bob becking zonder monsters gaat het niet Een geschiedenis van de Leviathan
Fairy tales are more than true: not because they tell us that dragons exist, but because they tell us that dragons can be beaten. G.K. Chesterton (parafrase door Neil Gaiman in Caroline – 2004)
5 Woord vooraf Wie of wat was de Leviathan? Een slang, een draak, een tot monster uitvergrote krokodil, een zevenkoppige engerd, een watergeest, een zeeschip van titanische allure? Deze interpre- taties – en nog vele andere – zijn in de loop van de geschiede- nis voorgesteld. Die verscheidenheid maakt mij nieuwsgierig. Waar liggen de wortels van de Leviathan? Daarnaast heb ik me afgevraagd hoe dit monster in verschillende fasen van de cul- tuurgeschiedenis heeft gefunctioneerd en ook hoe het komt dat hij tot op de dag van vandaag zo’n symbolische waarde heeft. In dit boek ga ik de scènes langs van de rol die de Leviathan op het toneel van de aarde in de geschiedenis heeft gespeeld. Daarbij heb ik niet naar volledigheid willen streven. In ver - schillende perioden was het materiaal zo uitputtend dat een keuze gemaakt moest worden. Ik heb dat gedaan in het besef dat ook andere voorbeelden gekozen hadden kunnen wor - den. Het beeld van de Leviathan zou dan echter grotendeels hetzelfde zijn geweest. Dit boek bevat geen voetnoten. Ik hoop dat die afwezig- heid de leesbaarheid ten goede komt. Wie geïnteresseerd is in bronnen en meningen, kan achter in dit boek een bibliografie vinden. Per hoofdstuk staan daar de in mijn ogen belangrijk- ste publicaties vermeld. De naam Leviathan wordt verschil- lend uitgesproken. De klemtoon kan zowel op de tweede als op de derde lettergreep worden gelegd.
6 Hoewel ik de dirigent ben van deze bundel, weet ik me een dilettant op allerlei terreinen. Daarom wil ik een aantal per- sonen hartelijk danken voor hun hulp en suggesties: Guus Becking, Geert Buelens, Wim Gerritsen, Maarten van der Graaff, Kimberly Johnson, Christian Lange, Maja van Leeu- wen, Frits van Oostrom, Marcel Poorthuis, Els Stronks, Phi- lip Trauring, Frank Verbunt. Graag dank ik de medewerkers van uitgeverij Skandalon voor hun hulp bij het voorbereiden van deze uitgave. De opmerkingen en suggesties van Gerda van der Haar, Babs Jongman en Albert Ronhaar hebben mij wezenlijk geholpen. The final strophe from the poem ‘The Heart of Light’ by Kimberly Johnson was published in her book Leviathan with a Hook. I would like to thank both the author and the Persea Press from New York for their kind permission to reproduce these lines in this book. Met dit boek neem ik formeel afscheid van de Universiteit Utrecht. Als student, promovendus, docent en onderzoeker heb ik veel aan deze instelling te danken. Het is spijtig dat aan deze universiteit – ondanks haar lijfspreuk ‘Sol Iustitiae Illu- stra Nos’ – geen onderwijs en onderzoek in de sterrenkunde en in de theologie meer plaatsvindt. Waarom dat zo spijtig is, mag mede uit dit boek blijken.
7 Inhoud 1. Waar de stem van het water wordt gevreesd en gehoord 9 2. Uit de diepte van het oude Nabije Oosten 12 3. Het Oude Testament: veel beelden voor een veelzijdig monster 22 4. In het vroege christendom 32 5. In het jodendom 40 6. In de islam 59 7. Middeleeuws christendom 62 8. In vroegmodern schouwtoneel 79 9. Tijdens de reformatie: psalmbewerkingen en bijbelvertalingen 84 10. Bij Thomas Hobbes 91 11. Daar gaan de schepen (scheepsnamen) 99 12. Creationisme: ‘bestaat’ de Leviathan? 102 13. In de romantiek 109 14. Van Haydn tot hardrock 119 15. Beeldende kunst 126 16. Satanisme 129 17. Film 133 18. Games people play 139 19. Populaire cultuur 142 20. Vijf varia 148 21. Literatuur, een selectie 154 22. Het diepe ik van Abel Roorda: over Pier en Oceaan van Oek de Jong 176 23. Zonder monsters gaat het niet 181 Bibliografie 187 Lijst van afbeeldingen 205
