11 1. Met ontferming bewogen En Hij de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen die geen herder hebben. Mattheüs 9:36 Met ontferming bewogen H et eerste optreden van Jezus is geweest in Galiléa. Daar is Hij Zijn werk begon- nen, zo lezen we in Mattheüs 4 vers 23: ‘En Jezus omging geheel Galiléa, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwaal onder het volk.’ Uit vers 25 blijkt dat vele scharen Hem navolgden. In Mattheüs 5, 6 en 7 vinden we in het kort samengevat de inhoud van Zijn onderwijs en prediking. In hoofdstuk 8 en 9 beschrijft Mattheüs hoe Jezus de zieken genas. Nadat Hij al die steden en vlekken was doorgegaan, volgt nog een korte beschouwing waaruit nogmaals blijkt hoe Hij Galiléa was doorgegaan: ‘En Jezus omging al de steden en Wendt u naar Mij toe_bw.indd 11 03-12-18 16:36
12 vlekken, lerende in hun synagogen, en predi- kende het Evangelie des Koninkrijks, en ge- nezende alle ziekten en alle kwalen onder het volk’ (Matth. 9:35). Na deze beschouwing le- zen we in vers 36: ‘En Hij de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen die geen herder hebben.’ Galiléa was in die dagen een zeer dichtbevolkte landstreek. Vanwege de dichte bevolking droeg het de naam: ‘Galiléa der volken’ of ‘Galiléa rijk aan inwoners’. Ik wil u erop wijzen dat juist het zien van de steden met talloze inwo- ners, de overbevolkte dorpen en de scharen die Jezus volgden het hart van de Zaligmaker met ontferming vervulde. Wat Zijn oog zag, had in- vloed op Zijn hart: ‘En Hij [Jezus] de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewo- gen.’ Wat maakt dit ons duidelijk? Ten eerste dat Christus waarachtig mens was. De hele Bijbel toont ons duidelijk dat Christus waarachtig God is. We lezen in Johannes 1 vers 1: ‘In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.’ Paulus schrijft in Wendt u naar Mij toe_bw.indd 12 03-12-18 16:36
13 Romeinen 9 vers 5 van Hem: ‘Dewelke is God boven alles te prijzen in der eeuwigheid.’ In onze tekst lezen we echter dat Hij ook waarachtig mens was. Wat de mens ziet met zijn ogen, treft het hart. Wanneer u op een winteravond bij het vuur zit terwijl buiten de storm loeit en de re- gen tegen de ramen klettert, en u denkt op zo’n moment aan een of andere arme zwerver die geen dak boven zijn hoofd heeft, dan kan dat uw hart ontroeren. Dan kunt u zelfs een zucht slaken of er kan een opmerking van meeleven van uw lippen komen. Maar wanneer die arme reiziger bij u aanklopt aan de deur, en u ziet hem staan nadat u de deur hebt opengedaan – doornat en bibberend van de kou – dan wordt uw hart door het zien van die man geheel ont- roerd en getroffen. Dan vloeit uw hart over van medelijden en u nodigt de man uit binnen te komen. Dan dwingt u hem om zich bij het vuur in uw huis te drogen en zijn verkleumde lede- maten te verwarmen. Wanneer u zelf gezond bent, en u hoort spre- ken over deze of gene die ziek is, dan treft u dat wellicht. Maar wanneer u naar de zieke toe- gaat, en u ziet bij binnenkomst zijn bleke gelaat, zijn kwijnende oog en zijn hijgende borst, dan Wendt u naar Mij toe_bw.indd 13 03-12-18 16:36
