in, dan bel ik je zo snel mogelijk terug. Bedankt.’ Er klonk een piepje. Tess hoorde geruis. En toen… ‘Met mam… Ik moet je iets vertellen…’ Tess’ adem stokte. De hoorn viel uit haar handen. Haar moeder was vier jaar eerder overleden.
8 • Mitch Albom Drrrr! De tweede telefoon die overging, was boven de verhitte dis - cussie op het politiebureau uit nauwelijks te horen. Een adminis - tratief medewerker had 28.000 dollar gewonnen met een loterij, en drie agenten stonden met elkaar te bespreken wat zij met zo’n meevaller zouden doen. ‘Ik zou mijn rekeningen betalen.’ ‘Dat dus nooit.’ ‘Een boot.’ ‘Je rekeningen betalen.’ ‘Mooi niet.’ ‘Een boot!’ Drrrr! Jack Sellers, de politiechef, liep achterwaarts naar zijn kan - toortje. ‘Als je je rekeningen betaalt, komen er alleen maar nieu - we.’ De mannen ruzieden verder terwijl hij de hoorn van de haak pakte. ‘Politiebureau Coldwater, met Sellers.’ Geruis. Toen de stem van een jongeman. ‘Pap? Met Robbie.’ Opeens hoorde Jack de andere mannen niet meer. ‘Wie ís dit in vredesnaam?’ ‘Ik ben hier gelukkig, pap. Maak je geen zorgen om me, oké?’ Jack kreeg een knoop in zijn maag. Hij dacht aan de laatste keer dat hij zijn zoon had gezien, fris geschoren en met een kort soldatenkapsel. Hij was langs de beveiliging van het vliegveld ge - lopen, op weg naar zijn derde detachering. Zijn laatste. ‘Dat kan niet,’ fluisterde Jack. Driiing! Voorganger Warren veegde spuug van zijn kin. Hij lag een dutje te doen op de bank in zijn kantoor in de Harvest of Hope Baptist Church.
Telefoon vanuit de hemel • 9 Driiiing! ‘Ik kom al.’ Hij kwam moeizaam overeind. De kerk had een bel op de gang bij zijn kantoor laten plaatsen, omdat hij op tweeëntachtig - jarige leeftijd geen al te best gehoor meer had. Driiiing! ‘Dominee, ik ben het, Katherine Yellin. Schiet alstublieft op!’ Hij strompelde naar de deur en deed open. ‘Dag Ka…’ Maar ze was al langs hem naar binnen gelopen, de knopen van haar jas halfopen. Haar rode haar zat helemaal in de war, alsof ze zo het huis uit was gerend. Ze ging op de bank zitten, stond nerveus weer op en ging weer zitten. ‘U moet weten dat ik echt niet gek ben.’ ‘Nee, lieverd…’ ‘Diane heeft me gebeld.’ ‘Wie?’ ‘ Diane.’ Warren voelde hoofdpijn opkomen. ‘Je bent gebeld door je overleden zus?’ ‘Vanmorgen. Ik nam op…’ Ze greep haar handtas vast en begon te huilen. Warren vroeg zich af of hij misschien iemand moest bellen. ‘Ze zei dat ik me geen zorgen moest maken,’ zei Katherine schor. ‘Ze zei dat ze rust had.’ ‘Dus het was een droom?’ ‘Nee, nee! Het was geen droom! Ik heb mijn zus gesproken!’ Er biggelden tranen over haar wangen, sneller dan ze ze weg kon vegen. ‘We hebben het hierover gehad, lieverd…’ ‘Dat weet ik, maar…’ ‘Je mist haar…’ ‘ Ja.’ ‘En je bent van slag.’