9 1 | Waar de stem van het water wordt gevreesd en gehoord... We leven in een onttoverde wereld. We zien achter het onweer niet meer de hand van Zeus of de woede van Wodan. We hebben geleerd dat de verschijnselen in de natuur allemaal te verklaren zijn vanuit de fundamenten van de fysica. De metafysica hebben we niet meer nodig, althans dat denken we. Goden die ingrijpen in de loop van de geschiedenis of mythen die ons vertellen hoe de mensenwereld werkt, zien we als relicten uit de kindertijd van de mensheid. Het is mijn bedoeling die nuchterheid te problematiseren. Ik zit namelijk met een probleem: hoe komt het dat wij in een onttoverde wereld nog steeds mythische taal gebruiken om onze angsten te kanaliseren? Waar ik op doel is het volgende. In het realistische gedicht ‘Denkend aan Holland’ uit 1936 van Hendrik Marsman vinden we de volgende slotwoorden: en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. De angst voor het water heeft niet alleen te maken met de mogelijke overstromingen, maar ook met de verdrinkings- dood van roekeloze kinderen. Wie aan de waterkant woont
10 en niet kan zwemmen, moet goed oppassen. Traditioneel zijn er talloze benamingen voor de waterschrik of de watergeest waarmee kinderen werden gedreigd om vooral niet te dicht langs de oever te lopen. Op een kaart van het Meertens-insti- tuut uit 1937 zijn de verschillende benamingen voor dit mon- ster verzameld en geprojecteerd op een kaart van Nederland. Het aantal van ruim dertig verschillende namen wijst op een wijde verspreiding met lokale variatie. De verscheiden- heid bevat echter ook een waarschuwing. De ‘krolleman’ uit Waterland hoeft niet in alle aspecten samen te vallen met de ‘ekkerman’ uit de omgeving van Geldrop. De Brabantse ekkerman huisde vooral in waterputten. Dat blijkt bijvoor- beeld uit het volgende in Oirschot vertelde verhaal: Vruuger maokte ze oe bang mee in de put te kèke, in de welput, daor zaat d’n ekkerman in; as die oe viet trok ie oe in de put en dan konde d’r nie mir uut. Die zal wel nie bestaon hebbe, denk ik, mar daor durft gin mens in te kieke. Daor kunde oe eige niet gedraoid in krège. Ge het die ope putte nie zoveul mir. Laoter ginge de putte van bove dicht. ‘t Is ‘n gezegd van ouw mense. (In 1966 door A. van Oirschot. Met protocollen van K186-1 tot en met K186-31. 1966-1969; Archief Meertens Instituut) De Waterlandse krolleman hield zich schuil in sloot en ring- vaart. Volgens N.C. Rümke-Bakker ‘woonde [hij] daar in een prachtig paleis met allemaal goud en als je in ’t water lag, zag je gouden sterren. Maar als ie je had, kwam je nooit terug!’ Uit mondelinge overlevering is mij bekend dat kinderen die in de zeer waterrijke omgeving van de molen Korpershoek in Schipluiden opgroeiden, gewaarschuwd werden voor de ‘bullebak’. Die woonde namelijk onder water en zou je mee- sleuren de diepte in, als je te dicht bij de waterkant kwam. In
11 de jaren vijftig zag een kind in een voorbijdrijvende matras het ultieme bewijs: de bullebak sliep natuurlijk in zijn water- wereld aan de onderzijde van deze matras. Met dit soort bete- kenisverschillen en -toekenningen zal ook rekening moeten worden gehouden wanneer de sprong naar het oude Nabije Oosten en de wortels van de Leviathan wordt gemaakt.
12 2 | Uit de diepte van het oude Nabije Oosten Voordat de vraag aan de orde kan komen waarom de Levi- athan tot op de dag van vandaag zo’n helder symbool is, wil ik eerst de diepte van de tijd induiken. De Leviathan wordt een aantal malen genoemd in het Oude Testament, zoals in hoofdstuk 3 wordt beschreven. Reeds voordat Israël als volk ontstond, werd het monster genoemd in een spijkerschrift- tekst uit het oude Oegariet. Die wil ik nu eerst bespreken. Door de Oegaritische tekst in de literaire context van het oude Nabije Oosten te plaatsen wordt mede het toneel voor de teksten uit de Hebreeuwse Bijbel getekend. In het oude Nabije Oosten was er een verscheidenheid aan voorstellingen van zeemonsters en zevenkoppige slangen. Hoewel elke tekst en elk monster uniek is, zijn er talloze verbanden. Oegariet Sinds 1929 zijn er in de Syrische kustplaats Rash Shamra vele sporen teruggevonden van de Oegaritische beschaving. Tus- sen 1500 en 1200 v. Chr. bloeiden in deze kosmopolitische havenstad de economie en de cultuur. Onder de vele kleita- bletten met een alfabetisch spijkerschrift die zijn uitgegeven door Manfred Dietrich en Oswald Loretz, bevindt zich het Epos van Baäl (KTU 1.1-1.6). Dit epos verhaalt in mythische kleuren over een strijd in de godenwereld. De jonge god Baäl