[ 5 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen Inhoud Pagina Woord vooraf ............................................................... 7 1. Ik ben een discipel van Jezus ....................................... 8 Mattheüs 28:16-20 2. Ik ben een kind van God ............................................ 16 Johannes 1:1-18 3. Ik ben een nieuwe schepping ...................................... 23 2 Korinthe 5:14-21 4. Ik ben een schaap .................................................... 31 Johannes 10:1-16 5. Ik ben een medeburger van de heiligen ......................... 39 Efeze 2:11-22 6. Ik ben een priester .................................................... 46 1 Petrus 2:1-10 7. Ik ben een bijwoner en vreemdeling ............................. 53 1 Petrus 2:11-12 8. Ik ben een tempel van de Geest ................................... 60 1 Korinthe 6:12-7:39 9. Ik ben een vijand van de duivel ................................... 67 Efeze 6:10-20
[ 7 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen Woord vooraf I edereen doet weleens mee aan een voorstelrondje. Om beurten geven mensen dan antwoord. Ze noemen hun naam. Meestal vertellen ze daarna wat hun beroep of functie is of was. Het valt op dat aantallen kinderen en kleinkinderen vaak worden opgegeven. Soms zijn we hiermee niet tevreden. ‘Oké, je hebt een aantal dingen genoemd, maar wie ben je nu eigenlijk?’ Het punt is dat er zo veel mensen met eenzelfde beroep of functie rondlopen. Veel mensen hebben kinderen en kleinkinderen. Wat is nu het bijzondere aan jou? Op deze vraag is het echt lastig een goed antwoord te geven. Je komt nog wat verder als je iets vertelt over je levensgeschiedenis. Maar zelfs als je dit gedaan hebt, weet je niet of je nu het eigenlijke hebt gezegd. Heb je je identiteit werkelijk aangegeven? Enige tijd geleden maakte ik weer zo’n voorstelronde mee. Het viel mij op dat een van de gespreksgenoten als antwoord gaf: ‘Vorig jaar april heb ik belijdenis van mijn geloof afgelegd.’ Dit raakte me. En mij ni et alleen. Die persoon kwam voor haar christen-zijn uit. Dit was het be- langrijkste naast haar naam wat ze te vertellen had. Wie bén je? Wie bén ik? Wat kenmerkt mij het meest? Is dat het christen- zijn? Is dat werkelijk zo? Zou dat moeten? Hoe zou dit meer en meer gestalte kunnen krijgen? Hierover gaat het in dit bijbelstudieboekje: Wie ben ik? Wie mag ik als christen zijn? In het Nieuwe Testament wordt de identiteit van een christen op verschillende manieren, met diverse beelden beschreven. Aan negen antwoorden besteden we bijzondere aandacht. Hopelijk kun je straks bij een nieuwe voorstelronde er een of meer uitkiezen. Dan zeg je: Ik ben een discipel van Jezus, een kind van God, een nieuwe schepping, een schaap van de kudde van de goede Herder, een medeburger van de heiligen, een priester, een vreemdeling, een tempel van de Geest, een vijand van de duivel! Gert Mink
[ 8 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen 1. Ik ben een discipel van Jezus Mattheüs 28:16-20 Bij de discipelen van de Heere Jezus denken we al snel aan de twaalf die Jezus speciaal heeft uitgekozen (10:2-4). Het gaat inderdaad om Simon die Petrus genoemd werd en zijn broer Andreas als eersten. Direct daarna zijn de broers Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs, geroepen. Vervolgens Filippus en Bartholomeüs, Thomas en Mattheüs, de tollenaar, de schrijver van het evangelie. Een ander tweetal vormen Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs die ook (Judas) Thaddeüs genoemd werd. Het duo Simon Kananites, bijgenaamd ‘de Zeloot’, en Judas Iskariot maken Jezus’ kernteam compleet. De laatste heeft uiteraard een aparte positie omdat hij Jezus verraden h eeft. Hij is dus weggevallen uit de kring van discipelen aan wie Jezus vlak voor zijn hem elvaart een opdracht geeft. De twaalf die Jezus speciaal uitgekozen heeft, vormen een bijzondere categorie discipelen. Mogen en kunnen wij ons ook ‘discipel van Jezus’ noemen? Zetten we ons hiermee niet op een bijzonder voetstuk? Wij zijn toch niet discipelen als Matthe üs, die een evangelie heeft geschreven? Of als Johannes, later leider van zeker zeven gemeenten in Klein-Azië, verbannen om zijn geloof, die de verheerlijkte hemelse He ere heeft mogen aanschouwen? Of als Jakobus, die nota bene voor zijn Heere als martelaar gestorven is (Handelingen 12:2)? Laat staan als Simon Petrus, aan wie de sleutels van het