10 • Mitch Albom ‘Nee, dominee. Ze zei dat ze in de hémel is… Snapt u het niet?’ Ze glimlachte – het was een gelukzalige glimlach, een lach die Warren nooit eerder op haar gezicht had gezien. ‘Ik ben nergens meer bang voor,’ fluisterde ze. Driiiiiiing . Er klonk een luide bel en de zware gevangenispoort gleed open over de rails. Een lange, breedgeschouderde man die Sul - livan Harding heette, liep langzaam naar buiten, steeds met één stap tegelijk en met gebogen hoofd. Zijn hart bonsde in zijn keel – niet omdat hij zo opgewonden was over zijn vrijlating, maar omdat hij bang was dat iemand hem weer naar binnen zou trek - ken. Naar voren, naar voren. Hij bleef naar de neuzen van zijn schoenen staren. Pas toen hij naderende voetstappen op het grind hoorde – lichte voetstappen die snel dichterbij kwamen – keek hij op. Jules. Zijn zoon. Hij voelde dat er twee kleine armen om zijn benen werden ge - slagen en zijn handen verdwenen in de krullen van de jongen. Hij zag zijn ouders: zijn moeder in een marineblauw windjack, zijn vader in een lichtbruin pak. Tijdens de groepsknuffel ontspan - den hun strakke gezichten. Het was koud en grijs en het wegdek was glad van de regen. Alleen zijn vrouw was er niet bij, maar haar afwezigheid vormde een soort aanwezigheid op zichzelf. Sullivan wilde iets diepzinnigs zeggen, maar het enige wat hij fluisterend kon uitbrengen, was: ‘Laten we gaan.’ Even later reed hun auto de straat uit. Het was de dag dat de wereld het eerste telefoontje uit de he - mel k reeg. Wat er vervolgens gebeurde, hangt af van hoe groot je geloof is.
De tweede week E r viel koele, nevelige regen, wat in september niet onge- bruikelijk was in Coldwater, een plaatsje dat noordelijker lag dan sommige delen van Canada, vlak bij Lake Michigan. Ondanks het koude weer had Sullivan ervoor gekozen om te lo - pen. Hij had de auto van zijn vader kunnen lenen, maar na tien maanden opsluiting gaf hij de voorkeur aan de buitenlucht. Hij droeg een muts en een oude suède jas en liep langs de middelba - re school waar hij twintig jaar eerder op had gezeten, langs de houthandel die de vorige winter de deuren had gesloten, langs de hengelsportzaak met de kano’s die te huur waren en die als schelpen op elkaar waren gestapeld, en langs het benzinestation, waar een werknemer tegen een muur leunde en zijn nagels stond te bestuderen. Hier kom ik vandaan, dacht Sullivan. Hij bereikte de plaats van bestemming en veegde zijn laarzen op een rieten mat waar ‘Davidson & Sons’ op stond. Hij zag dat er een kleine camera boven de deur hing en trok werktuiglijk zijn muts van zijn hoofd, haalde een hand door zijn dikke, brui - ne haar en keek in de lens. Toen er na een poosje niemand rea - geerde, ging hij naar binnen. Het was zo warm in het uitvaartcentrum dat het bijna verstik - kend was. De muren waren bedekt met donkere eiken panelen. Op een bureau zonder stoel lag een opengeslagen register. ‘Kan ik u helpen?’ De directeur was een lange, benige man van ergens achter in de zestig. Hij had een vale huid, borstelige wenkbrauwen en
12 • Mitch Albom piekerig, strokleurig haar. Hij stond met gevouwen handen naar Sully te kijken en zei: ‘Ik ben Horace Bulfin.’ ‘Sully Harding.’ ‘A c h j a . ’ Ach ja, dacht Sully, de man die niet op de begrafenis van zijn vrouw kon komen omdat hij in de gevangenis zat. Dat deed Sul - ly nu: onafgemaakte zinnen afmaken, omdat hij had gemerkt dat woorden die niet werden uitgesproken luider klonken dan woorden die wel werden uitgesproken. ‘Giselle was mijn vrouw.’ ‘Gecondoleerd, meneer Harding.’ ‘ Dank u.’ ‘Het was een prachtige plechtigheid. Ik neem aan dat u dat van de familie gehoord hebt.’ ‘Ik bén de familie.’ ‘Uiteraard.’ Ze stonden zwijgend bij elkaar. ‘Waar is de as?’ vroeg Sully. ‘In onze urnenbewaarplaats. Ik zal de sleutel halen.’ Hij ging zijn kantoor binnen. Sully pakte een folder van een tafel. Hij sloeg hem open en las een stukje over crematie. Gecremeerde stoffelijke resten kunnen worden uitgestrooid over zee, in een heliumballon worden geplaatst, uit een vliegtuig worden geworpen… Sully gooide de folder weer op de tafel. Uit een vliegtuig geworpen . Zo wreed kon zelfs God niet zijn. Twintig minuten later verliet hij het gebouw met de as van zijn vrouw in een engelvormige urn. Hij probeerde de urn in één hand te dragen, maar dat voelde te nonchalant. Toen probeer - de hij het met twee handen, maar dat voelde als een soort offer. Ten slotte drukte hij de urn tegen zijn borst, zoals een kind een
