KENNIS EN GELOOF 16084 Kennis en geloof_2. indd 1 07-09-16 12:02
16084 Kennis en geloof_2. indd 2 07-09-16 12:02
Alvin Plantinga vertaald door Arend Smilde KENNIS EN GELOOF 16084 Kennis en geloof_2. indd 3 07-09-16 12:02
De vertaler is erkentelijk voor de belangeloze medewerking van Hans van Eyghen, promovendus aan de Vrije Universiteit Amster dam, die de vertaalde tekst doornam met het oog van een ter zake deskundige !losoof. Hij is niet verantwoordelijk voor de gepubliceerde tekst. © 2015 Alvin Plantinga All rights reserved Published 2015 by Wm. B. Eerdmans Publishing Co. , Grand Rapids Nederlandse uitgave: © 2016 Brevier uitgeverij - Kampen www. brevieruitgeverij. nl Vertaling: Arend Smilde Omslagontwerp: Garage BNO Opmaak binnenwerk: Gewoon Geertje ISBN 9789491583865 NUR 705 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou- digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbes tand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voo rafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 16084 Kennis en geloof_2. indd 4 07-09-16 12:02
5 Inhoudsopgave Woord vooraf 7 1. Kunnen wij spreken en denken over God? 15 2. Wat is de kwestie? 23 3. Gewaar borgd geloof in God 53 4. Het uitgebreide T&C-model 73 5. Geloof 91 6. Verzegeld in ons hart 109 7. Tegenwerpingen 123 8. Ondermijners? Historische Bijbelkritiek 135 9. Ondermijners? Pluraliteit 159 10. Ondermijners? Het kwaad 169 Nawoord 185 16084 Kennis en geloof_2. indd 5 07-09-16 12:02
16084 Kennis en geloof_2. indd 6 07-09-16 12:02
7 Woord vooraf Vijftien jaar geleden verscheen mijn boek Warranted Christian Belief , 1 en ik onder schrijf nog steeds bijna alles wat ik daarin zeg. Van som mige mensen heb ik echter te horen gekregen dat het boek te dik is, en hier en daar ook te tech nisch. Ik vrees dat ik dit moet beamen, en ik wil het nu goedmaken. Het resul taat van mijn poging tot goed maken is dit boek, Kennis en geloof – een kor tere en (naar ik hoop) meer gebruiks vriendelij ke versie van WCB. Er zijn enkele accent verschuivingen en nog wa t andere wijzigingen, maar voor het groot ste deel volg ik d e contouren van WCB, met hier en daar een kleine toevoeging en uite r aard met weglating van een heleboel details. De moeilijkste stukken zijn ge schrapt; voor de rest heb ik zoveel mogelijk dez elfde woor den ge bruikt als in het origineel. Mijn bedoeling is g eweest de zelfde ideeën uiteen te zetten, maar op een kortere en mee r toe gan ke- lijke manier. Hoofdonderwerp van het boek is de vraag naar de redelijk- heid , of zinnig heid , of rechtvaardiging , van het christelijk geloof. Dit is natuurlijk al heel lang een belangrijke kwestie. Ze speelde al bij het prille begin van het christendom, en sinds de achttien- de-eeuwse Ver lich ting werd ze nog veel klemmender. Kort gele- den is de kwestie nog belangrijker geworden toen plotseling de zogeheten Nieuwe Atheïsten op het toneel kwamen. De hoofd- !guren in dit gezelschap zijn de ge vreesde Vier Rui ters – niet die van de Apocalyps, maar de vier ruiters van het Atheïsme: Richard Dawkins, Daniel Den nett, Sam Harris en (wijlen) Christopher Hitchens. Zij lijken zich ten doel te hebben gesteld religieus geloof de grond in te trappen. 1. Oxford University Press, New York 2000. De titel wordt in de rest van dit boek afgekort als WCB. 16084 Kennis en geloof_2. indd 7 07-09-16 12:02