koninkrijk zijn toevertrouwd (Mattheüs 16:18-19), leider van de grote christengemeente in Rome? Neen, je zou je nooit op het niveau van discipel hebben geplaatst als Je zus zelf dit niet gedaan zou hebben. In de periode tussen Pasen, de dag van zijn opstanding, en zijn hemelvaart heeft Jezus in Galilea een ontmoeting met zijn discipelen, met ‘de elf’ (28:1 6). In de regio waar Hij opgegroeid was en zijn publieke optreden begonnen was, geeft Hij hun de opdracht ‘alle volken’ te onderwijzen. In het Grieks, de oorspronkelijke taal van het evangelie, staat letterlijk dat zij de taak hebben hen tot ‘discipelen’ te ma ken. Met andere woorden: volken worden in de discipelkring opgenomen. Daarom kunnen anderen dan de elf discipelen de vraag ‘Wie ben ik?’ beantwoorden door zich op deze m anier voor te stellen: ‘Ik ben een discipel van Jezus!’ ‘De elf’, Jezus’ eerste discipelen Hoe worden de volken discipelen? Hoe zijn wij discipelen van Jezus gewor den? Doordat de mannen van het eerste uur eropuit getrokken zijn. Jezus gaf hun opdracht eerst hun werk in Jeruzalem te doen. Daarna trokken ze heel Judea en Samaria door. Uiteindelijk reisden ze tot aan het uiterste van de aarde om zijn getuigen te zijn (Handelin gen 1:8) en volken te onderwijzen. Aan Jezus is door zijn hemelse Vader ‘alle macht’ in hemel en op aarde geschonken. Daarom moeten ook ‘alle volken’ Hem als Koning gaan kennen en erkennen .
[ 9 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen Als tweede element in hun opdracht hoorden ‘de elf’ van de Heere dat ze alle volken moesten dopen. De doop is in het kader van Mattheüs 28 te vergelijken met een insigne. Het is het teken dat iemand bij de Machthebber, Koning Jezus hoort. Het is de installatierite van een discipel. Wanneer ze de nieuwe status, de nieuwe identiteit van discipel ontvangen hadden, moesten de rekruten leren in acht te nemen alles wat Jezus ‘de elf’ geboden had. Een discipel blijkt een uitgebreide training nodig te hebben. Die hebben ‘de elf’ indertijd zelf ontvangen. Ook hebben ze uitgebreid stage gelopen (10:5-42). De discipelen van het eerste uur hebben Jezus’ opdracht uitgevoerd. V an Simon Petrus weten we dat hij in wereldsteden als Antiochië en Rome gewerkt heeft. Dit waren, wat hun grootte betreft, respectievelijk de derde en eerste stad van het Romeinse Rijk. Misschien ook in de tweede stad, het Egyptische Alexandrië, waar hij dan samen met Markus diens evangelie geschreven heeft. Echt iemand voor de grote stad dus. Johannes was actief in de vierde stad van het Romeinse Rijk, Efeze. Tegelijk had hij de verant- woordelijkheid voor vele gemeenten in Klein-Azië. In deze regio is ook Filippus actief geweest. Andreas verkondigde het evangelie onder de Scythen en in Griekenland. Bartholomeüs had zijn werkterrein in Armenië, Thomas volgens de traditie in India. Kortom, ze zijn uitgetrokken tot aan het einde van de aarde. Jezus’ discipel Mattheüs De discipel Mattheüs lichten we er nog even uit. De voormalige tollen aar van Kapernaüm (9:9-13) heeft Jezus’ opdracht op een bijzondere manier uitgevoerd. Hij is waarschijnlijk aan het werk gegaan in de Joodse diaspora in Syrië. Toen het aantal oog- en oorgetuigen van Jezus’ persoon en werk kleiner werd en er behoefte kwam aan een s chriftelijke nalatenschap, heeft Mattheüs hieraan gestalte gegeven door zijn evang elie te schrijven. Als het erom gaat de volken tot discipelen van Jezus te maken, is het belangrijk t e laten zien wie Jezus was. Voor wie is Hij gekomen? Wat moeten degenen die het getuigenis aangaande Hem horen, doen? Hoe ziet hun levenspraktijk eruit? Mattheüs maakt duidelijk dat iedereen uitgenodigd wordt tot Jezus te komen. Dit geldt voor de Joden, die Mattheüs op zijn missie wil bereiken, maar zeker niet alleen voor hen. Niemand is uitgezonderd. Melaatsen, heidenen, vrouwen (8:1-15), bezetenen, verlamden (8:28-9:8), onreinen (9:20-22) en blinden (9:27-30) worden nadrukkelijk uitgenodigd discipel van Hem te worden. Mattheüs geeft aan dat Jezus de Messias is. Hij wil allen, in het bij zonder Joden in de diaspora, leiden tot de erkenning van Hem als de Koning. Zij zullen met de belijdenis van Simon Petrus mogen instemmen: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende Go d’ (16:16). Toch is daarmee Jezus’ doel nog niet bereikt. Steeds meer zullen de discipelen moeten leren, in een levenslang proces, wat zijn messiaanse koningschap inhoudt: sterven en opstaan.
