17 Aankomst De geasfalteerde weg strekt zich uit in een rechte lijn en ver- deelt het vlakke, open veld in twee gelijke helften ; de grijs- bruine, wijde golving wordt vrijwel nergens onderbr oken door schaarse, losstaande heuvels. Er zit niets and ers op dan de richtingborden af te wachten, die met lange tuss enpozen verschijnen en voorbij!itsen, de een na de ander, a l op een afstand leesbaar: Fouriesfontein 60, Fouriesfontein 50, Fou- riesfontein 40. Op andere wegwijzers waren andere naderend e dorpen aangekondigd, die met kerktoren, bomen en da ken laag aan de horizon zijn verschenen zoals beloofd, om ui teinde- lijk vorm te krijgen als een tankstation, een wegre staurant, een krantenrek en een blèrende transistorradio. Er werd gestopt en getankt, frisdrank gekocht, of iets om te eten, en doelgericht maar met gestaag kwijnend enthousiasme geïnformeerd naar het gemeentehuis, het kerkelijk bureau of het bejaa rdenhuis, of bij gebrek aan inlichtingen of aanwijzingen gezo cht naar de bezienswaardigheden die hier te vinden zouden zijn. Vroeg of laat wordt de zoektocht gewoonlijk wel beloond en w ordt er het een of ander opgespoord, een monumentje, een gr afsteen of gedenkplaat, of misschien, met wat geluk, een ou de man met !uitende stem ergens in een kamer waar een gord ijn is dichtgetrokken om de felle gloed van het daglicht t e weren. De noodzakelijke foto’s worden genomen of er wordt een band- opname gemaakt, bijzonderheden worden genoteerd en daarna keren ze opgelucht terug naar de beschutting van de auto met zijn airconditioning en donker getinte ramen. Tijde ns de afge- lopen week of twee is de auto een schuilplaats gewo rden en heeft de krappe ruimte iets veiligs en vertrouwds g ekregen in de vreemde, afstandelijke en ook achterdochtige wer eld van het platteland en hebben ze geleerd zich thuis te voele n tussen de rommel van paperassen, kranten, frisdrankblikjes, c ameraonder- delen en lege $lmhulsjes die ze bij zich hebben, do or de getinte ramen gescheiden van de dorpsstraten en het vale la ndschap dat Verliesfontein proef2.indd 17 14-06-16 09:18
21 dan Donkerpoort.’ Terwijl hij nog praat, beseft hij hoe belache- lijk zijn woorden klinken en zoekt naar de wegenkaa rt om ze bevestigd te vinden. ‘Misschien heb je verkeerd gekeken,’ zegt Eddie na een tijd- je, zonder vaart te minderen. ‘We zien het wel wann eer we bij het volgende bord komen.’ Uit zijn aktetas haalt hij de wegenkaart tevoorsch ijn, maar onweerlegbaar staat het daarop aangegeven: Kromburg na Fou- riesfontein, 63 kilometer, Fouriesfontein na Donker poort, 54 kilometer, aaneengeregen langs dezelfde rechte rode lijn waar- uit zich zelfs amper een enkele boerderijweg afspli tst, en ze zijn al meer dan een halfuur geleden uit Kromburg vertro kken. Hij voelt een licht ongeduld bij het vooruitzicht van e en vertraging die zijn plan voor de middag nog verder zou kunnen verstoren, en naast Eddie gezeten, met de aantekeningen en de kaart als een slordig pakket op zijn schoot, kost het hem moe ite om zijn gedachtegang te hervatten. De weinig hoop biedende foto’s die ze genomen hebben, herinnert hij zich dan weer, de karige res- tanten van het verleden, die aangevuld zullen moete n worden met opnamen die Eddie louter als sfeertekening heef t genomen, het houtwerk of ijzerwerk van een oude veranda, een houten luik, een bakoven, een sloot, het spel van licht en schaduw over het oppervlak van een oneen muur. Met licht aangez et kleur- gebruik, perspectiefverkorting