Noach Naar zee Noach keek naar een bord. Hij las: naar zee Zo was het. Noach bouwde een boot. en er was hier geen zee. Maar Noach wist wat hij deed. Er waren veel mensen die dat gek vonden. Ze pestten hem. Noach ging door met zijn werk.
7 ‘Loser, ’ schreeuwde iemand. het was een jonge man. Hij stond bij de boot die Noach bouwde. Iemand anders haalde een plank weg. ‘ga weg, ’ riep Noach. ‘Wordt grote Baas God boos als we dit doen? ’ spotten de jongens. ‘dat denk ik wel, ’ zei Noach kalm. ‘Als jullie hiermee doorgaan, weet ik dat wel zeker. ’ plaagden de jongens. Maar ze liepen wel weg. ‘o o o o h , w a t e n g , ’
8 Noach liep naar de boot en maakte de plank weer vast. daar kwam een kar aan. Op de kar zat de vrouw van Noach. Met zijn drie zonen en hun vrouwen. Ze brachten spullen mee die ze nodig hadden op de boot. Hun eigen dieren liepen mee.
9 ‘allemaal in de ark!’ riep Noach.
10 Daar kwamen de dieren. twee aan twee. God had ze geroepen. tok tok wat een kabaal!
11 wraaaaah piep wat een kabaal! ‘kom!’ zei Noach. God ging de hele aarde schoonwassen. b o e o e o e o e
12 Noach en zijn familie en alle dieren waren veilig in de ark. De regen kwam en het water steeg. hoger en hoger. Naar zee
Daar zaten ze dan. het duurde lang. Dagen werden weken. Weken werden maanden. Het water klotste tegen de zijkant van de boot. maar op een dag …
14 De ark botste tegen een bergtop. Heel langzaam zakte het water weg. De bergtoppen leken net eilanden in een grote zee. boem
15 Noach liet een raaf los om land te zoeken. de raaf kwam niet terug. Noach liet een duif los, maar die kwam wel terug. Voor de tweede keer liet Noach een duif los. Nu bracht de duif een tak mee. ‘hoera! Goed nieuws!’ riep Noach. ‘Het land wordt weer droog. De planten groeien weer. ’
16 ‘allemaal uit de ark!’ Alle mensen en dieren kwamen naar buiten. Op de nieuwe, droge wereld. Noach zei tegen de dieren: ‘Krijg maar veel jongen. dan wordt de aarde weer vol. ’ Noach beloofde zijn vrouw een nieuwe moestuin. En Noachs zonen mochten op een nieuwe boerderij werken. Eindelijk was de aarde droog. In de lucht was een mooie regenboog te zien. riep Noach.
17 De zondvloed was voorbij. God zei: ‘Zien jullie mijn boog? Hiermee beloof Ik dat er nooit meer een zondvloed zal zijn. ’