[ 10 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen Aan zijn boek heeft Mattheüs een duidelijke structuur gegeven. Hij pl aatst Jezus centraal in diens messiaanse rijk, het ‘Koninkrijk van de hemel’. Van Jezus en dat Rijk vertelt hij zelf en geeft hij weer wat Jezus zei. Vijf redevoeringen krijgen grote nadruk: de Bergrede (5:1-7:27), de Uitzendingsrede (9:36-10:42), de Gelijkenisrede (13:3-52), de Gemeen - schapsrede (18:1-35) en de Voleindingsrede (24:1-25:46). Hierin roept Jezus zijn discipelen op overvloedige gerechtigheid te betrachten. Hij voorzegt hun vervolging, lijden en kruisdragen. Toch zal Jezus’ koninklijke heerschappij zich uitbreiden. De discipelen zullen een gemeenschap vormen. De Heere roept hen op om vol te houden! Leren in acht te nemen al wat Jezus geboden heeft, is een levenslang proces. Aan het slot van zijn evangelie wijst Mattheüs terug naar het begin van zijn boek. Hij spoort zijn lezers aan dit te herlezen en zo te groeien in discipelschap. En dat vergt discipline! De gemeenschap van Jezus’ discipelen: de kerk De opdracht van Jezus om alle volken te onderwijzen, hen tot discipelen te maken, geldt niet alleen ‘de elf’. In de vacature-Judas Iskariot werd al spoedig Matthias gekozen (Handelingen 1:15-26). Deze ‘twaalf’ staan voor de apostolische kerk. De door de elf of twaalf gemaakte discipelen zijn geroepen om op hun beurt zelf discipelen te maken. Hierbij hebben ze dezelfde werkzaamheden te vervullen als hun voorganger s. En zo is het gegaan. In bijbelse tijden zijn personen als Paulus en Jezus’ broers Jakobus en Judas te noemen, die alle drie zelf ook nog schriftelijke bijdragen aan het mi ssionaire werk hebben geleverd. Door het werk van zending en evangelisatie is het getuigenis over alle c ontinenten ver - spreid. Velen zijn in de loop van de tijd tot discipel gemaakt omdat eerdere discipelen eropuit trokken, gedoopt hebben en begeleiding boden op de weg van het discipel- schap. Tot op de dag van vandaag. Tot op ons. Ook een christen van vandaag mag zeggen: ‘Ik ben een discipel van Jezus.’ Met allen die voor ons di scipel geworden zijn en met alle discipelen over de hele wereld zijn wij verbonden. Samen vormen we de kerk! Ons leven als discipelen ‘Ik ben een discipel van Jezus.’ Dit is onze identiteit. Wij drage n zijn insigne. Nu zijn wij geroepen om te groeien in discipelschap. Telkens weer zullen we moeten leren wat het inhoudt discipel van Hem te zijn. We leggen ons erop toe Hem steeds beter te leren kennen. Zijn geboden vormen de richtingwijzers voor ons bestaan. Een heel belangrijke opdracht geeft Jezus aan het eind van zijn aardse l even. Ook wij hebben binnen het geheel van de kerk onze taak en verantwoordelijkheid i n het maken van nieuwe discipelen. Dit betekent dat we grensoverschrijdend bezig moeten zijn. Nee, niet van elke discipel wordt concreet hetzelfde gevraagd. Ieder zal het ook naar eigen gaven en talenten gestalte moeten geven. Ook de discipelen van het eerst e uur hebben het op verschillende manieren vormgegeven. Wel betekent het dat we ons niet moeten opsluiten in de groep van ‘ons soort mensen’ en ons moeten beperken tot personen die
