l a at de a arde juichen
laat de aarde juichen Duurzaam beheer van de schepping Onder redactie van Henk Jochemsen en Jan van der Stoep Buijten & Schipperheijn Motief – Amsterdam
Inhoud Inleiding ........................................ 7 Jan van der Stoep en Henk Jochemsen Deel I Historisch en systematisch perspectief 1 Duurzaamheid ................................. 17 Recente geschiedenis van het begrip Henk M. Massink 2 Vrees en beven .................................. 33 Mens en schepping in het antropoceen Jan van der Stoep Kader: Schoonheid en duurzaamheid ..............46 Rolie Barth 3 Duurzaamheid en zorg voor de schepping .......... 51 Een ecotheologisch perspectief Trees van Montfoort 4 Duurzaamheid en het heilige in de schepping ....... 63 Enkele antropologische en cultuurfilosofische noties Henk Jochemsen Kader: Natuurbeheer: nuttig en nodig ..............76 Embert Messelink Deel II Praktijkvoorbeelden uit diverse sectoren 5 Kringlooplandbouw ............................ 83 Noodzaak tot transformatie Meino Smit en Joost Visser 6 Lijken in de (koel)kast ........................... 99 Over het doden van dieren binnen een zorgzame en duurzame veehouderij Corné J. Rademaker
6 Kader: Duurzaamheid en politiek . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 Carla Dik-Faber 7 Duurzame industriële ontwikkeling .............113 Waardengedreven innovatie in productiepraktijken Maarten J. Verkerk 8 Globalisering, klimaatverandering en de economie van het genoeg ..................... 127 Roel Jongeneel 9 Ecologische duurzaamheid vanuit religieus-cultureel perspectief .................................... 14 5 Een casestudie uit West-Afrika Ben-Willie Kwaku Golo Kader: Genoodzaakt goed te wezen ...............16 4 Theanne Boer Epiloog ....................................... 169 Henk Jochemsen & Jan van der Stoep Bijlage 1 Duurzaamheid, wat is het probleem? ..... 175 Henk Jochemsen en Jan van der Stoep Bijlage 2 Praktisch aan de slag met een duurzame en eerlijke levensstijl ............................ 185 Theanne Boer Bijlage 3 Personalia van de auteurs ............... 189 Noten ........................................ 193 Verantwoording: christelijk-wijsgerige reeks .......217 fifbfbft el fbfbiel storclh
7 Inleiding Jan van der Stoep en Henk Jochemsen Van de natuur gaat een appel uit. We vinden er schoonheid, har - monie en rust. Ook kunnen we in de natuur grootheid en drei - ging ervaren. Natuur bestaat zonder dat mensen daaraan te pas hoeven te komen. Bergen, oceanen, woestijnen en oerwouden: ze bestaan al eeuwenlang. Tegelijkertijd meldt het leven zich telkens weer opnieuw. In het voorjaar als de bomen uitbotten, bloemen gaan bloeien en insecten weer uitvliegen. Of als nieuwe generaties vogels en zoogdieren zich melden. Lang niet altijd zijn we ons ervan bewust hoe bijzonder en complex de schepping is. Vaak nemen we het voor vanzelfsprekend aan dat wij mensen in een levend ver - band met planten, dieren en andere schepselen zijn opgenomen. De natuur is echter ook kwetsbaar. Klimaatverandering zorgt ervoor dat gebieden onbewoonbaar worden. Schaalvergroting en gebruik van kunstmest en pesticiden leiden tot verlies aan biodi - versiteit. Windmolens en zonnepanelen moeten onze energiehon - ger stillen, maar nemen ook veel ruimte in. We ontdekken dat we tegen grenzen aanlopen, dat onze huidige manier van leven niet houdbaar is en dat op dit moment al onomkeerbare veranderingen plaatsvinden. 1 Milieuvernietiging Dat het niet goed gaat met de aarde is al meer dan 50 jaar bekend (uitvoeriger hierover in bijlage 1). In 1972 zwengelde de Club van Rome het debat aan met zijn rapport Grenzen aan de groei . 1 Op basis van extrapolaties kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat de economische groei en daarmee de groei in welvaart, eindig is. De mensheid put de planeet uit en roept zo onvoorstelbaar onheil over zich af. Als er geen omschakeling plaatsvindt naar een meer
