Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Vader zwaait zijn kinderen uit. Familiefoto. Links van vader en moeder Coby en Cock, rechts Sjaak met zijn gezin. 22 weer aan het avondmaal. Toen de tafelwacht hem weerde beriep hij zich op zijn dominee, maar die zei: Ik moet mij aan de kerkorde houden. Daarop waarschuwde vader de hele gemeente en verliet de kerk, mét ons. Nóg ga ik door de grond, als ik hieraan denk. Als student zou ik ontdekken hoe De Labadie zich al in de zeventiende eeuw afscheidde. Op zijn vijftigste verjaardag (1951) kreeg pa een hartaanval en wij hoorden hem kreunen. Werd het sterven? Hij kwam altijd moe thuis. Wij hoorden dat zijn baas hem niet mocht. Daar stond hij alleen, maar werd eens getroost met deze woorden: Als een lelie tussen de doornen ( Hoogl. 2). Pa was vaak ziek en kreeg eens de psalm: Roep Mij aan in de dag der benauwdheid, Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren ( Ps. 50). Maar wat betreft dat eren kwam hij toen tekort. Zijns inziens ervaart elk kind van God: Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft ( Ps. 85). Vader werd arbeidsongeschikt verklaard, maar kreeg een job op het B P M-sportpark, waar hij zowaar meedeed met
biljarten. De gezelschappen reikten tot Rotterdam. Op een zondagavond liepen we na twaalven door de nieuwe Maastunnel terug naar Vlaardingen! Aan een slachtoffer van het bombardement bood vader logies. Was er voor hem nog een woord? Ik ben de man die ellende gezien heeft ( Job). En uit Den Haag kwam er zelfs een weduwe bij ons wonen, want vader kreeg de woorden: Zoon, zie uw moeder. Ze zei: Och, kind, de tijd kom je wel door, maar de eeuwigheid
Vader sprak op gezelschappen, maar kreeg eens de woorden: In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet ( Spr. 10). Eens zei een gezelschapsman tegen me: Je mocht nog liggen onder het zegel der verkiezing. En moeder? Die had met ons Jobs geduld en Salomos wijsheid nodig. Maar ze had niet beleefd wat de vrienden bespraken. Ze diende hen. Hoe typeer ik dit milieu? Vader leek wel op die tegenover zijn zoon zwijgende rabbijn uit The Chosen van Chaim Potok: God moet het doen. Herkenbaar is ook de Pauwiaanse sfeer (niet de leer) uit Knielen op een bed violen: beklemmend maar hecht. Lambrechtses Zeeuwse roman komt er het dichtste bij. Maar in een industriestad waren bevindelijken weer niet zo van de buitenwereld afgesloten als in de roman Dorsvloer vol confetti en werden hierdoor meer beproefd. een vissersplaats een stinkstad. Achteraf waren wij in de Rijnmond getuige van machtige industrialisatie en urbanisatie. Thuis was die modernisering er nog niet: in de huiskamer stond nog gewoon een kachel met kolenkit; ik zie mijn moeder in de keuken nog bij wastobbe en wringer. En op straat zag je nog weinig autos. Kinderen bij thuislezers Hoe verging het zon bevindelijk nest in turbulente context? Leek het op het Betuwse Knielen op een bed violen van Jan Siebelink of op de Zeeuwse Dorsvloer vol confetti van Franca Treur? Vader was overgegaan naar de Gereformeerde Gemeenten toen daar ds. H. Ligtenberg kwam. Die kwam ook bij ons thuis en zei na pas getuigenis: Deze geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn
Moeder ging op den duur mee naar die andere kerk, maar met pijn over de eigen kerk in haar hart. Al op mijn achtste ging ik met mijn broer mee naar de catechisatie. Wij leerden daar uit het kleine vragenboekje van A. Hellenbroek over Gods mededeelbare en onmededeelbare eigenschappen. Veel later zou ik bij dogmatiek begrijpen waar dat vandaan kwam: uit de scholastiek: (in) communicabilia
