2835 God houdt zijn belofte Genesis 21:1-6 Abraham wist dat God zich met Sodom en Gomorra aan Zijn woord gehouden had. Hij vertrouwde erop dat God Zijn belofte aan hem en Sara ook zou houden. Ze zouden een zoon krijgen. Wat een wonder! Eindelijk was het zover. Hun baby werd geboren. Sara zei: ‘God heeft me heel gelukkig gemaakt!’ Ze noemden hun zoon Izak. Dat betekent: lachen. 36 De berg op Genesis 22:1-8 Abraham hield van God en vertrouwde op Hem. Abraham hield ook van zijn zoon Izak. Toen God Abraham opdroeg om
29 iets heel moeilijks te gaan doen, was Abraham erg verdrietig. Maar hij luisterde en nam Izak mee de berg op. 37 God test Abraham Genesis 22:6-8 Izak vond het fijn om bij zijn vader te zijn. Hij liep met hem mee en probeerde zijn vader bij te houden. ‘We gaan God een offer brengen om te laten zien hoeveel we van Hem houden, ’ zei Abraham. Izak vroeg: ‘We hebben hout bij ons, maar waar is het lam? ’ ‘Dat komt goed, ’ antwoordde Abraham. ‘God Zelf zal daarvoor zorgen. ’ 38 Abraham wordt gezegend Genesis 22:13-18 Abraham maakte alles klaar. Hij legde Izak op het hout en nam het mes in zijn hand. Maar voor hij tijd had om het mes te gebruiken, zei God tegen hem dat hij het niet moest doen. Abraham legde zijn mes neer, en omhelsde zijn zoon. ‘Nu weet ik hoeveel je van Me houdt, ’ zei God. ‘Ik weet dat je Mij vertrouwt, ook al is dat heel moeilijk. Ik zal je voor altijd zegenen. ’ Toen zag Abraham een ram in de struiken achter zich. En hij offerde de ram in plaats van Izak.
3039 Op zoek naar een vrouw voor Izak Genesis 24:1-14 Toen Izak groot was, stierf Sara. Abraham was erg oud en wilde graag dat zijn zoon zou trouwen met een vrouw uit zijn eigen land. Dus stuurde hij zijn knecht op reis om een goede vrouw voor Izak te zoeken. De knecht kwam na een lange reis aan in het land waar Abrahams familie woonde. Het was erg heet, en hij was moe en dorstig. Hij ging bij een waterput zitten en bad God om hulp. ‘Wilt U mij helpen om een goede vrouw voor Izak te vinden? Als een lieve vrouw mij water geeft en ook mijn kamelen, zal ik weten dat zij Izaks vrouw zal zijn. ’ 40 Rebekka Genesis 24:15-27 De knecht zag een mooi meisje aankomen. Ze lachte tegen hem. Hij vroeg haar: ‘Mag ik een beetje water? ’ ‘Natuurlijk!’ antwoordde ze. Ze gaf het hem en zei daarna: ‘Ik zal ook uw kamelen water geven. Ze hebben vast dorst. ’
31 De knecht dankte God. Hij wist dat God zijn gebed verhoord had. Het meisje heette Rebekka en haar opa was Abrahams broer. Rebekka nam de knecht mee naar huis. Haar familie luisterde naar de knecht. Ze wisten dat God alles zo geleid had. De knecht bleef die nacht logeren. De volgende dag ging Rebekka met hem mee terug om met Izak te trouwen. 41 Izak en Rebekka Genesis 25:20-25 Toen Izak Rebekka zag, was hij blij met haar. Ze trouwden en een tijd later kregen ze een tweeling. Hun twee zonen noemden ze Ezau en Jakob.