en deskundig bijsnij werk zul je in het boek een drama moeten suggereren dat aan de werke- lijkheid ontbreekt, denkt hij, door middel van sfee rtekening en oordeelkundig gebruik van oudere, in wazig sepia af gedrukte foto’s: het zijn Eddies vaardigheden die hier verei st worden in plaats van de zijne als schrijver, en uiteindelijk zal de toe vallige kijker zich waarschijnlijk laten aantrekken door Ed dies boek en Eddies foto’s en zullen zijn eigen moeizame nasp euringen niet meer voorstellen dan een reeks uitgesponnen bi jschriften waarvan de beelden vergezeld gaan. Over dit vlakke veld zijn de commandostrijders voortgetrokken, denkt hij weer , en ziet ze in alle grauwheid, met het stof dat onder de paa rdenhoeven opwaait, maar wat kan de camera, zonder geheugen, v erbeel- ding of gevoel hier vinden, ondanks alle technische vernuft van Eddie? Een arbitraire verdeling van het landschap i n twee dode Verliesfontein proef2.indd 21 14-06-16 09:18
24 en foto’s in de map op zijn knieën glijdt van zijn schoot en valt rond zijn voeten uiteen, en hij bukt zich niet mete en om alles op te rapen. Hij is moe van het rondzwerven, de onz ekerheid, de oncomfortabele hotels en het oneetbare eten, moe van de chaotische reeks gesprekken, museums en monumenten, en het wordt tijd om af te ronden en naar de stad terug te keren, naar de zekerheid en vertrouwdheid van tekstverwerker en bureau. Voor hem is dit boek tenslotte even goed een opdrac ht als voor Eddie, denkt hij bij zichzelf, al gaat het in zijn geval met grotere betrokkenheid gepaard, en ook voor hem zal het uite indelijk niets meer zijn dan een gedenkboek met zijn naam op het titelblad, een publicatie op geglansd papier die hi j later niet eens meer zal doorbladeren. Het enige verschil is u iteindelijk dat Eddie alweer een nieuwe opdracht te wachten sta at, terwijl hij hierna zelf op zoek zal moeten gaan, zelf iets zal moeten vinden. ‘Daar heb je het volgende bord,’ merkt hij half in gedach- ten op, en bukt zich om de verspreid liggende papieren op te pakken. ‘We zijn niet op zoek naar borden,’ zegt Eddie met een ze- kere snedigheid, ‘we zijn op zoek naar een afslag n aar jouw dorp, en die hadden we allang moeten tegenkomen. We zijn nu precies weer waar we straks zijn geweest.’ Zonder daarop in te gaan buigt hij zich weer naar voren, naar het bord dat naast de weg voor hen opdoemt. ‘K romburg 60,’ leest hij. Zonder iets te zeggen zet Eddie de auto stil, en een tijdje blijven ze zitten zwijgen. ‘Daar zijn we net vandaan gekomen,’ zegt Eddie. ‘D at is waar ik die hamburger heb gekocht.’ Ja inderdaad, denkt hij, en her- innert zich nog met betrekkelijke helderheid de hit te, de vrouw die tegen een onzichtbare bediende schreeuwde in de keuken, de transistorradio, de lege frisdrankblikjes op een tafel. Het ver- duisterde museumpje, de sleutel die ze bij de koste r moesten gaan halen, het wagenwiel van beton – dat was Kromb urg. ‘We zijn er weer voorbijgereden,’ zegt hij. Langzaam en geduldig steekt Eddie dan zijn hand ui t om de kaart van hem over te nemen en volgt met zijn vinge r de rode lijn van de weg. ‘Kromburg naar Fouriesfontein, 63 kilome- Verliesfontein proef2.indd 24 14-06-16 09:18
