5 Inhoud Woord vooraf – Arjan Plaisier 6 Voorwoord 8 1. Aanleiding 11 2. Inleiding – een overzichtelijke theologie van de kerk 17 3. Een plaats van vergeving 27 4. Een plaats van vrede 38 5. Een plaats van vrijheid 48 6. Een plaats van vreugde 59 7. Een plaats van vriendschap 68 8. Een plaats van vroomheid 79 9. Gebed 87 10. Epiloog 89 11. Gespreksvragen 91
6 Woor d voor af – Arjan Plaisier We horen het regelmatig: ‘spiritualiteit is in, de kerk is uit’. Mensen zoe- ken naar meer dan brood alleen, ze zoeken het alleen niet in de kerk. Kerk is van vroeger, niet van vandaag. Er is een breed aanbod aan spiri- tualiteit, en het product dat de kerk biedt, staat laag op de lijst. Daartegen tekeergaan helpt niet. De kerk zal het er voor een groot deel ook wel naar gemaakt hebben dat spirituele honger er niet wordt ver- zadigd. Introspectie is geboden. Tegelijk blijft het woord spiritualiteit ook wel erg zwevend. Dat is anders met het woord heil. Vindplaats van heil. Vindplaats van heel-wording. Daarvoor moet je toch echt in de kerk zijn, vindt de Boskoopse dominee Harald Overeem. Heil is een geconcentreerd woord. Het valt uiteen in andere grote woorden: verge- ving, vrede, vrijheid, vreugde, vriendschap, vroomheid. Zes grote V ’s. In dit boek worden ze uitgepakt. Ook deze woorden kun je als vogels beschouwen die wat rondzweven, maar dat doet de auteur niet. Hij gaat te rade bij de Bijbel en betrekt ze op de centrale gestalte in dit boek: Jezus Christus. De V ’s zijn vleugels aan het evangelie. En daar moet je voor in de kerk zijn. Daar klinkt de blijde boodschap. Daar is een ruimte om deze boodschap te ontvangen, te proeven, te beoefenen en te bele- ven, en daar kunnen deze woorden zich ontvouwen. Overeem heeft niet de pretentie een dogmatisch vertoog te schrijven. Hij houdt zich ook niet bezig met de vraag hoe we de kerk moeten in-
7 7 Woord vooraf richten, en of we moeten experimenteren met de vorm of juist niet. Dat staat wel in andere boeken en boekjes. Dit geschrift is eerder een preek over de belijdenis: ‘Ik geloof in de kerk.’ De toon in dit boek is pastoraal en het is geschreven door iemand die zijn tijdgenoten kent. Hier spreekt een dominee die ook leraar is, en deze dominee spreekt een goed woord over de kerk. Een woord dat wel tot nadenken zet. In hoeverre krijgen de zes V ’s vleugelslag in de geloofsgemeenschappen? Dat is de open vraag die wordt opgeroepen door dit boek. Zes duide- lijke antwoorden op de vraag ‘ Waarom zou ik naar de kerk gaan?’ Ant- woorden die ook vragen zijn: daarmee bewijst de auteur zijn lezers een dienst. Ik hoop dan ook dat dit boekje veel lezers mag vinden. Arjan Plaisier Scriba van de Protestantse Kerk in Nederland
8 Voor woor d Wie beweert dat je de kerk nodig hebt om te geloven, zal een aantal aardige dingen over dit noeste instituut moeten zeggen. Dat wil ik graag doen. De kerk is me lief. Ik vond er het geloof en tref dit er nog steeds aan. Ik ontmoet mensen van goede wil, mensen die leven van geloof, hoop en liefde. Het is mijn diepe overtuiging dat kerk en geloof bij elkaar horen. Neem de kerk weg en er blijft kwetsbaar en onbeschut geloof over. Uiteraard is de kerk meer dan een gebouw, meer dan de Protestantse Kerk in Nederland waar ik als predikant aan ben verbonden. De kerk is meer dan de dienst op zondagmorgen, al vormt deze wel het hart van kerkelijk leven. Kerk-zijn krijgt dáár vorm waar mensen bij elkaar zijn in de naam van de Heer. Het heeft voor mij vooral te maken met een gemeenschap van gelovigen die zoeken naar de omgang met hun God. Wat ik in dit boek niet ga doen, is de kerk verdedigen tegen allerhande (terechte en onterechte) aantijgingen. Dat heeft niet zo veel zin en zal alleen maar leiden tot welles-nietesdiscussies. De kerk is voor mij de plaats geworden waar heil te vinden is, op verwachte en onverwachte momenten en in verschillende concrete situaties. Daar wil ik in dit boek verder over doordromen en doordenken. In de volgende hoofd- stukken tref je hoopvolle schilderingen aan over wat de kerk voor een