14 ontspringt er vanwege datgene wat uw ogen zien in uw hart een ontroering en medelijden die zich uitstorten als een krachtige rivier. Zo gaat het bij de mens. Maar zo ging het ook met Christus. Toen Hij de scharen zag, werd Hij innerlijk met ontferming bewogen. Eenmaal bracht men Hem aan het graf van Zijn geliefde vriend Lazarus, die Hij hartelijk liefhad. Toen men tot Hem zei: ‘Kom en zie het’, lezen we van Hem: ‘Jezus weende.’ Op een andere keer reed hij op een ezelsveulen over de Olijfberg naar Jeruzalem. Toen hij op een plaats kwam waar de weg een wending nam en waar de stad voor Zijn ogen opdoemde, lezen we in Lukas 19: ‘En als Hij nabij kwam en de stad zag, weende Hij over haar.’ En zo is het ook hier. Hij was de steden en de dorpen van Galiléa doorgegaan. Zijn ogen hadden de arme, verstrooide scharen gezien die voortsnelden naar de nimmer eindi- gende eeuwigheid. En dan lezen we: ‘Jezus, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen.’ Gelovigen, ik richt me met een woord tot u. Jezus is uw oudste Broeder. Hij zegt tot u, even- als Jozef die tot zijn broeders zei: ‘Ik ben Jozef, uw broeder.’ In al uw droefheid is Hij bedroefd. Wendt u naar Mij toe_bw.indd 14 03-12-18 16:36
15 Want Hij is geen Hogepriester Die geen mede- lijden kan hebben met onze zwakheden, maar Hij is in alle dingen verzocht geweest gelijk als wij, doch zonder zonde. Er zijn er onder ons die door ziekten getroffen zijn. Jezus heeft me- delijden met u, want Hij was ook eens een klein Kind. Kinderen, wanneer jullie slechts Jezus als jullie Zaligmaker wilden aannemen, dan zou- den jullie al jullie bekommernissen op Hem kunnen werpen, want Jezus weet wat het is om kind te zijn. Volwassen gelovigen, u weet wat het is om ver - moeid te zijn, om honger, dorst en armoede te lijden zodat u geen kleding kunt kopen. Deel al die zorgen aan Jezus mee, want Hij kent ze ook. U kunt uit ervaring spreken over het bezwaard van geest zijn, u weet wat het betekent om een verslagen hart te hebben dat bitterlijk bedroefd is, ja, zelfs tot de dood toe, omdat God Zijn aangezicht voor u verbergt. Jezus weet ook wat dat alles is. Ga dus tot Hem, geliefden, en Hij zal uw pijnen genezen. In de tweede plaats bewijst deze ontferming van Christus met de schare ons ook dat de christenen moeten gáán en zíén. Veel christe- Wendt u naar Mij toe_bw.indd 15 03-12-18 16:36
16 nen zijn er tevreden mee dat ze zelf christen zijn. Dat ze zelf het Evangelie omhelzen. Zij hebben er genoeg aan dat ze zelf thuis zitten en zich verblijden in datgene wat ze deelachtig geworden zijn. Maar zo deed Christus niet. Hij was op zich graag in de eenzaamheid. Hij zei eens tegen Zijn discipelen: ‘Komt gijlieden hier in een woeste plaats alleen, en rust een weinig’ (Mar. 6:31). Vaak bracht Hij de gehele nacht in het gebed door op een van de bergen. Maar het is ook waar dat Hij voortdurend het land door - ging. Hij ging en zag. Daardoor werd Hij met medelijden vervuld en met ontferming bewo- gen. Hij hield Zich niet afzijdig van de mensen. Geliefden, wij moeten gelijkvormig zijn aan Christus. Het moet ons wachtwoord zijn: ‘Ga en zie.’ Ook ú moet eropuit gaan en de armen zien. Alleen dan kunt u leren om met hen mee te lijden. Bedenk wat Jezus zegt tegen al Zijn volk: ‘Ik ben krank geweest en gij hebt Mij be- zocht; Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen.’ Bedrieg uzelf niet, geliefden. Het is niet moeilijk om een kleinigheid in de collecte- zak te stoppen en uzelf in te beelden dat dit de godsdienst van Jezus is. Maar Jakobus schrijft: ‘De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God Wendt u naar Mij toe_bw.indd 16 03-12-18 16:36