27 vermoeidheid, op het heetst van de dag op het open veld in de zon. Had de auto dan geen airconditioning, vraag t hij zich mat af; waren de raampjes niet donker getint? Hij b iedt geen beschutting meer. Een tijdlang zitten ze samen zwijgend in de auto, en dan knipt hij zijn veiligheidsgordel los, maakt de deur open en stapt uit, blijft een ogenblik aarzelend naast de auto st aan, verblind door de volle felheid van hitte en zonlicht, en sla at de deur ach- ter zich dicht. Er is geen boom of struik te zien, geen schaduw tegen de gloed, met uitzondering van de smalle stro ok naast de auto. Nergens om zich heen bespeurt hij een teken v an leven, geen schuur, hut, veekraal, muur, waterreservoir of windpomp, geen boerderijweg of verre boerenwoning, nog minder een af- slag die op de aanwezigheid van een onvermoed dorp ergens in deze vale verlatenheid zou kunnen wijzen. Wat nu? denkt hij terwijl hij naast de auto blijft staan, zonder het dringende gevoel dat hij iets móét. Het zou ong etwijfeld het verstandigste zijn om weer in te stappen en doo r te rijden naar Donkerpoort en naar het volgende monument, mus eum of dorpshotel, en het geheim van Fouriesfontein en zijn onver- klaarde verdwijning onopgelost te laten; het versta ndigste, ja, maar als hij zou doen wat verstandig is, zou hij da n ooit deze dolle tocht hebben ondernomen of zelfs maar deze op dracht hebben aanvaard? Alsof hij blindelings koers kiest, alsof hij zijn ogen dichtdoet en zich opmaakt om te springen, bree kt hij als een zwemmer door de trage golving van de hitte heen en loopt bij de auto weg, langzaam over de kiezelstroo k tussen het asfaltdek en het ritselende droge gras van de berm alsof hij kan verwachten dat hij hier iets zal vinden. Hij zal pa s omkeren en teruglopen als hij het gevonden heeft, denkt hij me t een kwaaie kop bij zichzelf en stapt halsstarrig verder, met d e verzengen- de lucht van de middag over zijn gezicht en de gloe d van de grond brandend onder zijn schoenzolen. Wanneer hij ten slotte terugkijkt, constateert hij verbaasd hoe ver de aut o achter hem staat op de weg. Eddie zit nog roerloos achter het stuur, maar de onverzettelijke lijn van zijn nek en schouders i s verslapt: waarschijnlijk is hij in slaap gevallen. Er is dus geen haast, beseft hij, en voelt zich verlicht, ontheven van de verpli chting om Verliesfontein proef2.indd 27 14-06-16 09:18
28 vanmiddag verdere besluiten te nemen of verdere vragen te stellen, om verder te reizen of nieuwe ontdekkingst ochten te ondernemen. Hij kijkt naar de lange, rechte weg voor hem, waar de luchtspiegeling over de verte danst. Waar zijn de r uiters heen verdwenen, vluchtig als een schaduw, een stofwolk, een losge- waaide struik? Hij kan ze niet meer zien. Zonder er bij na te denken loopt hij verder, aarzelend langs de rand va n de weg. Ergens hier voor hem wacht de eerste wegwijzer naar Don- kerpoort, ergens achter hem geeft een andere de afs tand naar Kromburg aan, en hier in de leegte tussenin, zweven d zoals de luchtspiegeling in de hitte, ligt de plaats waar hi j moet zijn. Er moet dus iets te vinden zijn, er moet hier iets zic htbaar zijn als je maar weet waar je moet zoeken of hoe je moet kij ken, hoe je moet luisteren. Traag worstelt hij tegen de hitte op, uitgeput als een zwem- mer die zich door de branding worstelt, en merkt da t de mid- dagstilte net zo hoorbaar begint te worden als het verre gesnerp van krekels. Hij moet omkeren, denkt hij afwezig, e n teruggaan, en loopt desondanks doelbewust verder, voortgestuwd door de brede deining, opgetild en voortgedragen door de ma chtige deining waaraan hij zich heeft overgeleverd zonder te besef- fen wat er met hem gebeurt, totdat hij als een zwem mer weer merkt dat hij vaste grond onder zijn voeten heeft e n druipend door de golven