‘Als de tak wil bloeien…’ 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 1 31-05-18 14:11
113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 2 31-05-18 14:11
‘Als de tak wil bloeien…’ Ontwikkelingssamenwerking in christelijk perspectief Henk Jochemsen (redactie) Buijten en Schipperheijn Motief – Amsterdam 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 3 31-05-18 14:11
ISBN 978-90-5881-995-6 © 2018 Prisma Foto omslag: Tak van Malus ‘Scugog’ (Rosaceae), Arboretum Belmonte, Wageningen, door H. Jochemsen. Vormgeving: Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 4 31-05-18 14:11
5 Inhoud Inleiding ........................................................................fb......... 11 Hoofdstuk 1 – Hoop, actie en reflectie ............................................ 19 1.1 Inleiding ........................................................................fb 20 1.2 Hoop ........................................................................fb..... 21 1.2.1 De wortels van het concept ‘ontwikkeling’ ...................... 21 1.2.2 Momenten van hoop in recente ontwikkelingssamenwerking . 23 1.2.3 Duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen: hoop op fundamentele verandering .......................................... 26 1.3 Politiek en bestuur ............................................................ 29 1.3.1 Institutionalisering ................................................... 29 1.3.2 Van staten tot markten ............................................... 31 1.3.3 Positieve effecten ...................................................... 35 1.3.4 Recente veranderingen .............................................. 36 1.3.5 Wat nu …? ............................................................. 38 1.4 Kritische reflectie ............................................................. 39 1.4.1 Reflectie vereist ........................................................ 39 1.4.2 Ideologische wortels .................................................. 40 1.4.3 Globalisering, neoliberalisme en veiligheid ..................... 42 1.4.4 Kritiek van postontwikkelingsdenken ............................ 44 1.4.5 Discussie van de kritiek ............................................. 49 1.4.6 De weg vooruit ........................................................ 50 Hoofdstuk 2 – Van zending naar missio Dei ..................................... 55 2.1 Inleiding ........................................................................fb 55 2.2 Groeiende consensus ......................................................... 56 2.2.1 Een kleine geschiedenis van een groot debat .................... 56 2.2.2 Op weg naar een consensus? ........................................ 61 2.3 Theologische reflecties ....................................................... 66 2.3.1 Verbreding en verdieping ........................................... 66 2.3.2 De wending naar de geschapen werkelijkheid ................... 66 2.3.3 De wending naar hoop voor de schepping ....................... 67 2.3.4 De wending naar de Geest in de wereld .......................... 69 2.4 Verhouding zending, diaconaat en ontwikkelingssamenwerking ... 73 2.4.1 Drieërlei manifestatie ................................................ 73 2.4.2 Drie praktijken ........................................................ 75 2.4.3 Onderlinge verhouding van de praktijken ....................... 79 2.5 Creatieve spanningen ........................................................ 80 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 5 31-05-18 14:11
6 Hoofdstuk 3 – Ontwikkelingssamenwerking en religie ...................... 85 3.1 Introductie .................................................................... 85 3.2 Het overheersende karakter van ontwikkelingssamenwerking ..... 86 3.3 Een andere benadering van ontwikkelingssamenwerking ........... 88 3.3.1 Inleidende opmerkingen ........................................... 88 3.3.2 Ontwik keling ......................................................... 89 3.4 Ontwikkelingssamenwerking ............................................. 91 3.4.1 Kernwaarde ........................................................... 91 3.4.2 Verandering op drie niveaus ....................................... 91 3.5 Ontwikkelingssamenwerking en religie ................................. 93 3.5.1 Religie als antropologisch gegeven ............................... 93 3.5.2 Religie en de (moderne) staat ...................................... 94 3.5.3 Openbaar beleid en religie ......................................... 95 3.5.4 De betekenis van religie voor de publieke moraal ............. 97 3.5.5 Ontwikkelingssamenwerking en religie ......................... 99 3.6 Religieuze organisaties ...................................................... 101 3.6.1 Uitingen van religie ................................................. 101 3.6.2 Nog een splitsing ..................................................... 103 3.6.3 Kwalijke kanten ...................................................... 10 4 3.7 Christelijk geloof en ontwikkelingssamenwerking .................... 10 4 3.7.1 Christendom en (moderne) ontwikkeling ...................... 105 3.7.2 Kerk en theologie binnen internationale betrekkingen ...... 10 6 3 . 7. 3 De christelijke boodschap en samenwerking in ontwikkeling . 107 3.7.4 Kerken en NGO’s .................................................... 110 3.7.5 Communiceren met mensen van andere religies en een niet-religieuze staat .................................................. 112 3.8 Samenvatting en conclusie ................................................. 113 Hoofdstuk 4 – Partnerschap ......................................................... 11 4.1 Inleiding ...................................................................... 115 4.2 Definitie van en motivatie voor partnerschap ......................... 116 4.2.1 Keuze voor de term partnerschap ................................ 116 4.2.2 Waarom werken we in partnerschappen? ....................... 117 4.2.3 Als partnering werkt ................................................ 120 4.3 Partners en hun rol .......................................................... 123 4.3.1 Wie zijn onze partners? .............................................. 123 4.3.2 Soorten partners en hun rollen ................................... 125 4.4 Partnerschap: principes en praktijk ...................................... 128 4.4.1 Respect: Partners waarderen elkaar .............................. 128 4.4.2 Eigenaarschap: Partners zijn autonoom en voelen zich verantwoordelijk ..................................................... 131 4.4.3 Contextualiteit: Partners zijn gevoelig voor context en cultuur ................................................................. 135 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 6 31-05-18 14:11