17 en de Vader is deze: Wezen en weduwen bezoe- ken in hun verdrukking, en zichzelven onbe- smet bewaren van de wereld.’ Wát Jezus zag Hij zag de scharen. Hij was de overbevolkte steden en dorpen van het vrolijke Galiléa door - gegaan, en daarbij had Hij heel veel aangezich- ten gezien. Dat maakte Hem bedroefd. Het was een bijzonder treurige zaak voor Christus om een schare van mensen te zien. Wat kan het onze gedachten met droefheid vervullen als we staan in de overvolle straten van een stad, gevuld met mensen die zich allemaal naar de eeuwigheid spoeden. Maar bij het zien van de dichte drommen van samengekomen kerk- mensen wordt de ziel van iedere ware christen vervuld met medelijden, droefheid en hartzeer. Hoe komt dat? Wat is de reden daartoe? Dat is omdat de meesten van die mensen zich bevin- den op de weg van het verderf. Dat was ook hetgeen het hart van de Zaligmaker met ont- ferming vervulde. Ach, hoe weinig mensen van die woelende menigte waarmee de straten van uw stad zijn vervuld, zullen eenmaal aan de rechterhand van Jezus staan? Hoe weinig men- Wendt u naar Mij toe_bw.indd 17 03-12-18 16:36
18 sen van de tallozen die in- en uitgaan naar hun dagelijks werk, zullen eenmaal aan de rechter - hand van Jezus staan? En … om nog verder te gaan, hoe weinigen van degenen die hier in Gods huis voor mij zitten zijn er die onze pre- diking geloven? Het zijn allemaal zielen die aan mijn zorg en hoede zijn toevertrouwd, het zijn zielen die gewillig en begerig zijn om te luiste- ren. Maar hoe weinigen van u zullen voor mij een kroon van blijdschap en verheuging zijn in de dag van de Heere Jezus Christus! Lieve vrienden, is het geen treurige zaak al zou het één ziel zijn die het verderf tegemoet snelt. Eén iemand die zich nu nog met ons mag ver - heugen in een goede gezondheid, maar die zich binnenkort bevinden zal bij de duivelen, waar de worm niet sterft, waar het vuur niet wordt uitgeblust, waar wening zal zijn en kner - sing der tanden. Al zou er slechts één zo’n ziel zijn in de gehele stad, me dunkt, het zou reden zijn om onze ziel met diepe droefheid te vervul- len. Maar ach, zegt de Bijbel niet: ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’? Het zal u duidelijk zijn waarom Jezus met ont- ferming vervuld werd. En ik ben ervan over - tuigd dat u nooit meer een schare mensen zult Wendt u naar Mij toe_bw.indd 18 03-12-18 16:36
19 kunnen aanzien, zonder dat ditzelfde gevoel van medelijden in uw hart zal oprijzen. Jezus zag dat de scharen wellicht vermoeid wa- ren van de honger. Het waren arme, zwakke, broze mensen. Het zien van zwakke mensen die nog onbekeerd zijn, heeft iets heel aandoenlijks in zich. Wat zou een spin – die in een bran- dende oven geworpen werd – kunnen doen? Niets immers. Het diertje is te zwak, te ellendig en te onmachtig om weerstand te bieden aan de vlammen. En dat was het nu juist wat Jezus zag. Hij zag arme, zwakke mensen naar het lichaam die verkwijnden vanwege gebrek aan voedsel, maar die naar de ziel verkwijnden uit gebrek aan kennis. Hij dacht: Ach, als zij niet eens in staat zijn om de weinige lichamelijke zorgen te dragen, hoe zullen zij dan de toorn van Mijn Vader kunnen dragen, als Ik hen in Mijn toorn zal vertreden en in Mijn grimmig- heid zal verpletteren? Het was dus geen won- der dat Jezus innerlijk bedroefd was. Denk daar toch aan, zwakke, broze mensen, die niet eens honger of ziekte kunt verdragen. Bedenk eens hoe hulpbehoevend en onmachtig u bent als u overmand wordt door de koorts Wendt u naar Mij toe_bw.indd 19 03-12-18 16:36