van de hitte het trillende strand op strompelt en daar op zijn knieën neervalt, terwijl zijn ogen wor den verblind door de schittering van het witte zand langs de kus t. Het gesnerp van krekels klinkt in zijn oren en de grond brandt zijn handen. Hij is gevallen, denkt hij, tra ag alsof hij bij- komt en het besef nog niet kan verwerken; maar hij heeft geen kracht voor de inspanning die vereist is om op te s taan, en hij blijft dus maar geknield zitten en ziet de witte we g voor zich, verblindend onder de zon, en de donkere lijn van de bomen die erover loopt. Hij moet opstaan, of Eddie zal zich a fvragen wat er aan de hand is. Langzaam komt hij dus overeind e n staat op, moeizaam als een drenkeling die belast wordt door h et gewicht van zijn doorweekte kleren, wankelt in het stof van de weg en draait zich om naar de auto, maar de auto staat nie t meer in de Verliesfontein proef2.indd 28 14-06-16 09:18
30 Vóór zich ziet hij het dorp met zijn kerktoren, begraafplaats en reservoir, hij bereikt de eucalyptussen en betreedt hun scha- duw: hij is aangekomen. Langzaam begint hij op te merken en waar te nemen, lang- zaam begint hij weer helderder te denken wanneer hi j voort- stapt over de laan van eucalyptussen die naar het d orp leidt, en op de witte onverharde weg ziet hij de sporen van p aarden, de sporen van wielen, sleepsporen in het stof. Er z ijn ruiters voorbijgetrokken, denkt hij, een groot ruitergezels chap, maar zo volkomen uitgestorven lijkt het dorp aan het ein d van de eucalyptuslaan dat het maar moeilijk is te geloven dat de rui- ters erheen op weg waren, en dat je eerder geneigd zou zijn te denken dat ze er net zijn vertrokken. Deze sporen i n het zand waarop het gestreepte licht-en-schaduw van de laan valt, vor- men echter het enige teken van leven dat hij kan be speuren, en als zodanig verwelkomt hij ze. Er moet een foto van gemaakt worden, denkt hij vluchtig, van deze in het zand ge tekende sporen van paardenhoeven en wielen, en geeft de ged achte dan weer prijs en vergeet hem, want de laan houdt hier op en in de brede strook zonlicht die zich voor hem uitstrek t, liggen bloedvlekken donker in het zand. Hij blijft ernaar staan kijken. Maar het hoeft toc h geen bloed te zijn, denkt hij bij zichzelf; er is geen reden o m aan te ne- men dat het bloed zou zijn, deze donkere plekken op het witte zand van de weg. Er is toch niets anders dat duidt op geweld? De lage huizen die hij ziet, staan vredig weggedoke n achter formele bloementuintjes en de klimplanten van hun v eranda; er zijn boomgaarden, kweepeerhagen en een sloot, al les ver- trouwd genoeg van foto’s, en slechts het feit dat h et ouderwetse dorpsbeeld zo goed bewaard gebleven is, verrast hem enigs- zins. De straat mondt uit op een leeg plein met ron dom een paar winkels en een marktgebouw met een klok, en bo ven de zinken daken en de bomen troont de witte kerk uit, met als enige beweging in het brede panorama dat hij voor z ich ziet het trage gewapper van de vlag op het hoektorentje van wat een openbaar gebouw moet zijn. Het zou het museum k un- nen zijn, denkt hij, en loopt er over het plein naa rtoe, maar de deur is gesloten en nergens is een bordje of inform atie te zien. Verliesfontein proef2.indd 30 14-06-16 09:18
