Voorwoord In ons eerste geschenkboek, Ik zal er zijn, hebben we aan de hand van zeven woorden ons best gedaan om een bemoedigende en inspirerende boodschap uit te dragen. Vrijwel meteen voelden en wisten we al dat een vervolg niet kon uitblijve n. De woorden ‘Ik zal er zijn’ komen uit Gods mond, ze zijn opgeschreven in Exodus 3. Met die woorden maakt Hij Mozes zijn naam bekend. Ik ben die Ik ben, de altijd Aanwezige. Met die naam als volmacht, als belofte en als steuntje in de rug mag Mozes op weg gaan, naar zijn volk, naar de farao en vervolgens naar het beloof de land. Hij krijgt die woorden mee als bemoediging en inspiratie voor de enorme taak die hem wacht. Tijdens de jaren dat Jezus hier op aarde rondwandelde, gebruikte Hij die naam ook om zijn identiteit te bevestigen. ‘“Het is zoals Ik zeg,“ antwoordde Jezus. “Ik ben, al van voordat Abraham werd geboren.“‘ (Joh. 8:58) Maar omdat Hij wel begreep dat de woorden ‘Ik ben’ voor zijn toehoorders niet concreet genoeg waren om er iets mee te kunnen, voegde Hij er verschillende keren iets aan toe. Een woord of een begrip dat vaak verwees naar een wonder dat Hij had gedaan, naar iets wat ze herkenden uit hun dagelijkse leven en wat de link legde tussen die Man met zijn vernieuwende en voor hen verwarrende woorden en hun alledaagse bestaan. Met deze uitspraken dringt Jezus diep door in je leven om je te bemoedig en en aan te sporen je leven met al zijn ups en downs aan Hem toe te vertrouwen. Met elke uitspraak raakt Hij aan een ander aspect van je bestaan en wil Hij je laten weten: Ook daar ben Ik dicht bij je. Overal waar jij komt, ben Ik al geweest. Ik weet wat je do ormaakt, en Ik help je erdoorheen. Heel veel liefs en Gods zegen gewenst, Manuel & Elvire, Tineke EXODUS 3:13-14 (HSV) En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN . Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.
het brood dat leven geeft IK BEN
Hoe boeiend die Man ook spreken kan, ze zijn niet gekomen om te luisteren. Zien willen ze, méér van die wonderlijke gene- zingen. Daarom zijn ze Hem gevolgd. Maar ja, de tijd verstrijkt en bijna niemand heeft eraan gedacht om een lunchpakketje mee te nemen. Behalve die ene jongen met zijn gerstebroden en zijn gedroogde vis. Voor Jezus een uitgelezen kans om een stapje dichterbij te komen. Een rammelende maag, dichter bij het doodgewone leven van alledag kan haast niet. De jongen geeft wat hij heeft. Meer verlangt Jezus ook niet. Meer heeft Hij niet nodig. Als je het verlang en hebt om te geven, is het niet belangrijk hoeveel je geeft. God vraagt om wat je hebt en niet om wat je niet hebt. Maar al is even later hun honger gestild, hun verlangen naar wonderen is dat nog lang niet. Dit smaakt naar meer. Zo’n koning willen ze wel, iemand die gééft en niet eist, zoals de Romeinse overheerser. Jezus ziet wel dat ze op dat moment niet openstaan voor wat Hij hun eigenlijk wil geven. Iets wat dieper gaat dan een lege maag, gelukkiger maakt dan een genezen lichaam, veel verder reikt dan dit leven. Dus laat Hij het erbij …De volgende dag, zo tegen het ontbijt, zoeken ze Hem weer op en dan neemt Jezus de kans waar. Je kunt voor Hem nu eenmaal niets geheimhouden. Geen lege maag, geen twijfelachtig motief, zelfs niet dat waar je jezelf niet eens van bewust bent – je lege leven. Nee, deze keer geen fastfood. Deze keer wordt hun een heel ander menu voorge- schoteld: brood dat niet verteert, water dat blijvend verfrist. Met de herinnering aan het wonder van de dag ervoor nog vers in hun geheugen luisteren ze aandachtig naar Jezus’ woorden over zoiets alledaags als brood; woorden die opeens een onbeken- de, onbegrijpelijke dubbele bodem blijken te hebben. Daarmee komt Jezus opeens heel dichtbij. Raakt Hij hun diepste verlangens aan. Brood voor het lichaam, brood voor de ziel. Het is best veel om in een keer te verteren. Maar dat hoeft ook niet. Dit brood mag je eten, ervan genieten en het herkauwen, steeds maar weer. Er is genoeg; het raakt nooit op. Het vult je lege leven, eens en voorgoed. Dat smaakt naar meer het brood dat leven geeft IK BEN JOHANNES 4:13-14 ‘Wie van het water uit deze put drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie van het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Dat water zal in hem als een fontein worden, waaruit eeuwig leven voortkomt.’
