Uitspraken van Jezus
Uitspraken van Jezus
De citaten en verhalen die in dit boekje staan weergegeven, zijn gebaseerd op de vertaling Het Levende Woord, die door Uitgeverij Gideon is uitgegeven in 1976. Uitspraken van Jezus Copyright © 2014 Nederlandse uitgave: Uitgeverij Gideon Omslagontwerp en typografie: Iddo Hoekstra Afbeeldingen: © iStockphoto Jaar van uitgave: april 2014 Uitgave: Gideon, Hoornaar, Nederland ISBN 978-90-5999-071-5 NUR 707 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden ver veelvoudigd, opgeslagen in een databank, of doorgegeven in welke vorm of op welke wijze dan ook – elektronisch, mechanisch, gekopieerd, gescand of op enige andere wijze – behalve voor kor te citaten in recensies of ar tikelen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reser ved. No por tion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, mechanical,photocopy, recording, scanning, or other – except for brief quotations in critical reviews or ar ticles, without the prior written permission of the publisher .
Inhoud Van de uitgever 7 1. Wie is Jezus? 9 2. Ik ben… 21 3. Bezit 25 4. Politiek, kerk en samenleving 31 5. Huwelijk en seksualiteit 39 6. Kinderen 43 7. Bidden 45 8. Geloof 49 9. Vrede, rust en zekerheid 55 10. Vrijheid 59 11. Blijdschap 63 12. Hoogmoed en nederigheid 67 13. Het vraagstuk van het lijden 71 14. Leven en dood 75 15. Zonde en oordeel 81 16. Koninklijk leven 85 17. Discipelschap 89 18. Jezus’ opdracht voor zijn volgelingen 95 19. De Heilige Geest 99 20. De komende heerschappij 103
Van de uitgever Jaarlijks verschijnen er ook in ons land honderden boeken over Jezus. Dat zou ons als christenen niet hoeven te verba - zen, want Johannes schreef het al aan het einde van zijn evan - gelie: ‘Jezus heeft nog veel meer gedaan. Maar als dat allemaal opgeschreven werd, zou de wereld misschien wel te klein zijn voor al die boeken’ (Johannes 21:25). Geregeld krijgen wij bij Gideon het verzoek of wij oudere titels die niet meer tot ons fonds behoren, opnieuw willen uit - geven. Een dergelijk verzoek kwam ook met betrekking tot dit boekje, Uitspraken van Jezus. Terwijl ik de oude versie van dit boekje doorlas om een be - slissing te kunnen nemen, bekropen mij verschillende gevoe - lens, die ik enigszins als tegenstrijdig beleefde. Mijn eerste gedachte was: Wat heerlijk om gewoon te luisteren naar wat Jezus over verschillende thema’s te zeggen heeft. Wat is Hij duidelijk en wat maken wij het vaak ingewikkeld! Ik ervoer wat in de vorige inleiding bij dit boekje stond: ‘Een woord van Jezus heeft kracht én gezag.’ Eigenlijk werd de beslissing daarmee voor mij een eenvoudige. Ja, we gaan het doen. En wat een
8 • Uitspraken van Jezus prachtige kennismaking kan dit boekje voor velen zijn met de persoon Jezus Christus. Mijn tweede gedachte was: We zullen er wel heel zorgvuldig mee moeten omgaan, zoals de oorspronkelijke samenstellers dat destijds ook hebben gedaan. Je kunt uitspraken van Jezus letterlijk overnemen uit de Bijbel en er toch geen recht aan doen. Door zijn uitspraken uit het ver - band van het Woord te halen, kunnen we Jezus een soort buikspreekpop van onszelf laten worden. Daarom een advies aan de lezer, ook overgenomen uit de oude inleiding: ‘Uiteraard kan dit boekje de Bijbel niet vervangen. Integendeel, het wil juist naar de Bij - bel toe leiden. Een citaat van Jezus is als een bloem uit een weiland. Zoals een bloem in haar natuurlijke omgeving het best tot haar recht komt, zo horen de uitspraken van Jezus in hun context, in de Bijbel. Maar tegelijkertijd kan één bloem, of één boeket bloemen, ook zijn eigen schoonheid en uitwer - king hebben.’ Jezus is het levende Woord. Zijn woorden hebben kracht en gezag. De aangehaalde citaten spreken een duidelijke taal, maar zullen alleen dan een liefdestaal spreken als ze met liefde worden gebruikt door de mensen die ze naspreken. Van harte veel leesplezier en zegen, Gerhard Rijksen uitgever
