Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Vogels moeten vliegen Een verhaal over een burn-out en een emigratie, met een beetje peper en zout. . . Namen van derden en situaties kunnen veranderd zijn vanwege privacyredenen. V Copyright © 2018 Uitgeverij Gideon Auteur: Anja Keesmaat-Pott Omslagontwerp: Studio Vrolijk Typograe: Arjen Niezen Jaar van uitgave: januari 2018 Uitgave: Gideon, Hoornaar, Nederlandwww. gideonboeken. nl I SB N: 978-90-5999-119-4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een databank, of doorgegeven in welke vorm of op welke wijze dan ook elektronisch, mechanisch, gekopieerd, gescand of op enige andere wijze behalve voor korte citaten in recensies of artikelen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means electronic, mechanical, photocopy, recording, scanning, or other except for brief quotations in critical reviews or articles, without the prior written permission of the publisher. \r \f \n \b \b \b \b \b \b \t \r \t \b \b \b \r \b \b \b \r \n \b \r \b \b \b \t \f \b \b \r \b \b \b \b \b \b \b \b \b \n \t \t \b \b \n \b \r \r \b \b \r \b \b \n \n \n \r \n \b \b \b Inhoud \r \b \n \n \n \n \b \n \n \b \b \n \b \r \n \n \n \n \n \n \n \n \n \b \n \b \r \n \b \n \b \n \n \n \b \n \f \f \f \n \n \n \b \n \b \r \f \f \n \r \n \r \n \n \b \b \n \b \n \b \n \r \n \b \r \f \n \b \b \b \b \b \b \t \r \t \b \b \b \r \b \b \b \r \n \b \r \b \b \b \t \f \b \b \r \b \b \b \b \b \b \b \b \b \n \t \t \b \b \n \b \r \r \b \b \r \b \b \n \n \n \r \n \b \b \b Inhoud \r \b \n \n \n \n \b \n \n \b \b \n \b \r \n \n \n \n \n \n \n \n \n \b \n \b \r \n \b \n \b \n \n \n \b \n \f \f \f \n \n \n \b \n \b \r \f \f \n \r \n \r \n \n \b \b \n \b \n \b \n \r \n \b Als ik in slaap val, heb ik het gevoel dat ik niet meer wakker word, zegt echtgenoot optimistisch. Ik ben in één klap wakker, stoot mijn hoofd tegen het hoofdeinde en zit verwilderd rechtop in bed. Dat kan niet, hoor! zeg ik met schrille stem. Binnen een uur zitten we bij de Spoed-eisende Hulp. Er wordt een hart lmpje gemaakt en bloed geprikt. We krijgen de verzekering dat hij, statistisch gezien, grote kans maakt om weer wakker te worden. Gerustgesteld vertrekken we weer naar huis. Het incident staat niet op zichzelf. Na 50 baantjes en 51 frustraties zit er niet veel rek meer in bij echtgenoot. We zien allebei al tijden dat het niet goed gaat. Maar je kunt toch moeilijk zeggen: Sorry baas, ik blijf voortaan thuis. Dus gaat hij door. s Morgens zit hij, met zn hoofd in zn handen, op de rand van het bed moed te verzamelen. Halverwege de dag belt hij: Praat alsjeblieft tegen me, het maakt niet uit waarover. Ik ben in staat om met mijn hoofd tegen de muur te bonken. En soms gebeurt dat ook. Ik zie het met lede ogen aan. De thuissituatie compenseert de toestand wel enigszins. Onze kinderen zijn best goed gelukt en we hebben een goed huwelijk. Er komen genoeg mensen over de vloer en we zijn actief in de kerk. Helaas is daar wel een con ict doorgesijpeld naar de kerkbanken en staan de verhoudingen op scherp. Gelukkig zijn we geen onderdeel van het probleem, maar we hebben er wel mee te maken. Het maakt het zondagse kerkbezoek tot een zware gang. En dan zijn de batterijen helemaal leeg. Het gaat niet meer en hij komt thuis te zitten met een burn-out. In eerste instantie ben ik opgelucht. Eindelijk gebeurt er iets. Even twee weken niks aan zn kop en dan gaat het wel weer. De hulp van gogen, logen en pillen wijzen we af. We weten de oorzaak. Als hij werk vindt dat bij hem past, is het probleem opgelost. Alle advertenties