8 cyclische economie zal het mondiale economische systeem instor- ten. Die boodschap is nog steeds actueel. Gaya Herrington voerde in 2021 een data-update uit. 2 Haar doelstelling was te onderzoeken of de verwachting dat vroeg of laat het bestaande economische sys - teem en daarmee de internationale samenleving zou instorten, nog overeind blijft in het licht van actuele gegevens. En of er nog gele - genheid is om dat traject te wijzigen. De conclusie van Herrington is dat zonder stevige aanpassingen in het beleid de uitputting van natuurlijke grondstoffen en ecosysteemdiensten zullen leiden tot afzwakking van economische groei, mogelijk zelfs drastisch, wat tevens grote humanitaire problemen zal veroorzaken. Vergelijkbare waarschuwingen klinken ook in recente rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), een internationaal netwerk van onderzoekers naar klimaatverande - ring. Recente rapporten van het IPCC liegen er niet om. 3 Klimaat - verandering veroorzaakt nu al verschroeiende droogte, extreme hitte en recordoverstromingen die een bedreiging vormen voor de voedselzekerheid en het levensonderhoud van miljoenen men - sen. Naarmate de temperatuur mondiaal verder stijgt, zullen de effecten heftiger zijn. De huidige inspanningen met betrekking tot klimaatadaptatie schieten ernstig tekort. Ze zijn nog steeds groten - deels stapsgewijs, reactief en kleinschalig. Ook zijn ze vaak alleen gericht op risico’s op korte termijn. Om uitstoot te verminderen, veerkracht op te bouwen, ecosystemen te behouden zijn onmiddel - lijke, ambitieuze en gezamenlijke inspanningen nodig. 2 Leven met ontzag De dreiging en milieuvernietiging waarover de Club van Rome en het IPCC rapporteren, staan in schril contrast met hoe de schep - ping door God bedoeld is. De aarde treurt. En dat terwijl in het boek Psalmen de aarde voortdurend wordt opgeroepen om te jui - chen. Niet alleen mensen, maar ook planten, dieren, schimmels en andere schepselen zijn tot bestaan geroepen om God lof te bren - gen. Samen vormen alle schepselen een groot koor om de Heer te prijzen. In de moderne samenleving zijn mens en natuur ech - ter steeds meer tegenover elkaar komen te staan. De natuur is een fifbfbft el fbfbiel storclh
9 ding geworden, een gebruiksvoorwerp, iets wat we in eigendom kunnen hebben, kunnen kopen en verkopen. Wij mensen moeten er waarde aan toekennen. De natuur heeft geen betekenis in zich - zelf. Ook wanneer gesproken wordt over zorgzaam beheer van de schepping, of rentmeesterschap, klinkt de moderne dualiteit vaak nog door. Wat we vergeten zijn, is dat de natuur dragende grond is, dat wij mensen zonder die natuur niet kunnen bestaan. En dat natuur ook intrinsieke waarde heeft, los van de betekenis die wij mensen eraan toekennen. Welke plek moeten we als mensen binnen het geheel van de schep - ping innemen? Hoe zorgen we ervoor dat de schepping weer kan juichen? Dat zijn vragen die in deze bundel centraal staan. Hoe doorbreken we de tegenstelling die in de moderne tijd is ontstaan tussen technische ontwikkeling en duurzaamheid? En hoe voor - komen we dat het streven naar duurzaamheid en biodiversiteit zelf ideologische trekken krijgt? Ons vertrekpunt zal zijn dat de aarde ons gemeenschappelijke huis is, een huis waarin microben, planten, dieren en mensen samenwonen en samenleven. De natuur is groter dan wij mensen. Planten, dieren, bergen, schimmels en bodemleven verraden de afdruk van hun Schepper. Mensen die daar oog voor hebben, kunnen dat waarnemen, net zoals een geoefend kunstliefhebber aan een schilderij of een beeldhouw - werk vaak al kan zien wie de maker is. Bomen, dieren, bergen en natuurverschijnselen zijn misschien in zichzelf niet heilig, in de zin van goddelijk of vereringswaardig, maar ze getuigen wel van een Schepper die heilig is. Dat alleen al zou genoeg reden moeten zijn om respect en ontzag af te dwingen. Helaas laat de realiteit vaak wat anders zien. 3 Boekopzet In het eerste deel van dit boek gaan we na hoe in de loop van de geschiedenis over de relatie tussen mens en natuur is gedacht. Ook verkennen we hoe mens en natuur zich op systematische wijze tot elkaar verhouden. We beginnen met een hoofdstuk over de geschiedenis van het begrip duurzaamheid (hoofdstuk 1). Daarna onderzoeken we wat het betekent om te leven in het antropoceen, fifbftefilfifbi