1. Wie is Jezus? Wat zegt God over Hem? 1. Een stem uit de hemel zei: ‘Dit is mijn Zoon. Ik houd van Hem. Hij is mijn oogappel.’ – Matteüs 3:17 2. Op dat moment kwam er een wolk boven hen en een stem uit die wolk zei: ‘Dit is mijn Zoon. Hem heb Ik lief. Luister naar Hem.’ – Marcus 9:7 Wat zegt Hij over zichzelf? 3. Ik heb alle macht in hemel en op aarde gekregen. – Matteüs 28:18 4. De Vader en Ik zijn één. – Johannes 10:30 5. Het is zoals Ik zeg. Ik ben er al van voor de geboorte van Abraham. – Johannes 8:58
10 • Uitspraken van Jezus 6. Jullie zijn van hier beneden; Ik ben van daar boven. Jullie zijn van deze wereld, maar Ik niet. – Johannes 8:23 7. De Zoon kan niets uit zichzelf. Hij doet alleen wat zijn Vader Hem voordoet. In feite doet de Zoon hetzelfde als zijn Vader. De Vader houdt van de Zoon en laat Hem steeds zien wat Hij doet. Met deze genezing houdt het niet op. De Vader zal Hem nog grotere dingen laten doen. Jullie zullen je ogen nauwelijks kunnen geloven. Zoals de Vader de doden levend maakt, zo zal ook de Zoon levend maken wie Hij wil. De Vader heeft zijn Zoon opgedragen recht te spreken in zijn plaats. Daarom moet iedereen de Zoon even veel eer geven als de Vader. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gestuurd heeft. – Johannes 5:19-23 8. Ik ben de A en de Z, het begin en het einde van alles. – Openbaring 1:8 Wat zeggen anderen over Hem 9. Bij het aanbreken van de dag kwam de Hoge Raad bijeen. Jezus werd voorgeleid en moest zeggen of Hij de Chris - tus was of niet. Hij antwoordde: ‘Als Ik het u zeg, gelooft u Me toch niet. U wilt zelfs geen antwoord geven op mijn vragen. Maar het duurt niet lang meer, dan zal Ik, de Mens, zitten op de troon van God, aan zijn rechterhand.’
Wie is Jezus? • 11 ‘Je bent dus de Zoon van God?’ riepen ze in koor. En Hij antwoordde: ‘Nu jullie het zelf zeggen – ja, dat ben Ik.’ – Lucas 22:66-70 10. Toen Jezus in Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leer - lingen: ‘Wat zeggen de mensen eigenlijk over Mij? Wie ben Ik volgens hen?’ ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden ze. ‘En anderen denken dat U Elia bent. Of Jeremia. Of één van de andere profeten.’ ‘En jullie dan?’ vroeg Hij. ‘Wat denken jullie over Mij? Wie ben Ik?’ Simon Petrus nam het woord en zei: ‘U bent de Christus. De Zoon van de levende God.’ – Matteüs 16:13-16 11. ‘Willen jullie ook niet liever je eigen gang gaan?’ vroeg Je - zus aan zijn twaalf leerlingen toen veel van zijn aanhan - gers Hem de rug toekeerden. Simon Petrus antwoordde: ‘Naar wie moeten we toe gaan, Heer? U bent de enige die ons over het eeuwige leven kan vertellen. We weten en geloven al lang dat U de Zoon van God bent.’ – Johannes 6:67-69 12. ‘Thomas, zie je mijn handen en mijn zij?’ zei Jezus. ‘Voel er maar eens aan. Twijfel niet meer. Geloof dat Ik leef!’ ‘Mijn Heer en mijn God,’ stamelde Thomas. ‘Geloof je het nu? Omdat je Mij ziet?’ zei Jezus. ‘Mensen die in Mij geloven, zonder Mij gezien te hebben, die zijn gelukkig.’ – Johannes 20:27-29
