11 1. Nieuwe barmhartigheid Door: G.J. Verbruggen 1.1 De roeping van de christelijke gemeente In Nederland is de zorg goed georganiseerd. Wie zijn oor te luisteren legt in de politiek, zou soms anders denken. Maar wie een blik werpt over de grenzen van ons land, telt zijn zegeningen. Door de tijd heen is in Nederland een rijk geschakeerd zorgstelsel ontstaan. Ook op het gebied van jeugdhulpverlening zijn tal van mogelijkheden voor diagnostiek, behandeling, ondersteuning en begeleiding in situaties waar dat mogelijk is. De overheid bekostigt veel van deze vormen van zorg. In de afgelopen jaren is er een beweging ontstaan waarbij de overheid veel meer verantwoordelijkheden teruglegt bij de burgers. Een ontwikkeling die weerstand oproept, maar die ook positieve kanten heeft. Lange tijd was het de Nederlandse overheid die veel vor - men van hulpverlening organiseerde én bekostigde. Nu de overheid meer verantwoordelijkheid bij de burgers legt, doet dat een beroep op de christelijke gemeente. De recente ontwikkelingen in de ( jeugd)zorg vragen meer dan tevoren om christelijke barmhartigheid, om een chris - telijke gemeente waarin het omzien naar elkaar daad - werkelijk gestalte krijgt. Dat is een Bijbelse zaak. Paulus vergelijkt in 1 Korinthe 12 de gemeente met een lichaam, waarvan leden met elkaar meelijden. De eerste en tweede tafel van Gods wet zijn onlosmakelijk met elkaar verbon - den. De liefde tot de Heere komt tot uiting in de liefde tot elkaar. Christenen zijn geroepen om elkanders lasten te dragen (Gal. 6). Als het goed is, onderscheidt de christe -
12 lijke gemeente zich door de onderlinge liefde, door hulp- vaardigheid, door de bereidheid om offers te brengen. Die onderlinge liefde geldt ook als een kind of jongere niet meer thuis kan wonen. De vermaning ‘Vergeet de her - bergzaamheid niet’ (Hebr. 13:2) wordt wel heel concreet in situaties waarbij een kind niet meer thuis kan wonen en – bijvoorbeeld – in een pleeggezin moet worden geplaatst. In de loop van de eeuwen waren het vaak christenen die, gedreven door de liefde van Christus, omzagen naar de naaste in nood. Het waren christenen die de eerste zie - kenhuizen stichtten. Verschillende instellingen die in onze tijd nog steeds bestaan, hebben hun wortels in de tijd van het Réveil, waar christenen, bewogen met de gebroken - heid van de samenleving, de handen uit de mouwen sta - ken en hulpverlening gingen bieden. Wellicht is de chris - telijke gemeente in de 21 ste eeuw wel gewend geraakt aan de overheid die voor veel voorzieningen zorgde. In zijn boek Een helpende hand dat in de jaren ’80 van de vorige eeuw verscheen, klaagde ds. A. Elshout al dat de kerk haar eerstgeboorterecht verkocht had aan de hulpverlening. Een opmerkelijke uitspraak, waarmee hij zich beslist niet keerde tégen professionele hulpverlening, maar waarmee hij wel pleitte voor christen-zijn in woord én daad. De re - cente ontwikkelingen in zorg- en hulpverlening vragen opnieuw om een vitale christelijke gemeente, waarin de bereidheid is om elkaar te helpen. Ook op het terrein van de jeugdzorg zijn er verschillende mogelijkheden daaraan gestalte te geven. 1.2 Structuur van onderlinge zorg Bij het nadenken over onderlinge zorg binnen de christe - lijke gemeente is het helpend om onderscheid te maken in verschillende niveaus waarop het omzien naar elkaar gestalte krijgt.