10 een tijdperk waarin door menselijk handelen het evenwicht op aarde blijvend verstoord is geraakt (hoofdstuk 2). Ook stellen we ons de vraag hoe we meer eerbied voor de schepping kunnen ont - wikkelen (hoofdstuk 3) en wat een goede ecotheologische visie zou kunnen zijn (hoofdstuk 4). In het tweede deel onderzoeken we vervolgens een aantal praktijken waarin klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit zich melden: landbouw (hoofdstuk 5), veeteelt (hoofdstuk 6) en industrie (hoofdstuk 7). We verkennen hoe economische groei, globalisering en klimaatverandering met elkaar samenhangen (hoofdstuk 8) en onderzoeken wat we kun - nen leren van niet-westerse culturen (hoofdstuk 9). We sluiten de bundel af met een epiloog waarin we, uitgaande van de eraan voorafgaande hoofdstukken, een samenvattende visie op duur - zame ontwikkeling presenteren. In aanvulling op de doorgaande gedachtelijn hebben we een aantal beroepsbeoefenaars gevraagd om een thema uit hun alledaagse leven en werk te bespreken. Deze besprekingen zijn in aparte kaders opgenomen. 4 Basisideeën Drie basisideeën geven richting aan ons denken: 1) de idee van een dragende grond, 2) de idee van participatie in de ontwikkeling en ontplooiing van het bestaande en 3) de idee van de noodzaak tot transformatie. We verbinden daarmee de symboliek van de cirkel met de symboliek van het kruis, zoals dat ook gebeurt bij het Kel - tische kruis (zie afbeelding). 4 De cirkel staat voor de circulariteit van het leven: groeien, bloeien, sterven, nieuw leven. Ieder jaar opnieuw. Dat past bij denken in termen van duurzaamheid. Het kruis daarentegen staat voor transformatie. Ook daar gaat het over leven, sterven en opnieuw geboren worden. Maar dan meer in de zin van een catharsis, een fifbfbft el fbfbiel storclh
11 delen in de strijd tegen het kwaad dat door Christus al overwon- nen is – een overwinning die in het leven van de gelovigen nog gestalte moet krijgen. Door lijden en sterven heen vindt een meta - morfose plaats. Vanuit de belofte dat een nieuwe verhouding tot schepping, God en medemensen mogelijk is. Waar de cirkel een gesloten karakter heeft, wijst het kruis op een open toekomst, een perspectief van hoop. Dragende grond Laten we beginnen bij de idee van een dragende grond. Als er gesproken wordt over duurzaamheid of circulariteit kan gemak - kelijk gedacht worden in termen van het sluiten van kringlopen. Input en output moeten met elkaar in balans zijn en materialen moeten zoveel mogelijk worden hergebruikt. Dat is inderdaad een belangrijke opgave, zeker in onze industriële samenleving die steeds gericht is op groei. Maar hoe belangrijk dit denken in termen van kringlopen ook is, we moeten ervoor oppassen om ze te zeer te verzelfstandigen en los te maken van de natuur die ons voedt en zich soms op verwachte en soms op onverwachte wijze meldt. Anders ligt, ondanks alle goede bedoelingen, een ver - nauwde, mechanistische benadering op de loer. Een belangrijke omslag in de westerse cultuurgeschiedenis was de overgang van een vorm van christelijk theïsme naar het deïsme. God werd gezien als de grote horlogemaker die de wereld nauw - keurig had afgesteld, en daarna niet meer nodig was om het mechaniek te laten draaien. Wat daarmee uit het zicht verdween, was precies het motief van de dragende grond: God is alleen nog de Schepper van de wereld, niet meer de Onderhouder ervan die in zijn voorzienigheid geeft wat nodig is om het leven door te laten gaan. Een dergelijke inperking van de blik kan ook optreden bij het denken over duurzaamheid en circulariteit. Als we geen besef hebben dat de aarde een levend organisme is, geen respect hebben voor de ziel van het dier of ontzag hebben voor de complexiteit van verbanden tussen planten, schimmels en insecten, kan het streven naar duurzaamheid gemakkelijk een kwestie van controle worden. We vergeten dan dat de natuur ook zelf een werking heeft, buiten ons mensen om. fifbftefilfifbi
12 Participatie Een tweede basisidee die we willen uitwerken, is de idee dat men - sen participeren in de schepping, dat ze geroepen zijn om de wereld tot ontwikkeling en ontplooiing te brengen. Als mensen hebben we diepgaande intuïties over hoe de wereld bedoeld is, over wat het goede leven, samen met andere schepselen, inhoudt. Deze intuïties wijzen ons op principes die een heilige oorsprong hebben: waarheid, rechtvaardigheid, schoonheid. Mensen ontwikkelen zich van jagers en verzamelaars tot landbouwers, gaan mondiaal handelsrelaties aan en leren met behulp van wetenschap en tech - niek de schepping steeds beter kennen. Ze zijn ook in staat om verbeteringen door te voeren, bijvoorbeeld als het gaat om hygi - e ne, goede zorg voor elkaar en voor medeschepselen of om eerlijke rechtspraak. Mensen geven niet zelf zin aan de geschiedenis, maar ervaren dat deze wereld ergens op aangelegd is, een diepere bedoe - ling of zin heeft die ons in beweging zet. Verhalen die deze zin onder woorden brengen en mensen doen uitzien naar een wereld zoals die bedoeld