2 Originally published in the U.S.A. under the title: Until We Find Home by Cathy Gohlke Copyright © 2017 by Cathy Gohlke Dutch edition © 2019 by Uitgeverij Den Hertog B.V. with permission of Tyndale House Publishers, Inc. All rights reserved. vertaling: Carianne van Holst ISBN 978 90 331 2951 3 www.uitgeverijdenhertog.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor Aimee Claire Wiens naam toepasselijk Geliefde en Stralend betekent Jij bent mijn licht en vreugde, lieve kleindochter Met al mijn nimmer aflatende liefde a Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn. 1 Johannes 4:18
3 Ik wil mijn grote waardering en dankbaarheid uitspreken aan wijlen C.S. Lewis voor zijn radio-uitzendingen en geschriften, en voor het vastleggen van zijn reis van atheïsme naar theïsme, en vervolgens naar het christelijk geloof. In een tijd waarin Engeland en de wereld grote behoefte hadden aan een stem van rede en hoop, bereikten zijn geschriften en radio-uitzendingen duizenden. Die uitzendingen, die later gebundeld en geredigeerd werden tot zijn boek Onversneden Christendom, bereiken en inspireren vandaag de dag nog steeds miljoenen mensen, evenals zijn vele brieven, lezingen, en boeken voor volwassenen en kinderen. Mijn speciale waardering gaat uit naar wijlen Beatrix Potter, de bestverkochte kinderboekenauteur en illustrator ter wereld, voor haar geweldige, tijdloze verhalen en tekeningen. Met haar inkom - sten kocht Beatrix Potter Heelis meer dan vierduizend hectare ongerepte grond en boerderijen in het prachtige Lake District van Engeland, die ze door middel van de National Trust heeft laten beschermen. Een van de boerderijen is Hill Top Farm, die geopend is voor publiek. In de vertrekken en tuinen van Hill Top kunnen bezoekers een glimp opvangen van inspiratiebronnen voor de vele verhalen van de auteur. Een woord van dank aan degenen die dagboeken bijhielden, in het bijzonder voor het Mass Observation Project – een groots opgezet Brits onderzoeksproject waarbij talloze vrijwilligers het leven van alledag vastlegden. Dit project startte kort voor de Tweede Wereld - oorlog en liep daarna nog lang door. Dank aan de beheerders van historische locaties en musea in Engeland, en aan de gidsen die net
4 zoveel van ons erfgoed houden als ik. Bedankt, Natasha Kern, mijn vriendin en literair agent, die heeft geloofd in mijn schrijfwerk en levensreis. Bedankt, Stephanie Broene, Sarah Rische en Shaina Turner, mijn bekwame en inspi - rerende redacteuren bij Tyndale. Mijn speciale dank gaat uit naar Sarah Rische voor het herzien van de tijdlijn van dit verhaal. Dat maakte echt het verschil. Dank aan het hele team van Tyndale: senior marketing manager Kristin Magnesen, uitgever Kristen Schumacher, en iedereen die eraan bijgedragen heeft om dit boek bij de lezers te krijgen. Mijn zoon Daniël, bedankt voor het vertalen van de Franse woorden en zinnen in dit boek en in mijn andere boeken. Elisabeth, mijn dochter, bedankt dat je een levenslange liefde voor tuinen met mij deelt, en vooral voor het boek The Secret Garden van Frances Hodgson Burnett. Terri Gillespie, bedankt voor het brainstormen, het lezen van het manuscript, en het leveren van waardevolle inzichten in de Joodse religie en cultuur. Carrie Turansky, bedankt voor de geweldige gezamenlijke onderzoeksreis naar Engeland en Schotland, en voor het