Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.omdat hij niet voor de Duitsers wil werken. Zou kunnen, maar dat weten we toch niet, antwoordt vader. Het enige wat jij voor die mensen kunt doen, is voor ze bidden. Dat is makkelijk gezegd. Vader knielt voor hem neer, zodat hij Jef recht aan kan kijken. Het is het belangrijkste wat jij op dit moment kunt doen. Jef knikt langzaam. Hij voelt de boosheid wegzakken. Hij weet dat vader gelijk heeft. Gelukkig komen de Duitsers hier niet. U heeft een vrijstelling om in Duitsland te gaan werken en u doet gelukkig niets verkeerds. Vader knikt langzaam en aait hem door zijn haar. Hij zakt tegen zijn vader aan. Dan voelt hij de zaadjes in zijn broekzak weer. Pap, mag ik bloemen zaaien in de tuin? Ik heb van Harmen wat zaadjes van goudsbloemen gekregen. Vader kijkt hem even van opzij aan. Ja, dat is prima. Mooi! Zal vader weten wat het betekent? Hij kan maar beter niets zeggen. Dan lijkt het net echt op verzet. Hij doet een verzetsdaad tegen de Duitsers. Een glimlach trekt over zijn gezicht. samen. Captain. Maarten kijkt hem vreemd aan. Die bruine vlek om zijn oog doet me een beetje aan een piraat denken, maar hij doet zo stoer, dan zou het wel de kapitein moeten zijn. Er is vast wel een Amerikaanse soldaat die ook wordt , daarom zou ik hem zo noemen. Maarten lacht. Prima, ik zal aan mijn vader doorgeven dat een van de biggen al een naam heeft. Het is al tegen etenstijd als hij eindelijk thuiskomt. Moeder is bij het aanrecht in de weer. Ze kijkt op als hij binnenkomt. Ah, ben je daar eindelijk? Wat heb je allemaal gedaan? Ik ben bij Maarten geweest. Moet hij iets zeggen van de biggetjes? Hij besluit om het nog niet te doen. Hoe minder mensen ervan weten, hoe beter het is. Wat leuk. Maar je bent wel laat. Moeder laat een aardappel in Klopt. Ik liep in het dorp en er was een huiszoeking. Waar? Vaders stem klinkt geschrokken uit de kamer. In de Hoofdstraat. Vader komt de keuken in gelopen. Heb je gezien wie het waren? Een vrouw en een paar kinderen. Ik kende ze niet. Schoften zijn het, die Duitsers. Die ene soldaat sloeg die vrouw midden in haar gezicht en daarna moesten de kinderen allemaal papieren van de straat oprapen, terwijl een andere soldaat weer nieuw papier neergooide. Ik zou ze wel. . . Vader schudt zijn hoofd. Kijk uit met wat je zegt. Hij legt zijn hand op Jefs schouder. Ik begrijp je echt wel. Soms voel ik me ook zo, maar uiteindelijk los je er toch niets mee op. Maar waarom gebeurde het dan? Jef voelt zijn boosheid overgaan in verdriet. Hij is het fijne van op de boerderij haast vergeten. Het is toch niet eerlijk? Die mensen hebben toch niets verkeerds gedaan? Vader drukt hem tegen zich aan. Ik weet het ook niet. Maarten denkt dat de vader van die kinderen is ondergedoken, kleuren zie je niet vaak meer, maar als hij oranje bloemen in de tuin zaait, is er toch nog iets Hollands in de buurt. Met glimmende gezichten bekijken de jongens de zaadjes. Bedankt Harmen. Harmen knipoogt. Voor volk en vaderland. Ik ga snel weer verder. Maarten schuift de schuurdeur open en samen stappen ze naar binnen. Het ziet er troosteloos uit. De schuur is leeg. Dat was vroeger wel anders. Het geeft Jef een naar gevoel. Alleen tegen de achterwand staan wat strobalen opgestapeld. Maarten loopt er regelrecht naartoe. Jef volgt. Daarachter zal boer Mulder het varken wel verstopt hebben. Maarten trekt een houten balk