Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.4
5 Water wordt wijn Het is feest in Kana. Er is een bruiloft. Op het feest zijn heel veel mensen. Alle mensen zijn blij. De Heere Jezus is óók op het feest. En Maria, de moeder van de Heere Jezus, is óók op het feest. Maria en de Heere Jezus zijn blij. Een bruiloft is fijn. Maar … dan is er iets ergs. 5
6De wijn is op. Oh, nu is er geen drinken meer. Wat erg, wat moeten ze doen? Maria schrikt ook. Maria denkt: De Heere Jezus kan ons helpen. Maria zegt tegen de Heere Jezus: ‘De wijn is op. ’ De Heere Jezus helpt nog niet gelijk. De Heere Jezus zegt: ‘Ik moet naar Mijn Vader in de hemel luisteren. ’ Maria is niet boos. Maria zegt tegen de knechten: ‘Als de Heere Jezus je iets vraagt, moet je het doen. ’ Dat is goed wat Maria zegt. En de Heere Jezus …? Hij gaat nu helpen!
7
8 De Heere Jezus zegt: ‘Knechten, zien jullie die grote waterkruiken? ’ ‘Vul ze maar helemaal met water. ’ De knechten luisteren naar de Heere Jezus. De knechten doen de kruiken vol met water. De Heere Jezus zegt: ‘Doe het water maar in een beker, en breng de beker bij die meneer daar, bij de baas van de bruiloft. ’ De knechten brengen de beker bij de meneer. De meneer drinkt. Hé, hoe kan dat nu? De meneer proeft geen water … De meneer proeft wijn! Het water is wijn geworden.
9 Wat een wonder! De mensen zijn weer blij. Nu is er weer genoeg te drinken. De Heere Jezus helpt altijd als je Hem erom vraagt altijd! Opent uwe mond, Eist van Mij vrijmoedig, Op Mijn trouwverbond; Al wat u ontbreekt, Schenk Ik, zo gij ’t smeekt, Mild en overvloedig.
10 De wonderbare visvangst Wat zijn er veel mensen bij het meer. De mensen luisteren naar de Heere Jezus. Maar het is zo druk, de mensen dringen. De Heere Jezus gaat in een boot. In de boot van Petrus, de visser. Hij vaart een klein stukje bij de kant vandaan. Nu kunnen alle mensen de Heere Jezus zien. Nu kunnen alle mensen de Heere Jezus horen. De Heere Jezus preekt, net als de dominee in de kerk. De Heere Jezus vertelt, dat Hij de Zoon van de Heere God is. Dan stopt de Heere Jezus met vertellen. De Heere Jezus zegt tegen Petrus: ‘Petrus, je moet met je boot gaan varen. Vaar maar helemaal naar het diepe water.
11