Telefoon vanuit de hemel • 13 schooltas kan dragen. Zo liep hij een kleine kilometer door de straten van Coldwater, met zijn hakken spattend door het regen - water. Toen hij bij een bankje kwam dat voor het postkantoor stond, ging hij zitten en zette de urn voorzichtig naast zich neer. Het hield op met regenen. In de verte beierden kerkklokken. Sully sloot zijn ogen en beeldde zich in dat Giselle zich tegen hem aan vlijde, met haar zeegroene ogen, haar gitzwarte haar, haar tengere lichaam en haar smalle schouders, en fluisterde: ‘Bescherm me.’ Uiteindelijk had hij dat niet gedaan. Hij had haar niet be - schermd. Dat zou nooit meer veranderen. Hij bleef heel lang op dat bankje zitten, een gevallen man met zijn porseleinen engel, alsof ze samen op de bus wachtten. Het nieuws over het leven wordt doorgegeven via de telefoon. De geboorte van een baby, een stel dat zich verlooft, een tragisch ongeluk op een nachtelijke snelweg – de meeste mijlpalen van de reis die de mens maakt, of ze nu goed zijn of moeilijk, worden aangekondigd door een rinkelend geluid. Tess zat op haar keukenvloer te wachten tot ze dat geluid weer hoorde. De afgelopen weken had ze via haar telefoon verbijste - rend nieuws gehoord. Op de één of andere manier bestónd haar moeder, ergens. Ze dacht voor de zoveelste keer terug aan het laatste gesprek. ‘Tess, lieverd, houd op met huilen…’ ‘Het kan niet dat jij het bent.’ ‘Ik ben hier, alles gaat goed.’ Dat zei haar moeder altijd als ze belde wanneer ze op reis was – vanuit een hotel, een kuuroord, zelfs als ze op een halfuurtje rijden op familiebezoek was. Ik ben hier, alles gaat goed. ‘Het kan niet.’ ‘Alles kan. Ik ben bij de Heer. Ik wil je iets vertellen over…’ ‘Waarover, mam? Waarover?’ ‘Over de hemel.’
14 • Mitch Albom De lijn viel stil. Tess staarde naar de hoorn alsof ze een menselijk bot vasthield. Het was volkomen onlogisch. Dat wist ze. Maar een moederstem is anders dan alle andere, we herkennen elke trilling en elk gefluisterd woord, elk jodeltje en elke gil. Er was geen twijfel mogelijk. Ze was het. Tess trok haar knieën tegen haar borst. Sinds het eerste tele - foontje was ze het huis niet uit geweest. Ze at niets anders dan crackers, muesli, hardgekookte eieren, alles wat ze maar kon vinden. Ze was niet naar haar werk geweest, ze had geen bood - schappen gedaan, ze had zelfs de post niet uit de brievenbus ge - haald, die aan het einde van de oprijlaan stond. Ze streek met een hand door haar lange, ongewassen blonde haar. Iemand die haar huis niet uit kwam vanwege een wonder? Wat zouden de mensen zeggen? Het kon haar niet schelen. Een paar woorden uit de hemel hadden alle woorden op aarde onbe - langrijk gemaakt. Jack Sellers zat achter zijn bureau in het oude, verbouwde huis van witte baksteen dat als het hoofdbureau van de politie van Coldwater fungeerde. Zijn medewerkers dachten dat hij rappor - ten typte. Maar ook hij wachtte tot de telefoon ging. Hij had de bizarste week uit zijn leven achter de rug. Hij was twee keer gebeld door zijn overleden zoon. Twee gesprekken waarvan hij had gedacht dat hij ze nooit meer zou voeren. Hij had het nog steeds niet aan zijn ex-vrouw verteld, Doreen, de moeder van Robbie. Ze had na de dood van hun zoon een de - pressie gekregen. Wat zou hij moeten zeggen? Dat hun gesneu - velde zoon nu ergens leefde? Dat de toegangspoort naar de he - mel op zijn bureau stond? En dan? Jack had zelf geen idee wat hij ervan moest denken. Hij wist alleen dat hij elke keer wanneer de telefoon ging, naar de hoorn greep alsof het een gewapende overvaller was.