langs de muur opzij. Nu is er een smalle opening tussen de muur en het stro. Ga jij maar eerst. Jef wringt zich in de nauwe opening. Het stro krast over zijn gezicht. Even krijgt hij het benauwd. Wat als hij hier klem komt te zitten? Hij voelt Maarten achter zich aan komen. Dan is hij de nauwe ruimte uit. Nog steeds ziet hij niets, want de ruimte waarin hij staat, is pikdonker. Voorzichtig schuifelt hij vooruit, om de doorgang voor zijn vriend vrij te maken. Er klinkt geritsel en een zacht geknor. Dan knippert het licht aan. Jefs ogen beginnen te stralen. In de linkerhoek ligt het moedervarken. Vlak bij haar lopen acht kleine biggetjes rond. Ah, wat mooi. Jef laat zich op zijn knieën bij de dieren zakken. Moedervarken heft knorrend haar kop iets op, maar laat toe dat hij het kleinste biggetje oppakt. Het diertje weegt bijna niets en is helemaal roze, behalve een bruine vlek om het oog. Piepend kijkt hij Jef aan. Maarten zakt naast hem neer. Leuk, hè!Zeker. Jammer dat wij thuis de ruimte er niet voor hebben, anders had ik deze meteen van je gekocht. Snap ik. Het zijn leuke dieren. Jef drukt het diertje tegen zich aan. Hoe zou jij hem noemen? Maarten aait het moedervarken over haar rug. Deze? Jef houdt het biggetje wat van zich af en knijpt zijn ogen Jef schudt zijn hoofd. Het steekt. Hij vertelt eigenlijk altijd alleen maar de goede dingen van zijn vader. Maar helaas zit hij niet in het verzet. Ze zeggen dat er hier een grote verzetsgroep in de stad zit. Apeldoorn is geen stad, maar een dorp, zegt Jef verontwaardigd. Hopelijk praten ze nu maar snel over wat anders. Loop je nog even mee? Maarten staat stil en buigt zich vertrouwelijk naar Jef toe. We hebben biggetjes. Jef kijkt verrast op. Dat is leuk! Natuurlijk ga ik mee. Zeg het tegen niemand, hè! Als de Duitsers het horen, worden ze meteen in beslag genomen. Pas geleden hebben ze ook de varkens bij een boer in de buurt weggehaald. Nu er zo weinig vlees te krijgen is, willen ze wel zelf hun buikjes kunnen vullen. Jef knikt begrijpend. Ik zeg tegen niemand iets. De boerderij van boer Mulder staat niet ver buiten het dorp. Onder de prachtige eikenbomen lopen de jongens het erf op. Hier waar alles bloeit en groeit, verdwijnen de gebeurtenissen van die middag wat naar de achtergrond. De jongens zwaaien naar Maartens moeder, die achter het raam staat. Ha, jongens. De knecht van boer Mulder begroet hen vriendelijk. Het is maar koud voor deze tijd van het jaar, vinden jullie Dag Harmen, het is zeker koud, wij gaan maar snel naar binnen, lacht Maarten en hij wijst naar de schuur. Groot gelijk. Maar ik heb eerst nog wat voor jullie. Harmen doet zijn hand in de zak van zijn overall. Hij kijkt een keer schichtig om zich heen. Willen jullie ook iets tegen de Duitsers doen? De jongens knikken enthousiast. Ja, dat willen ze wel. Zaai dit dan in de tuin. Uit de zaadjes komen goudsbloemen. Die zijn oranje. Je kunt ze in juni nog poten en dan bloeien ze van de zomer. Met bonkend hart neemt Jef de zaadjes aan. De Nederlandse paar lachende soldaten het huis uit. Een van hen roept wat naar boven. In hetzelfde raam verschijnt een soldaat die opnieuw een stapel papier naar buiten gooit. De witte velletjes dwarrelen rond het jongetje op straat. Ook de andere kinderen moeten helpen om de papieren weer op te rapen. De soldaten staan erbij en lachen. We moeten nu echt gaan. Maartens stem klinkt hoog. Jef reageert niet, maar