20 en ziek op bed ligt. Dan hebt u meestal iemand nodig die u in uw bed van de ene op de andere zijde kan leggen. Maar … hoe zult u het dan kunnen dragen om zonder Christus te sterven, en te vallen in de handen van de levende God? Als u nu niet tegen God kunt twisten, hoe zult u dan voor Hem kunnen bestaan na uw dood? Christus zag dat de scharen verstrooide schapen waren. Wanneer in het dagelijks leven schapen uit de schaapskooi gedreven worden, blijft de kudde niet bij elkaar. Dan verstrooien ze zich over de bergen en velden. Elk dier gaat zijn ei- gen weg. Dat beeld zag Jezus ook in de scharen. Zij waren allemaal verstrooid, ieder keerde zich naar zijn eigen weg. Hij zag hoe mensen in de steden en dorpen ieder het zijne najaagde. Hier zag Hij mensen die het geld najaagden, voor wie het goud hun god was. Zij draafden dag en nacht om hun rijkdom nog groter te maken, terwijl zij ten diepste geen genot hadden van hun bezit. Anderen zag Hij zichzelf vermaken met zang, dans en spel. Weer anderen waren verzonken in zwelgpartijen. Hun buik was hun god en zij roemden in hun schande. Hun taal was de taal van de bloedzuiger: ‘Geef, geef.’ Wendt u naar Mij toe_bw.indd 20 03-12-18 16:36
21 Nog weer anderen vond Hij die nóg duisterder en nóg afschuwelijker dingen najaagden, zaken die te schandelijk zijn om over te spreken. Jezus zag ál de harten van die mensen en werd met innerlijke ontferming bewogen. Ze waren alle- maal verstrooid. Zij zochten God niet. Let erop dat er niet staat dat Jezus boos op hen werd of dat Hij dreigde. Nee, Hij was met innerlijke ontferming over hen bewogen. Ik wil een enkel woord spreken tot de onbe- keerden onder ons. Ook u bent zo’n verstrooi- de, eenieder van u snelt voort op zijn eigen weg. Ieder van u heeft zijn eigen weg en pad gekozen. U wandelt op zich wel allemaal op uw eigen weg, maar al die wegen zijn wegen die van God af lopen. Ik weet niet waar uw hart het meest aan gehecht is, maar dit weet ik wel, dat het uw lust is om van God en Christus af te dwalen. Christus’ oog ziet u allen. Hij kent uw aller leven. Hij kent uw aller hart. Hij weet iedere stap die u gezet hebt. Hij kent elke zonde die u bedreven hebt. Hij weet van iedere neiging die heerschappij voert in uw hart. Zijn oog is heden op u gevestigd. Ik wil u een vraag stellen. Wat voelt Jezus als Hij op ú neerziet? Sommigen zullen zeggen: ‘toorn’. Anderen zul- Wendt u naar Mij toe_bw.indd 21 03-12-18 16:36
22 len zeggen: ‘wraakzucht’. En wat zegt de Bij- bel? Christus heeft medelijden met u. Hij heeft geen lust in uw verderf. O, hoe teder is het me- delijden van Jezus. Hoe dikwijls heeft Hij u al willen vergaderen zoals een hen haar kiekens vergadert? Maar … u hebt niet gewild! Christus zag de scharen als schapen die geen herder hebben. Dát was het meest treurige van alles. Wanneer schapen uit een schaaps- kooi weggedreven zijn, en ze dwalen vermoeid en verstrooid rond op de bergen, dan zien we soms een aantal herders dat bereid is om de verloren schapen weer op te zoeken en ze weer terug te brengen naar de schaapskooi. Dat te zien is lang zo pijnlijk niet als het zien van schapen die géén herder hebben. Voor zulke schapen is het vaak een hopeloze zaak. Welnu, zó was het nu ook met het volk van Galiléa in Christus’ dagen. Hadden de inwoners van Galiléa herders gehad naar Gods hart, dan zou hun toestand niet zo treurig geweest zijn. Maar het waren schapen zonder herder. Dat vervulde Jezus’ hart met treurigheid. De apostel schrijft in Hebreeën 13 vers 8: ‘Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der Wendt u naar Mij toe_bw.indd 22 03-12-18 16:36