Vaag herinner ik mij ook de bevestiging in de Grote Kerk door ds. G. H. Kersten van kandidaat M. van de Ketterij, die in Arnemuiden huisschilder was geweest. In de pastorie was er elke zondagavond gezelschap en wij jongens werden bevriend met de zoons van de predikant. Kees zou Nederlands studeren en promoveren op De weg in woorden (1972). Als kind ving je iets op over algemene genade. Een dominee zei: Als je kinderen nog onbekeerd zijn, is ons brood dan niet door Christus verdiend? Zoiets leerde dr. C. Steenblok, die was overgekomen uit de Gereformeerde Kerken. Algemene genade zou losstaan van Christus. Maar dat riep verzet op, met name bij onderwijzers. Vader werd het ook met deze kerkenraad niet eens over de doop van een onkerkelijke man, die door huwelijk lid werd: Kan een onbekeerde die doopvragen beantwoorden?! Toen heeft vader ook daar bedankt als lid. Sindsdien werd het preeklezen bij vrienden door een gewezen ouderling. Thuis las vader ons voor uit Maandagse catechisatiën van ds. J. Fraanje! Eens, toen ds. Ligtenberg gastpredikant was, wilde vader toch het laatste. Hier herinner ik mij de preek in een Christelijk Gereformeerd Kerkje: Troost, troost Mijn volk. De predikant kwam s morgens niet klaar. Pa nam ons ook mee naar het ziekbed van deze vrienden en je zag al dementie of kanker. Hoe duid je zon bevindelijk nest? Dit was de Nadere Reformatie, maar in afgescheiden setting. Wáár in Bunyans Christenreis vind je bijvoorbeeld een vierschaarbeleving? Na de smalle poort kwam het kruis! Daar kreeg ik geen antwoord op
De kerkelijke verdeeldheid noemde pa: hopeloze en tomeloze verwarring. Kerkgenootschappen waren voor hem lood om oud ijzer. Kerkisme kregen wij dus niet mee. De mens was niet uit de godsdienst gevallen. Zou Barth dat bedoelen met zijn: Religion ist Unglaube? Liever meld ik In Zijn arm de lammeren (1971) van Cornelius Lambrechtse, die schrijft over de Zeeuwse Gereformeerde Gemeenten. Die gemeenten waren vóór de ontsluiting door de Oosterscheldebrug milder, zegt een kenner. Fransje zat vol met kindervragen, vooral deze: Poete, à jie nae den emel gaet neem je mien dan ok mee op jen ermen? O, die eeuwigheidsernst met angst der hel. Maar bij de bekeerde ouders kwamen ook lieve kinderen Gods. En na een oordeelspreek over kerstbomen kwam die nodigende prediking van ds. Kok! De kleine jongen stierf met veilig in Jezus armen net zoals het kind van de schrijver zelf. Verstedelijking Maar hoe veranderde een vissersplaats als Vlaardingen? Als de haringvloot uitvoer was er Vlaggetjesdag. Wij hadden ook een oom die voer en mijn broer mocht eens een reisje mee. Later heb ik de stamboom uitgezocht en kwam tot 1640: allemaal vissers en boetsters; met veel kinderen en
veel kindersterfte. Er bleef telkens maar één gezin Blenk over. Tot 1900. Toen waaierde de stamboom uit. Volgens de boeken was dat dankzij beter voedsel en medische zorg. Achter ons plein was eerst nog grasland en daar zagen wij een boer koeien melken. Mijn broer had een vriendje op een boerderij in Oost en wij speelden daar in de hooiberg. Prachtig! En bij het landelijke dorpje Kethel sprongen wij slootje tot ik bij de landing terugviel. Maar toen kwam de industrie met de nieuwbouw. We keken naar dat heien van palen en het bouwen van huizen: van de fundering via het trapgat tot het dak en toen wilde ik architect worden. Zo werd bijzonder dat een arbeider met lagere school zoveel boeken had! Nu zie ik twee lijnen: een neo-gereformeerde school en een oud-gereformeerd gezin. Vader schreef Twee oefeningen, en gaf ons het boekje bij ons trouwen. Dit werkje is omstreeks Kerstfeest 1941 in de werkplaats op het Shell terrein te Pernis- Rdam geschreven, clandestien (oorlog 1940-1945) gedrukt en uitgegeven door mijn vrienden. De eerste preek ging over Hooglied 1: De Koning bracht mij in Zijn binnenkamer; met daarin ook een verslag van die tweede bekering. Het is een echte preek met psalmen, voorafspraak, punten, tussenzang en toepassing op Gods volk. De tweede preek ging over Jeremia 31: De Heere is mij van verre verschenen. Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. Vader sprak ook zo: Al werd de weg ontsloten, dan nog stond men voor eigen rekening. Bethel was nog geen Pniël. Zo las men Spreuken 11:4 en de gang van Jezus discipelen. Bij de rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie (zoals Jesaja 6 en Zacharia 3) wordt een zondaar teruggebracht in het Vaderhart van God. Toen wist pa zich ook verkoren al op moeders schoot. De opdracht vervolgt: In den nacht tussen 1e en 2e Kerstdag 1925 beliefde het God, om mij te arresteren op mijn heilloos pad naar de hel. In 1927 mij de Gekruiste Christus te openbaren; omstreeks Kerstfeest 1941 mij met den Drië-enigen God te verzoenen en thans 1965 Zijn Genade Wonderen te gedenken. Zo woog men ook catechismuspreken: Zondag 7 over geloof is nog niet Zondag 23 over rechtvaardiging. Pas later hoorde je van de context van dit alles bij vader: bloedvergiftiging, een crisiservaring. Maar als leesregel? Waar blijft: dat je niet alles op één dag leert. Zien-is-nog-hebben slaat niet op het zien op Jezus, maar op het rijk Gods, zoals in de gelijkenis van de schat ( Matth. 13:44). D-day is nog geen Victory-day! Vader gaf zijn boekje bij ons trouwen: Aan mijn geliefde kinderen Cornelis en Anneke. Met zegenwens. Ruimer? Vader had ook vrienden in Scheveningen en Katwijk, in Sliedrecht en Barneveld! Ze leken ons minder kritische kindervrienden. Je was jaloers op zulke kinderen van God. Je bad er altijd om. Eens mocht ik kiezen tussen het schoolreisje of logeren in Katwijk; ik koos voor Kinderboeken Wat lazen wij? Willem Wijcherts ging over een Alkmaarse jongen, die na een geheime samenkomst van hageprediker Jan Arends gezocht werd door soldaten van Alva. O, die schele Ebben, die gemene verrader! Van W. G. van der Hulst was ook Jaap Holm en zijn vrienden. Die gestolen boodschappentas vergeet je niet want armoede herkende je. Peerke en zijn kameraden ging over een zieke Vlaamse jongen, die in Holland vriendjes kreeg. Hij hoorde bij de vluchtelingen van 1914. Van de zondagsschool van de Gereformeerde Gemeente Samuël kreeg ik als 9-jarige Toen de honger kwam: hoe een Chinees jongetje bij hongersnood door een zendeling werd opgevangen. Jaartal? 1912. Een tante gaf me op een verjaardag Het geheim van de grijze reismantel over de vervolging van hugenoten (1685): hoe Antoine ontsnapte over de Schelde; in Amsterdam bleek zijn moeder in de mantel robijnen te hebben verstopt. De schrijver blijkt een gepromoveerd historicus. En dan Bartje van Anne de Vries, die woonde op de Lange Jammer. Ik bid niet voor brune bonen! En dan: Bartje zoekt het geluk. Toen hij op een onkerkelijk meisje verliefd werd vroeg een bevriende ouderling hem: Leef je dicht bij God in deze tied? Later bleek dat de schrijvers onderwijzer waren: Van der Hulst ethisch-hervormd in Utrecht, Anne de Vries gereformeerd in Assen. Deze boeken kregen vele drukken en waren dus alom geliefd. Ook onder ons. Bevindelijke kringen hadden toen nog geen kinderboeken. Onze kinderbijbel had de dramatische platen van Gustave Doré! Hadden wij wel een gelukkige jeugd? Pa kocht meccano. Als je de foto ziet waar wij samen spelen in de zandbak van ons plein krijg je een goed gevoel. Daar bouwde ik een heel dorp; als een eigen wereldje? Nog speel ik graag met kinderen in zand. Met mijn zusje speelde ik ook schooltje. Bij oude schrijvers In vaders boekenkast stonden oude schrijvers zoals Bunyan, Brakel, Comrie, Van der Groe en de Schotse Erskines. Alleen de Christenreismet plaatjes leek iets voor kinderen: de man met dat zondenpak op zijn rug, die vluchtte uit de Stad Verderf, naar de smalle poort; beklemmend. Maar zo blijven de twee wegen je wel bij. Intussen is het stroom ontspringt? Ja, zouden wij? Of Grote God, wij loven U. Maar heel de wereld buigt voor U? Je voelde je op school een uitzondering: pa vond lichamelijke oefening tot weinig nut