is, zijn vaak groter dan wij mensen zelf. Mensen worden door deze verhalen gevormd, en ontlenen er hun levenso - riëntatie aan. Dat leidt tot keuzes die richtinggevend kunnen zijn voor hoe culturen zich ontwikkelen. Het maakt bijvoorbeeld nogal uit of we streven naar een toekomst van technische perfectie en economische groei, of een toekomst waarin mensen, planten en dieren in harmonie met elkaar leven. Transformatie De derde basisidee betreft de noodzaak tot transformatie. Transfor - matie betekent letterlijk verandering van vorm: trans-formatie. Een graankorrel moet sterven om daarna een nieuwe plant en daarmee nieuwe graankorrels te geven. De noodzaak van transformatie heeft te maken met het bestrijden van kwaad in de wereld. Kwaad dat zich meldt in ziekte, lijden en pijn of in natuurrampen en kwaad dat zich vertoont in datgene wat mensen elkaar aandoen of de manier waarop ze met andere schepselen of hun omgeving omgaan. De wereld zoals wij die kennen, is niet zonder meer goed. Ook hier speelt de notie van heiligheid een rol, maar dan heiligheid in de zin van apart gezet worden, zuiveren van wat verkeerd is. Denken fifbfbft el fbfbiel storclh
13 in termen van duurzaamheid en circulariteit kan te zeer aan het kwaad voorbijgaan. De nadruk ligt er dan op dat onze menselijke bedrijvigheid ecologisch gezien goed ingebed is, aangepast aan de omstandigheden. Maar door louter adaptief te zijn kunnen ziekte, dreiging en dood niet bestreden worden. We bevestigen slechts het bestaande. Denken we, omgekeerd, louter in termen van ontwik - keling, dan kan eveneens een miskenning van het kwaad plaats - vinden. Transformatie wordt dan gemakkelijk transitie. Er is wel sprake van verandering maar niet van morele inkeer en het zoeken naar een nieuw begin. Met technisch-wetenschappelijke middelen wordt naar oplossingen gezocht zonder dat het kwaad in onze cul - tuur wordt aangepakt: hebzucht, beheersingsdrang, streven naar materiële groei. Er moet een radicale omwenteling plaatsvinden en dat gaat niet zonder strijd. Die strijd past binnen een breder escha - tologisch kader. Paulus spreekt bijvoorbeeld over een schepping die in barensnood is (Romeinen 8): door pijn en lijden heen wordt een nieuwe toekomst mogelijk gemaakt. fifbftefilfifbi
14 multiculturele gerechtigheid
15 I Historisch en systematisch perspectief
16
1 Duurzaamheid Recente geschiedenis van het begrip Henk Massink 1 I n leiding De academische interesse in de geschiedenis van het denken en het handelen volgens de principes van duurzame ontwikkeling neemt toe. In 2018 verscheen ee n heus handboek over de geschiedenis van duurzaamheid. 1 De redacteur daarvan, Jeremy Caradonna, publi - ceerde een aantal jaren daarvoor al zijn Sustainability. A History .2 I n eige n land i s eveneen s sprake van toenemend e belangstelling voor de geschiedenis van het denken over duurzaamheid. De Uni - versiteit van Maastricht richtte een programma in om onderzoek te doen naar het ontstaan van het concept duurzaamheid. 3 Zelf wijdde ik in mijn proefschrift uit 2013 een deel aan de geschied - schrijving van duurzaamheid als basis voor een wijsgerige én een operationele re flectie op het c oncept. 4 Centrale vraag in het proefschrift was of het mogelijk zou zijn het begrip duurzaamheid te operationaliseren. Velen vinden het begrip daarvoor te vaag en ambigu, hetgeen aanleiding geeft tot veel debat. En dat is niet zo vreemd, want de onduidelijkheid over de betekenis van het begrip hangt samen met de achterliggende waarden die een rol spelen in het debat. Het is daarom van het grootste belang o m de waarde n die een ro l spele n bij onze opvat - ting over duurzaamheid duidelijk te maken. Dit boek wil zich ook verantwoorden over de waarden die in het geding zijn bij het spreken over duurzaamheid en wel aan de hand van een drietal basisideeën (zie Inleiding). Dat is in d e eerste plaats de idee van de dragende grond met daarbij een tweetal noties. Ten eerste dat de schepping randvoorwaardelijk is voor het leven van d e mens : ze draag t ons. De tweede noti e is dat Go d niet alleen