31 Fouriesfontein, probeert hij zich moeizaam te herinneren van lang geleden: er was een graf, en voor de kerk een gedenkteken dat hij hier niet ziet staan, maar van een museum w erd geen melding gemaakt. Dit is het toch; dit is toch Fouri esfontein? Terwijl hij voor de kerk blijft staan, midden op he t plein, kijkt hij om zich heen, maar het dorp geeft niets prijs. Waar zijn de mensen dan, vraagt hij zich af. Het is toch niet mo gelijk dat het hele dorp zich op het heetst van de dag heeft terug getrokken in huis en dat alle bedrijvigheid tot stilstand is gekomen, geen hond die blaft of haan die kraait, geen geluid van een voertuig of radio, geen kindergeroep in een tuin. De veranda ’s van de huizen en winkels en de tuinen liggen er verlaten b ij. Hij loopt verder door de straat waarover hij het d orp is bin- nengekomen, dwars over het plein, langs andere huiz en, andere tuinen en boomgaarden en stenen muren, slaat een ho ek om en loopt een andere straat in, waar peperbomen zijn aangeplant, met jne bladeren die zachtjes trillen in het vrijw el onmerkba- re zoeltje en waar het water geluidloos door de slo ot stroomt, zo stil dat de beweging amper is af te lezen aan de speling van het licht op het kabbelende oppervlak. Er is in elk geval iemand die de sluizen heeft opengezet om water uit het res ervoir te laten stromen, denkt hij, er moet toch iemand zijn, verscholen tussen de boomgaarden en tuinen van dit verlaten do rp, en hij kijkt omhoog en ziet de zwevende takken van de pepe rbomen en de jne trilling van de besjes, de bedrieglijke lichte roering, de speling op het wateroppervlak, kijkt door de str aat en ziet een man die uit de verte haastig op hem komt aanlop en, wen- kend met zijn armen. In zijn voorlopige verkenning is hij al zozeer aan het uitge- storven dorpsbeeld gewend geraakt dat deze plotseli nge ver- schijning bijna gewelddadig aandoet en hij haar hee l even niet kan verwerken, maar dan krijgt hij zichzelf weer on der contro- le en loopt de man snel tegemoet. Wordt hij verwach t, wordt er naar hem gezocht of komt de man hem misschien infor meren of waarschuwen over een onvermoede gebeurtenis, vra agt hij zich af, verrast door de dringendheid waarmee de vr eemdeling op hem afkomt; maar in zijn verwondering valt hem d e onre- gelmatige tred van de man op en hij beseft dat hij kreupel is Verliesfontein proef2.indd 31 14-06-16 09:18
32 en dat de ongecoördineerde en haast driftige bewegingen van zijn armen niets anders zijn dan een poging om zijn evenwicht te bewaren. De man heeft hem schijnbaar niet eens i n de ga- ten, beseft hij verder wanneer ze elkaar naderen, h oewel ze op het kruispunt van twee verlaten straten de enige vo orbijgangers zijn, maar hij kijkt strak voor zich uit, met zijn ogen op een an- der doel en zijn gedachten kennelijk elders. Dan, n et voordat ze elkaar zullen tegenkomen, maakt de man een scherpe bocht en zet zijn snelle, dringende wandeling voort in een a ndere straat. Het is een jonge man in een donker, formeel en haas t ouder- wets pak, en zo dichtbij is hij wanneer hij de hoek omgaat, dat je kunt zien dat de omslagen van zijn broek en zijn zware, glanzende laarzen wit van het poederachtige zand zi jn. Hij gaat door een hekje in een dunne haag van coniferen, hin kt over het tuinpad langs bedden vol zonnebloemen en verdwi jnt in de schaduw onder de veranda. Het hekje piept aan zi jn schar- nieren; er slaat een deur dicht. De plotselinge gel uiden klinken onverwacht in de volslagen rust van het dorp, en da n is alles weer stil. Hij zou de man achterna kunnen gaan en bij het hui s kun- nen aankloppen, denkt hij, maar blijft buiten op st raat voor het hekje staan. Hij is niet bevoegd om bij mensen aan te kloppen, om deuren