en was ook tegen inenting, wat de meester irriteerde. Waarom was hij tegen? Vanwege de Voorzienigheid Gods! Voor bid- en dankdagen moest je vrij vragen. Bij klasgenoten geneerde ik me voor ons bovenhuis én de zwarte kousenkerk. Zou ik dáárom zo mijn best hebben gedaan? Gedenck- Clanck Vanaf de derde klas kregen we vaderlandse geschiedenis uit Toen en van W. G. van der Hulst. Een deeltje heb ik nog: over hugenoten die naar ons land vluchtten. Er staat op: Gekregen van meester Van der Weijde na een voordracht, 4e klas. We zongen ook Gelukkig is het land en andere liederen over de Opstand. Later bleek dat Valerius Gedenck- Clanck in de oorlog was herdrukt. Achteraf resoneerde in de ene oorlog die andere. De school deed ook mee aan een aubade voor het stadhuis. Daar zongen we het Wilhelmus voor de burgemeester. We gingen ook naar Delft en zagen in het gerestaureerde Prinsenhof dat kogelgat: hier was Oranje vermoord! Van het grafmonument in de Nieuwe Kerk heb ik nog een ansichtkaart. Gekocht 1951; toen was ik dus elf. Is hier mijn historische belangstelling gewekt? We gingen ook op schoolreisje naar Breda en zongen in de Grote Kerk: Wilt heden nu treden voor God de Heere. Zo dankte men God dat Maurits het Noorden had bevrijd. Zo beleefde men dat toen! Achteraf proef je een theologische duiding van een historische wending! En dan: Gelukkig is het land met dat rake: En als men meent hij zal/ schier overwinnen al/ dat dan, dat dan, dat dan/ hij zelf komt tot de val. Begon hier al de rode draad in mijn levensboek? In de zesde klas leerden wij nog opzeggen: Bali, Lombok. Maar de soevereiniteit was al overgedragen aan Indonesië. Op vrije middagen moest je werken: bij een bloemist of in een bakkerij en in de vakantie aardbeienplukken. Het stukloon ging grotendeels naar het huishouden. De sfeer daar op Rozenburg vind je terug bij Maarten t Hart. Je werd geplaagd om je bril, maar hoorde bij die leerlingen die mochten doorleren en alvast les kregen in Frans. Je moest voor het lyceum toen toelatingsexamen doen. Bij wederopbouw Vlaardingen lag onder de rook van Rotterdam en na de oorlog fietsten we naar de Maasstad en zagen de wederopbouw van de binnenstad; met als laatste de Laurenskerk. Het stadhuis op de Coolsingel had de oorlog overleefd. Later hoorde je waarom de nazis dat hadden ontzien: vanwege de burgerlijke stand! We hoorden dat Nederland de meeste oorlogsschade had van heel Europa! Op de Coolsingel keken we in een soort bioscoop ook wel naar een soort journaal: Polygoon. Het was Koude oorlog en je was bang voor vliegtui-gen. Waarom las ik boeken over de oorlog met fotos van een massagraf die mijn vader niet kon aanzien? Nog later las ik hoe predikanten het bombardement hadden geduid: ds. G. H. Kersten boog onder het oordeel Gods; ds. J. J. Buskes vertolkte verzet tegen het onrecht: Ik neem het niet. Na de oorlog werd een Duitse raket, een V-1, in de buurt onschadelijk gemaakt en moesten omwonenden weg. Pa liet ons naar een tante gaan, maar bleef zelf thuis
want hij wist zich veilig. Wat zong de wereld bij de wederopbouw? Vijf jaar zat er mot in, maar nu zit er schot in. Pa klaagde over het Mesech der ellende, maar bad ook om beschutting voor alles wat heerlijk is ( Jes. 4:5). Op de Kuyperschool Net als mijn broer ging ik naar de Dr. A. Kuyperschool. Ik kan niet lezen, zei ik. Dat leer je daar, zei moe. Onze ouders vonden de gereformeerde school in Oost beter. We kregen dagelijks Bijbelse geschiedenis met psalmen en gezangen. Als 9-jarige moest ik zes weken naar een gezondheidskolonie in Oostvoorne. In de duinen zongen we: Hagel en sneeuw, onweer, wind en regen, deren ons niet; we kunnen er wel tegen. Ik kwam 7 pond en 3 ons bij! Ik kreeg een aardig rooms-katholiek vriendje. Een klein groepje ging s zondags naar een gereformeerd kerkje. Bij thuiskomst zei moe, dat pa me gemist had. Waarom verbaasde mij dat