18 ‘in den beginne’ de Schepper van alles is, maar nog steeds actief betrokken is op zijn eigen werk. De tweede basisidee is de notie dat de schepping een bedoeling heeft en dat de mens die schepping genormeerd tot ontwikkeling laat komen door zijn interventies. De derde basisidee is dat van de transformatie. Hoe maken we het leven op deze aarde beter? En is er ook sprake van kwaad, in die zin dat de mens schuldig is aan onduurzaamheid? En dan gaat het om de nodige transformatie van het hart. De beschrijving van de geschiedenis van het begrip duurzaamheid zal in deze bijdrage in beperkte mate raken aan deze basisideeën. De reden is dat de beschrijving van die geschiedenis vooral plaats - vindt aan de hand van documenten uit het politieke domein. De posities die deze documenten representeren, zijn veelal het resul - taat van langdurige onderhandeling en uiteindelijke besluitvor - ming op politiek niveau. Dit betekent ook dat ze doorgaans niet heel expliciete opvattingen bevatten van normatieve aard. Toch zal per beschreven tijdvak een korte reflectie op de drie basisideeën plaatsvinden, met in de eindconclusies enkele overwegingen ten algemene over de normativiteit van het concept duurzaamheid. De geschiedenis van het concept kent een aantal fasen met meer en minder belangstelling voor duurzaamheid, afhankelijk van speci - fieke historische omstandigheden. Deze fasen zijn te typeren als golven met toppen en dalen. Al voor de Tweede Wereldoorlog zijn ontwikkelingen zichtbaar die later deel zullen uitmaken van het spreken over duurzaamheid. Met name gold dat op het terrein van milieuhygiëne ten behoeve van de volksgezondheid, zorgen over de uitputting van grondstoffen en de zorg om het behoud van de natuur. Van een eerste echte piek van mondiale, Europese en nati - onale aandacht voor duurzaamheidskwesties, zonder dat dat toen nog zo heette, is sprake rond 1972 met de eerste internationale milieuconferentie en het rapport van de Club van Rome. Daarna herhaalt een dergelijke piek zich in de periode 1987 tot 1992, wan - neer Our Common Future uit 1987 uitmondt in de Top van Rio de Janeiro met Agend a 21 in 1992. Een volgende piek wordt bereikt in 2015 met de afspraken over de zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) en het Klimaatakkoord van Parijs. fifbfbft el fbfbiel storclh
19 2 Start mondiale duurzaamheidsbeleid (1972) Duitse bijdragen aan de geschiedenis van duurzaamheid vermel- den graag dat het concept duurzaamheid al werd toegepast in de mijnbouw in de achttiende eeuw. Als de benodigde vuren voor de zuivering van de ruwe ijzererts te veel hout zouden vergen, zou op een gegeven moment de mijnbouw niet meer mogelijk zijn. Dus was een doordacht plan nodig om de houtkap zo te reguleren dat herstel van de productie door nieuwe aanplant mogelijk was. Een andere, belangrijke historische ontwikkeling is de industriële revolutie in de negentiende eeuw. Het gebruik van de stoomma - chine in fabrieken, voor treinverkeer en voor het grootschalig ont - ginnen van de bodem, riep reactie op. Er ontstond in die tijd ook een andere kijk op de natuur. De natuur was niet alleen iets gevaar - lijks en onnuttigs, maar ook iets wat het verdiende behouden te worden. 5 In Nederland kwam in 1880 dan ook de eerste wetge - ving tot stand op het terrein van natuurbescherming. In Amerika ontstonden eerder al de grote nationale parken, zoals Yellowstone National Park in 1872. Toen in Nederland het Naardermeer een vuilstortplaats voor de gemeente Amsterdam dreigde te worden, werd in 1905 de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten opgericht. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een wereldwijde samen - werking tot stand om door middel van verdragen de natuur te beschermen. Dit gebeurde vooral in het kielzog van de oprichting van de Verenigde Naties (VN) in 1945. Het begin van de wereld - wijde bezinning op milieubeleid is eveneens in de naoorlogse peri - ode te situeren. Met het boek Silent Spring vroeg Rachel Carson in 1962 aandacht voor de gevolgen van het gebruik van pesticiden voor het milieu. De versnelling van 1972 Het jaar 1972 was vervolgens een belangrijke historische mijlpaal in de geschiedenis van het denken over duurzaamheid. Niet dat het concept als zodanig toen al aan de orde was, maar dat gold wel voor de thema’s die er later deel van zouden uitmaken. Opmerke - lijk is dat er in dat jaar een gelijktijdige bewustwording en besluit - vorming plaatsvond op mondiaal, Europees en nationaal niveau. fifbfbftellistofi
