9 1. Richard en Marnix Bim ... bam ... bim ... bam. De torenklok slaat zeven keer. In het huis van Richard gaat een lamp aan. Ook in het huis van Marnix brandt al licht. Marnix en Richard zijn even oud. Ze wonen in dezelfde straat. Ze zijn op dezelfde dag jarig. Op die dag gaan ze allebei naar school met een volle tas. Daar zit een trommel in met wat lekkers. Samen staan ze voor de klas als de kinderen voor hen zingen. Maar vrienden zijn ze niet! O nee! Marnix heeft de torenklok gehoord, maar zijn wekker is nog niet afgegaan. Lekker warm is het in bed. Hij blijft nog een tijdje half slaperig liggen luisteren naar de vogels. Wat maken die ’s morgens toch een lawaai! Maar dan gaat ineens de wekker af … tuut tuut tuut … en daar wordt Marnix klaarwakker van. Hij rekt zich nog even uit voor hij uit bed stapt. Hij pakt zijn broek van de stoel. Wat zal hij doen? Wachten tot Klaas, zijn oudste broer, klaar is in de badkamer? Dat kan nog wel een hele poos duren. Zal hij op de deur van de badkamer kloppen en vragen of Klaas gauw klaar is? Nee, dat durft hij niet. Klaas kan snel boos worden en wil dan ook wel eens een tik uitdelen.
10 Ik kleed me maar aan, denkt Marnix. In de keuken wast hij zijn gezicht en handen. Zo kan het wel weer, vindt hij. Mama ziet het toch niet. Ze is al weg. Zij en papa gaan al vroeg de deur uit, naar hun werk. De tafel is gedekt. Dat doet mama altijd voor ze weg- gaat. Marnix gaat op de stoel bij het raam zitten. De verwar- ming onder het raam is aan. Hij gaat dicht tegen de verwarming aan zitten. Die is lekker warm. Terwijl hij zijn boterham eet, denkt Marnix na. Wat zal hij gaan doen vandaag? Opeens wordt hij opgeschrikt doordat Klaas de deur met veel kabaal opengooit. ‘Zeg, help mij eens even een handje’, commandeert Klaas. ‘Je ziet toch wel dat ik mijn handen vol heb aan dit stereoapparaat.’ Marnix springt op en wil de bovenste geluidsbox van Klaas overnemen. ‘Kijk uit, sukkel’, gromt Klaas, ‘het snoer zit nog vast. Toe joh, schiet op, anders laat ik alles vallen.’ Marnix weet niet hoe snel hij de box op de tafel moet zetten. Hij struikelt bijna over het snoer, wat hem een paar scheldwoorden van Klaas oplevert. Eindelijk staat alles op de tafel. ‘Ziezo’, zegt Klaas tevreden. Hij ploft neer in de stoel bij het raam.
11 Marnix ziet het spijtig aan. Daar gaat zijn lekkere war- me plekje. ‘Geef mij het brood even aan’, beveelt Klaas. Marnix aarzelt. Hij wil eigenlijk zeggen: Doe het zelf maar! Maar dat zegt hij niet. Hij wil wat van Klaas heb- ben. Daarom kan hij beter maar doen wat Klaas zegt. Bovendien zou Klaas hem snel kunnen slaan met zijn harde handen. Klaas pakt een stripboek en begint te eten. Eindelijk durft Marnix. ‘Klaas?’ vraagt hij voorzichtig.
12 ‘Ja, wat moet je?’ zegt hij als Marnix blijft zwijgen. ‘Klaas, heb jij ... mag ik ...?’ ‘Zeg het nou maar’, spot Klaas. ‘Ik heb wel meer te doen dan naar jouw gestotter te luisteren.’ Hij wil al- weer in zijn stripboek verder lezen. Dan gooit Marnix het er ineens uit. ‘Heb jij een paar astronauten voor mij? Jij hebt nog een hele doos met vuurwerk op je kamer staan.’ ‘Hoe weet jij dat? Heb je op mijn kamer zitten neuzen?’ Dreigend komt Klaas op Marnix af. ‘Nee, nee’, zegt Marnix angstig, ‘ik zag ze zomaar een keertje.’ ‘Ja ja, dat zal wel. Nou, ik waarschuw je ... als jij een voet in mijn kamer zet, doe ik je wat. Enne ... wat wil je ermee?’ ‘Nou gewoon, wat mee schieten en zo’, zegt Marnix. Maar Klaas schudt zijn hoofd. ‘Nee hoor, dat spul is veel te gevaarlijk voor kleine kinderen.’ Marnix kijkt teleurgesteld. Wat jammer nou. Hij wilde zo graag stoer doen tegenover zijn vriendjes op school en die laffe Richard. Voor hem was het juist bedoeld. Hij wilde dat ventje eens lekker laten schrikken. Hè, hij had zich er juist zo op verheugd. Nu kan zijn plannetje niet doorgaan. Hij zal weer wat anders moeten verzin- nen. Boos trekt Marnix zijn jas aan en trekt de deur achter zich dicht. Op weg naar school.