? De school was ruimer dan ons gezin. Niemand dacht toen aan een refo-school. Voor de gereformeerde domineesdochter voelde ik veel en hun villa maakte indruk, maar
Wij leerden gezangen die ik nog zing: Zouden wij ook eenmaal komen, waar de levens Zij hielden ons in genoemd kerkje ten doop in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Opa Post heeft zijn kleinkinderen niet lang mogen meemaken: hij overleed in 1943. Vaag herinner ik me als kleuter in een zijkamer op een bed een patriarchale figuur. Intussen heet ik naar hem en houd ik zijn kerk hoog. Kind en oorlog
Wat herinnert een kind zich nog van de oorlog? Bij de Maassluissedijk moest een Duitse auto remmen voor een kleuter die van de afrit rende naar de veilige stoep. Waarom liet ik moeders hand los? Verder herinner ik me: suikerbieten koken, gaarkeuken en verduistering. Een fietslamp gaf licht. Dat was de hongerwinter in Vesting Holland. Later hoor je dat pa de magere kindjes in de teil niet kon aanzien. Later lees je dan dat de hongerwinter aan 20.000 mensen het leven heeft gekost! Eens haalde moe ons vroeger op van de kleuterschool en moesten we onderweg schuilen in portieken. Later begreep je dat het Dolle Dinsdag was (september 1944): net niet bevrijd. Want voor de geallieerden was Arnhem een brug te ver. In 1945 kwam het Zweedse wittebrood uit de hemel in de winkel: ik ruik het nog. Bij de bevrijding zagen wij op ons plein hoe moffenmeiden werden kaalgeknipt. Trees heeft een Canadees; driemaal met de Moffen mee-geweest. Onze vader werd achteraf door Shell geprezen voor zijn verzet. Waarom? Omdat hij niet wilde werken op zondag! Betere weerstand kende hij niet! Ik las een kinderboek over het bombardement van Rotterdam. Een jongen verloor in de brand zijn ouderlijk huis, maar toen hoorde hij: Als g in nood gezeten, geen uitkomst ziet, wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet. Maar hij hoorde ook: Wat ons ontviele, Redder in nood, red slechts onze zielen uit schuld en dood. Henk, die achterlijk was: geboren met hersenletsel. Als opa een gesprek had over geloof, wist Henk waar het over ging. Hij kon ook orgelspelen! Post werd ook afgevaardigd naar de synode. Later bleek mij dat juist deze synode van Rotterdam (1931) een deputaatschap instelde met betrekking tot Israël. Dochter Co bad om een godvrezende man tot zij van haar vader hoorde, dat er een jongen in de kerk kwam waar wat mee gebeurd was. Ze leerden elkaar kennen op belijdeniscatechisatie en op de aannemingsavond voelde ze hem kijken. Ze bleken voor elkaar bestemd. Vader werd ook ouderling en kreeg zo ook een band met gastpredikanten. Hij ging op huisbezoek met de vader van de latere EO-voorzitter. Zo trof hij soms misstanden aan (overspel), en was voor meer tucht in de gemeente. Hij kreeg verzet maar ook troost met Psalm 129:3. Er vond toen een hele uittocht plaats. Maar op gezelschap in Rotterdam- Zuid ( Ik heb veel volk in deze stad,zei men) vond hij een moeder in Israël, die eens zei: Jongen, ben je al zó ver? Crisisverhalen Vader vertelde, hoe hij als werkeloze jongeman in de crisisjaren moest stempelen voor een uitkering. Hij heeft nog met een viskar gelopen en weerlegde eens een vegetariër uit de Schrift. Later begrijp je: dat was de economische crisis van 1929. Eens, toen hij uit wanhoop een weiland was ingevlucht, kreeg hij bij een hek de woorden: Mijn oog zal op u zijn. Het duurde lang