Telefoon vanuit de hemel • 15 De tweede keer was hij net als de eerste op vrijdagmiddag ge - beld. Hij hoorde geruis en vervolgens een suizend geluid dat steeds harder werd en dan weer zachter. ‘Met mij, pap.’ ‘Robbie…’ ‘Het gaat goed met me, pap. Er zijn hier geen slechte dagen.’ ‘Waar ben je?’ ‘Dat weet je wel, pap. Het is hier fantastisch…’ Toen een klik. Jack gilde: ‘Hallo? Halló?’ Hij zag zijn collega’s kijken en deed de deur dicht. Even later ging de telefoon opnieuw. Toen hij op het schermpje keek, zag hij dat het net als de vorige keren een onbekend nummer was. ‘Hallo?’ fluisterde hij. ‘Zeg tegen mama dat ze niet moet huilen… Als we wisten wat ons te wachten stond, hadden we ons nooit zorgen gemaakt.’ Als je eenmaal een zus hebt, heb je haar voor altijd, zelfs als je haar niet langer kunt zien of aanraken. Katherine Yellin lag op haar bed, met haar rode haar op het kussen. Ze sloeg haar armen over elkaar en kneep in de roze klaptelefoon die vroeger van Diane was geweest, de Samsung met op de achterkant een glittersticker van een schoen met een hoge hak, die duidelijk maakte hoe dol Diane op mode was. ‘Het is hier fijner dan we hadden kunnen dromen, Kath.’ Dat had Diane gezegd toen ze de tweede keer belde. Dat was op een vrijdag geweest, net als de eerste keer en net als bij al die andere merkwaardige telefoontjes die mensen in Coldwater had - den ontvangen. Fijner dan we hadden kunnen dromen. Het woord dat Katherine vooral zo heerlijk vond, was we . Katherine en Diane Yellin hadden altijd een speciale band ge - had, en als een twee-eenheid hadden ze tegen het kleinsteedse leven opgebokst. Diane, die twee jaar ouder was, had Katheri - ne elke dag lopend naar school gebracht, had de weg voor haar
16 • Mitch Albom geëffend bij de padvindsters, kon haar beugel voorgoed uitdoen toen Katherine de hare kreeg, en weigerde bij een schoolfeest de dansvloer op te gaan tot Katherine ook iemand had om mee te dansen. Beide meisjes hadden lange benen en stevige schouders en konden ’s zomers in het meer wel anderhalve kilometer aan één stuk zwemmen. Ze deden dezelfde beroepsopleiding. Toen Diane trouwde, was Katherine haar getuige, en drie jaar later, ook in juni, waren de rollen omgedraaid. Ze kregen allebei twee kinderen, meisjes voor Diane, jongens voor Katherine. Ze woon - den amper twee kilometer bij elkaar vandaan. Ze schéídden zelfs binnen een jaar na elkaar. Alleen qua gezondheid liep het anders. Diane had last van mi - graine, een onregelmatige hartslag en een hoge bloeddruk, en op zesenveertigjarige leeftijd overleed ze volkomen onverwacht aan een aneurysma. Katherine stond erom bekend dat ze nooit een dag ziek was. Daar had ze zich jarenlang schuldig over ge - voeld, maar nu begreep ze waarom de Heer Diane – die lieve, kwetsbare Diane – tot Zich had geroepen. Hij wilde dat zij liet zien dat de gelovigen de eeuwigheid wacht. ‘Het is hier fijner dan we hadden kunnen dromen, Kath.’ Katherine glimlachte. We. Dankzij de roze telefoon die ze te - gen haar borst drukte, had ze de zus herontdekt die ze nooit kon verliezen. En ze was niet van plan erover te zwijgen.