20 In 1972 kwam het bekende rapport De Grenzen aan de groei van de Club van Rome uit. Het rapport was een product van weten - schappers van het Massachusetts Institute of Technology. In dit rapport stond voor het eerst de milieuproblematiek op wereld - schaal centraal. Veel aandacht ging uit naar de uitputting van de voorraad grondstoffen. Nieuw was ook dat voor deze studie met behulp van een model en met gebruik van een computer de ont - wikkeling van vijf basisvariabelen gesimuleerd was, namelijk van de groei van de bevolking, de voedselproductie, de industrialisa - tie, de vervuiling en het gebruik van niet-vervangbare, natuurlijke hulpbronnen. De eerste internationale milieuconferentie vond eveneens in 1972 plaats. Deze conferentie in Stockholm was een teken van de bewustwording van het grensoverschrijdende, mondiale karakter van de milieuproblematiek. Het confereren van de internationale gemeenschap was nodig om op politiek niveau tot afspraken te komen over deze problematiek. De conferentie is van grote bete - kenis geweest voor de agendering van milieuproblemen, de insti - tutionele aanpak ervan en de nodige kennisontwikkeling. Met de instelling van het United Nations Environment Programme (UNEP) zorgden de wereldleiders ervoor dat er een instantie was die zorgde voor verdere beleidsontwikkeling. Dat het kantoor van het UNEP in Nairobi gevestigd zou worden, was een tegemoetkoming aan de zorgen van ontwikkelingslan - den. Deze landen waren vooral bang dat milieumaatregelen die westerse landen overeenkwamen, een belemmering zouden vor - men voor hun eigen verdere economische ontwikkeling. Hiermee kwam ook de sociale dimensie van duurzaamheid op de agenda. Bezinning over milieuproblemen startte niet alleen op wereldni - veau, maar gelijktijdig op Europese en nationale schaal. De landen van de toenmalige Europese Gemeenschap besloten tijdens de Top van Parijs in 1972 tot het opstellen van hun eerste Milieuactie - programma, dat het volgende jaar verscheen. De reeds genoemde Conferentie van Stockholm en het rapport van de Club van Rome waren belangrijke inspiratiebronnen. Economische groei was altijd een belangrijk doel van het Europese beleid geweest. Daar kwam nu een randvoorwaarde bij: minder vervuiling en belasting van het milieu en een beter bestaan. fifbfbft el fbfbiel storclh
21 Ook de Nederlandse regering liet zich niet onbetuigd. In 1971 werd er een ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne opge - richt, waardoor voor het eerst het woord milieu in de titel van een departement stond. De Urgentienota Milieuhygiëne die minister Stuyt in 1972 liet verschijnen, stelde dat er werk aan de winkel was. De regering zei te willen zoeken naar herstel van evenwicht tussen onze wijze van productie en consumptie en het gezonde milieu van mens, dier en plant. Alle relevante onderwerpen stonden in deze jaren al op de politieke agenda. Wie daarop terugkijkt vanuit de actuele milieu-, biodiver - siteits- en klimaatproblematiek, kan zich verbazen. Het is opmer - kelijk hoe lang het moet duren voordat de impact van een bepaald probleem zo tastbaar is dat ingrijpen echt niet kan uitblijven. In het bijzonder geldt dat voor het klimaatprobleem. Dat diende zich al in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw aan. De contouren van het latere duurzaamheidsconcept werden in de zeventiger jaren van de vorige eeuw al zichtbaar. Het is dan ook niet vreemd dat er in het rapport dat de International Union for Conservation of Nature (IUCN) in 1980 liet verschijnen, een apart hoofdstuk voorkomt met de titel ‘Towards sustainable develop - ment’. Dit kun je met reden zien als het geboortemoment van het begrip duurzaamheid. 6 De drie basisideeën in deze periode Met het oog op de drie basisideeën valt over deze eerste periode het volgende te zeggen. De periode na de Tweede Wereldoorlog was een periode van sterke economische groei met verdergaande industrialisatie en groeiende mobiliteit. In de jaren zestig groeide het besef dat de mensheid bezig was de tak waarop zij zelf zat, door te zagen. In die zin was het besef zeker aanwezig dat een gezonde aarde voorwaarde is voor het menselijk bestaan (basisidee 1, notie 1). Het begrip duurzaamheid heeft daar bij uitstek mee van doen: blijft die dragende grond bestaan? Daar was overigens niet zozeer een religieuze gedachte mee gemoeid, als wel zorg over de toe - komst van de mensheid. De stap naar de twee andere basisideeën is gemakkelijk te maken. Dat de mens voor de ontstane situatie verantwoordelijk was, werd eveneens glashelder. En hij beraamde ook plannen om daar wat fifbfbftellistofi