8Filoso!sch gezien halen de Nieuwe Atheïsten duidelijk niet het niveau van de oude atheïsten (zoals Bertrand Russell, C. D. Broad en J. L. Mackie) maar ze schijnen wel veel meer rumoer te maken. Men zou kunnen zeggen dat het meer vorm dan inhoud is, ware het niet dat ook de vorm weinig voorstelt; zij kiezen niet zozeer voor serieus wetenschappelijk werk als wel voor pam'etstijl en wilde aantijgingen. Religie krijgt de schuld van ongeveer alles behalve kiespijn en het slechte weer. Voor het gemak gaan ze voorbij aan het feit dat atheïsti sche moderne ideologieën zoals natio naal socialisme en marxisme alleen al in de twintigste eeuw verantwoordelijk zijn geweest voor veel meer dood en ver derf dan alle religies samen in de hele geschiedenis. Hun vorm komt neer op gif spui ten, sar casme, schelden, bela- chelijk maken, beledigen, en ‘onverholen min ach ting’; 2 maar wat ontbreekt is een steekhoudende argumentatie. Toch moet er op een paar van hun vragen wel antwoord komen. Een van de dingen die ze beweren is dat religieus geloof in het algemeen, en christelijk ge loof in het bij zon der, irratio- neel zou zijn: dat men het redelijkerwijs niet staande kan hou- den en dat ieder ontwikkeld en weldenkend mens het dus ver werpen moet. Zo zegt Dawkins dat ‘het irrationele karakter van religie een bijproduct is van een ingebouwd irrationali teits- mechanisme in de hersenen. ’ 3 En volgens Daniel Den nett is de 2. Richard Dawkins: ‘Ik ben meer geïnteresseerd in de weifelaars die eigenlijk nog niet heel lang of heel precies over de kwestie hebben nagedacht. En vol- gens mij zijn ze wel licht over te halen met een ui ting van onverholen minach- tig. Niemand wordt graag uitgelachen. Nie mand wil het mikpunt van spot zijn. ’ Blogtekst van Dawkins op www. richarddawkins. net, onder een bijdrage van Jerry Coyne op woensdag 22 april 2009, 4:32 am, 368197. [Noot van de vertaler: Plantinga gebruikte dit citaat ook in zij n vorige boek, Where the Con- !ict Really Lies (2011). Toen de Neder landse vertaling van dat boe k ver scheen ( Het echte con !ict ), eind 2014, was de bedoelde blog alleen te vinden onder http://old. richarddawkins. net. Een jaar later bleek hij onvindbaar te zijn. ) 3. God als misverstand (#e God Delusion , 2006), vertaling Hans E. van Riemsdijk, nieuwe editie (Nieuw Amsterdam, z. p. 2008), 200 (hoofdstuk 5, ‘De wortels van reli gie’, para graaf ‘Psychologisch gecon!gureerd voor religie’) – onder verwijzing naar Dennett. 16084 Kennis en geloof_2. indd 8 07-09-16 12:02
9 god faculty (het ‘god-ver mogen’), een $ction-generating contrap- tion (‘apparaatje dat verzinsels pro du ceert’). 4 Het idee dat geloof een onafhankelijk van de rede werkende bron van kennis is, of kan zijn, vindt bij Den nett geen warm onthaal: Als je denkt dat deze algemene maar onuitgesproken opvat- ting van geloof iets beters is dan een maatschappelijk nuttig rookgordijn om wederzijdse verlegenheid en gezichtsverlies te voorkomen, dan heb je of wel deze kwestie veel dieper door grond dan het ooit een !losoof gelukt is (want niet één heeft er ooit een goede verdediging voor aangevoerd), of je houdt jezelf voor de gek. 5 Maar hoe moeten we dit bezwaar eigenlijk opvatten? Op wat voor manier precies is christelijk geloof irrationeel, of intellec- tueel gezien een schande? Het is niet zo mak ke lijk precies te bepalen wat deze bewering over irrationa li teit alle maal inhoudt, en een deel van mijn oogmerk is meer duidelijkheid daar over. Nadat we erachter zijn gekomen wat hier beweerd wordt, zal ik be to gen (1) dat deze kritiek, dit soort be we ringen dat religieus geloof irratio neel zou zijn, volstrekt niet overtuigend is; (2) dat geloof in God, en zelfs dat een com pleet opgetuigd christelijk geloof, niet alleen vol maakt rationeel, zinnig en ge recht vaardigd is, maar in feite een geval