3242 Izaks lieveling Genesis 25:26-28 Ezau was als eerste geboren. Hij had veel rood haar en hij was sterk en gezond. Hij werd een goede jager en hield ervan om buiten te zijn. Izak was trots op zijn oudste zoon. Hij vond het vlees waar Ezau mee thuiskwam lekker. Het liefst was hij bij Ezau, samen in het veld bij de schapen en geiten. 43 Rebekka’s lieveling Genesis 25:26-29 Jakob werd als tweede geboren, terwijl hij Ezau’s voet vasthield. De twee jongens leken niet op elkaar. Jakob was een rustige jongen. Hij hield niet van jagen en was het liefst thuis bij zijn moeder. Jakob had niet veel haar. Hij was de lieveling van Rebekka. Als Ezau na een dag jagen thuiskwam, rook het vaak heel lekker. Want Jakob kon goed eten koken.
33 44 In ruil voor een bord soep Genesis 25:29-34 Op een dag kwam Ezau moe en hongerig thuis. Jakob had soep gekookt. ‘Mmm, dat ruikt heerlijk!’ zei Ezau. ‘Geef me alsjeblieft die soep. ’ Jakob dacht even na en antwoordde: ‘Maar dan wil ik de grootste zegen. ’ De grootste zegen was voor de oudste zoon, dus voor Ezau. Hun vader Izak zou die zegen van God aan Ezau geven voordat hij zou sterven. Ezau vond de zegen van God niet belangrijk en hij had trek. Dus hij vond het goed. Hij vond de soep erg lekker.
3445 Izak roept Ezau Genesis 27:1-4 Izak was al oud. Hij kon niet meer zo ver lopen. Op een dag zag hij niets meer, hij was blind geworden. Hij riep Ezau bij zich. ‘Mijn zoon, ik ga bijna sterven. Ik wil je graag de eerstgeboortezegen geven. Maar pak eerst je pijl en boog en vang een dier. Maak daarna het vlees van het dier klaar zoals ik het lekker vind. ’ Izak wist niet dat Ezau de zegen aan Jakob gegeven had. 46 Het plan van Rebekka Genesis 27:5-17 Rebekka had gehoord wat Izak tegen Ezau zei. Zij wilde dat haar lievelingszoon Jakob de grootste zegen zou krijgen. Terwijl Ezau aan het jagen was, maakte Rebekka lekker eten voor Jakob klaar. Ze riep Jakob en vertelde haar plan. Hij moest net doen alsof hij Ezau was. Jakob trok kleren van Ezau aan zodat hij zou ruiken naar Ezau. En Rebekka bedekte zijn nek en armen met geitenvel. Zodat hij even harig zou voelen als zijn broer. Toen Jakob klaar was, ging hij naar zijn vader. Zou Izak geloven dat hij Ezau was?
35 47 Izak zegent Jakob Genesis 27:18-29 Izak hoorde dat iemand in zijn tent kwam. ‘Ben jij het, Ezau? ’ vroeg hij aan Jakob. ‘Je bent snel terug, God heeft je gezegend bij het jagen. ’ Izak raakte Jakob aan. Hij voelde zijn harige armen en rook de kleren van Ezau. Izak at het eten dat Rebekka had klaargemaakt. Daarna zegende hij Jakob. ‘Moge God je voor altijd zegenen. Je zult rijk worden en de baas zijn over je broer. ’
3648 Ezau is boos Genesis 27:30-46 Nadat Jakob de zegen van Izak had gekregen, kwam Ezau eraan. Ezau maakte lekker eten klaar en ging naar zijn vader. ‘Vader, ik heb lekker eten voor u. Ik kom voor uw zegen. ’ Toen wist Izak dat hij bedrogen was. Hij had niet Ezau gezegend, maar Jakob! Toen Ezau hoorde dat hij te laat was, werd hij kwaad. Hij wilde Jakob doden. Rebekka waarschuwde Jakob. ‘Vlucht, Jakob, ’ zei ze tegen hem. ‘Ga naar je oom Laban, dan ben je veilig. Blijf daar, totdat je broer niet meer zo boos is. ’ 49 De droom van Jakob Genesis 28:10-22 Jakob vertrok. Op reis naar Haran, waar zijn oom woonde.