De derde week J e moet opnieuw beginnen, zeggen ze. Maar het leven is geen bordspel, en als je een dierbare verliest, is er nooit echt sprake van ‘opnieuw beginnen’. Meer van ‘doorgaan zonder’. Sully’s vrouw was er niet meer. Ze was overleden nadat ze lan - ge tijd in coma had gelegen. Volgens het ziekenhuis had ze haar laatste adem uitgeblazen tijdens een onweersbui op de eerste dag van de zomer. Sully zat toen nog in de gevangenis, hij zou negen weken later vrijkomen. Toen ze hem het nieuws vertel - den, voelde heel zijn lichaam als verdoofd. Het was net alsof hij hoorde dat de aarde was vergaan terwijl hij op de maan stond. Hij moest nu voortdurend aan Giselle denken, ook al bracht elke gedachte de schaduw mee van hun laatste dag samen, het ongeluk, het vuur, hoe heel zijn wereld in één harde klap was veranderd. Maar dat kon hem niet schelen. Hij koesterde zijn treurige herinnering aan haar, omdat dat de enige manier was waarop hij haar nog een beetje bij zich kon hebben. Hij zette de engelvormige urn naast de bank waar Jules, die over twee maan - den zeven werd, lag te slapen. Sully plofte neer in de stoel. Hij moest nog wennen aan zijn vrijheid. Je zou denken dat iemand die tien maanden opgeslo - ten had gezeten, zou genieten van zijn vrijheid. Maar lichaam en geest passen zich aan de omstandigheden aan, hoe vreselijk die misschien ook zijn, en er waren nog steeds momenten waar - op Sully futloos als een gevangene naar de muren staarde. Hij
18 • Mitch Albom moest zichzelf eraan herinneren dat hij kon opstaan en naar buiten kon gaan. Hij pakte een sigaret en keek om zich heen in het goedkope flatje op de eerste verdieping, dat nog onwennig voelde en dat werd verwarmd door een kleine radiator. Buiten voor het raam stond een groepje pijnbomen, met daarachter een helling naar een riviertje. Hij herinnerde zich dat hij daar als jongen kikkers had gevangen. Sully was teruggekomen naar Coldwater omdat zijn ouders tijdens het proces en zijn gevangenschap voor Jules hadden ge - zorgd, en hij het leven van de jongen niet nog meer overhoop wilde gooien dan hij al had gedaan. Waar zou hij trouwens heen moeten? Zijn baan en zijn huis had hij niet meer. Zijn geld was opgegaan aan advocaten. Hij keek toe hoe twee eekhoorns el - kaar langs een boomstam achtervolgden en maakte zichzelf wijs dat Giselle zich hier misschien wel thuis had gevoeld als ze een - maal was gewend aan de locatie, de omvang, de viezigheid en de bladderende verf. Sully schrok op toen er geklopt werd. Hij keek door het spionne - tje en zag Mark Ashton op de gang staan, met twee boodschap - pentassen in zijn handen. Mark en Sully hadden samen bij de marine gezeten. Ze waren allebei straaljagerpiloot. Sully had Mark sinds zijn veroordeling niet meer gezien. ‘Hé,’ zei Mark toen de deur openging. ‘Hoi,’ antwoordde Sully. ‘Leuk plekje – voor een terrorist.’ ‘Ben je helemaal uit Detroit hiernaartoe komen rijden?’ ‘Ja. Laat je me nog binnen?’ Ze omhelsden elkaar vluchtig en onbeholpen en toen liep Mark achter Sully aan de huiskamer in. Hij zag Jules op de bank liggen en vroeg zacht: ‘Slaapt hij?’ ‘ Ja.’
Telefoon vanuit de hemel • 19 ‘Ik heb Oreo’s voor hem gekocht. Daar houden alle kinderen van, toch?’ Mark zette de tassen tussen onuitgepakte dozen op het aan - recht. Hij zag een asbak vol peuken en meerdere glazen in de gootsteen, van die kleine glazen waar je alcohol uit drinkt en geen water. ‘Dus…’ zei hij. Nu hij de tassen niet meer vasthield, had Mark geen afleiding meer. Hij keek naar Sully’s gezicht – Sully, zijn oude vliegmak - ker, wiens jongensachtige uiterlijk en verblufte gezichtsuitdruk - king een beetje deden denken aan de enthousiaste footballspeler die hij vroeger op de middelbare school was geweest, maar dan magerder en ouder, vooral rond de ogen. ‘Ben je hier opgegroeid?’ ‘Nu snap je waarom ik hier ben weggegaan.’ ‘Red je het een beetje?’ Sully haalde zijn schouders op. ‘Luister, het is vreselijk. Wat er met Giselle is gebeurd…’ ‘ Ja.’ ‘Ik vind het heel erg voor je.’ ‘ Ja.’ ‘Ik dacht dat ze je wel naar de begrafenis zouden laten gaan.’ ‘Je weet hoe streng de regels zijn bij de marine.’ ‘Het was een mooie dienst.’ ‘Dat hoorde ik, ja.’ ‘En verder…’ Sully keek op. ‘De mensen weten het,’ zei Mark. Sully maakte de onafgemaakte zin af en dacht: ze weten dat je gevangen hebt gezeten. Ze weten niet of dat verdiend was. ‘Ik heb geprobeerd je op te zoeken.’ ‘Ik wilde geen bezoek.’ ‘Het was raar voor de jongens.’ ‘Het geeft niet.’