van kennis vormt; en (3) dat deze be den kin gen tegen de rationaliteit of zinnigheid van het christe- lijk ge loof, om enig hout te kunnen snijden, moeten uitgaan van de vooronder stelling dat het christe lijk ge loof onjuist is. Als ik dit alles goed zie, is het een misverstand wanneer iemand zegt: ‘Goed, ik weet niet of het christelijk geloof juist of onjuist is – hoe zou iemand dat kun nen weten? – maar wat ik wel weet is dat het christelijk geloof irratio neel is, of niet ge recht vaardigd, of niet zinnig, of een denkend mens on waar dig. ’ 4. Breaking the Spell: Religion as a Natural Phenomenon (2006), 110. Hier niet geci teerd uit de Nederlandse vertaling ( De betovering van het geloof, 2006). 5. Darwin’s Dangerous Idea (1995), 155. Hier niet geciteerd uit de Neder- landse ver taling ( Darwins gevaarlijke idee , 1995). 16084 Kennis en geloof_2. indd 9 07-09-16 12:02
10Een voorafgaande kwestie is deze. Merk waardig genoeg lij- ken sommige mensen te denken dat christelijk geloof eigenlijk helemaal niet bestaat, en geloof in God ook niet. De logisch- positivisten, bijvoorbeeld, hebben be weerd dat uitspraken zoals ‘God heeft ons lief ’ of ‘God schiep de wereld’ leeg en in houds- loos zijn omdat ze niet ‘empi risch veri!eerbaar’ zijn. Andere men sen zeg gen dat onze con cepten geen betrekking op God hebben, omdat God te hoog boven ons ver heven is, of de ultieme werke lijk heid is, terwijl onze begrip pen geen betrek king hebben op ultieme werkelijkheid. En als onze be grip pen geen betrek- king op God hebben, dan gaat onze geloofs over tuiging niet over God. Onze eerste vraag, behandeld in hoofdstuk 1, is dus deze: Bestaat er wel zo iets als geloof in God? Bestaat er zoiets als chris- telijk geloof? Zo niet, dan hoe ven we ons natuurlijk niet op de vraag te storten of christelijk geloof rationeel of redelijk is. Ik begin met een bespreking van deze door Kant geïnspi reerde gedachtegang en conclu deer dan, zoals u wellicht al had geraden (al was het maar op grond van de Engelse titel van dit boek, Knowledge and Christian Belief ), dat er werkelijk zoiets bestaat als christe lijk geloof. Gegeven dan het feit dat christenen inderdaad geloven wat ze lijken te ge lo ven, pro beer ik in hoofdstuk 2 een scherper beeld te krijgen bij de uit spraak dat chris te lijk ge loof in sommige opzichten treurig tekort zou schieten – dat het irratio neel zou zijn, of niet gerechtvaardigd, of kinderachtig, of on waar dig voor mensen van deze tijd (mensen met onze geweldige intellectuele ver wor ven heden), of hoe dan ook intellec tu eel onder de maat. Wat precies wordt hier ge acht het probleem te zijn? Er zijn verschil lende moge lijkheden. Eén daar van is dat christelijk geloof niet gerecht vaardigd is, waarbij rechtvaardiging te maken heeft met intellectuele verplichtingen. Deze gedachte gaat terug op het klas sieke funderingsdenken van René Descartes (1596- 1650) en John Locke (1632-1704). Het is gemakkelijk in te zien, zo betoog ik, dat christenen met hun over tuiging niet (of niet noodzakelijk) tekortschieten in welke intellectu ele ver plich- 16084 Kennis en geloof_2. indd 10 07-09-16 12:02