12 • Uitspraken van Jezus 13. Toen er nog helemaal niets bestond, was Jezus Christus er al. Hij woonde bij God. Dat is altijd zo geweest. Hij was zèlf God. Hij heeft alles gemaakt. Er bestaat niets, of Hij heeft het gemaakt… Jezus Christus werd dus een mens van vlees en bloed en heeft bij ons gewoond. Wij hebben gezien hoe groot en machtig Hij is, de enige Zoon van God. Hij is één en al genade en waarheid. – Johannes 1:1-3,14 14. Vele van de wonderen die Jezus voor de ogen van zijn leerlingen heeft gedaan, staan niet in dit boek. Ik heb hier enkele verteld om u ervan te overtuigen dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Als u in Hem gelooft, hebt u leven. – Johannes 20:30-31 15. Vroeger heeft God op verschillende manieren tot onze voorouders gesproken, in visioenen en dromen en zelfs van man tot man. Zo liet Hij hun stukje bij beetje weten wat zijn plannen waren. Maar nu, in onze tijd, heeft Hij tot ons gesproken door zijn Zoon, aan wie Hij alles heeft gegeven en door wie Hij de wereld heeft gemaakt en al - les wat er verder bestaat. Gods Zoon straalt van Gods heerlijkheid, en uit alles wat Hij doet, blijkt dat Hij in wezen God is. Hij beheerst het heelal met zijn machtig woord. Door voor ons te sterven, heeft Hij ons gereinigd en onze lijst met zonden uitgewist. Daarna is Hij gaan zitten naast God die in de hemel is. Zo is Hij groter en be -
Wie is Jezus? • 13 langrijker dan de engelen geworden, wat ook blijkt uit de naam die zijn Vader Hem heeft gegeven: Zoon van God. – Hebreeën 1:1-4 16. Ik keerde me om, om te zien wie dat zei, en ik zag zeven gouden olielampen. Tussen de lampen stond iemand die er uitzag als een Mens. Hij droeg een lang kleed dat tot op zijn voeten hing, en Hij had een gouden band om zijn borst. Zijn haar was zo wit als wol, ja, zo wit als sneeuw, en zijn ogen schitterden als vuur. Zijn voeten glansden als gesmolten brons en Hij had een stem als een donderende waterval. In zijn rechterhand hield Hij zeven sterren; uit zijn mond kwam een scherp tweesnijdend zwaard, en zijn gezicht straalde en schitterde als de felle zon. Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor Hem neer. Maar Hij legde zijn rechterhand op me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. Ik ben de levende. Ik ben dood ge - weest, maar nu leef Ik voor altijd en eeuwig; en Ik heb de dood en zijn rijk in mijn macht. Wees dus niet bang.’ – Openbaring 1:12-18 Wat Jezus’ daden over Hem zeggen 17. De mensen waren verbaasd. Hij sprak als iemand die wist waarover Hij het had. Hij probeerde niet zijn woorden kracht bij te zetten door aan te halen wat anderen had - den gezegd. Dit was iets heel anders dan wat ze gewend waren. – Marcus 1:22
14 • Uitspraken van Jezus 18. In die synagoge was een man met een boze geest. Hij be - gon te schreeuwen: ‘Wat kom je doen, Jezus van Naza - reth? Waar bemoei je je mee? Ben je van plan ons kapot te maken? Denk je dat ik niet weet wie je bent? Jij bent de Zoon van God!’ ‘Zwijg,’ zei Jezus tegen de boze geest. ‘Ga onmiddellijk uit die man!’ De boze geest rukte en trok aan de man, gilde vreselijk en ging uit hem weg. De mensen keken hun ogen uit en begonnen opgewonden te praten. ‘Zoiets hebben we nog nooit eerder gehoord. Hier staat gezàg achter! Deze Jezus zegt tegen de boze geesten dat ze moeten gaan… En ze gaan!’ – Marcus 1:23-27 19. Jezus antwoordde: ‘Ga terug naar Johannes en vertel hem over de wonderen die jullie Mij hebben zien doen. Blinden zijn gaan zien en verlamden zijn gaan lopen. Melaatsen zijn genezen en doven zijn gaan horen. Do - den zijn weer levend gemaakt. En arme mensen horen vertellen over het plan van God. Zeg hem vooral dit: ‘Je bent gelukkig, als je Mij accepteert zoals Ik ben.’ – Matteüs 11:4-6 20. Op een dag kwam een man naar Hem toe, die melaats was. Hij viel voor Jezus op de knieën en smeekte: ‘Als U wilt, kunt U me genezen.’ Toen Jezus zag hoe erg die man er aan toe was, kreeg hij tranen in de ogen. Hij raak - te hem aan en zei: ‘Dat wil Ik. Word gezond.’ En op slag verdween de melaatsheid. De man was genezen! – Marcus 1:40-42
