13 1. Zonder Lizzy is het niks Vanaf het stenen muurtje bij de geitenwei kijkt Vilma ver- baasd naar haar grote zus. Kijk nou! Lizzy vergeet de was - mand met natte was. Ze lacht, ze maakt een rondedans, ze slaat haar armen om Roberto heen . . . Wat heeft Roberto in haar oor gefluisterd? Waarom is Lizzy opeens zo vrolijk? Roberto komt nooit zomaar, op een gewone dag. Hij werkt in een garage in de stad en dat is ver weg. Maar vanmiddag kwam hij opeens op zijn brommer aangescheurd. Dus heeft Roberto vast iets belangrijks te vertellen, iets leuks. Vilma ziet dat Lizzy er helemaal blij van wordt. Ze hoopt maar dat het goed nieuws is, goed voor hen alle - maal. Nadat mama is weggegaan, is er zo veel narigheid. Papa is bijna altijd op reis voor zijn werk. Lizzy doet wat ze kan om moeder te zijn voor hun grote gezin. Maar dat is best moeilijk, dat merkt Vilma heus wel. Lizzy is pas negentien, zij is de oudste van de kinderen. En zij – Vilma – is negen, de jongste. Daartussen zitten vijf jongens. Vilma zucht als ze aan hen denkt. Haar broers zijn vaak brutaal tegen Lizzy. ‘Jij bent onze moeder niet’, zeggen ze dan. ‘Jij bent niet de baas over ons. ’ Lizzy speelt heus niet de baas, vindt Vilma. Ze probeert juist goed voor hen te zorgen. Alleen Charo, haar broertje van elf, lijkt dat te begrijpen. Hij doet tenminste zijn best om Lizzy te helpen.
14 Vilma springt van het muurtje. Eigenlijk wil ze niet langer naar Lizzy en Roberto kijken. Ze hoeft echt niet te zien hoe Roberto Lizzy vasthoudt. Hoe ze samen lachen. Roberto doet net of Lizzy van hém is. Maar Lizzy is toe - vallig háár zus! Lizzy is de enige op de hele wereld die van haar houdt. Dat papa van haar houdt, gelooft ze niet. Dat zou je toch moeten merken? ! Hij heeft nooit tijd voor haar, voor niemand trouwens. Het lijkt wel alsof hij vergeten is dat hij kinderen heeft. Haar broers geven ook niet om haar, die gaan allemaal hun eigen gang. Nou ja, alleen Charo niet. Maar met Lizzy voelt het anders. Soms vlecht Lizzy haar haar met mooie gekleurde draden. Of ze brengt iets voor haar mee uit de stad. Vaak komt ze een poosje op de rand van haar bed zitten. Dan praten ze over school, over meis - jesdingen, over van alles . . . Over mama praten ze nooit meer. Mama is weg. Niemand weet waar ze is, zelfs papa niet. Ze hoeven haar ook niet te zoeken, Bolivia is zo’n groot land . . . Mama heeft hen in de steek gelaten. Zomaar, zonder een woord, zonder afscheid. Op een dag was ze weg. Vilma krijgt weer buikpijn als ze eraan denkt. ‘Ze heeft een andere man’, heeft papa gezegd. Daar begrijpt Vilma dus niets van. Is die andere man beter dan papa? Mist ze haar kinderen niet? Eindelijk, Roberto gaat weg. Hij trapt zijn bromfiets aan. De knalpijp knettert zo hard dat Vilma haar handen voor haar
15 oren moet houden om niet doof te worden. Roberto lacht naar haar. Hij rukt aan het stuur en laat de bromfiets stui- teren op het achterwiel. Zijn donkere ogen schitteren. Vol gas crost hij over het paadje langs hun huis in de richting van het dorp. Van schrik stuiven de kippen alle kanten op. Vilma rent naar haar zus. Ze ziet dat Lizzy’s ogen al net zo schitteren als die van Roberto. ‘Wat is er aan de hand? ’ vraagt ze meteen. Lizzy’s lach klinkt als de waterval bij de rivier. Ze geeft Vilma een tikje op haar neus. ‘Niet geschikt voor kleine meisjes’, plaagt ze. Wat flauw. ‘Roberto komt heus niet zomaar’, zegt Vilma. ‘Gelijk heb je’, giechelt Lizzy, maar ze vertelt niets. ‘Kom, help je mee de was op te hangen? ’ ‘Niet als je niets zegt’, houdt Vilma vol. ‘Het is een geheim’, zegt Lizzy plechtig. Vilma haalt haar schouders op. Geheimen zijn overal, dat weet ze allang. Ze trekt een nat T-shirt uit de wasmand. Zonder nog iets te vragen hangt ze het wasgoed over de plastic draden. ‘Ik beloof je dat jij het als eerste mag weten’, zegt Lizzy als ze klaar zijn. Ze kiepert het restje water uit de wasmand op het uitgedroogde gras. ‘Alleen als het iets leuks is’, zegt Vilma. ‘Anders hoeft het n i e t . ’