voor hij werk kreeg en dus werd het een lange verkering. Dan maar uit maken? vroeg hij zijn verloofde. Maar zij wachtte op hem. Toen kreeg hij werk als metaalarbeider aan de overzijde van de Waterweg bij Shell- Pernis. Zo kregen zij een bovenhuisin de westelijke nieuwbouw: Messchaertplein 51. Later begreep je: tegen oorlogstijd trok de economie aan. Zo konden dertigers eindelijk trouwen (1936). Ds. Groen preekte over Exodus 33: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken. Er werden drie kinderen geboren: een jongen in 1938, Sjaak; de tweede in 1940, Cock, naar de opas vernoemd; en in l943 nog een zusje Coby. Achteraf denk je: Hoe kon het, trouwen bij oorlogsdreiging, kinderen krijgen in een oorlog, met mooie geboortekaartjes? Opa Post. Maar hij dronk, vloekte en droeg een gebroken geweertje. Totdat hij iemand in de kroeg hoorde zeggen: Is dat een zoon van vrouw Blenk? Toen werd een haak in de neus geslagen, kwam hij voor God in de schuld en ging naar de kerk. Voor suïcide behoed werd hij getroost met deze woorden: En de engelen dienden Hem. In de Grote Kerk werd de weg ontsloten (1925), maar verder voedsel werd gezocht in de Christelijke Gereformeerde Kerk. Dat gebeurde vaak, maar intussen waren ze wel in de Hervormde Kerk toegebracht, zei ds. I. Kievit eens. Hoe was toen de kerkelijke situatie eigenlijk? In Kerkmensen in Vlaardingen (1974) vertelt drs. M. den Admirant dat de richtingenstrijd ook in deze hervormde gemeente kwam, maar dat de Afscheiding hier pas in 1848 kwam; en de Doleantie in 1887. De Vereniging van beide kwam pas in 1921. In onze jeugd bestonden de Kuiper- en Landstraatkerk nog, die voortkwamen uit A en B! Een Christelijk Gereformeerd kerkje ontstond pas in 1908. Postenkerkje Moeders vader, opa Post, hielp die gemeente stichten: met een kerkje in de Emmastraat. Hij werd ouderling en schonk het avondmaalszilver. Men sprak van het Postenkerkje. Opa had een kruidenierswinkel in de Callenburgstraat, waar op het raam stond: C. Post Azn. Levensmiddelen. Ook dit middenstandsgezin was groot, evenals het huis boven de winkel. Hier logeerden ook de gastpredikanten en zo vertelde moe later dat ze de mannen van Apeldoorn van nabij kenden: Van der Schuit en vooral prof. G. Wisse die vanwege zijn bontmantel een poes vreesde
Ook dit gezin verloor de moeder al jong. Ze zei: Ik wanhoop niet. Haar zorg betrof een zoon die naar Curaçao ging, maar vooral zoon Zicht op de haven, visbank en de Grote Kerk van Vlaardingen. 1. Bevindelijk in crisistijden Vlaardingen 1940-1952 Waar liggen mijn wortels? Vader kwam uit een vissersgeslacht in Vlaardingen: toen een vissersplaats als Scheveningen en Katwijk niet zonder stadsrechten met vergelijkbare geloofsbeleving. In onze jeugd was er nog vlaggetjesdag vóór de vloot uitvoer. De sfeer lees je in boeken als Brood uit het water of Op hoop van zegen Op hoop van zegen Welke verhalen hoorden wij als kinderen? Deze: Een groot gezin woonde in kleine huisjes. Bij het dopen in de Grote Kerk op de markt moesten ze kleren lenen, want ze hadden maar één stel. Als de visserij tegenviel moesten ze leven op de pof. Soms was er niet genoeg te eten. Moesten ze met honger weer verder? Even wachten, kinderen, zei hun godvrezende moeder. Waarop?! Juist toen bracht iemand pannenkoeken. Toen haar man op een vrachtschip wilde gaan werken om meer te verdienen, voorvoelde ze dat er iets mis was. Dat kwam uit: het schip smokkelde! Zo wist ze meer van Boven dan anderen. Godvrezende telepathie? Zij is jonggestorven (1919), bij de Spaanse griep, die erger was dan de oorlog. Om een duistere reden viel toen het gezin ook uiteen: de meisjes gingen naar Alphen, maar de oudste zoon Arend kon in de kost, want hij werkte al; op een scheepswerf. Postenkerkje te Vlaardingen.