13 Richard heeft de klok ook gehoord. Hij was al wakker. Maar nu zal hij echt uit bed moeten komen. Hij heeft nog veel te doen. Nog één keer draait Richard zich om. Graag wil hij nog even dromen van mooie dingen. Maar hij moet opschieten, anders komt hij te laat op school. Die nare school ook. O, de school zelf is niet zo erg. Richard houdt wel van leren. Maar die vervelende jongens uit zijn klas. Vooral Marnix ... Richard voelt zijn hart al sneller kloppen als hij alleen al aan die jongen denkt. Kom, ik zal nu maar opstaan, denkt hij zuchtend. Eerst moet hij zijn dieren verzorgen. Zachtjes loopt Richard even later de trap af. Hij hoopt dat mama nog slaapt. Vannacht is ze er weer uit ge- weest, heeft hij gemerkt. Dan komt ze altijd even bij hem op zijn kamer. Hij heeft maar gedaan alsof hij sliep. Richard vindt het niet echt prettig dat mama ’s nachts bij hem komt kijken. Maar sinds papa er niet meer is omdat hij is gestorven, is mama erg bezorgd over hem. O, wat mist Richard zijn vader. Als papa er nog was, zou hij vast niet zo bang zijn om naar school te gaan. Ja, als papa er nog was, zouden heel veel dingen an- ders zijn. Dan was mama vast ook veel vrolijker.
14 Bij zijn dieren vergeet Richard even zijn zorgen. Eerst naar de hamster. Plukkie is een paar dagen ziek ge- weest. Richard bekijkt het beestje aan alle kanten. Hij ziet er nu weer veel beter uit. En wat voelt hij toch lek- ker zacht. Richard houdt Plukkie voorzichtig vast. Hij doet nieuw zaagsel in het hok en geeft het beestje wat voer. Daar- na gaat hij naar zijn konijnen. Hij heeft er drie. Maar als alles goed gaat, komen er binnenkort jonge konijntjes. Richard is erg benieuwd hoeveel er geboren zullen worden. Na de konijntjes zijn de vogels aan de beurt. Blauwe, gele en rode parkieten heeft hij. Terwijl hij de parkieten voert, komen zijn twee duiven ook al aanvliegen. Ze weten wel dat zij nu ook wat krijgen. ‘Zijn jullie al op reis geweest?’ vraagt Richard. Het is net of de duiven hem begrijpen: ‘Roekoe.’ Nu moet hij de vissen nog voeren. Richard controleert of hij alle hokken goed heeft afge- sloten. Dan gaat hij weer naar binnen. In de hoek van de kamer staat een aquarium. Als hij wat voer op het water strooit, is het of de vissen een wedstrijd beginnen. Met het voer in hun bekjes dui- ken ze naar beneden om er daar van te smullen. Dan zwemmen ze snel naar boven om weer wat te halen. Richard had ook graag een hond willen hebben. Maar daar wil mama niets van weten.
15 ‘Als jij naar school bent, moet ik hem uitlaten en ver- zorgen’, had ze gezegd. En daar heeft ze gelijk in. Hoefde ik maar niet naar school, peinst Richard. Hij voelt zich opeens niet blij meer. Daar hoort hij mama aankomen. Ze mag niet merken dat hij ertegenop ziet om naar school te gaan. ‘Goedemorgen mama’, zegt hij daarom opgewekt. ‘Hebt u lekker geslapen?’ ‘Gaat wel’, zucht mama, maar Richard ziet dat ze met haar hand over haar hoofd strijkt. Weer hoofdpijn na- tuurlijk, denkt hij. De boterham die mama voor hem heeft gesmeerd, kan hij bijna niet door zijn keel krijgen. ‘Moet je nog niet weg?’ vraagt mama. ‘Het is al bijna halfnegen.’ ‘O, ja, dan moet ik opschieten.’ Richard doet of hij de tijd vergeten is. Hij trekt zijn jas aan en geeft mama een zoen. Hij moet snel lopen om op tijd bij school te komen. Maar dat is juist zijn bedoeling. Precies als de schoolbel gaat, stapt Richard het plein op.