Aanbevelingen en verdieping
Z.K.H. Prins Carlos de Bourbon de Parme, emeritus-hoogleraar Sylvester Eijffinger en hoogleraar kerkgeschiedenis en geschiedenis van de theologie Paul van Geest presenteren komende woensdag 15 juli hun gedachten over de natuur, de economie en de zin van het leven na de coronacrisis in het boek ‘Wat is wijsheid’. De drie auteurs zien de huidige crisis vooral als een kans. Om in de wereldwijde sociale en economische verbanden ruimte te maken voor de deugden van barmhartigheid en gerechtigheid. Om vanuit onze angst voor het onbekende en vanuit het besef van onze kwetsbaarheid en sterfelijkheid te groeien in gemeenschapszin, barmhartigheid, liefde en vooral hoop. En die hoop krijgt onder meer gestalte in de herontdekte werkelijkheid dat alle levende wezens met elkaar dezelfde wereld bewonen en in de urgentie om onze verhouding tot de natuur en alle levende wezens in een heel ander licht te zien.
MEER RESPECTVOL OMGAAN MET PLANTEN EN DIEREN
Over dat laatste thema schrijven de drie auteurs:‘Planten, dieren en mensen worden in de Schrift dus gezien als onderdelen van een natuurlijk systeem waarin alles elkaar nodig heeft en de mens wel de kroon op de schepping is maar niet centraal staat’. De schrijvers zien deze crisis als een ultieme kans om meer respectvol om te gaan met planten en dieren. Zij citeren daarbij uit de Heilige Schrift, gaante rade bij de filosofen van de Stoa, maar laten zich ook inspireren door paus Franciscus. ‘Respectloosheid jegens de natuur gaat samen met respectloosheid jegens anderen, met name de armen’, zo schrijven de auteurs met een verwijzing naar de encycliek die paus Franciscus vijf jaar geleden publiceerde, ‘Laudato Si’. Voordat het coronavirus uitbrak stelde paus Franciscus al ‘dat klimaatverandering, de schaarste aan drinkwater en de afnemende biodiversiteit vooral de armen raken en zullen blijven raken’.
BEZINNING OP ONS MENSBEELD
De auteurs ziende pandemie niet als een straf van God maar als ‘een gevolg van de grootheidswaanzin van het verschijnsel mens die zijn plaats in deze ‘ordo naturae’ niet goed meer weet in te schatten’. Daarom pleiten zij ook voor een bezinning op ons mensbeeld, juist in relatie tot andere wezens. Zij gaan ook te rade bij kerkvader Augustinus en stelt dan vast: ‘Kortom de scheidslijn tussen dier en mens is voor Augustinus flinterdun. Zij is zelfs zo dun dat het de mens niet vrij staat om een dier te ‘gebruiken’ zoals hij een tafel gebruikt’. Daarom pleiten de auteurs tenslotte voor ‘een reflexieve ruimte waarin wij ons bezinnen op de zorgvuldigheid en het respect waarmee wij alle levende wezens bejegenen. De relatie met alles wat leeft is veel wederkeriger dan wij in de spreekwoordelijke jachtigheid van het bestaan geneigd zijn aan te nemen’.
GROOTSTE BEDREIGING VOOR MENSHEID
In de epiloog schrijven de drie auteurs in het verlengde van het bovenstaande: ‘In de ongebreidelde behoefte aan reizen en consumeren ligt dus de grootste bedreiging voor diezelfde mensheid besloten’. Want mensen maken op deze manier een steeds grotere inbreuk op het leefgebied van dieren en veronachtzamen hun welbevinden, met alle gevolgen van dien. Steeds vaker en sneller kan het dan gebeuren dat dieren hun virussen op mensen overdragen, aldus de auteurs in de epiloog.
STRAF VAN GOD
Daar komt ook de gedachte van straf van God weer ter sprake. De auteurs distantiëren zich van opvattingen zoals die uitgedragen zijn door aartsbisschop Carlo Maria Viganò, voormalig pauselijk nuntius in de Verenigde Staten. Die ziet Covid-19 als het gevolg van de toorn van God. ‘Het heeft er alle schijn van dat aan God eigenschappen worden toegekend die menselijk, al te menselijk zijn’, aldus de auteurs die daaraan toevoegen dat theologie op deze manier grenst aan het ontwikkelen van een ideologie.
BARMHARTIGHEID
De auteurs kiezen een andere weg: ‘De fundamentalistische visie waarin de verspreiding van het coronavirus onomwonden als straf van God wordt gezien is dus eigenlijk heel vreemd. Want wat joden, christenen en moslims tot op de dag van vandaag bindt, is het bewustzijn dat God onkenbaar is en Gods werkzaamheid ondoorgrondelijk.’ Zij besluiten daarom op deze wijze: ‘Gods naam moet vooral met barmhartigheid worden geassocieerd omdat de auteurs van boeken in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament zich er ten diepste van bewust zijn dat Gods ondoorgrondelijke wezen toch het meest adequaat met de gebrekkige uitdrukking ‘barmhartigheid’ onder woorden kan worden gebracht. Daarom ook is vooral barmhartigheid ten opzichte van anderen geboden’.
PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON
Over die barmhartigheid in combinatie met gerechtigheid schrijven de auteurs in de eerste bijdrage aan dit boek, met een verwijzing naar de parabel van de Verloren Zoon. ‘Omdat de nood in de Zuid-Europese landen acuut en zeer groot werd bood de coronacrisis een kans aan Noord-Europeselanden om zo goed als de vader van de verloren zoon te worden in de gelijknamige parabel in het Nieuwe Testament’, zo schrijft Sylvester Eijffinger in zijn artikel. Want wanneer als voorwaarde voor heropname in de familie eerst het huishoudboekje op orde moet worden gesteld, dan was de jongste zoon echt verloren gegaan, aldus de auteursdie daaruit de volgende conclusie trekken:‘Het verhaal leert ons eerst barmhartigheid te tonen en daarna gerechtigheid’. De lange termijn is een ander verhaal: ‘Als nodenminder acuut zijn dan dient er een balans te zijn tussen barmhartigheid en rechtvaardigheid, tussen rechten en plichten op lange termijn’.
VITALE EN NIET-VITALE BEROEPEN
Tenslotte verwijst Eijffinger ook naar de theorie van de creatieve destructie van Joseph Schumpeter. Dat is het proces waarin oude technieken moeten plaatsmaken voor nieuwe technieken. Dat is nuttig en zelfs noodzakelijk. ‘In het licht van deze theorie kan de ontwrichtende coronacrisis worden opgevat als de opmaat tot een proces van creatieve destructie omdat zij onverwachte kansen biedt voor economische groei door de toename van bijvoorbeeld digitalisering, kunstmatige intelligentie en robotisering’, aldus de auteurs die er tegen deze achtergrond voor pleiten dat de vitale beroepen (veiligheid, zorg, onderwijs) begunstigd worden. Want dan zal het proces van creatieve destructie plaatsvinden. Niet-vitale bedrijven (evenementen, massatoerisme) moeten geholpen worden met een overbruggingskrediet maar lopen het risico dat ze op lange termijn niet overeind kunnen worden gehouden