open te duwen of vragen te stellen, besef t hij, hoe- wel hij voor dit zekere weten geen reden zou kunnen opgeven; hij kan zich in deze zwijgende, gesloten gemeenscha p waar hij zopas is aangekomen nog niet alle vrijheden veroorl oven. De plaats waar hij zich bevindt, heeft zijn eigen rege ls en conven- ties, die hij vermoedelijk langs proefondervindelij ke weg zal leren kennen, en intussen past het hem te wachten e n geduld te hebben, nu hij hier bij het hekje staat te wacht en, met het tuinpad tussen de stijve bedden en kwijnende bloeme n als een onoverbrugbare afgrond, het lage, eenvoudige huisje achter zijn veranda als een onbereikbare vesting, gehuld in sti lte en ge- heimzinnigheid. Dit onverklaarbare inzicht is op een of ander mani er ge- ruststellend, en bevredigd door deze schrale verzek ering loopt hij ten slotte weg van het hekje en van het huis wa arin de hinkende jonge man is verdwenen. Hij moet verder zo eken, Verliesfontein proef2.indd 32 14-06-16 09:18
33 denkt hij al lopend, hij moet elders zoeken; of misschien moet hij niet eens doelbewust zoeken, dringt het gaandew eg tot hem door, maar er genoegen mee nemen gewoon te kijken e n te wachten, om een ontvankelijkheid uit te oefenen waa rop niets in het leven hem ooit heeft voorbereid, maar die sc hijnbaar tot de conventies van deze gemeenschap behoort. Hij bevindt zich in de laagst gelegen straat van h et dorp, ziet hij, aan de rand van het vrije veld, waar tussen om heiningen en boomgaarden een paar grotere woonhuizen staan, e en ink eind van de straat op een uitgestrekt stuk grond. B ij een met klimrozen overrankte omheining blijft hij staan en kijkt naar de welige bloembedden en priëlen en de koelte van h et huis achter zijn brede, met klimop overdekte veranda, en als zijn ogen gewend zijn aan de dichtere schaduw, bespeurt hij een auw schijnsel in het schemerdonker en ontdekt alle ngs de ge- stalte van een man in lichte kleding, die op een ro tan stoel zit te lezen. Een tijdlang blijft hij hier staan in de hoop dat de man zal opkijken en hem zal zien, over de afstand die h en scheidt, achter het scherm van versluierende klimplanten, de breedte van de tuin en de omheining in de heldere zonneschi jn van de straat, maar ten slotte moet hij toegeven dat de mogelijk- heid gering is. Maar als hij nu eens probeert het h ekje open te duwen, vraagt hij zich af; als hij het nu eens waag t het tuinpad op te lopen en onder aan de blinkende treetjes te blijven staa n, vlak onder de man die zit te lezen? Hij kan het in elk geval proberen, denkt hij, want er kan niets met hem gebe uren; maar wanneer hij zijn hand naar het hekje uitstrekt, zie t hij dat de stoel leeg is en dat er niemand meer in de schaduw van de veranda zit: snel en zonder geluid, sneller zelfs d an hij voor mogelijk geacht zou hebben, is de man door de glaze n deuren van de veranda verdwenen. De enige waarneembare bew eging is het lichte roeren van een wit gordijn waar een v enster om- hooggeschoven is. Dus ook hiér niet. Over de auwe helling loopt hij langzaam terug naar het marktplein en de kerk, terwijl de witte torenspits steeds zicht- baar blijft als oriëntatiepunt boven de daken, bome n en tuinen, en ontdekt al verkennend tussen de winkels met hun lege ve- randa’s en blinde façades het hotel waarnaar hij we llicht me- Verliesfontein proef2.indd 33 14-06-16 09:18