worden weer eens nageplozen. Manager voor een youth hostel in Amsterdam. Zou dat iets zijn? Hij schrijft een brief en krijgt een uitnodiging om voor een gesprek naar de hoofdstad te komen. De energie moet uit zn tenen komen, maar hij weet zichzelf weer op te peppen. Ik besluit om mee te gaan, dan is er tenminste iemand bij als het niet goed gaat. Het lijkt ons handiger om de trein te nemen. Echtgenoot gaat op gesprek en ik dood mijn tijd in een café, met een kop kofe en mensen kijken. Intussen stuur ik schietgebedjes naar de hemel. Hij komt optimistisch terug. Het gesprek ging leuk en hij heeft er een goed gevoel over. Op de terugweg stort hij echter helemaal in. Hij zit lijkbleek in de trein, met zn ogen dicht. Ik voel voorzichtig zn pols. Zn hart gaat als een razende tekeer. Dat van mij inmiddels ook. Ik scan de mensen in de coupé. Van wie zou ik hulp kunnen verwachten als het mis gaat? Welke ziekenhuizen passeren we onderweg? Het wordt een immens lange reis. We moeten de kinderen nog bij vrienden ophalen en dan met zn allen op de ets naar huis. Er lijkt geen eind aan te komen. En dan, eindelijk, zijn we thuis. Echtgenoot laat zich op bed vallen. Opgebrand, uitgeblust en vooral moe, moe, moe. De aanvankelijke twee weken lopen uit tot een jaar. Afwassen gebeurt in drie etappes en we kennen alle bankjes in onze buurt waarop je even kunt uitrusten. Als er bezoek komt, pept hij zichzelf op. Ze merken niet zoveel aan hem. Maar zodra ze weg zijn, is alle bravoure verdwenen. Soms piept hij er al halverwege het bezoek tussenuit. Vaak valt het niemand op. We zijn van vlotte dertigers die alles aankonden, opeens een stel bejaarden geworden. Niet van die vrolijke vutters die op de hei etsen, maar de uitgebluste variant die achter de geraniums van Huize Avondrood zit. Na een jaar komen de papieren binnen om de W A O aan te vragen. Alles in ons protesteert. Het kan toch niet zo zijn dat je op je vijfendertigste in de W A O belandt omdat je altijd met de pest in je lijf naar je werk bent gegaan? We zijn er nog steeds van overtuigd dat het probleem is opgelost zodra hij werk vindt dat hem ligt. Uitzendbureaus en arbeidsbureaus worden bezocht. Op een gegeven moment komt hij min of meer enthousiast thuis met de mededeling dat vertalen hem wel iets lijkt. Dan ben ik eigen baas, kan ik mijn eigen tijd indelen, het is creatief werk, ik kan thuis werken en ik ben altijd bij de kinderen en bij jou. En we zijn niet meer plaats afhankelijk. Hoe langer we erover nadenken, hoe aantrekkelijker het idee wordt. Maar hoe kom je aan een baan als vertaler? Even later zit hij aan de telefoon. Voor hem ligt het telefoonnummer van een uitgever. Ik hoor het verbijsterd aan. Het is één van de wonderlijkste sollicitatiegesprekken die ik ooit heb gehoord. Goedemiddag, u spreekt met Wim Keesmaat. Ik ben vijfendertig jaar, ik zit thuis met een burn-out, heb nog nooit examen gedaan in Engels of Nederlands, maar ik wil graag vertaler worden. En als daverende slotzin: En ik denk dat ik dat wel kan. Mijn mond zakt langzaam open en vormt traag het woord sukkel. Zoiets zeg je toch niet? ! Je kunt jezelf toch op zn minst een beetje verkopen? Je moet die uitgever toch in elk geval het gevoel geven dat hij iets mist als hij jou geen boek laat vertalen? ! Echtgenoot legt met een glimlach de telefoon neer. Hij vond het allemaal goed klinken. Hij heeft beloofd dat hij een vertaalproef zal opsturen. Binnen een paar dagen verschijnen er een paar hoofdstukken van een Engels boek die vertaald dienen te worden. Echtgenoot zwoegt en zweet tot het helemaal