zijn vriend pakt hem vast en trekt hem achteruit. Pas als ze de straat weer uit zijn, kan Jef iets zeggen. Wat een schoften! Nu durven ze nog wel, maar als de geallieerden er zouden zijn. . . Hij weet niet wat hij verder moet zeggen, zo kwaad voelt hij zich. Maarten loopt zwijgend naast hem. Waar denk je dat die vader is? Maarten haalt zijn schouders op. Ondergedoken misschien. De Duitsers willen dat de mannen die ouder zijn dan achttien jaar voor hen gaan werken in de fabrieken. Veel mannen willen dat niet en duiken onder. Misschien heeft deze man dat ook wel gedaan. Ik zou gewoon blijven, zegt Jef nukkig. En als de Duitsers aankloppen, zeg ik gewoon dat ik niet ga. Maarten lacht schamper. Je hebt gezien hoe het dan gaat. Ze dwingen je gewoon. Het kan ook zijn dat die man in het verzet zit. Die papieren die ze uit het raam gooiden, waren vast geen gewone papieren. Dat zou ik ook doen, zegt Jef vol overtuiging. In het verzet gaan. Alle Duitsers zo tegenwerken, dat ze wegvluchten. Als ik oud genoeg was, had ik het gedaan. Jij niet? Maarten haalt zijn schouders op. Ik weet het niet. Het is nogal gevaarlijk. De Duitsers zijn pas gevaarlijk. Als zij de baas blijven in ons land. . . Luidruchtig haalt Jef zijn neus op en spuugt op de grond. Zit jouw vader in het verzet? Ik heb er nooit iets van gemerkt, maar ik denk ook niet dat hij dat aan mij zou vertellen. Hij is altijd druk op de boerderij. Jouw vader wel? nen een paar nieuwsgierige mensen. Jef voelt dat hij trilt. Er klinkt geschreeuw uit het huis. Een raam op de bovenverdieping gaat open en een soldaat gooit een houten la naar beneden. Papieren waaien alle kanten op. De chauffeur van de vrachtwagen stapt uit. Hij pakt een papier van de straat en bekijkt het. Jef zou maar wat graag willen weten wat erop staat. Zijn blik gaat weer naar de deur. Een vrouw wordt door een soldaat ruw naar buiten geduwd. Ze huilt en haar haren zitten verward. Vlak daarna komen er kinderen naar buiten. Ze zijn jonger dan hijzelf, en hij kent ze niet. Hij wil wel weglopen, maar tegelijk wil hij weten hoe dit afloopt. Wat hebben deze mensen misdaan? Zouden het onderduikers zijn? De Duitser die de leiding heeft, komt naar buiten. Langzaam trekt hij zijn handschoenen uit en klemt ze onder zijn arm. Rustig stapt hij op de vrouw af, die door een soldaat stevig wordt vast-gehouden. Wo ist dein Mann? Jef kan de stem van de Duitser goed verstaan. Hij rilt. Hoe kan die kerel zo rustig praten, terwijl die vrouw zo hard huilt en de kinderen er bang bij staan? Hij doet een stap naar voren. Misschien kan hij iets voor ze doen. Meteen voelt hij de hand van Maarten. Blijf hier. Je kunt niets doen. De vrouw geeft huilend antwoord, maar zo zacht dat Jef er niets van kan verstaan. Meteen schiet de hand van de Duitser uit en raakt de vrouw op haar wang. Jefs ogen worden groot en hij bijt op zijn lip. De kinderen beginnen nog harder te huilen. De soldaat trekt de tegenstribbelende vrouw de vrachtwagen in. Haar gegil weergalmt in de straat. Kom mee, we gaan. Er klinkt paniek in de stem van Maarten. Maar Jef kan niet mee. Het lijkt wel alsof hij zijn benen niet meer kan bewegen. Vanuit het raam komen donkere rookwolken naar buiten. Hij hoort soldaten lachen. De dikke Duitser buigt zich naar een van de kinderen. Het kind bukt zich en begint het papier van de straat te rapen. Er komen een Maarten een radio heeft, verbaast hem niets, maar