lezen van dit manuscript. Onze avonturen in Windermere en het Lake District hebben dit boek gevormd en tot leven gebracht. Ik wil jullie allebei bedanken dat jullie me geduldig hebben ver - dragen in tijden van gezondheidsproblemen en schrijversangst. Ik kan me dit verhaal of deze levensreis niet zonder jullie voorstellen. Een extra woord van dank aan de Facebook-groep Transformational Fiction Fans, en aan Liz Curtis Higgs en onze Schotse Standby Sis - ters. Carrie Turansky en ik hebben samen met jullie onder leiding van Liz Curtis Higgs de prachtige reis gemaakt naar de Schotse hooglanden, eilanden en tuinen. Jullie hebben allemaal voor mij op de bres gestaan, mij aangemoedigd, voor mij gebeden, mij overladen met e-mails en kaarten, en erin geloofd dat ik beter zou worden. God blijft jullie gebeden verhoren. Bijzonder veel vreugde en dank aan mijn lieve familie – wat zou ik
5 zonder jullie moeten? Jullie hebben me gezegend met jullie liefde, verhalen, inzichten, meedenken, gebeden, bemoediging, en ook ontelbare keren met kostbaar geduld. Bedankt, mijn lieve man, kinderen, moeder, zus, broers, nichtjes, neefjes, en de generaties die daar snel op volgen – inclusief alle lieve echtgenoten – en mijn twee dierbare kleindochters. Elke nieuwe dag wordt door jullie opgevrolijkt. Een speciaal woord van dank aan oom Wilbur Goforth, die mij altijd weer wijst op onze afhankelijkheid van God – en niet alleen met woorden. Oom Wilbur, dank u wel voor uw lichtend voorbeeld! Boven alles wil ik God met vreugde dank toebrengen voor Zijn vergeving, voor Zijn dagelijkse bescherming van mijn leven, voor de hoop voor de eeuwigheid, voor het feit dat Hij mij een familie en de gave van het schrijven geschonken heeft, en voor de gele - genheid om boeken te schrijven die de troost bevatten waarmee ik overvloedig en onverdiend gezegend ben. Cathy Gohlke
6
7 mei 1940 Bliksem doorkliefde de nachtelijke hemel boven Parijs. Boven de etalage van de boekhandel aan de overkant van de straat werden even de letters zichtbaar: La Maison des Amis des Livres. De regen sloeg tegen de ruiten van Shakespeare and Company. De openstaande luiken bonkten tegen de gevel. Opnieuw dreunde de donder. Claire Stewart liet het zware verduisteringsgordijn weer op zijn plek vallen. ‘Het lijken wel kanonschoten!’ Ze trok de riem van haar regenjas strakker om zich heen. ‘Je moet gaan,’ drong Josephine aan. ‘De vrachtwagenchauffeur zal niet wachten. Dit is zijn laatste rit naar Calais. Hij is erg zenuw - achtig, zelfs nu. Arnaud heeft tegen je gezegd ...’ ‘Arnaud heeft beloofd dat hij hierheen zou komen. Ik zal niet zon - der hem vertrekken. Ik ken onze Britse contactpersoon niet eens.’ ‘Je kent Arnaud. Hij zal hierheen komen als hij daartoe in staat is – ongetwijfeld op het laatste moment.’ Josephine Ganute kreunde en duwde Claire zacht maar vastberaden richting de deur. ‘Dit is de laatste groep, en de laatste chauffeur die bereid is om te gaan. Hij is gek om het te proberen. De wegen zijn ongetwijfeld vol met mensen die de stad ontvluchten. Calais is een vluchtelingenkamp – zelfs afgelopen week al. Als je nu niet vertrekt, zullen de kinderen nooit ...’ ‘Maar ik weet niet waar ik heen moet wanneer we daar aankomen!’ De druk in Claires hart nam toe. Josephine was Frans en vijf jaar ouder dan zij. Ze kon niet begrijpen hoe bang Claire zich voelde.