34 teen had moeten zoeken, een onaanzienlijk gebouw zonder verdieping, weggedoken achter kleine cipressen: bij het mu- seum, het hotel of het gemeentehuis weet men meesta l wel raad, hoe beperkt dan ook, herinnert hij zich nog v an lang geleden, terwijl het politiebureau en de pastorie w einig aan- knopingspunten bieden; bij het hotel kun je navraag doen, of moet je in elk geval kunnen wachten of verdere verw ikkelin- gen afwachten. De stilte hier is totaal, net als el ders in het dorp, maar met een gevoel van verlichting ziet hij dat de voordeur tenminste openstaat en bij het betreden van de vera nda wordt zijn aandacht opeens getrokken door de lichte kleur en van een oranje-wit lintje dat iemand op de drempel heeft la ten vallen. Hier zijn onlangs tenminste nog mensen geweest, den kt hij, en blijft op de drempel staan terwijl zijn ogen gewend raken aan het schemerdonker binnen: een balie van donker, gli mmend hout, het glanzende glas van ingelijste prenten aan het matte behang, het blinkende gele koper van een vaas met v eerachtige pluimen, en een boog waardoor je dieper het gebouw in kunt gaan, afgesloten door zware pluche gordijnen die he m beletten verder te zien: boven de boog hangen gedrapeerde vl aggen van beide Boerenrepublieken. Waarom zou een hoteleigena ar op het Kaapse platteland de behoefte voelen om zijn po rtaal met deze historische vlaggen te versieren, vraagt hij z ich af, en be- seft dan dat het lintje op de drempel bij zijn voet en ook in de Vrijstaatse kleuren is. Een tijdlang staat hij erna ar te kijken, net zoals hij eerder naar de onverklaarde bloedplekken op het zand van de weg heeft gekeken, maar hij kan er geen verk laring voor vinden, noch bukt hij zich om het lintje op te pakk en. Het is hier niet voor hem blijven liggen. Hij doet geen poging het hotel binnen te gaan zoda t hij een bel of een bediende kan vinden, maar draait zic h om en kijkt over de lege ruimte van het plein naar de gro te witte kerk aan de rand en het gebouw met de traag wappere nde vlag op de hoek ernaast. Als dat niet het museum is waar gindse vlag gehesen is, moet het een gerechtsgebouw zijn, denkt hij; maar de vlag die er wappert, is de Union Jack, en o ok met dit blijk van anachronisme kan hij niet uit de voeten. Weerkaatst door het witte zand van het plein slaat de middaghi tte hem Verliesfontein proef2.indd 34 14-06-16 09:18
35 tegemoet, nu hij op de veranda van het hotel blijft staan. Hij voelt de structuur van de verandapaal onder zijn ha nd en ziet de barsten in het goedkope hout en de streken en bo bbels in de roodbruine verf waarmee de paal is geschilderd, en waar de verf in de voegen is samengeklonterd en gestold, ka n hij hem met zijn nagel loskrabben. Als hij beweegt, moet hi j zijn hand doelgericht uitstrekken, zich bewust van de inspann ing en co- ordinatie die voor dat gebaar vereist worden, en mo et hij de ene voet optillen om hem voor de andere te zetten. Het is geen droom waarin tijd en werkelijkheid opgeheven zijn e n gebeur- tenissen van op een afstand beleefd worden, zoals t evoorschijn getoverde schimmen op een doek of scherm, maar een werke- lijkheid waarin tijd, ruimte, stevigheid, gewicht e n samenhang hun diverse waarden ongeschonden hebben behouden en die zich slechts onderscheidt door het feit dat zijn ei gen aandeel of deelname eraan beperkt moet blijven, althans voo rlopig, en dat hij niet kan ingrijpen om de gang van zaken pro beren te regelen of te sturen. Wat is nu de som van zijn ervaringen tot dusver en welke conclusies kan hij eruit trekken: vlag, lintje, de man op de ve- randa en de hinkende man op straat? Hij zal