23 eeuwigheid.’ Net zoals Hij de steden en dor- pen van Galiléa doortrok, en daarbij de scha- ren zag, zo gaat Hij ook nu nog door de steden en dorpen van ons land. En, als Zijn hart met ontferming werd bewogen over de duizenden van Galiléa, dan is Zijn hart zeker zo vervuld met het innigste medelijden over de tienduizen- den in ons vaderland. Het moge zo zijn, dat sommigen onder u koel en onverschillig kunnen aanzien dat in een stad met vijftigduizend inwoners er niet één is die ooit een voet in Gods huis zet. Het moge zo zijn, dat anderen zonder enige aandoening kunnen aanhoren dat er in een stad tachtigdui- zend zielen zijn die niet weten wat een gebed is of wat psalmgezang inhoudt. Het moge zo zijn, dat anderen zonder enige ontroering dui- zenden mensen kunnen zien in hun eigen stad die openlijk zonder enige schaamte de afschu- welijkste zonden bedrijven. Van wiens gezicht en kleding valt af te lezen dat ze totaal onbe- kend zijn met de blijde boodschap van zalig- heid in Jezus Christus. Het moge zo zijn dat het zien van al die ongelukkige mensen nog nooit één traan in uw ogen heeft doen komen of nog nooit één gebed op uw lippen heeft gebracht. Wendt u naar Mij toe_bw.indd 23 03-12-18 16:36
24 Maar er is er Eén in de hemel Wiens hart in Zijn binnenste klopt bij het zien van deze men- sen. En als er tranen in de hemel geschreid kon- den worden, dan zou onze tedere Zaligmaker over hen wenen. Want Hij ziet dat deze scharen vermoeid zijn en verstrooid. En wat het ergste van alles is: Het zijn schapen die geen herder hebben. Er zijn mensen onder ons die geen medelijden hebben met de scharen. Zij laten dat over aan de dienaren des Woords. Ziet u hoe weinig zul- ken gelijkvormig zijn aan Christus? De Geest van Christus is niet in hen. Zij behoren Hem niet toe! Er zijn er onder ons die de Heere Jezus kennen en die voor Zijn Woord vrezen. Leer toch heden één van gevoelen te zijn met Christus. ‘Dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was’ (Fil. 2:5). Christus had me- delijden met de scharen. En u? Wilt u geen me- delijden met hen hebben? Christus gaf Zichzelf voor hen. En u? Wat wilt u geven? Het zal waar en zeker zijn dat de stenen van dit Godsgebouw in het oordeel tegen u zullen getuigen en u zul- len veroordelen als u in deze zaak niet gelijk- vormig bent aan Christus. ‘Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet’ (Matth. 10:8). Wendt u naar Mij toe_bw.indd 24 03-12-18 16:36