16 De rest van de middag trekt Vilma met Charo op. Haar broertje heeft ergens in de struiken een kapotte panfluit gevonden. Trots laat hij haar de fluit van acht bamboe pijpjes zien. De twee kortste pijpjes zijn gebarsten. Van de langste is een stuk afgebroken. Vilma bekijkt het instrument van alle kanten. Ze houdt de fluit bij haar mond en blaast op de pijpjes, maar er komt weinig geluid uit. Charo trekt hem ongeduldig uit haar handen. ‘Zo moet het’, zegt hij. Vilma weet zeker dat Charo nog nooit op een panfluit heeft gespeeld, maar hij weet wel hoe hij de fluit moet vasthouden. Hij tuit zijn lippen en blaast voorzichtig lucht in de pijpjes. Ze hoort een schor geluidje. Nog een keer, en weer een keer. Het lukt Charo om een paar tonen te laten horen. ‘Zie je wel’, zegt hij eigenwijs. ‘Je bent muzikaal’, lacht ze. Ze ziet dat Charo blij is met de fluit. Ze hebben de indianen uit de bergen weleens bezig gezien. Hun mond danste langs de bamboepijpjes en toverde de mooiste klanken tevoor - schijn. De indianen hebben prachtige panfluiten, met wel twintig pijpjes of nog meer, mooi versierd met kraaltjes en woldraad. ‘Kom, we gaan hem repareren’, zegt Vilma. ‘Bij het meertje groeit bamboe. Daar kunnen we misschien nieuwe stukjes pijp van snijden. ’ Charo bestudeert zijn vondst nog eens goed. ‘Kan dat? ’ ‘De kapotte pijpjes moeten we losmaken en de nieuwe weer
17 vastlijmen’, zegt Vilma. Charo haalt zijn zakmes uit zijn broekzak. Op zijn magere gezicht verschijnt een grijns. ‘Dat moet wel lukken!’ Hij legt de panfluit onder een emmer. Even later rennen ze samen om het hardst het paadje af. Hun oude buurman Fidel, die op een stoeltje voor zijn huis zit te dommelen, schrikt wakker. ‘ Buenos días , Fidel!’ roept Charo uitgelaten. Ze hollen langs het aardappelland, de heuvel op en weer naar beneden. Hijgend komen ze bij het meertje tot stil- stand. Vilma knijpt haar neus dicht. Bah, het water stinkt. Dat komt door de droogte. Een bubbelende groene laag drijft op het meertje. Het ziet er niet erg fris uit. Maar de bamboeplanten geven er niet om. Vilma en Charo kijken met ontzag naar de metershoge stengels. Sommige zijn nog dikker dan hun polsen. Hoe gaan ze dat aanpakken? Zo’n bamboestok breek je niet zomaar af. ‘We hoeven geen boomstam’, zegt Vilma, ‘alleen een paar du n n e p i j p j e s . ’ ‘Maar de dunnere stukjes zitten wel helemaal bovenaan’, stelt Charo vast. Op blote voeten wagen ze zich tussen de hoge stengels van het bamboebos. Vilma wijst naar een mooie dunne stengel. Zo een hebben ze nodig! Maar als Charo hem naar zich toe trekt, buigt hij niet mee.
18 ‘Ik klim erin’, roept hij naar Vilma. ‘Ik snijd het bovenste stuk er gewoon af. ’ Charo is mager, maar vast toch te zwaar om in een bamboe- stengel te klimmen. ‘Dat lukt je nooit’, waarschuwt Vilma. Natuurlijk luistert hij niet. Als een slingeraap springt hij in de bamboestok en klautert omhoog. Maar voordat hij zijn zakmes heeft kunnen pakken, begint de stok te kraken. K r r r. . . k ra k! Charo blijft nog even ergens hoog tussen het bamboe han - gen, dan breken de stengels langzaam uit elkaar en glijdt hij naar beneden. Vilma houdt haar adem in. Nee hè, dat zal toch niet gebeu - ren . . . Plons! Ze ziet Charo kopje-onder gaan in de groene smurrie van het meer. Voordat Vilma heeft kunnen bedenken wat ze kan doen, ziet ze haar broertje alweer opduiken. Hij lijkt wel op een watermonster. Vilma lacht opgelucht. Charo hoest en proest. Hij doet zijn best om de groene prut van zich af te spoelen, maar veel schoner wordt hij er niet op. ‘Nu heb ik nog geen stok’, roept hij kwaad. Het valt mee. Terwijl Charo naar de kant ploetert, zoekt Vilma tussen de afgeknapte stengels naar een mooi stuk bamboe. Kijk, daar is een mooie dunne stok waar ze best iets van kunnen maken. Als Charo erbij komt, snijdt hij met