13 Wie problemen ervaart en daar zelf niet uitkomt, kan al- lereerst een beroep doen op algemene onderlinge hulp . Een moeder die zich overbelast voelt, kan een beroep doen op haar eigen netwerk: haar echtgenoot, haar ou - ders, vrienden, buren, of anderen uit het sociale netwerk. Een kind dat gedragsproblemen vertoont, kan veel baat hebben bij grootouders die regelmatig voor opvang zor - gen. Zo is er veel meer wat zich vaak aan de waarneming van anderen onttrekt, maar wat van onschatbare waarde is. De gewone onderlinge hulp is helemaal niet zo ge - woon, maar is goud waard! Er zijn situaties waarin ‘gewone’ onderlinge hulp niet vol - doende is. Er is meer nodig. De hulpvraag die gesteld wordt, gaat het eigen sociale netwerk van de hulpvrager te boven. Soms komt dat alleen al omdat het sociale net - werk maar heel beperkt is. Het is belangrijk dan terug te kunnen vallen op gestructureerde onderlinge hulp . In de samenleving kan dat gaan om een vrijwilligersdienst, een buddyproject of iets dergelijks. Binnen veel kerkelijke gemeenten is een structuur gecreëerd voor onderlinge hulp. Het gaat daarbij om pastorale zorg, naastenhulp, een vertrouwenspersoon, een kerkelijke hulpdienst, op - vanggezinnen, enzovoorts. De recente ontwikkelingen in Algemene onderlinge hulp Gestructureerde onderlinge hulp Profes- sionele hulp
14 de zorg zijn voor veel kerkelijke gemeenten een krachtige impuls geweest deze gestructureerde onderlinge zorg vorm te geven. Dat is bijzonder toe te juichen! Dit alles betekent niet dat het sociale netwerk van de cliënt alle hulpvragen kan oplossen. Soms is het nodig professionele hulp in te schakelen. Daarbij gaat het om de huisarts, het ziekenhuis, maar ook om psychosoci - ale hulpverlening of geestelijke gezondheidszorg. Tevens om gezinsbegeleiding, pleegzorg of andere vormen van jeugdhulp. Een professional heeft specifieke deskundig - heid in zijn vakgebied en kan behandeling of begeleiding bieden die de vaardigheden van ‘gewone’ vrijwilligers te boven gaat. Een goede professional zal zich bewust zijn van de onschatbare waarde van het sociale netwerk van de hulpvrager en zal waar nodig en mogelijk ook daarmee samenwerken. 1.3 Jeugdhulp Er zijn verschillende vormen van jeugdhulp te onderschei - den, variërend van relatief lichte ondersteuning, tot zwa - re interventies. Hieronder wordt een aantal vormen van jeugdhulp beschreven, waarbij steeds bekeken wordt op welke manier de christelijke gemeente vorm kan geven aan deze vorm van jeugdhulp (zie figuur aan het slot van dit hoofdstuk). A. Preventie: voorkomen is beter dan genezen. Een Amerikaanse psychiater deed eens de treffende uit - spraak: ‘Eén gram preventie heeft meer effect dan 1000 kilo behandeling.’ De christelijke gemeente biedt tal van preventieve mogelijkheden. Een gezond functionerende gemeente en ‘gewone’ onderlinge steun werken op zich - zelf al preventief. Daarnaast kan de kerk een plaats zijn waar ouders elkaar ontmoeten en ervaringen uitwisselen,
15 waar bezinning plaatsvindt op opvoedkundige thema’s, waar wellicht opvoedkringen worden georganiseerd, en- zovoorts. B. Ambulante hulpverlening: als er zorgen zijn in een gezin of over een jongere en er is professionele hulpver - lening nodig, is ambulante begeleiding de eerste keuze. Dat wil zeggen: het kind of de jongere blijft thuis wonen, maar een hulpverlener biedt begeleiding of behandeling. In verreweg de meeste situaties vindt hulpverlening am - bulant plaats. C. Gastopvang: soms is ambulante hulpverlening niet voldoende en is het nodig dat een kind gedurende korte tijd elders verblijft. Denk bijvoorbeeld aan een conflictsi - tuatie binnen het gezin, waarbij het nodig is dat een tie - nerdochter tijdelijk elders verblijft om helder te krijgen wat er nodig is om de rust binnen het gezin te herstellen. Een ander voorbeeld is overbelasting van een van de ou - ders, waardoor een tijdelijk verblijf van een kind buiten het gezin nodig is. Gastopvang kan ook gaan om een week - endplaatsing van bijvoorbeeld een kind met autisme. In sommige kerkelijke gemeenten is – onder verantwoor - delijkheid van de kerkenraad – een bestand met gezinnen gevormd waarop in voorkomende gevallen een beroep kan worden gedaan. In de afgelopen jaren hebben vier kerken (Gereformeerde Gemeenten in Nederland, Oud Gereformeerde Gemeenten, Hersteld Hervormde Kerk, Gereformeerde Gemeenten) veel geïnvesteerd in het op - zetten van gastopvang binnen de plaatselijke gemeenten. De laatste twee kerken doen dat in samenwerking met Stichting De Vluchtheuvel. Gastopvang is een vorm van gestructureerde onderlinge zorg in de kerkelijke gemeente. Vaak worden kinderen on - dergebracht in een gezin binnen hun eigen gemeente of in
16 een naburige gemeente. De opvang wordt verzorgd door ‘gewone’ gezinnen, het geheel wordt gecoördineerd door een coördinator met een hulpverleningsachtergrond. D. Pleegzorg: pleegzorg is een van de oudste en ook be - kendste vormen van jeugdhulp. Een kind dat of een jon - gere die niet meer thuis kan wonen, wordt geplaatst in een pleeggezin. Soms is dat een gezin uit het eigen sociaal netwerk van het gezin, soms gaat het om een gezin uit het ‘bestand’ van een organisatie voor pleegzorg. Pleegzorg is een vorm van professionele jeugdhulp, die wordt uitgevoerd door een organisatie voor pleegzorg. De organisatie maakt gebruik van ‘gewone’ gezinnen, die – al naar gelang de situatie daarom vraagt – begeleid wor - den door een pleegzorgwerker. Er zijn kinderen die korte tijd in een pleeggezin verblij - ven, maar er zijn ook situaties waarbij kinderen jarenlang in een pleeggezin verblijven. E. Gezinshuis: in de afgelopen jaren is het wonen in een gezinshuis een nieuwe vorm van jeugdhulp, die een sterke groei doormaakt. Kinderen die gezien hun problematiek niet (meer) in een pleeggezin pasten, werden voorheen veelal geplaatst in een jeugdhuis, een behandelgroep of iets dergelijks. Wonen in een gezinshuis is een vorm van jeugdhulp waarbij het kind bij vaste opvoeders woont (de gezinshuisouders), terwijl qua zwaarte van de zorg hulp - verlening geboden wordt die verdergaat dan een pleeg - gezin doorgaans kan bieden. Meestal komen kinderen of jongeren pas in aanmerking voor een gezinshuisindicatie wanneer pleegzorg geen mogelijkheden (meer) biedt. Een gezinshuis is een mooie mix van intensieve hulp (zoals geboden in een behandelsetting) en het wonen bij vaste opvoeders (zoals in een pleeggezin).