8 Josephine: een van de vele beginnende schrijvers, alweer iemand die was aan komen waaien om zich te vestigen tussen de zwaarbeladen planken van de Amerikaanse boekhandel van Sylvia Beach. ‘De chauffeur kent de visser van de andere kant van het Kanaal. Arnaud zal je ongetwijfeld in Calais opzoeken, en zo niet, dan bij de kust.’ ‘Maar wat als dat niet zo is? Wat als ze hem hebben opgepakt?’ zei Claire smekend, hoewel ze zichzelf erom verafschuwde. Maar de mogelijkheid grijnsde haar aan. Arnaud – haar heroïsche Arnaud – nam zulke grote risico’s te midden van de Duitsgezinde mensen. Hij had zoveel Joodse gezinnen onder hun neus weg gesmokkeld – van Duitsland naar Zwitserland en naar Frankrijk. Nu de oorlog was uitgebroken en de Duitse troepen voor de deur stonden, wa - ren ze niet langer veilig in Frankrijk. Arnaud beschouwde zichzelf – beschouwde hen – als de enige hoop voor Joodse kinderen, en daarom hield Claire van hem. Verkenning, smokkel, verzet – woor - den die zo spannend klonken in romans, maar in het echte leven onuitvoerbaar en gevaarlijk waren. Josephine stapte dichterbij. Haar magere vingers grepen Claires gezicht beet. ‘Claire, Arnaud is daar te slim voor. Je hebt zijn be - richt gelezen. De Duitsers zullen deze kinderen gaan oppakken, zoals ze nu al doen met de Joodse kinderen in hun eigen land. Breng ze nu het land uit, voordat de troepen arriveren – en dat zal zeker gebeuren. Dat is wat er nu toe doet. Al het andere komt later. Comprenez-vous?’ Claire knikte en slikte het maagzuur weg dat in haar keel omhoog kwam. Natuurlijk begreep ze dat. De nazi’s en hun tanks begaven zich richting het westen; dat had de beste inlichtingendienst be - vestigd. Ik wil er ook alles aan doen om deze kinderen in veiligheid te brengen, maar ik kan het niet alleen. Claire wierp een laatste blik op de flauw verlichte gangpaden die in gevaar werden gebracht door de scheve en torenhoge stapels romans. Ze wierp een laatste blik op de tafels en stoelen die kriskras door
9 elkaar stonden van het thee-uurtje eerder op de avond waarbij ze hoogdravende literatuur hadden besproken. Op de stoel waarop meneer Hemingway – haar meneer Hemingway – per se achterover wilde leunen terwijl hij rookte. Op het bureau waarvan gezegd werd dat James Joyce het ooit voor zichzelf had opgeëist. Ze aarzelde bij de deur. Maar hij ging open, en Josephine duwde haar het donker in, in de striemende regen. De klik van de deur die achter haar in het slot viel, klonk Claire definitief in de oren. ‘Vite! Vite!’ riep de vrachtwagenchauffeur vanaf de straat, en hij sloeg met zijn vuist tegen zijn deur. ‘Kom nu, anders vertrek ik!’ Claire rende door het steegje en ze voelde haar voeten nat worden door de diepe plassen. Ze klauterde over de achterklep in de laad - bak die met canvas overdekt was en veegde over haar gezicht. Ze rilde vanwege het regenwater dat in koude straaltjes langs haar rug liep. De vrachtwagen schoot vooruit en reed met een bons van de stoep af. ‘Pardon, désolée!’ Claire klom onbeholpen en onhandig over een kluwen kleine armen en benen – kinderen die ze niet kon zien in het donker. Hijgend vond Claire beschutting bij de houten wand achter de cabine. Het was te duister om de kinderen te kunnen onderscheiden, of om het aantal ledematen waar ze overheen was geklommen te tellen, maar er leek meer ruimte dan er had moeten zijn. Zelfs twintig zouden er nog te weinig zijn nu er zoveel mensen wanhopig probeer - den om Parijs te verlaten. Ze moest naar hun namen en de namen van hun ouders vragen om ze te noteren. Op een dag zullen deze kinderen terugkeren naar Frankrijk en naar hun familie – wanneer deze krankzinnigheid voorbij is. De lijst met namen en adressen die onder de vloerplanken van Shakespeare and Company verborgen ligt, biedt het enige houvast waarmee we hen zullen kunnen verenigen. a
10 Het was nog steeds donker in de wagenbak van de vrachtauto toen het voertuig eindelijk schokkend tot stilstand kwam. Claire werd wakker en wreef over haar stijve nek. Eén van de kleintjes was in de loop van de nacht op haar schoot gekropen; een ander leunde met een slaperig hoofd tegen haar schouder. Spreekt iemand van hen Engels? Ik ben nu tien maanden in Parijs, en mijn Frans laat nog steeds veel te wensen over. Ondanks de harde regen zuiverde de geur van de frisse Kanaal-lucht haar neusgaten. Claire drukte haar hoofd tegen de houten latten. Eindelijk. Alsjeblieft Arnaud, zorg dat je hier bent. Zorg dat je hier bent en help me om deze kinderen in veiligheid te brengen. Ze hoopte op een voorspoedig vaarwel en een snelle terugkeer naar Parijs, waar ze Josephine in de achterkamer van hun geliefde, vertrouwde boekhandel met een fles wijn en bij een warm vuur zouden trakteren op verhalen over hun meest recente heldendaad. Arnaud en ik zullen lachen om het gevaar dat we getrotseerd hebben en plannen beramen voor ons volgende avontuur. We zullen ons ge - heim zelfs voor Sylvia verborgen houden. Zij loopt al genoeg risico als eigenares van de boekhandel en door Joden in dienst te nemen. Claires mijmeringen werden onderbroken door luide mannenstem - men buiten de vrachtwagen die een heftige en bezielde discussie voerden in het Frans. Ze praatten zo hard en afgemeten dat ze de woorden niet kon verstaan. Claire schudde aan de arm van het kind naast haar en verschoof het kleintje op haar schoot. ‘Réveillez-vous. Restez silencieux. Wakker worden. Maar blijf stil.’ Ze lachte in het donker en hoopte dat er troost en vertrouwen in haar stem door zou klinken, hoopte dat ze iets begrepen van haar mengeling van Frans en Engels. Ze had medelijden met hen omdat ze de hele nacht heen en weer waren geslingerd met nauwelijks meer dan de kleding aan hun lijf ... had medelijden met hen omdat ze ouders en oudere broers of zussen achter hadden moeten laten van wie ze hielden, en die ongetwijfeld ook van hen hielden. Ze slikte en probeerde zich een
11 dergelijke liefde voor te stellen. Op weg naar een vreemd land waar je weinig van de taal zult begrijpen. Arme stakkers, die hun huis en geliefde Parijs in de lente moeten ontvluchten. Arme, dappere soldaatjes. Claire wist dat ze geen tijd moesten verliezen en duwde zachtjes het kind van haar schoot en kroop richting de laadklep. Ze gluurde onder het canvas door, popelend om een blik op te vangen van de omgeving en om hun chauffeur aan te sporen om hun missie voort te zetten. De motor brulde. De banden slipten en de vrachtwagen kwam schokkend weer in beweging. De plotselinge scherpe bocht en het gepiep van de rem deden alle kinderen gillen. Claires hoofd sloeg tegen de laadklep. Een van de oudere kinderen trok haar terug naar het midden van de laadbak. ‘Mademoiselle!’ ‘Het gaat wel. Het gaat goed,’ mompelde Claire, terwijl ze haar hand naar haar voorhoofd bracht. Maar haar vingers werden plakkerig toen ze eraan voelde. De vrachtwagen reed hobbelend in snelle vaart nog ongeveer een kilometer door. Eindelijk trapte de chauffeur weer op de rem. Claire was nog steeds versuft en bleef op de vloer liggen. Er moes - ten vijf minuten verstreken zijn voordat de chauffeur het canvas optilde. ‘Vite! Kom snel – nu!’ Hij deed de laadklep open en tilde de kinderen naar beneden bij het flauwe licht van een afgeschermde lantaarn. ‘Pak jullie spullen – alles. Laat niets achter!’ ‘Arnaud?’ fluisterde Claire in de stromende regen. Haar blik was troebel en haar hoofd bonsde. ‘Hij is hier niet.’ De paniek van de chauffeur was in elk woord te horen. ‘De contactpersoon van de visser zei dat hij niet gekomen is; en de begeleider van de kinderen ook niet. Het tij is aan het keren, we hebben geen moment te verliezen. Ren nu meteen naar de rand van het water!’ Hij duwde de kinderen richting de oever. De kleintjes grepen de handen van de oudere, langere kinderen beet, en ze liepen allemaal struikelend achter een visserman aan
12 die gehuld was in een regenjas en een lantaarn droeg die een flauw licht verspreidde. ‘Een vissersboot ... op het Kanaal ... in een nacht als deze?’ Claires slapen klopten en ze bleef zich duizelig voelen. ‘Is dat veilig?’ ‘Het is veiliger voor hen dan Parijs.’ ‘Ze moeten op hun begeleider wachten. We kunnen hen niet alleen wegsturen.’ ‘Heeft u me niet gehoord, mademoiselle? Het tij is aan het keren. Voor het opnieuw keert, zal het al dag zijn. De kapitein kan niet wachten. Hij weigert om op een ander moment terug te komen.’ De stinkende adem van de chauffeur dreigde haar te overweldigen. ‘U moet met hen meegaan, mademoiselle. Tout de suite!’ ‘Ik? Nee, u begrijpt het verkeerd. Ik blijf hier ... ik ga terug naar Parijs. Er zijn meer kinderen die geholpen moeten worden. Deze zullen veilig zijn in Engeland, maar ik ben nodig ...’ ‘Ze kunnen niet zonder begeleider gaan. Uw Engelse visser zal hen niet alleen meenemen. Er is niemand anders, en er zullen geen overtochten meer volgen. Het is dwaas om te wachten!’ Claire telde de wazige silhouetten van de kinderen die afstaken te - gen de lantaarn van de visser terwijl ze over de zijkant van de boot klauterden. Vijf. Slechts vijf kinderen, van heel klein tot één die bijna zo lang was als Claire. Ze sloot haar ogen en schudde moei - zaam haar pijnlijke hoofd. ‘Hij kan toch zeker wel vijf kinderen onder de duim houden. Ik moet terugkeren naar Arnaud. Ik weet niet wat er met hem is gebeurd.’ ‘Ha! Het lijkt erop dat hij u in de steek heeft gelaten, chérie!’ Dat was nu precies waar ze elke dag bang voor was – dat hij haar in de steek zou laten, dat hij niet van haar hield zoals zij van hem hield. Maar toch schudde ze haar hoofd om aan te geven dat hij dat nooit zou doen. Er liep iets warms en vochtigs in haar oog. ‘Dan moet u met de kinderen meegaan, monsieur – u bent verant - woordelijk voor hen. Arnaud heeft u betaald. Alstublieft, ik moet terugkeren naar Parijs.’