19 zijn zakmes de puntige bladeren van de stengel. Even later sleept Vilma de bamboestengel achter zich aan de heuvel op. ‘Je stinkt’, zegt ze. ‘Lizzy wil je zo vast niet binnen hebben. ’ ‘Lizzy is lief’, zegt Charo. Vilma kijkt met een schuin oog naar zijn gezicht. Waarom zegt hij dat nu? ‘Serieus’, zegt Charo ernstig. ‘Zonder Lizzy is het thuis n i k s . ’ Vilma bijt op haar lip. Zonder Lizzy is het niks . . . Charo heeft gelijk. Lizzy zorgt ervoor dat ze nog een gezin zijn. Ze regelt zo’n beetje alles, ze houdt hun kleren netjes en het huis schoon. Ook al heeft ze weinig geld, ze kookt altijd lekker eten. Opeens denkt Vilma weer aan Roberto. Ze voelt zich niet rustig. Wat kwam hij doen? Waarom waren Lizzy en hij zo vrolijk? Drie dagen later vertelt Lizzy het geheim. De jongens zwer - ven nog ergens buiten. Vilma zit schoon gewassen op de bank, klaar om naar bed te gaan. Haar zwarte haren hangen in vochtige sliertjes rond haar hoofd. Van een stuk krant probeert ze een vogeltje te vouwen, daar is ze goed in. Ze vouwt plooitjes in de staart. Die laat ze straks mooi uitwaaieren. Lizzy komt met een tijdschrift op schoot naast haar zitten. Vilma schuift naar haar toe. Ze wil meekijken, ze houdt van lezen. Jammer genoeg zijn er bijna nooit boeken in huis. Af
20 en toe laat Roberto een stripboek liggen of is er een tijd - schrift dat Lizzy heeft gekocht in de stad. Lizzy gaat met haar vinger over de glanzende voorkant. Er staat foto op van een bruid in een witte jurk en met een sluier vol vlinders. ‘Ga nou verder’, spoort Vilma aan. Een bruid is toch niet interessant. Zij wil iets lezen over dieren of over een ver land. ‘Zo wil ik het ook’, zegt Lizzy dromerig. Vilma ziet dat Lizzy’s ogen weer net zo schitteren als laatst … Plotseling kruipt dat akelige gevoel van toen weer in haar buik. Lizzy slaat de bladzij om. Alweer een bruid, ziet Vilma. Het hele blad staat vol met bruiden. Niks aan. Ze wil geen trouw - jurken bekijken. En ze wil er zeker niet aan denken dat Lizzy op een dag zo’n jurk zal dragen. ‘Zal ik verklappen wat Roberto deze week kwam doen? ’ doet Lizzy geheimzinnig. Vilma wordt steeds ongeruster. ‘Alleen als het leuk is … dat zei ik toch’, zegt ze benauwd. Even streelt Lizzy haar wang. ‘Roberto en ik gaan trouwen’, zegt ze trots. Het papieren vogeltje verkreukelt tussen haar vingers. Dat is het dus. Lizzy gaat trouwen! ‘Is dat geen geweldig nieuws? ’ vraagt Lizzy. Vilma knikt. Haar nek voelt zo raar stijf. ‘Heel fijn’, zegt ze met een bibberstem. Voor Lizzy is het fijn, dat snapt ze heus
21 wel. Alleen voor Lizzy! Hoe kan zíj nu blij zijn met zulk nieuws? Hoe moet het hier … met hun gezin? ‘Blijf je dan bij ons wonen? ’ vraagt Vilma hoopvol. Lizzy schudt haar hoofd. ‘Natuurlijk niet. Roberto kan een huisje huren in de stad, vlak bij zijn werk. Dat kwam hij laatst vertellen. Stel je voor, Vilma, we gaan in La Paz wonen! In december al. December is de beste maand om te trouwen. Dat brengt geluk. ’ Vilma klemt haar lippen op elkaar. Geluk? Ze kan alleen nog maar denken: ‘Zonder Lizzy is het niks. ’ Vilma kan die avond niet in slaap komen. Ze woelt in haar bed. Het raampje hoog in de muur staat open, maar het is te klein. Ze hapt naar frisse lucht. Over drie maanden is het al december. Dan gaat Lizzy weg, met Roberto mee naar La Paz. Hoe ver is dat wel niet? Vijftig kilometer? Misschien wel honderd. Ze zal haar zus nooit meer zien. Of … bijna nooit. Lizzy zal geen gekleurde vlecht - jes meer in haar haar maken, nooit meer op de rand van het bed komen zitten … Als Lizzy trouwt, is ze alleen met de jongens. Moet zíj straks voor de jongens gaan zorgen? Dat kán toch niet? En er zal niemand meer zijn die om haar geeft. Ze bijt op haar vingers en proeft een zoute traan in haar mond. Lizzy heeft gezegd dat zij bruidsmeisje mag zijn, dat ze een mooie jurk krijgt met zilveren glitters en lakschoentjes. Alsof dat
22 ook maar iets verandert. Lizzy gaat weg! Vilma kan haar tranen niet langer tegenhouden.