9 9 Voorwoord plaats kan zijn. Ik hoop daarom dat dit boek je als lezer spiegelt: als we de kerk nodig hebben om te geloven, dan roept dit om een kerk die het waarmaakt dat zij een vindplaats van heil is. Je leest dus niets over verschillende vormen van kerk-zijn. Op dat ter- rein is in de afgelopen decennia veel nagedacht en geëxperimenteerd: de pioniersplekken van de PKN, emergent church, fr esh expressions of church, kerk-zijn in een dorp of juist in de stad. In al deze vormen van kerk-zijn zoekt men naar de relevantie van het evangelie voor anderen. Het zijn mooie initiatieven. Ik wil me in dit boek ontt rekken aan de (broodnodige!) discussies en zoektochten over vormen van kerk-zijn in de eenentwintigste eeuw en veeleer de bezinning stimuleren over de vraag hoe de kerk een plaats van heil is. Laat het zo zijn dat steeds meer mensen de kerk als een mu- seum beschouwen, de kerk is en blijft een vindplaats van heil die de mens ‘steeds weer bevrijdt uit de begoochelingen van het eigentijdse’. 1 Na dit voorwoord kom je eerst in twee hoofdstukken terecht waarin ik wat vertel over de aanleiding tot het schrijven van dit boek (hoofd- stuk 1) en waarin ik een paar theologische piketpaaltjes in de grond sla (hoofdstuk 2). Daarna lees je in de hoofdstukken 3 tot en met 8 over de kerk als vindplaats van heil. Het boek sluit af met een gebed, een nawoord en gespreksvragen (hoofdstuk 9, 10 en 11). Het is een leesboek én een bespreekboek. Mijn hoop is dat je met elkaar in gesprek gaat over geloof en kerk. Getroff en heb ik het met goede meelezers die allen betrokken waren en goede suggesties gaven. Het zijn Evert Westrik en Anne-Marie van Briemen, collega’s in Boskoop; Hans Steenbergen, scriba van de Protes-
10 Om te geloven heb ik de kerk nodig tantse Gemeente te Boskoop, wijk oost; Henk van den Bosch, docent aan de Protestantse Th eologische Universiteit, en Marieke Hermans, redacteur van uitgeverij Ark Media. Harald Overeem Boskoop, oktober 2013 1 Romano Guardini, De betekenis van de kerk. Tielt/Den Haag: Lannoo, 1962: 103.
11 1 Aanleiding ‘Een lelijk wijf.’ Dat krijgt de priester Sebastian Rodrigo van zijn Japanse ondervragers in het gezicht geslingerd. De kerk is een lelijk wijf. Alle mooie idealen van deze priester ten spijt om het Japanse volk in aan raking te brengen met het katholicisme, doen zijn ondervragers alle missionaire activiteiten af als de avances van een ‘lelijk wijf ’ aan de Japanners. 1 Toen ik het indrukwekkende boek Stilte las, waarin dit voorval beschre- ven staat, schrok ik van deze woorden. De kerk als een lelijk wijf. Het staat ver af van hoe ik zelf de kerk beleef. Zeker, ik adoreer haar niet (dat is ook niet nodig) en zie ook waar de kerk steken laat vallen. Maar de kerk ontroert mij ook, wanneer ik die vele trouwe mensen zie die aandacht hebben voor anderen en voor elkaar klaarstaan. De kerk ont- roert mij als de plaats waar mensen hun vragen kunnen neerleggen en geloof en troost kunnen vinden. De kerk als lelijk wijf – ik schrok ervan. Het oordeel van enkele Japanse samoerai uit de zeventiende eeuw over- brugde met gemak een kleine vierhonderd jaar en kwam ineens heel dichtbij. Is de kerk vandaag in Nederland ook zo? Mijn eigen ervaring is anders, maar wat is de opinie van anderen die bij een kerk betrokken zijn?
12 Om te geloven heb ik de kerk nodig Zijn wij lelijk? We zijn inderdaad niet moeders mooiste, maar toch ook zeker niet le- lijk? Of wel? De kerk is echt niet altijd the place to be. Ik ben de eerste om toe te geven dat de kerk een ‘gebroken gestalte’ is, dat zij lelijke trek- ken heeft . Naast dat er veel goed gaat in de kerk, gaat er veel mis. Er is roddel, afgunst, eigenbelang, uitsluiting, behoudzucht, nu ja, wie al even meedraait in de kerk weet daar helaas over mee te praten. Pijnlijk is het wel. Wie de kerk liefh eeft , voelt ook het onvermogen om als chris- telijke gemeenschap zó te leven dat christenen visitekaartjes van hun Heer zijn. Ik ga daarom niet als een klein kind op de grond stampen en beweren dat de kerk een mooie vrouw is. 2 Behalve dat de kerk niet moeders mooiste is, heeft de kerk ook te maken met de veranderingen in de cultuur en in de samenleving. Ver anderingen gaan snel en zijn complex. Ze maken ons tot jachtige mensen. Hoe moeten we hier als kerk op reageren? Wat vragen al deze veranderingen van de kerk? Moeten we anders verder? Zo ja, hoe dan? Zo niet, waaraan willen we dan blijven vasthouden? Er is al een paar decennia stevige bezinning op deze en andere vragen. In die bezinning ga ik mee, ook de teksten die op dit papier staan vloeien eruit voort. Af is dit boek niet, het levert slechts een kleine bijdrage aan onze refl ecties over kerk-zijn vandaag. De lelijke trekken van de kerk en de snelle veranderingen in de samen- leving maken dat mensen de kerk de rug toekeren. ‘Die kerk hoeft voor mij niet meer’, vertelde een leeft ijdgenoot me onlangs nog. Je proeft er de pijn in van iemand die de kerk graag anders had beleefd. Om te geloven heb ik de kerk niet nodig Hebben mensen de kerk nodig om te geloven? Vaak horen we anders. ‘Ik geloof wel, hoor, daar heb ik de kerk echt niet voor nodig.’ Gelaten