[ 11 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen ons liggen. Grenzen overschrijden. Dit kunnen geografische grenzen zijn. Nooit moeten we vergeten dat het evangelie voor alle volken bestemd is. Ook zouden in eigen land – inmiddels zelf zendingsland geworden! – religieuze en culturele grenzen geen barrières moeten vormen. Hetzelfde geldt voor sociale grenzen. We gaan, ieder op eigen manier, op basis en in navolging van de ontferming die we van Jezus zelf geleerd hebben, ons erop toeleggen, samen met anderen, volken te leiden tot de doop in de Naam van de Drie-enige God. Zo zullen zij met ons geïns talleerd worden in de verantwoordelijkheid van discipel. Samen met ‘oude’ en nieuwe discipelen gaan wij intercultureel en internationaal leren in acht te nemen alles wat Jezus geboden heeft. Zo zullen we samen toege rust worden, groeien in discipelschap, dieper begrijpen wat de lengte, de breedte, de hoogte en diepte van de liefde van Christus is (Efeze 3:18-19). Samen zullen we dan ook aan de slag gaan om nieuwe discipelen te maken. Er is immers nog steeds de onvo ltooide taak van de wereldzending. Pas als het evangelie van het koninkrijk in heel de wereld gepre- dikt is tot een getuigenis voor alle volken, zal het einde komen (Matth eüs 24:14). Laten we als discipelen daarin onze verantwoordelijkheid nemen. Het lijkt erop alsof het allemaal heel eenvoudig is. De ervaring leert dat dit aller minst het geval is. Wie ben ik? Ja, een discipel. Maar toch ook: klein van kra cht, aarzelend, twijfelend (28:17), met geringe vrijmoedigheid. Kan ik dit? Kan ik dit alleen? Neen, zo voorziet Jezus zelf. De discipelen hoeven het niet alleen te doen. De He ere belooft: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.’ (28:20) Hijzelf is ons nabij door zijn heilige Geest. Hij die alle macht heeft en wil dat alle volken onderwezen worden en alle geboden in acht zullen nemen, zegt toe bij alle discipelen te zijn en hen te helpen alle dagen. Dit geldt tot op het moment dat zijn toekomst werkelijkheid geworden zal zijn. Dan zullen allen de vraag ‘Wie ben ik?’ kunnen beantwoorden met: ‘Ik ben een discipel van Jezus!’ Hierop past maar één aanbiddend (28:17) woord: ‘Amen’ (28:20) .
Verwerking 1. Opmerkelijk is dat Jezus opdracht geeft ‘de volken’ tot zijn disci pelen te maken. Betekent dit nog wat anders dan dat ‘mensen’ tot discipelen gemaakt moeten worden? Zo ja, wat dan? 2. Hoe ben jij discipel van Jezus geworden? 3. Helpen de woorden van Jezus in de vijf redevoeringen die Mattheüs weerge- geven heeft, jou in de groei van discipelschap? Kun je hiervan voorbeelden noemen? 4. Op welke eigen manier geef jij gestalte aan het discipelschap zoals Matt heüs het op zijn wijze deed? 5. Hoe ondersteunt de gemeente waarvan jij lid bent, het missionaire werk ver weg en dichtbij? Zijn er de laatste jaren nieuwe missionaire activiteiten ontplooid? Hoe kijk je hiertegen aan? 6. Wat zie jij als je taak in het missionaire werk? Heb je wel of geen moeite grenzen te overschrijden of blijf je graag in de kring van ‘ons soort m ensen’? 7. Wat kunnen we leren van discipelen als Petrus, Johannes en Paulus, die grote steden als uitvalsbasis voor hun missionaire werk kozen? 8. Kun je iets vertellen van jouw ervaring dat de Heere Jezus zijn belofte van eeuwigdurende bijstand heeft waargemaakt? [ 12 ] Liefdevol gemeente blijven Bijbelstudies over 1, 2 en 3 Johannes en Judas
[ 13 ] Wie ben ik in Christus? Bijbelstudies over onze identiteit als christen Notities