22 aan te doen (basisidee 2). Dat daarbij sprake was van een vorm van ‘kwaad’ kwam in de jaren zeventig wel aan de orde, en dan vooral in het morele oordeel dat het bestaande patroon van productie en consumptie niet houdbaar is. Dat patroon heeft dus iets schade - lijks, iets kwaads in zich (basisidee 3). Ook rees het besef dat de rijke landen de toekomst van de ontwikkelingslanden mede in het oog dienen te houden. In deze jaren wordt de spanning duidelijk zichtbaar tussen de eer - ste twee basisideeën. We mogen actief participeren in de ontwik - keling van samenleving en economie, maar moeten daarbij wel grenzen in acht nemen. De vraag is dan en later steeds opnieuw wat de juiste balans daartussen is. Meer filosofisch gezegd: Hoe geef je optimaal vorm aan de simultane realisering van normen in de diversiteit van praktijken die de natuur als productiefactor of grondstof gebruiken? 3 De opstelling van een samenhangende en invloedrijke duurzaamheidsagenda (1987 – 1992) Een belangrijk hoogtepunt in de verdere vormgeving van het begrip duurzaamheid vormt de periode eind jaren tachtig tot begin jaren negentig van de vorige eeuw. In 1983 besluit de VN op instigatie van het UNEP een commissie in te stellen die een rapport moet opstellen over de problemen die zich in de wereld voordoen als het gaat om het milieu en armoede. Voorzitter van deze commissie is de toenmalige Noorse premier Gro Harlem Brundtland. In 1987 publiceert deze commissie het rapport Our Common Future . Het bevat een definitie van duurzaamheid die sindsdien vertrekpunt is voor het duurzaam - heidsdebat. Duurzame ontwikkeling is volgens de commissie ‘een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen’. Een rapport publiceren is nog wat anders dan de hand aan de ploeg slaan. Daarom organiseert de VN in 1992 de United Nations Conference on Environment and Deve - lopment, een grootse ontmoeting van wereldleiders, die ook wel de ‘Earth Summit’ of ‘de Top van Rio de Janeiro’ wordt genoemd. De 172 aanwezige regeringsleiders stelden daar met elkaar Agend a 21 op. fifbfbft el fbfbiel storclh
23 De onderwerpen die in 1972 in Stockholm op de agenda stonden, komen terug in Our Common Future en Agend a 21 . Het gaat over armoede en honger, schrijnend watertekort, over biodiversiteit die in snel tempo terugloopt, over het groeiend energieverbruik en de klimaatverandering. Men realiseert zich de gevolgen van een zee - spiegelstijging tussen de 25 en 140 cm in 2030. Het is niet verwon - derlijk dat de regeringsleiders in Rio de Janeiro ook besluiten tot het opstellen van een raamwerkovereenkomst over klimaatveran - dering en een Biodiversiteitsverdrag. Zowel in Our Common Future als in Agend a 21 moeten allerlei belangen met elkaar in balans gebracht worden. Dat is enerzijds het belang van economische ontwikkeling, en anderzijds het belang van behoud en bescherming van natuur en milieu en de belangen van ontwikkelingslanden. Erg scherpe definities van duurzame ontwikkeling en dus van de relatie tussen deze belangen komen in Our Common Future niet voor. Dit ligt anders in Agend a 21 die het resultaat is van brede onderhandeling tussen landen met verschil - lende opvattingen. In de stukken komt de noodzaak van econo - mische groei aan de orde. Ook dat is ontwikkeling, maar die moet dan wel plaatsvinden, zo valt te lezen, met oog voor het belang van het milieu en de noodzaak van het uitroeien van armoede. Agend a 21 kenmerkt zich over het algemeen door optimisme over de bijdrage van economische ontwikkeling aan het oplossen van milieuproblemen en armoede. In deze periode vinden gelijksoortige ontwikkelingen plaats in de Europese Gemeenschap. In 1987, het Europese jaar van het milieu, krijgt het onderwerp duurzame ontwikkeling een plaats in de Europese Akte. In het Verdrag van Maastricht dat in 1993 verschijnt, is er zelfs een apart hoofdstuk aan gewijd. De Raad (van ministers) kan voortaan met gekwalificeerde meerderheid beslui - ten nemen over milieudossiers. Dat er meer ruimte komt voor een gemeenschappelijk milieubeleid heeft enerzijds te maken met het gewicht dat de Europese leiders toekennen aan dit onderwerp. Anderzijds is het ook een begeleidend verschijnsel bij de verdere integratie van de Europese interne markt. Een interne markt heeft een level playing field nodig dat bestaat uit gelijke emissienormen en producteisen. De ontwikkeling van het Europese milieubeleid krijgt mede naar fifbfbftellistofi