zijn vader? Nee, die wil dat echt niet hebben. Maar waar ligt Normandië nou? Is dat niet bij Rotterdam? Dan kunnen ze er zelfs met een paar dagen al zijn, hoor. Maarten schudt zijn hoofd. Nee joh. Dat ligt in Frankrijk. O. Jef voelt de blijdschap alweer een beetje zakken. Frankrijk. Dan moeten ze heel België nog door en dan nog heel Zuid- Nederland voor ze eens een keer hier in Apeldoorn zijn. Dat kan nog wel een paar jaar duren. Volgens Radio Oranje duurt het nog maar een paar weken en mijn vader zegt. . . Verder komt hij niet. Een vrachtwagen komt met een hoop geraas de hoek van de straat om gereden. Geschrokken deinzen de jongens achteruit. De vrachtwagen hobbelt voorbij en rijdt een zijstraat in. Jef slikt. Zag je dat? Soldaten. In een flits zag hij de Duitse soldaten achter in de vrachtwagen zitten. Ze hadden helmen op en hun geweren stonden rechtop. Maarten knikt. Luister. Ze stoppen. Inderdaad. Het geronk van de vrachtwagen stopt. Er klinkt geschreeuw. Kom mee! We gaan kijken. Meteen rent Jef naar de straat waarin de vrachtwagen is verdwenen. Nee joh! hoort hij Maarten roepen. Niet naar luisteren. Wat gaan die soldaten doen? Hij rent de hoek om en blijft als aan de grond genageld staan. De vrachtwagen staat midden op straat stil. Soldaten springen naar buiten met het geweer in de aanslag. Een dikke soldaat, die zo te zien de leiding heeft, bonst op de deur. Aufmachen! Naast hem staat een man met een zwarte regenjas en een bolhoed op zijn hoofd. Hij kijkt speurend de straat rond. Even kruisen hun blikken elkaar. Jef twijfelt. Moet hij maar snel weggaan? Dan hoort hij Maarten in zijn oor hijgen. Een huiszoeking. Het duurt blijkbaar te lang voor de Duitse soldaat, want hij geeft een kort bevel. Een andere soldaat trapt met zijn laars de deur open en met luid geschreeuw rennen de mannen naar binnen. loopt dan achter de soldaten aan het huis in. Op straat verschij Jef! Jef! Heb je het gehoord? Rennende voetstappen komen Jef staat stil en draait zich langzaam om. Maarten komt aan-gerend. Hij zwaait met zijn armen en heeft zijn pet in zijn hand. Hijgend zakt hij op de stoeprand neer. Wat is er aan de hand? Is het Zwijn geslacht? Lachend gaat Jef naast zijn vriend zitten. Sst, joh. Kijk toch eens uit wat je zegt! Geschrokken kijkt Maar Jef haalt zijn schouders op. Ach, vaak ben je te bang. In de hele straat is niemand te zien en jij maakt je zorgen. Maar vertel op. Wat is er aan de hand? Maarten kijkt nog een keer goed om zich heen en schuift iets dichter naar Jef toe. De geallieerden zijn geland in Normandië. Volgens radio. . . volgens mn vader duurt het nog maar een paar weken of ze zijn ook in Nederland. Dan zijn we bevrijd! Jefs hart begint harder te slaan. Dan kunnen ze alsnog het Zwijn slachten. Hij staat op en danst over straat. Zwijn, Zwijn, Zwijn. Je krijgt ons echt niet klein!Sst. Maarten springt op en trekt hem naar zich toe. Hou nou eens je mond. De Duitsers moeten niet horen dat je dit weet. Ik hoorde het op de radio. Meteen slaat hij zijn hand voor zijn Jef schiet in de lach en rukt zich los. Je luistert dus naar Radio Oranje? Vertel. . . Wat zeiden ze nog meer? Jef schudt zijn hoofd. Ze hebben niet eens een radio thuis. Het is verboden om zon ding in huis te hebben. Dat de vader van A VI E5 Omslagillustratie: Peter Nuyten© 2020 Den Hertog B. V. , Houtenwww. uitgeverijdenhertog. nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 6