11 ting ook maar. Een andere gedachte is dat christelijk ge loof, ook al gaat het niet ten koste van intellectuele verplichtingen, toch op een andere aan wijs bare manier irrationeel zou zijn. Ik betoog dat ook dit niet waar is. Een ander idee, ontleend aan Sigmund Freud (1856-1939) en Karl Marx (1818-1883), is dat christelijk geloof niet realiteits- gericht zou zijn: de over tuiging-genere rende functies of proces- sen waar dat geloof uit voort vloeit zouden niet op de productie van juiste over tuigingen zijn aangelegd, maar op de pro duc tie van over tuigingen met andere eigenschappen – bijvoorbeeld het vermo gen om als mens staande te blijven in deze kille, wrede, harteloze wereld (Freud). Ik betoog dat dit de zinnigste uitleg is van het bezwaar dat we hier be handelen. Ook betoog ik dat deze versie van het bezwaar neer komt op de stelling dat christelijk geloof geen waar borg heeft, dat het de eigen schap mist, of in onvoldoende mate de eigenschap heeft, waardoor kennis te onderscheiden is van juiste over tuiging. Hoofdstuk 3 gaat over de vraag wat dat eigenlijk is: waar- borgen, en waarom men zou menen dat christelijk geloof of godsgeloof waar borg heeft, of kan heb ben, of juist niet. Ik geef een beschrijving van waar borg, en laat dan zien hoe gods geloof en chris telijk geloof inderdaad gewaar borgd kunnen zijn. Ik zal niet be weren te hebben aange toond dat dat geloof ook gewaar- borgd is (al denk ik zelf van wel), maar alleen dat het waar borg kan hebben en dat het waar schijn lijk in der daad waar borg heeft indien het waar geloof is. Want als geloof in God in feite waar is (zoals ik denk), dan bestaat er heel waarschijnlijk zoiets als wat Calvijn de sensus divinitatis noemt (of 12 denk ik niet dat die argumenten toe reikend zijn om van kennis te spreken bij iemand die op basis hier van het geloof in God omhelst. Zo staan de zaken rond geloof in God. Maar in de hoofd- stukken 4, 5 en 6 be toog ik dan dat iets dergelijks geldt voor een volslagen christelijk geloof. Want als christe lijk geloof waar is, dan bestaat er heel waarschijnlijk zoiets als de in wen dige werking van de Geest waar Calvijn van spreekt of de inwendige aandrang van God waar 13 een methodologisch natura lisme . Als gevolg daarvan, zo betoog ik dan verder, vormen de theorieën van deze geleerden (althans die theorieën puur als zodanig) geen ondermijner voor christelijk geloof. Een andere ondermijner staat bekend als pluralisme of plura- liteit, het feit dat er behalve het christendom nog veel meer reli- gies bestaan, waarvan de meeste wel op een of andere manier in con'ict zijn met christelijk geloof. Stel dat ik dit inzie: is het een inzicht dat mij dan met een ondermijner voor christelijk ge loof opzadelt? In hoofdstuk 9 betoog ik van niet (net zomin als dat mijn inzicht dat er mensen met een andere poli tieke of !lo- so!sche over tuiging dan de mijne bestaan mij auto matisch een ondermijner zou bezorgen voor mijn eigen politieke of !loso!- sche over tuiging). 6 Ten slotte is er de suggestie, misschien wel de mee st aanneme- lijke, dat het kwaad in de wereld, alle zonde en le ed en angst en pijn, een goede en wellicht doorslag gevende reden vormen voor Godgelovigen om hun geloof los te laten. Dit is mis schien de sterk ste ondermijner die er is aangevoerd. Zonde e n leed en kwaad vormen zeker een pro bleem voor velen die in God ge loven. Nieuw 6. Nog een andere gangbare ondermijner laat ik in dit boek ook onbesproken, namelijk aller lei ideeën die er worden aangevoerd over een con'ict tussen christelijk geloof en de weten schap van onze dagen. Er zijn verschillende suggesties: dat wonde ren zoals de opstan ding van Jezus Christus uit de dood onverenigbaar zouden zijn met de wetenschap, dat evo lutie onver- enigbaar zou zijn met christelijk geloof, en dat een weten schappelijke hou- ding onver enigbaar zou zijn met christelijk geloof. Nog een suggestie is dat heden daagse wetenschap pelijke voorstellingen van religieus geloof een goede reden zouden vormen om te denken dat dat geloof geen waar