24 Nederlands voorbeeld vorm. Nederland zet in deze periode grote stappen in de ontwikkeling daarvan. Het rapport Zorgen voor morgen uit 1988, een toepassing van Our Common Future op de Nederlandse situatie, geeft een duidelijk beeld van de problemen die aan de orde waren. Het rapport noemt klimaatverandering al als een van de belangrijkste problemen. Daarnaast noemt het rap - port het gat in de ozonlaag, zure regen, verlies van biodiversiteit en het mestprobleem. Als antwoord op de gesignaleerde problemen brengt het tweede kabinet Lubbers in 1989 het eerste Nationale Milieubeleidsplan uit. Dergelijk beleid vindt de regering nodig met het oog op toe - komstige generaties. De regering hoopt al binnen één generatie de grootste problemen opgelost te hebben. Ging dit eerste mi - lieubeleidsplan enkel over milieu-issues, het derde kabinet Lub - bers publiceert ook een nota over ontwikkelingssamenwerking, waarin duurzame ontwikkeling de leidende gedachte is. Die duurzaamheid houdt in ‘groei van de productie (economische ontwikkeling), rechtvaardige verdeling (armoedebestrijding) en het in stand houden van de milieugebruiksruimte (ecologische duurzaamheid)’. 7 Een paar dingen vallen op in deze periode, belicht vanuit de basi - sideeën. De noodzaak om tot actie over te gaan wordt in deze periode breed gevoeld en er is, na het beëindigen van de Koude Oorlog, ruimte om nieuwe plannen te maken om de grote wereld - problemen aan te pakken. Er is nog steeds een sterk besef dat dat nodig is (basisidee 1, notie 1). Er komen explicietere gedachten op over de manier waarop dat moet en dat heeft betrekking op basisidee 2, de menselijke interventies. In VN-verband blijft eco - nomische groei een belangrijk uitgangspunt. Nederland is opti - mistisch over de mogelijkheid om binnen één generatie de pro - blemen opgelost te hebben. Het getuigt van een groot geloof in de maakbaarheid en houdt tevens weinig rekening met de politieke moeite om tegen korte-termijn economische belangen in te kiezen voor behoud van een gezond leefmilieu. Uitspraken dat de mens minder en anders zou moeten gaan consumeren, verdwijnen wat uit beeld. De EU noemt nog wel de mogelijkheid van beprijzing, zodat negatieve externe effecten in de prijzen van producten tot uitdrukking komen. De motivatie om in het geweer te komen fifbfbft el fbfbiel storclh
25 voor toekomstige generaties en huidige generaties elders die in armoede leven, blijft. De overtuiging dat ingrijpen nodig is om het leven voor toekom - stige generaties mogelijk te houden, is in deze periode nog sterker dan in de jaren zeventig. Dat staat expliciet in de Brundtland-de - finitie van duurzaamheid. De belangrijkste tegenstelling tussen waarden, waar dus een afweging nodig is, blijft het streven naar economische groei in relatie tot het respecteren van ecologische waarden. ‘Ontwikkeling’ blijft daarbij een term die zowel de belan - gen van rijke als van arme landen dient. Wel komen er (aanzet - ten voor) verdragen tot stand om daadwerkelijk grenzen te stellen aan de impact van economische ontwikkeling op het milieu. De noodzaak van een ander productie- en consumptiepatroon, van gedragsverandering, verdwijnt wat uit beeld ten gunste van de gedachte dat oplossingen langs technisch-innovatieve weg moge - lijk zijn. Transformatie heeft dan niet te maken met een verande - ring van onze gezindheid, maar het veranderen van de materiële werkelijkheid buiten ons. Noties van schuld en kwaad spelen dan ook geen grote rol meer (basisidee 3). 4 Aarzelende voortzetting en nieuwe impuls met SDG’s en Klimaatakkoord (2015) De periode 1987 – 1992 kan wel de periode van de volle ontplooiing van het denken over duurzame ontwikkeling worden genoemd. Daarna blijft men veel vergaderen, maar tot echte doorbraken komt het niet voor 2015, wanneer zowel het Klimaatakkoord van Parijs als de SDG’s worden vastgesteld. In deze periode vindt een aan - tal ontwikkelingen plaats die de multilaterale samenwerking niet echt bevorderen. Een eerste ingrijpende gebeurtenis is de aanslag op het World Trade Centre op 11 september 2001, waardoor een nieuwe tegenstelling in de wereld groeit, die tussen de islamitische en de westerse wereld. Verder heeft de financieel-economische cri - sis wereldwijd grote gevolgen. De EU is bezig de uitbreiding oost - waarts vorm te geven. En dan is er ook sprake van een groep in de samenleving die zich steeds sterker profileert en het gevoel heeft dat haar belangen onvoldoende gezien worden. Dat vertaalt zich fifbfbftellistofi