Wie is Jezus? • 15 21. Op een dag dat Jezus de mensen weer over God vertelde, zaten er ook farizeeërs en godsdienstleraars te luisteren. Het leek wel of die mannen overal vandaan kwamen. Uit Galilea, uit Judea, uit Jeruzalem. Jezus was vol van Gods genezende kracht. Er kwamen enkele mannen aan, met een verlamde op een draagbaar. Ze probeerden hem het huis binnen te dragen, tot bij Jezus. Maar er stonden zo - veel mensen, dat het niet lukte. Daarom gingen ze het platte dak op en haalden daar enkele tegels weg. Ze lieten de man op zijn draagbaar door het gat zakken, tussen de mensen, tot vlak voor de voeten van Jezus. Bij het zien van zoveel vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde man: ‘Vriend, je zonden zijn je vergeven.’ ‘Wat denkt die vent wel?!’ mopperden de farizeeërs en godsdienstleraars. ‘Hij beledigt God! Wie kan zonden vergeven dan God al - leen?!’ Jezus wist wel wat er in hen omging en vroeg: ‘Wat mopperen jullie toch? Wat is moeilijker: hem zijn zon - den vergeven of hem genezen? Ik zal jullie laten zien dat Ik de macht heb zonden te vergeven.’ En Hij zei tegen de verlamde: ‘Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.’ Op hetzelfde moment, terwijl iedereen met grote ogen stond te kijken, stond de man op. Hij nam zijn draagbaar onder de arm en liep naar huis. Hij juichte van blijdschap en prees God voor dit wonder. De omstanders wisten niet wat ze zagen. Ook zij prezen God en zeiden vol ontzag: ‘We hebben vandaag ongelofelijke dingen gezien.’ – Lucas 5:17-26
16 • Uitspraken van Jezus 22. Bij de poort van het dorp zag Hij een lange begrafenis - stoet aankomen. De dode was de enige zoon van een vrouw die ook haar man al had verloren. Toen Jezus de vrouw zag, kreeg Hij diep medelijden met haar. ‘Huil maar niet,’ zei Hij, liep naar de baar en legde zijn hand erop. De dragers bleven stil staan. ‘Jongen,’ zei Hij, ‘word weer levend.’ De dode jongen ging zitten en begon te pra - ten. Jezus zei tegen de moeder: ‘Hier heb je je zoon weer.’ – Lucas 7:12-15 23. Hij pakte de blinde man bij de hand en nam hem mee buiten het dorp. Hij spuugde hem in de ogen, legde zijn handen erop en vroeg: ‘Zie je al wat?’ De man keek om zich heen en zei: ‘Ja… ik zie de mensen lopen. Maar… wat raar. Het lijken net bomen.’ Jezus legde zijn handen nog eens op de ogen van de man. Hierna kon hij weer normaal zien. Hij was genezen en zag alles duidelijk. – Marcus 8:23-25 24. Hij stond op het punt weer te vertrekken, toen er een stomme man bij Hem werd gebracht. De man kon niet spreken, omdat er een boze geest in hem zat, die dat ver - hinderde. Jezus joeg die geest uit de man weg. En hij kon spreken. – Matteüs 9:32-33 25. Op een dag stapte Hij met zijn leerlingen in een boot en zei: ‘Kom, we gaan naar de overkant van het meer.’ Tijdens de overtocht viel Hij in slaap. Plotseling stak er
Wie is Jezus? • 17 een vreselijke storm op – de beruchte droge valwind. Het meer werd zo woest, dat er water in de boot sloeg. Het werd heel gevaarlijk. De leerlingen maakten Jezus vlug wakker. ‘Meester! Meester!’ schreeuwden ze. ‘We vergaan.’ Jezus bestrafte de wind en het woeste water, en ze hielden onmiddellijk op. Het werd bladstil. ‘Waar is jullie geloof?’ vroeg Hij aan zijn leerlingen. Ze keken Hem bang aan. Vol ontzag en verbazing zeiden ze tegen elkaar: ‘Wat voor man is Hij? Zelfs de wind en het water doen wat Hij zegt!’ – Lucas 8:22-25 26. Toen Hij al die mensen zag aankomen, vroeg Hij aan Fi - lippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om die mensen te eten te geven?’ Niet dat Jezus eten wilde kopen. Hij was wat anders van plan. Hij was alleen benieuwd wat Filippus zou antwoorden. En Filippus antwoordde: ‘Al kopen we voor tweehonderd zilverstukken brood, dan zullen we nog maar net genoeg hebben om iedereen een klein stukje te geven.’ Andreas mengde zich in het ge - sprek. ‘Hier is een jongen met vijf gerstebroden en twee gedroogde visjes. Maar wat hebben we daaraan voor zo - veel mensen?’ Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Laat alle mensen in het hoge gras gaan zitten.’ Toen bleek het dat er alleen al zo’n vijfduizend mannen waren. Nadat ieder - een was gaan zitten, nam Jezus de broden, dankte God ervoor en begon het brood uit te delen. Met de vissen deed Hij net zo. En iedereen at zoveel als hij lustte. Toen de mensen genoeg hadden, zei Hij tegen zijn leerlingen:
18 • Uitspraken van Jezus ‘Er is nog heel wat over. Haal dat eens op. Want er mag niets blijven liggen.’ En de leerlingen hadden twaalf man - den nodig om het overschot op te halen. Het drong tot de mensen door dat Hij iets geweldigs had gedaan. ‘Ja,’ zei - den ze, ‘dit is de Profeet die we hebben verwacht!’ Omdat Jezus merkte dat de mensen Hem wilden dwingen hun koning te worden, ging Hij verder de bergen in. Alleen. – Johannes 6:5-15 27. Op zijn reis door Galilea kwam Hij ook weer in Kana, waar Hij water in wijn had veranderd. Een hoge ambte - naar uit Kapernaüm hoorde dat Jezus uit Judea naar Ga - lilea was gekomen, en ging meteen naar Hem toe. Zijn zoon was doodziek. Hij vroeg Jezus met hem mee te gaan om zijn zoon te genezen. ‘Jullie zullen nooit in Mij geloven als je geen duidelijke bewijzen en wonderen ziet,’ zuchtte Jezus. De man bleef aandringen: ‘Heer, kom toch mee! Anders sterft mijn kind nog!’ ‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus. ‘Je zoon is al beter.’ De man geloofde Hem en ging op weg naar huis. Zijn bedienden kwamen hem te - gemoet. ‘Uw zoon is al weer beter!’ riepen ze hem toe. Hij vroeg wanneer de jongen beter was geworden. ‘Gis - teravond om zeven uur was de koorts ineens weg,’ ant - woordden ze. Zeven uur…! Dat was precies het moment waarop Jezus had gezegd: ‘Je zoon is al beter.’ Verwon - derd en blij herinnerde de vader het zich. Hij geloofde dat Jezus inderdaad de Christus was. En de mensen bij hem in huis geloofden het ook. – Johannes 4:46-53
Wie is Jezus? • 19 28. Toen Hij was uitgesproken, zei Hij tegen Simon: ‘Vaar het meer eens op, naar diep water, en gooi daar je net - ten uit om te vissen.’ ‘Maar, Heer,’ antwoordde Simon, ‘we hebben de hele nacht geploeterd en niet één vis ge - vangen! Maar goed… we zullen het nog eens proberen. Omdat U het zegt.’ Ze deden wat Jezus had gezegd en vingen zoveel vis dat hun netten begonnen te scheuren. Ze wenkten de mannen in de andere boot hen te komen helpen. Even later was er in beide boten zoveel vis, dat ze bijna zonken. Simon Petrus was hiervan zo onder de in - druk dat hij voor Jezus op de knieën viel en zei: ‘O, Heer, laat mij maar alleen. Ik ben veel te slecht om bij U in de buurt te zijn.’ De andere mannen konden het ook bijna niet geloven dat ze zoveel vis hadden gevangen. Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon sa - menwerkten, wisten niet wat ze zagen. Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang meer. Van nu af aan zul je men - sen het leven binnenbrengen.’ De mannen trokken hun boten op de wal, lieten alles achter en gingen met Jezus mee. – Lucas 5:4-11