terugga an naar het huis achter de omheining met de rozen, denkt hi j, hij zal teruggaan naar het huis met de zonnebloemen in de t uin om het opnieuw te proberen, want een hernieuwde poging zou best eens succes kunnen hebben: bij een van deze tw ee man- nen, de enige mensen die hij tot dusver in dit uitg estorven dorp heeft gezien, zal hij misschien informatie kun nen krijgen, iets dat zal dienen om het gebeuren van de laatste paar uur in een voorlopig perspectief te plaatsen en de onbeken de regels van deze afstandelijke kleine gemeenschap te verdui delijken. Hoe vaag of ontwijkend het antwoord op zijn vragen ook mag zijn, of hoe ver verwijderd zelfs van wat redelijke rwijs als een antwoord beschouwd zou kunnen worden, het zal in el k ge- val bevredigender zijn dan deze begriploze dooltoch t door het dorp. Hoe nietszeggend de woorden op zich ook zijn, door d e stemmen zal de stilte tenminste verbroken worden. Sneller en doelgerichter dan hij tot nu toe heeft gelopen, begeeft hij zich in de richting van de twee huizen waar hij al Verliesfontein proef2.indd 35 14-06-16 09:18
36 eerder op deze middag is geweest, maar hij is nog maar net bij de hoek van de straat aangekomen wanneer hij zich b ewust wordt van een vreemd laag gedruis, als van wind in de verte, wat extra opvalt in de vrijwel volslagen stilte waa rdoor hij tot dusver werd omgeven. Achter de bomen en de daken va n het dorp zwelt het steeds sterker aan tot een soort onr egelmatig gepuls of gedreun, alsof het ongezien nader komt, h oewel hij de oorsprong ervan niet kan bevroeden en het zelfs niet dui- delijk is uit welke richting het komt. Het is het g edreun van paardenhoeven, beseft hij, kloppend door het losse zand van de weg, het is het gedruis van de grote groep paarden waarvan hij de sporen bij zijn aankomst in het dorp heeft zien liggen en die van zijn onbekende bestemming terugkeert. Het probl eem van het verlaten dorp is opgelost en de tijdelijk ontvo lkte straten zullen weer tot leven komen, en hij loopt weer de h elling naar het marktplein op om daar de stoet op te wachten te rwijl de onzichtbare ruiterij komt aangalopperen. De dwarsst raten die hij kruist, strekken zich echter leeg aan weerskant en van hem uit en eindigen op het lege open veld, en het markt plein ligt er nog onverstoord bij; er zijn nergens paarden of ruiters te bekennen, en zelfs wanneer hij voor de kerk gaat st aan om uit te kijken over de lange weg die dwars door het dorp leidt, de weg waarover hij het dorp zelf is binnengekomen, va lt er niets te bespeuren. In de verte sterft het gedreun weer w eg achter de bomen en daken. Dat is toch niet mogelijk, denkt hij: in zo’n klei n plaatsje als dit – drie straten in de lengte, vier in de breedte , die allemaal uitkomen op het plein en waar het omringende veld z ichtbaar is aan het eind van elke straat – in zo’n klein pla atsje is het niet mogelijk dat een zo omvangrijke stoet in de nabije omgeving voorbijtrekt zonder dat je vanaf een bepaalde kruis ing of een bepaald uitkijkpunt minstens een deel van het ruite rgezelschap kunt zien; het is niet mogelijk dat het stof van hu n doortocht al is gaan liggen voordat de nagalm is weggestorven in de lucht. Het stof van de straten blijft echter roerloos en o ngerept, en hij staat in zijn eentje voor de kerk, waar de lege weg over het lege plein voorbijloopt. Was het de wind, het gelui d van een ver onweer, hallucinatie, fantasie, zinsbedrog? Ond er de gege- Verliesfontein proef2.indd 36 14-06-16 09:18