13 Hij sloeg de laadklep dicht. ‘U bent gek, mademoiselle. Ik ga u er niet heen brengen. En ik ben niet verantwoordelijk voor deze kin - deren. Ik heb gedaan waarvoor ik betaald ben. Ik zal mijn leven of mijn familie niet in de waagschaal stellen.’ Ongelovig trok Claire aan zijn arm terwijl hij in de vrachtwagen klom. ‘Wacht! Ik zal morgenavond met hen meegaan als de con - tactpersoon niet komt.’ Ze leunde tegen de deur van de cabine. ‘Laat me met de visser praten om hem te vragen om nog één dag te wachten, alleen maar tot morgenavond. Arnaud zal komen, dat weet ik zeker!’ ‘Ik heb toch tegen u gezegd dat dit zijn laatste overtocht is. Hij is nu al dwaas om het te proberen.’ De chauffeur duwde haar weg. ‘Jullie mogen van geluk spreken als je de haven uit kunt komen.’ Claires hoofd gonsde en duizelde. De vrachtwagen kwam opnieuw brullend tot leven en reed achteruit. De slippende banden besproei - den haar met koude regen en vulden haar mond met korrelige modder terwijl de duisternis haar omhulde en opslokte. a ‘Sst, ze komt bij,’ fluisterde een vrouwenstem boven Claires bon - zende hoofd. ‘Veeg nu over haar voorhoofd ... snel, voor ze wakker wordt. Het zal meer pijn doen als je het niet doet.’ Een jongen van zo’n acht of negen jaar spuugde in zijn vuile zakdoek en gaf hem aan het meisje dat over haar heen zat gebogen. ‘Maak haar oog schoon, anders wordt ze blind van het bloed.’ ‘O, houd toch je mond,’ beval het mooie meisje. ‘Je zegt de stomste dingen, Gaston.’ Claire kreunde en deed haar ogen weer dicht. Haar bonzende hoofd en draaiende maag vloeiden vanbinnen samen tot één grote beweging. ‘Waar ben ik?’ ‘U bent aan boord van de HMS Miss Bonny Blair,’ kondigde een
14 nieuwe stem aan in het Engels, met een sterk Frans accent. Claire opende één oog en zag een langere jongen van een jaar of elf die te dicht boven haar hing. De jongen bloosde. ‘Dat zei kapitein Beardsley toen wegvoeren in de buurt van Calais. Maar ik vind het schip meer op een vissersboot.’ Hij greep naar een stang boven zijn hoofd om zijn evenwicht te bewaren. ‘Kapitein Beardsley? Een vissersboot?’ Claire hoorde zichzelf op - nieuw kreunen. ‘Aye, aye.’ De jongen die Gaston heette, kwam dichterbij. ‘En wij zijn allemaal zijn maten. Dat is Bertram, mijn broer. Ik ben Gaston, de eerste stuurman van capitaine Beardsley. En u bent de vrouw die hij gered heeft.’ ‘Stil, Gaston! Mademoiselle is onze redder,’ zei de vrouwelijke stem terwijl ze naar adem hapte. ‘Ik ben Jeanine.’ Ze leunde voorover en sprak op vertrouwelijke toon: ‘Ze hebben ons opgedragen om nooit onze achternamen te noemen, maar ik zal u vertellen dat Elise hier mijn zusje is. Deze kleinste is alleen gekomen en heet Aimee. Deze jongens hebben we via monsieur Arnaud ontmoet.’ ‘Arnaud? Is hij hier?’ Claires hart sloeg een slag over. ‘Non, mademoiselle,’ zei Jeanine meelevend. ‘Hij is hier niet. Hij zei tegen ons dat hij zou komen als dat mogelijk was, maar ... U hebt om hem geroepen in uw slaap.’ Claire kwam op één elleboog overeind en voelde aan haar voor - hoofd. ‘Slaap? Hoelang?’ Ik moet kapitein Beardsley overhalen om de boot om te keren. ‘O, uuuren,’ zei Gaston opgewekt en behulpzaam. ‘Wat?’ Ze voelde paniek opkomen. ‘We zijn nu wel in de buurt van de Engelse kust,’ zei Bertram. ‘Wees maar gerust, mademoiselle. Capitaine Beardsley zei dat hij een dokter voor u zal halen wanneer we aan wal zijn.’ ‘Het duurt geen uren om Engeland te bereiken.’ ‘Wel als je de langere route neemt,’ zei Gaston stellig. ‘Le capitaine zei dat we zo wijs als slangen en zo onschuldig als duiven reizen.’
15 Wat zou hij daarmee bedoelen? Maar Claires hoofd deed te veel pijn om daar nu over na te denken. Ze ging weer op het geïmprovi - seerde bed liggen en sloot haar ogen vanwege de deinende muren en haar draaiende maag. Ze had er bij mooi weer al een hekel aan om het Kanaal over te steken, laat staan met een stormachtige zee. Die idiote zeekapitein. Het laatste wat Claire hoorde, was hoe Gaston Jeanine terechtwees. ‘Waarom zei je nu dat ik stil moest zijn? Wij hebben dat mens toch gered? Dat zei capitaine Beardsley.’