borg heeft. Ik heb betoogd dat geen van deze aangevoerde onder mij ners veel hout snijdt en dat der halve niet één daarvan een werkelijke ondermijner is. Weten schap en religie zijn, in mijn opvatting, volkomen verenigbaar; het echte con'ict speelt zich af tussen wetenschap en naturalisme, het denk- beeld dat er geen God bestaat en ook niets wat op God lijkt. Geïnteres- seerde lezers verwijs ik naar mijn boek Where the Con !ict Really Lies (Oxford University Press, New York 2011), vertaald als Het echte con !ict: weten- schap, religie en naturalisme (Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 2014). 16084 Kennis en geloof_2. indd 13 07-09-16 12:02
14 is het natuurlijk niet. Het oud testamen ti sche boek Job, bij- voorbeeld, geeft een zeer vroege, zeer fraaie en zeer krachtige ver woording van dit probleem. Ik betoog in hoofdstuk 10 dat het kwaad wel een probleem voor gelovigen vormt, maar beslist geen e=ectieve ondermijner. Het meeste wat ik in dit boek zeg komt overeen met wat ik zeg in WCB. Er zijn enkele verschillen. Sommige lezers hadden het bezwaar dat christenen met een minder dan maximaal geloof, chris te nen die gebukt gaan onder twijfels, onzekerheden enzo voort, geen boodschap hebben aan WCB; en natuurlijk gaan zeer veel, zo niet de meeste christenen onder die dingen gebukt. Op dit vol ko men ge rechtvaardigde bezwaar probeer ik in te gaan op p. 104. Dit houdt een tamelijk grote verandering in. Maar afgezien van deze wijziging en een paar minder grote zeg ik in dit boek hetzelfde als in WCB. Lezers die mijn behan- deling van een be paald onderwerp in dit boek incom pleet of wat mager vin den, adviseer ik om er de meer uitvoerige behandeling in WCB op na te slaan. Bijbelcitaten zijn in deze vertaling zonder tegenbericht ont- leend aan De Nieuwe Bijbelvertaling van 2004. Mijn dank gaat uit naar Jim Bradley, Lee Hardy, Ann Plan- tinga Kapteyn en Del Ratzsch, die allen het gehele manuscript hebben gelezen en veel zin volle op mer kingen hebben gemaakt. Vooral Lee en Del ben ik dankbaar; zij hebben een heel nieuwe bete kenis gegeven aan het werkwoord ‘uitkammen’. 16084 Kennis en geloof_2. indd 14 07-09-16 12:02
15 HOOFDSTUK 1 Kunnen wij spreken en denken over God? De vraag die we in dit boek stellen heeft te maken met de recht- vaardiging of ratio naliteit of redelijkheid van christelijk geloven. Maar volgens sommige men sen is dat een non-vraag. Het is vol- gens die mensen namelijk zo dat chris telijk geloof hele maal niet bestaat . Een christe lijke over tuiging is niet zozeer onjuist, of dwaas, of een misvatting; het is er een die feitelijk niemand aan- hangt . Het idee is dat het voor mensen, voor wie dan ook, onmo- gelijk is deze over tuiging te hebben. Dat klinkt nogal fantastisch, zachtjes gezegd. Want hoe zit het dan met alle men sen die zondag aan zondag naar een chris- telijke kerk gaan? Zitten daar niet ten minste enkele kerk gangers bij die christelijke geloofsstukken onder schrij ven? Toch is en blijft dit een verbazend wijdverbreide opvatting: dat christelijk geloof eigenlijk helemaal niet zou bestaan. Maar waar om zou- den mensen zo iets denken? Waarom zou iemand ooit denken dat we geen over tuigingen kun nen hebben over God? De gedachtegang die je misschien het meeste tegen komt is de vol- gende. Centraal in het christelijke verhaal staat natuurlijk God, de almach tige, al wetende, volmaakt goede schepper van alles. Maar in deze ge dach tegang is het zo dat wij, mensen, geen over- tuigingen over God kunnen heb ben: God is voorbij al onze begrippen; ons denken is te beperkt om ook maar iets van hem en van zijn wezen te begrijpen. 16084 Kennis en geloof_2. indd 15 07-09-16 12:02