13 Aanleiding horen we zulke geluiden aan of we hebben er begrip voor. De verhalen die we horen, vertellen van teleurstelling, van tekortschieten als kerke- lijke gemeenschap. Ik weet het, vaak worden zulke verhalen ook uit- vergroot en blijven mensen zitt en in hun eigen verongelijkt-zijn. Maar toch, waar was de kerk? Blijkbaar troff en mensen daar niet aan wat ze er heimelijk zochten. In de volgende hoofdstukken wil ik de gedachte verder uitwerken dat mensen de kerk wél nodig hebben om te geloven. Populair is deze ge- dachte niet, zij is strijdig met ons diepe levensgevoel dat wij zelf bepa- len welke keuzes we maken. Ons individualisme zit diep in ons. Ook onder toegewijde kerkgangers. Volgens de Canadese fi losoof Charles Taylor is het in onze seculiere tijd volstrekt vanzelfsprekend om niet te geloven, laat staan dat de kerk enige rol van betekenis speelt. 3 Niett emin meen ik dat voor mensen de kerk bepalend is voor de kleur en de vorm van hun geloofsleven. Wat bedoel ik precies met de gedachte dat de kerk onmisbaar is voor een christelijk geloofsleven? Gaat het om de kerkelijke gemeenschap in haar geheel of juist om de kerkgang? ‘Het zit ’m niet in de kerkgang’ is een uitspraak die je regelmatig hoort. Velen zullen zich erin herken- nen. Ik kan er begrip voor opbrengen, maar daar niet in meegaan. Soms laten mensen zich deze uitspraak ook gemakkelijk aanleunen – de kerk- gang verliest het vaak van sporten, huiswerk maken of de aanschaf van een caravan. We vergeten dat je geloven ook moet leren, net zoals je moet leren bidden en zingen en de woorden moet leren spellen die in een kerkdienst gesproken wor- den. Geloven is gebaat bij de regelmaat van de kerkgang. Juist omdat we God niet (meer) zomaar tegenkomen in het dagelijkse leven, is de kerkgang nodig. ‘God laat zich vooral nog thuis vinden. In Zijn huis’, schreef een Rott erdamse predikant. 4 Bedoel ik hiermee dat als ik zeg dat de kerk bepalend is voor ons geloofsleven, ik de kerkgang op het oog heb? Ja, dat bedoel ik. Dit roept allerlei vragen We vergeten dat je geloven ook moet leren
14 Om te geloven heb ik de kerk nodig op over liturgie, beleving en de kloof tussen de huidige leefwereld en de sfeer en cultuur in de kerk. Daar gaat dit boek niet over. Wel over de kerk als de plaats waar het evangelie gehoord, ontvangen en beleefd mag worden. Uiteraard gaat dat de zondagse kerkdienst te boven. Ook in de breedte van het kerkelijke leven, of het nu gaat om een vergade- ring van kerkrentmeesters of een bijbelkring, komen we in aanraking met het evangelie. Veelal in bescheiden porties, maar toch! De kerk als vindplaats van heil We zijn in onze twintigste en eenentwintigste eeuw beslist niet de eer- sten die nadenken over de kerk. De theologen uit de eerste eeuwen hebben zich diepgaand bezonnen op wat de kerk nu is. Wat is het we- zen van de kerk en wat vind je daar eigenlijk? Op deze vragen klonk een klip-en-klaar antwoord: heil. In de kerk vind je heil. Deze gedachte is zó ver doordacht dat men tot de uitspraak kwam dat er buiten de kerk geen heil te vinden was. In mooi Latijn: extra ecclesiam salus non est – buiten de kerk is er geen heil. Dat is een stevige uitspraak. Het is de uitspraak die ik als uitdaging voor dit boek heb opgevat. Het begon ooit met een openingscollege op bijbelschool de Witt enberg, waar ik een verhaal hield over dit thema. Een aanwezige redacteur van het Reformatorisch Dagblad reageerde er enthousiast op en op de kerk- pagina van deze krant verscheen een samenvatt ing van dit college. In mijn gedachten ging het inmiddels verder. Als er buiten de kerk geen heil te vinden is, dan is het omgekeerde ook het geval: binnen de kerk is wel heil te vinden. Intra ecclesiam salus est. De kerk als vindplaats van heil. Is zij dat? Hoe ziet dit heil eruit? Heil is een verregaand positief woord. Het staat tegenover onheil en ongeluk. Wanneer de kerk een vindplaats van heil is, dan betekent dit dat men- sen heil in de kerk kunnen vinden en ontvangen. Het betekent dat de kerk minder lelijk is dan men wellicht dacht. Binnen de kerk is heil te vinden