37 Toen het avond werd, ging hij slapen. Hij legde een steen onder zijn hoofd als kussen. Terwijl hij sliep, droomde hij. In zijn droom zag Jakob een ladder die tot in de hemel kwam, dicht bij de troon van God. Engelen gingen de ladder op en af. De stem van God klonk: ‘Ik ben de God van je opa Abraham en je vader Izak. Ik heb beloofd voor hen te zorgen en Ik zal ook voor jou zorgen. Het land waar je nu op ligt te slapen is voor jou. Ik zal je God zijn, Ik zal je beschermen. ’ Jakob werd ’s morgens blij wakker. God zorgde voor hem! 50 Rachel Genesis 29:1-20 Toen Jakob al dicht bij Haran was, stopte hij bij een waterput. Er kwam een herderin aan met haar schapen. Zij heette Rachel en was een mooie vrouw. Jakob hoorde dat ze de dochter van zijn oom Laban was. Jakob mocht bij oom Laban blijven. Hij zorgde voor de schapen en de geiten. Laban zei tegen hem: ‘Je werkt zo hard, Jakob. Wat zal ik je daarvoor geven? ’ Jakob wist meteen wat hij graag wilde. Hij hield van Rachel. Dus zei hij: ‘Ik zal zeven jaar voor u werken, als ik met Rachel mag trouwen. ’ Laban vond het goed.
38 51 Lea Genesis 29:21-27 Jakob werkte hard voor zijn oom. Hij deed het graag, en hij keek ernaar uit om met Rachel te trouwen. Na zeven jaar was het zover. Jakob deed de sluier van zijn bruid omhoog en schrok. Zij was niet Rachel! De bruid was Lea, de zus van Rachel! Zijn oom Laban zei: ‘Bij ons hoort het zo dat eerst de oudste dochter trouwt. ’ Dat was niet eerlijk! Zo hadden ze het niet afgesproken. 52 Jakob trouwt weer Genesis 29:27-28 Jakob was verdrietig omdat hij niet met Rachel getrouwd was, maar met Lea. Hij mocht van Laban ook met Rachel trouwen, als hij nog eens zeven jaar voor zijn oom zou werken. In
39 die tijd hadden mannen vaker meer dan één vrouw. Dus trouwde Jakob ook nog met Rachel. Nu had hij twee vrouwen. Rachel was blij. Lea niet, want zij wist dat Jakob niet zo veel van haar hield als van Rachel. 53 De kinderen van Jakob Genesis 29:31-30:24 Lea kreeg snel veel kinderen. Het duurde lang voordat Rachel een baby verwachtte. Jakob werd vader van twaalf zonen en een dochter. Ze heetten: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Naftali, Gad, Aser, Issaschar, Zebulon, Dina, Jozef, en Benjamin. Jozef en Benjamin waren de twee zonen van Rachel. Net zoals zijn eigen vader en moeder, had Jakob ook een lievelingszoon. Hij hield het meest van Jozef.
4054 Jakob wil naar huis Genesis 30:25-36 Jakob woonde al heel lang bij Laban, en hij wilde graag terug naar huis. Maar Laban wilde niet dat Jakob wegging. Niet alleen omdat hij zijn dochters en kleinkinderen zou missen. Al die tijd dat Jakob bij hem was ging het heel goed met Laban. Zijn schapen en geiten hadden heel veel kinderen gekregen. Laban wist dat God hem zegende omdat Jakob bij hem was. Hij was bang dat het anders werd als Jakob vertrok. ‘Natuurlijk moet je weer eens naar huis gaan, ’ loog Laban, ‘maar wacht tot je zelf ook een kudde hebt. Alle gespikkelde en gevlekte dieren die geboren worden mag je houden. ’ Laban verstopte alle gespikkelde en gevlekte geiten en schapen. 55 Gevlekt en gespikkeld Genesis 30:37-43 Jakob wist dat zijn oom niet eerlijk was. Hij bedacht iets waardoor er snel veel gespikkelde en gevlekte dieren geboren werden. Toen hij een grote en sterke kudde had, verzamelde Jakob al zijn spullen. Samen met zijn vrouwen, kinderen en al zijn dieren ging hij op weg, zonder het tegen Laban te vertellen. Op reis naar huis, terug naar Kanaän.