16 Kant Wat voor reden is er om dat te denken? Het antwoord op deze vraag zou zijn dat God ultiem is. God is ultieme werkelijkheid; en volgens deze manier van denken zijn wij, mensen, niet in staat om over de ultieme werkelijkheid gedachten of over- tuigingen te hebben. Wie dit denkt, sluit zich wat dat betreft aan bij de grote Prui sische !losoof Immanuel Kant (1724-1804) in zijn Kritik der reinen Vernunft . Wat deze men sen van Kant begrijpen, is dat er volgens hem eigenlijk twee werelden zijn. Ten eerste is er de wereld van dingen op zichzelf, dingen zoals ze zijn los van iedere intellectuele bezigheid onzerzijds; ten tweede is er de wereld van de dingen voor ons. Dit laatste is de bekende wereld van onze ervaring, de wereld van huizen en mensen en bergen en oceanen. Het eerste is echter de wereld van de dingen zoals ze los van ons, ‘op zich zelf ’ zijn en die wereld is voor ons volkomen ontoegankelijk. Nu is Kant allerminst gemakkelijk te begrijpen, wat ook vast en zeker een deel van zijn charme is. Wil je echt een grote !lo- soof zijn, zorg er dan voor dat je niet te dui delijk zegt wat je denkt (nu ja, daarmee ben je er misschien nog niet, maar het is een goed begin); als de men sen zomaar kunnen lezen en begrij- pen wat je te zeggen hebt, dan vervalt de noodzaak van com- mentaar op je werk, nie mand zal er dissertaties over schrijven om uit te leggen wat je be doelt, en er zal geen meningsverschil ontstaan over wat je nu werkelijk bedoelde. Kant moet boven- staand advies ter harte genomen hebben, en het is een feit dat er vele tien tal len, mis schien wel honderden boeken over zijn !lo- so!e bestaan en ein de loze strijd over zijn beteke nis. Een heel gangbare interpretatie uit het verleden, voor onze doeleinden nu ook de meest relevante, is deze: volgens Kant zijn wij het zelf, wij mensen, die de grond struc tuur verlenen aan de wereld – de wereld van verschijnselen, de wereld waarin we leven. Een zeer belangrijk structuurkenmerk van de wereld is bijvoorbeeld dat ze uit dingen bestaat die eigenschappen heb- ben. Je hebt er paarden, huizen, kanonnen: een paard heeft 16084 Kennis en geloof_2. indd 16 07-09-16 12:02
17 eigenschappen zoals dat het een dier is, een snelhe id haalt van wel 50 km/uur, groter is dan de ge mid delde hond, enzo voort; een huis heeft eigenschappen zoals dat het van bak stee n is gebouwd, dat het veel geld kost, dat je erin kunt wonen, enz ovoort; een kanon heeft weer andere, meer militaire eigen schap pen die te maken heb ben met bereik, verstelbaarheid enzovoort . Volgens Kant nu, al thans bij deze gangbare interpretatie, gaat het feit dat onze wereld uit dingen bestaat die eigen schappen h ebben op een of andere wijze terug op ons, op onze intel lec tu ele of categori- serende activiteit. Het is een beetje zoals wanneer je de wereld door een roze bril bekijkt: de wereld ziet er dan r oze uit, niet doordat de wereld roze is, maar doordat je die bril draagt. Hier is iets dergelijks aan de orde. De wereld zoals ze op zichzelf is, heeft niet die ding-en-eigen schap-struc tuur; en wij kun nen op geen enkele manier te weten komen welke struc tuur de we reld zoals zij op zichzelf bestaat wel heeft, gesteld dat ze een structuur heeft. We kennen de wereld slechts voor zover ze zich in d e cate gorieën van ons denken voegt, niet zoals ze op zichzelf is. Volgens Kant is er dus de wereld van dingen op zichzelf, de wereld zoals ze op zichzelf is, en daarnaast de wereld van ver- schijnselen, de wereld zoals ze is voor ons. Dat