Een steun is de Heer voor wie is gevallen, wie gebukt gaat richt hij op. Allen zien hoopvol naar u uit, u geeft voedsel, op de juiste tijd. Gul is uw hand geopend, u vervult het verlangen van alles wat leeft. PSALM 145:14-16 (NBV)
Er zijn mensen in de wereld die zo arm zijn dat God hun niet kan verschijnen tenzij in de vorm van een brood. – GANDHI –
BROOD VAN HET LEVEN, AAN ONS GEGEVEN, KWETSBAAR, GEBROKEN DOOR ONRECHT EN SCHULD, LEER ONS TE DELEN, UW HANDEN TE ZIJN, DIENEND TE VOLGEN, MET LIEFDE VERVULD. WIJN VAN DE VREDE, VOOR ONS GESCHONKEN, LEVENSFONTEIN VOOR EEN WERELD MET DORST, LEER ONS VERZOENING WAAR OORLOGEN ZIJN, WAARHEID TE SPREKEN, RECHTVAARDIG EN REIN. ER IS AAN JOU, MENS, GEZEGD WAT GOED IS; JE WEET WAT DE HEER VAN JE WIL: GEEN ONRECHT TE DOEN, MAAR RECHT, TROUW TE ZIJN EN ECHT, NEDERIG ACHTER GOD AAN OP WEG. HEER VAN HET FEESTMAAL, VOOR ONS GEGEVEN, WAAR BEDELAARS RIJK ZIJN EN MACHTIGEN KLEIN, U LEERT ONS TE DIENEN, DE MINSTE TE ZIJN,U WAST ONZE VOETEN EN DEELT ONZE PIJN. LEER ONS UW LIEFDE SCHENK ONS GENADE ZEND ONS UW VREDE VUL ONS MET HOOP – Trinity –
Brood uit de hemel Om de ergste honger te stillen, hadden de geallieerden ‘Operatie Manna’ in het leven geroepen. Het was ergens begin mei 1945. Na vijf lange oorlogsjaren was Nederland eindelijk bevrijd. Vrij van de vijandelijke overheersing die het land jaren lang in haar greep had gehouden. De Nederlandse vlag mocht weer vrij wapperen en het Wilhelmus mocht weer uit volle borst gezongen worden. Maar het einde van de oorlog betekende nog niet meteen een eind aan alle ellende. Vooral in het westen van ons land, waar duizenden de Hongerwinter van 1944 niet hadden overleefd, was nog steeds gebrek aan bijna alles. Om de ergste honger te stillen, hadden de geallieerden ‘Operatie Manna’ in het leven geroepen. Voedseldroppings. Manna, voed- sel uit de hemel. Zoals God destijds het manna uit de hemel gaf aan het volk Israël. Dagenlang vlogen vliegtuigen boven Nederland en lieten ze op afgezette stukken land duizenden voedselpakketten vallen. Pakketten vol met alles wat de mensen zo ontzettend gemist hadden, wat ze keihard nodig hadden. Zakken meel, bijvoorbeeld. Eindelijk weer goed meel, waar de heerlijkste broden van gebakken konden worden. Waarmee de ergste honger gestild kon worden en ze eindelijk konden proeven van de vrijheid. De bevrijding van de vijand werd voor hen pas een tastbare werkelijkheid toen ze van honger bevrijd waren. Jezus begreep onze behoefte aan tastbare symbolen van een ontastbare werkelijkheid. Brood en wijn gaf Hij ons om zo heel dicht bij ons en onze diepste behoeften en ver- langens te komen en te blijven. Om ons er steeds weer aan te herinneren wat Hij voor ons heeft gedaan. Om steeds weer aan Hem te denken, aan zijn gebroken lichaam en zijn vergoten bloed. Om nooit te ver - geten wat onze vrijheid Hem heeft gekost.
U nodigt mij aan tafel, om dicht bij U te zijn, te proeven van het leven, dat U deelt door brood en wijn. U leidt mij in de stilte, ik volg U met ontzag, een plaats van rust waar ik U ontmoeten mag. U ziet mijn hart en leven, de onrust die verwart; mijn onbesproken vragen, die er leven in mijn hart. U kent al mijn gedachten, verbergen kan niet meer, in vertrouwen leg ik alles voor U neer. De beker in uw handen, neem ik vol liefde aan, uit handen die verwond zijn, waarin de tekens staan. Geen woorden meer van oordeel, genade onverdiend, die aan tafel wordt geproefd en wordt gezien. U deelt met mij de maaltijd, reikt mij verzoening aan. Uw liefde is nog groter dan de schuld die is voldaan. U toont mij uw genade, die werkzaam is in mij,door de kracht van uw genade ben ik vrij! – Sela – U deelt met mij de maaltijd
U NODIGT MIJ AAN TAFEL VOOR HET OOG VAN DE VIJAND, U ZALFT MIJN HOOFD MET OLIE, MIJN BEKER VLOEIT OVER. GELUK EN GENADE VOLGEN MIJ ALLE DAGEN VAN MIJN LEVEN, IK KEER TERUG IN HET HUIS VAN DE HEER TOT IN LENGTE VAN DAGEN. Psalm 23:5-6 (NBV)