naar zn zin is, en met kloppend hart en trillende handen wordt het geheel weer teruggestuurd. Na een paar dagen komt het verlossende telefoontje. Ik heb in tijden niet zon goede vertaling op mijn bureau gehad, klinkt het opgewekt. We kunnen de man wel zoenen. Dan gaan dingen opeens in een sneltreinvaart. We worden binnen een paar dagen benaderd door een andere uitgever. Ik hoorde dat jij vertaler bent. Zou je een boek voor me willen vertalen? Eh. . . ik heb eigenlijk nog nooit een heel boek vertaald. Nou, ik hoorde van een bevriend uitgever dat je vertaling goed was, maar als je het prettig vindt, stuur je gewoon de eerste paar vertaalde hoofdstukken op en dan kijk ik die vast na. Vanaf dat moment is echtgenoot vertaler. Het begin van een nieuw hoofdstuk in ons leven. De aanvraag van de A O W wordt ritueel verbrand en in plaats van mislukt op de bank te zitten, volgt er een rit naar de Kamer van Koophandel. We vinden het superspannend. Gaat hij dit redden of wordt dit het zoveelste baantje dat in eerste instantie veelbelovend lijkt, maar waarbij hij na een aantal maanden weer met zn kop tegen de muur loopt te bonken? In dit geval wordt het dan onze eigen muur. Toch zonde van het behang. We krijgen zelfs bezoek van een inspecteur der belastingen, om te kijken of hij wel echt Z ZP-er is. De dienaar van de wet slaat stijl achterover als hij ziet dat onze uitgaven 100 euro voor het inrichten van het kantoor zijn. De goede man weet niet dat wij het kleinste kantoor van Nederland hebben. Het nachtkastje, om precies te zijn. Onze enige investering is een oude computer. Voor meer is geen plek. Het onwaarschijnlijke is gebeurd. Echtgenoot zit met plezier te werken. De uitslag van de proelentest die hij ooit moest maken bij zn zoveelste baantje, blijkt te kloppen. Hij werkte op dat moment als chef van een computermeubelfabriek. De directeur was een vooruitstrevend man, met moderne inzichten, dus zn personeel moest worden getest. De juiste man op de juiste plaats was het credo. Nadat echtgenoot de schriftelijke test had gedaan en hij een gesprekje had met de arbeidspsychologe, keek ze hem verbaasd aan: Meneer, wat doet u in vredesnaam bij dat bedrijf? Dat vraag ik mezelf ook af, antwoordde echtgenoot. U hebt het proel van een kunstenaar. Doet u iets creatiefs, of zo? Ik speel gitaar. U zou iets creatiefs moeten zoeken. De harde werkelijkheid was op dat moment dat hij moest beslissen of hij een vaste aanstelling wilde. s Morgens bad hij nog of hij daar alsjeblieft niet hoefde te blijven. s Middags lag hij in het ziekenhuis omdat er een tractor overstak, die hij met zn motor niet meer kon ontwijken. Ik werd gebeld door een boer uit de buurt. Mevrouw, uw man heeft een ongeluk gehad en hij wordt nu afgevoerd naar het Havenziekenhuis. Even later belde hij terug. Mevrouw, ik moest zeggen dat hij veul van u houdt. Dat zee die echt, hôr, mevrouw. Toen ik dat hoorde, kreeg ik wel weer vertrouwen in de goede aoop. Het was een wat wonderlijke gebedsverhoring, maar hij hoefde niet terug naar dat bedrijf. s Middags kwamen een paar Marokkaanse werknemers hem opzoeken in het ziekenhuis. Dat was een leuk einde van de zoveelste niet leuke baan. Maar nu is echtgenoot dus vertaler. Een creatief beroep. Spelen met woorden. Net zo lang husselen en zoeken tot het mooi is. Het blijkt de oplossing te zijn voor de burn-out en langzaam krabbelt hij na deze zware periode weer op. De wereld ligt nu letterlijk open. De naam van de uitgever wordt de rest van ons leven met eerbied uitgesproken. Hij verdient een lintje. Hoe heet hij ook alweer?