25 Het geneesmiddel voor deze kwaal Het geneesmiddel voor deze kwaal zou zijn als er méér arbeiders zouden komen. Christus Zelf zegt in Mattheüs 9: ‘De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige.’ Christus zag op de steden van Galiléa als een zeer grote oogst. Akker na akker was rijp voor de sikkel. Christus en Zijn apostelen waren te vergelijken met een handvol maaiers. Maar wat waren zij voor zo’n grote oogst? De stormen zouden het rijpe koren doen schudden en de graankorrels op de grond doen neervallen vóórdat de oogst afgemaaid en in de schuren verzameld kon worden. Daar - om klonk het woord van Christus: ‘Bidt dan de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.’ Er is een treffende overeenkomst tussen onze dagen én de dagen toen Christus op aarde om- wandelde. Onze steden en dorpen zijn – net als die van Galiléa – overbevolkt. De weinige trouwe Evangeliedienaren zijn inderdaad niets voor die grote oogst. Het volk was toen en is nu gewillig om te horen. Waar Gods knechten ook naartoe gezonden worden, ze hebben grote scharen om zich heen verzameld. Dat zijn al- Wendt u naar Mij toe_bw.indd 25 03-12-18 16:36
26 lemaal mensen die begerig zijn om de woorden van het eeuwige leven te horen. De oogst is rijk. Zij is gereed om ingezameld te worden. O, zeg toch niet dat dit alleen maar hersenschimmen zijn. Zeg toch niet dat het er ons alleen maar om te doen zou zijn om de predikanten te ver - rijken. Zeg toch niet dat wij ons eigen voordeel zoeken. Wij doen slechts wat Christus ons toe- roept: ‘Bidt dan de Heere des oogstes.’ Het gaat niet alleen om méér arbeiders, maar om arbeiders die door God gezonden wor - den. Dat leert ons dat het ons te doen moet zijn om leraren die in een geordende weg ons worden toegeschikt. Het gaat om mannen die uitgezonden of toegerust worden door God. Er zijn mensen die menen dat zij zich ook tevre- den kunnen stellen met eenvoudige christenen die het predikambt bekleden. Maar dat is een zeer gevaarlijke strik waarin satan hen doet geraken. Leert niet de hele Bijbel dat niemand deze eer van zichzelf moet aannemen, maar dat hij door God geroepen moet worden, net als Aäron? Christus geeft Zichzelf de eer niet dat Hij tot een Hogepriester is gemaakt. Wee hem, die ongeroepen deze taak aanvaardt! Wendt u naar Mij toe_bw.indd 26 03-12-18 16:36
27 Toen Uzza de ark staande hield, kwam dat voort uit een goede wens, maar toch stierf hij, toen hij zijn hand uitstrekte. Dit alles leert ons dat we moeten zoeken naar bekeerde leraren. Is het ongeoorloofd het pre- dikambt te aanvaarden zonder uitwendige roe- ping, nog veel minder is het geoorloofd om het predikambt te aanvaarden zonder inwendige roeping. In de dagen van Christus waren er tal- loze leraren. U had hen op iedere hoek van de straat tegen kunnen komen. Maar het waren blinde leidslieden van blinden. En zo kan het ook ons vergaan. Dan zijn we omgeven door vele leraren, en toch zijn we dan als schapen die geen herder hebben. Kent u Christus en hebt u Hem lief? Bent u een Jakob die met God worstelt tot het aanbre- ken van de morgen? Worstel dan met God ook in deze zaak. Laat Hem niet los voordat Hij u zegent. Ik heb een lieflijke overtuiging in mijn ziel dat, als wij ons biddende in het geloof op- maken om de verwoeste altaren van God weer op te bouwen, God het geroep van Zijn volk zal horen. Dan zullen wij nog dagen aanschou- wen zoals we nooit eerder beleefd hebben. Dan zullen onze leraren niet meer miskend worden. Wendt u naar Mij toe_bw.indd 27 03-12-18 16:36
28 Dan zal de grote Herder Zelf het brood zegenen en dat geven in de handen van Zijn onderher - ders. Zij zullen het uitdelen onder de scharen. En dan zullen allen eten en verzadigd worden. 1 Wendt u naar Mij toe_bw.indd 28 03-12-18 16:36