wij ver trouwd zijn met de wereld van verschijnselen komt minstens voor een deel doordat wij die wereld zelf gevormd hebben, omdat wij haar op een of andere manier zelf de grondstructuur hebben gegeven die ze laat zien. Maar we heb ben geen enkele greep op de wereld van dingen-op-zichzelf. Wij kunnen over die dingen niet nadenken, onze begrippen hebben daar geen betrek king op; ze liggen in dat opzicht geheel buiten ons bereik. En God zou vast en zeker behoren tot de dingen-op-zichzelf. Deze lijn in het den ken van Kant zou dan ook impliceren dat wij, mensen, niet over God kun nen naden ken. We hebben geen concepten die betrekking op God hebben. Onze con cepten slaan alleen op de wereld van verschijnselen en niet op de wereld van de werkelijk heid. God is het summum van werkelijk heid en staat dan ook zo ver boven ons of buiten ons, dat ons nietige bewustzijn er helemaal niet bij kan. Ons nietige bewustzijn en 16084 Kennis en geloof_2. indd 17 07-09-16 12:02
18 denken en onze taal krijgen gewoon geen greep op Go d. 1 Dus conclu deren sommige mensen die Kant zo uitleggen e n die ook menen dat Kant deze din gen ten diepste goed gezien heeft, dat we niet over God kunnen nadenken. En kunnen we niet ov er hem nadenken, dan kunnen we natuurlijk ook niet over he m spreken. Kaufman Vreemd genoeg zijn er nogal wat theologen die een heel eind met Kant mee gaan, en die menen dat hij in principe gelijk heeft. Ze denken dat theo lo gen de leer van Kant in grote lijnen maar moeten aanvaarden, en dat theologie dan moet worden beoe- fend met als uitgangs punt dat Kant het ten diepste goed gezien heeft. Een voorbeeld is Gordon Kaufman (1925-2011), die vele jaren hoogleraar theologie was aan de Harvard Divinity School. In zijn boek God the Problem stelt hij het probleem als volgt: Het centrale vraagstuk in het theologisch discours, waar niet één ander ‘taal spel’ deel aan heeft, is de betekenis van de term ‘God’. ‘God’ levert speciale betekenisproblemen op doordat het een zelfstandig naam woord is dat per de!nitie naar een werkelijkheid verwijst die de ervaring over stijgt en die dus niet daarin te lokaliseren is. … Als Schep per of Bron van al wat is, laat God zich niet met enige bepaalde eindige werke- lijkheid identi!ce ren; als het ge ëi gende object van ultieme trouw of geloof moet God altijd onderscheiden worden van een indirecte of voorlaatste waarde of wezen. Maar als in onze ervaring helemaal niets direct is aan te wijzen als dat- gene waar ‘God’ de juiste benaming voor is, wat is dan de betekenis die dit woord heeft of kan hebben? 2 1. Ik noem dit een lijn in het denken van Kant, of misschien een lijn in zijn denken vol gens een bepaalde gangbare interpretatie. Op andere plaatsen lijkt Kant heel andere dingen te zeg gen, die niet in deze lijn passen. Nog- maals, dit is een deel van zijn charme. 2. God the Problem (Harvard University Press, Cambridge, Mass. 1972), 7. 16084 Kennis en geloof_2. indd 18 07-09-16 12:02
19 Het antwoord, gegeven in zijn boek #e #eological Imagina- tion , lijkt te zijn: ‘niet veel’, of in elk geval: ‘heel anders dan je zou denken’. God symboliseert datgene in het voortgaande evolutio- nair-historische pro ces dat grond geeft aan ons bestaan als speci!ek menselijk bestaan en dat ons meetrekt (of voort- stuwt) naar authentieke menselijke vervulling (verlossing). 3 ‘God’ is het personi!ërend symbool van de kosmische activi- teit die ons mens-zijn heeft geschapen en die blijft aandrin- gen op volledige realisatie daarvan. 