17 F. Leefgroep: op het wonen in een leefgroep zijn aller- lei varianten denkbaar. Het gaat daarbij om het wonen in een voorziening met professionele opvoeders. In een leefgroep wordt niet zozeer behandeling geboden, maar professionele groepsopvoeders begeleiden het kind of de jongere bij alle zaken die het gewone dagelijkse leven betreffen. Soms heeft een kind dat of jongere die in een leefgroep woont, daarnaast ambulante begeleiding van een hulpverlener. G. Opname: het gaat hierbij om een opname in een voorziening voor psychiatrische of orthopedagogische behandeling. Dit kan gaan om een tijdelijke opname van bijvoorbeeld enkele maanden. Het kan ook gaan om een langdurig verblijf. Kinderen of jongeren komen hiervoor in aanmerking wanneer er sprake is van (complexe) proble - matiek waarvoor specialistische behandeling noodzakelijk is. De hierboven genoemde opsomming is niet compleet; in de praktijk komen variaties op deze verschillende vormen van jeugdhulp voor. Wel is hiermee aangegeven dat er een continuüm is van lichte ondersteuning naar zware vormen van ( jeugd)hulp. De inzet van iedere ouder en van iedere professional zal zijn om hulp en begeleiding in te zetten die zo zwaar is als nodig en zo licht als mogelijk. 1.4 Nogmaals: de roeping van de kerkelijke gemeente Bij dit alles is de vraag wat de taak is van de kerkelijke ge - meente. De kerkelijke gemeente (of de christelijke school) kan een goede plaats zijn waar preventieve activiteiten gestalte krijgen. Ambulante hulpverlening gebeurt door - gaans ook thuis of wordt gegeven aan kinderen die thuis blijven wonen. Betrokkenheid vanuit de gemeente bij een gezin waar zorgen zijn, zal vaak heel veel goed doen.
18 Gastopvang is ook een vorm van gecoördineerde onder- linge hulp waarbij de kerkelijke gemeente een belangrijke rol speelt. Bij zwaardere vormen van jeugdhulp (pleegzorg, gezins - huis en dergelijke) zal de kerkelijke gemeente niet de eerst aangewezen plaats zijn waar deze jeugdhulp gestalte krijgt. Ook in deze situaties zijn betrokkenheid vanuit de gemeente en pastorale zorg onmisbaar. Denk bijvoor - beeld aan kinderen uit reformatorische kring die in een pleeggezin wonen. Zij zullen in de meeste gevallen niet meer in de directe omgeving van hun ouderlijk huis ver - blijven. Ze blijven vaak wel lid van de kerkelijke gemeente of worden lid van de kerkelijke gemeente van hun pleeg - ouders. Het is van belang dat de kerkenraad en de ge - meente weten waar pleegkinderen wonen en een vorm van contact onderhouden. Pleegkinderen horen immers ook bij de gemeente. Voor kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wo - nen, blijft gelden: zij horen bij ons! Betrokken pastoraat en warm meeleven vanuit de gemeente zijn dan onmisbaar.
19 Preventie Er is sprake van een gezond gezin Continuüm jeugdhulp Ambulante begeleiding Er is sprake van problematiek, maar het kind kan thuis blijven wonen Gastopvang Kortdurende opvang in een ander gezin Pleegzorg Langerdurende of crisisopvang, doorgaans bij ernstiger problematiek Gezinshuis Opvang bij ernstige problematiek, maar met vaste opvoeders Leefgroep Verblijf in een professionele setting met groepsopvoeders Opname Verblijf en behandeling in een psychiatrische of orthopedagogische voorziening