4 Ons woordje ‘God’ is dus niet de benaming voor een alwetende, almachtige en volmaakt goede Persoon; het is alleen maar een symbool voor kosmische activiteit en historische on t wik keling. Kaufmans probleem met God (of met ‘God’) is dat God , als hij inderdaad de schep per van het heelal en de ultieme wer kelijkheid is, onze ervaring te boven gaat – zodat we met Kant moeten zeg- gen dat onze concepten geen betrek king op hem hebb en. We moeten een andere functie voor dat woord bedenken. 5 Deze Kantiaanse manier van denken kan natuurlijk een ver- woestende uit werking hebben op religieus geloof en theologie. Van de theo logie zou je denken dat zij iets over God zegt: hoe hij is en wat hij gedaan heeft. We denken dat het onderwerp van theologie God zelf is. Maar als mensen niet over God kunnen denken of spreken, dan kan niemand iets zeggen over hoe God is en wat hij gedaan heeft. Als we niet over God kunnen denken of spre ken, dan kun nen we uiteraard niet bedenken dat hij de wereld heeft gescha pen, of dat hij de Vader is van onze Heer en Heiland Jezus Christus, of de zonde haat, of wat dan ook. Als Kant (bij deze interpretatie) gelijk heeft, kan theologie niet over God gaan. Niemand kan dan over God na den ken, ook theo- logen niet, en als ze niet over God kunnen nadenken kunnen ze 3. #e #eological Imagination: Constructing the Concept of God (Westminster Press, Philadel phia 1981), 41. 4. ibid. , 50. 5. De gedachten van Kaufman bespreek ik uitvoeriger in WCB, 32-42. 16084 Kennis en geloof_2. indd 19 07-09-16 12:02
20 ook niet over hem schrij ven. Om met de !losoof F. P. Ram sey te spreken: ‘Wat je niet kunt zeggen, dat kun je niet zeggen en ook niet 'uiten. ’ Voorts kan het ook niet waar zijn wat christenen zeggen wan- neer ze de grote geloofs belijdenissen van de kerk uitspreken, zoals het Apostolicum. Ze zeggen: ‘Ik geloof in God de Vader, de almachtige, schepper van de hemel en van de aarde …’ Maar als onze concepten geen betrekking op God hebben, dan kun- nen we in feite niet geloven dat God de schepper van hemel en aarde is. Dat zou immers alleen maar mogelijk zijn als ons con- cept schepper van de hemel en van de aarde echt betrekking had op God. Zo ook wanneer een pre di kant het evan gelie predikt, het geweldige ver haal over zonde en ver los sing door het leven en de dood en opstanding van Jezus Christus, de mens ge wor den Zoon van God – die preken zitten dan ook helemaal op een dwaalspoor. De predikant mag zelf de indruk hebben dat hij echt over God spreekt, maar dat is toch een absurde vergissing. Hij weet dan letterlijk niet waar over hij praatte. En de toehoor- ders zitten dan natuurlijk in een al even absurde situ a tie: zij den- ken dat ze iets over het grote chris telijke ver haal te horen krijgen terwijl dat feitelijk helemaal niet is wat er gebeurt. Maar klopt hier wel iets van? Waarom zouden we dit denken? Be staat er echt een zwaar wegende reden om te geloven dat we over God niet kun nen denken of spreken? Het idee is dat God zo ver boven ons verheven zou zijn dat wij hem, met ons nietige en beperkte bewustzijn, natuurlijk nooit kun nen be grij pen. Ongetwijfeld is hier voorzichtigheid geboden. En ongetwij feld is het waar dat we God niet kunnen begrijpen, als begrijpen betekent dat we een aan zien lijk deel weten van wat er over God te weten valt. Maar dit betekent natuurlijk niet dat we in het geheel niet over God zouden kunnen nadenken, en het bete kent niet dat we niet een paar uiterst belangrijke dingen over God zou den kunnen weten. Waarom zouden we denken dat we de grote dingen van het evangelie niet kunnen weten of zelfs niet geloven? 16084 Kennis en geloof_2. indd 20 07-09-16 12:02