7 4.4.4 Betrouwbaarheid: Partners zijn toegewijd en voorspelbaar ... 137 4.4.5 Accountability: Partners zijn transparant voor alle belanghebbenden .................................................... 139 4.4.6 Leren: Partners willen leren ....................................... 14 2 4.5 Samenvatting en checklist .................................................. 14 6 Hoofdstuk 5 – Ontwikkelingen in humanitaire hulp ......................... 151 5.1 Geschiedenis van humanitaire hulp en de humanitaire plicht ...... 151 5.2 De rol van christelijke organisaties bij humanitaire hulp ............ 154 5.2.1 Christelijke organisaties en humanitaire beginselen .......... 154 5.2.2 De rol van de christelijke achterban .............................. 155 5.2.3 Christelijke motivatie van humanitaire hulp ................... 156 5.2.4 Een christelijke benadering voor het inbedden van humanitaire hulp .................................. 157 5.3 Humanitaire hulp in cijfers ................................................ 159 5.3.1 Inleiding ............................................................... 159 5.3.2 Conflicten: aard en cijfers .......................................... 16 0 5.3.3 Rampen: aard en cijfers ............................................. 162 5.3.4 Toekomstige ontwikkelingen in humanitaire hulp ........... 163 5.4 De relatie tussen Noodhulp en Ontwikkelingssamenwerking ...... 16 4 5.4.1 Inleiding ............................................................... 16 4 5.4.2 Gevolgen van het onderscheid tussen ontwikkelingshulp en humanitaire hulp ................................................ 165 5.4.3 De onderlinge verwevenheid tussen verschillende concepten: LRRD .................................................... 16 6 5.4.4 Grotere effectiviteit van hulp via LRRD ......................... 167 5.4.5 LRRD in de praktijk brengen ...................................... 16 8 5.4.6 Conclusie .............................................................. 16 8 5.5 Innovatieve interventies: Cash ............................................ 169 5.5.1 Inleiding ............................................................... 169 5.5.2 Cash: definitie en benaderingen .................................. 170 5.5.3 Waarom cash? ........................................................ 170 5.5.4 Impact van CBI op individueel niveau en huishoud- en gemeenschapsniveau ............................................ 173 Hoofdstuk 6 – Ontwikkelingswerk en hulpverlening in stedelijke gebieden . 175 6.1 Introductie .................................................................... 175 6.2 Het debat over hedendaagse steden ....................................... 177 6.2.1 Wat is de definitie van ‘stedelijk gebied’? ........................ 177 6.2.2 Enkele drijfveren en onderliggende factoren van verstedelijking? ....................................................... 179 6.2.3 Stedelijke ontwikkeling op de internationale agenda ......... 179 6.3 Uitdagingen voor ontwikkelingsorganisaties in stadsgebieden ..... 182 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 7 31-05-18 14:11
8 6.3.1 Uitdagingen ........................................................... 182 6.3.2 Stedelijke armoede ................................................... 18 4 6.3.3 Onzichtbaarheid, uitsluiting en kwetsbaarheid ................ 185 6.3.4 Stadseconomie en levensonderhoud ............................. 18 6 6.3.5 Stedelijk bestuur, geweld en veiligheid ........................... 187 6.3.6 Vluchtelingen en ontheemden .................................... 190 6.3.7 Klimaatverandering ................................................. 191 6.4 Mogelijkheden voor NGO’s die in stedelijke ontwikkelings- gebieden werken .............................................................. 192 6.4.1 Gebiedsbenadering en doelgroepenbenadering ............... 192 6.4.2 Het belang van onderzoek en analyse ........................... 194 6.4.3 De kansen voor op geloof gebaseerde organisaties (FBO’s) ... 197 6.5 Tot besluit ..................................................................... 199 Hoofdstuk 7 – De allerarmsten bereiken en laten meedoen .................... 2 01 7.1 Inleiding ....................................................................... 2 01 7.1.1 Ideeën over en aanpak van armoede ............................. 2 01 7.1.2 Nieuwe inzichten .................................................... 202 7.1.3 Bezinnings- en leervragen van Prisma-organisaties .......... 202 7.1.4 Terminologie en definities van extreme en ultra-armoede, en uitsluiting .......................................................... 203 7.1.5 Opbouw van dit hoofdstuk ........................................ 204 7.2 Waarom hebben we moeite met extreme armoede? ................... 204 7.2.1 Bijbelse gezichtspunten ............................................. 204 7.2.2 Consequenties van Bijbelse uitgangspunten voor armoede .. 208 7.2.3 Vanuit het gezichtspunt van de mensenrechten ............... 208 7.3 Extreme armoede en ultra-armoede van dichtbij bekeken .......... 210 7.3.1 Armoedeonderzoek bij de allerarmsten ......................... 210 7. 3 . 2 Methodologische uitdagingen en per groep uitgesplitste data . 211 7.3.3 De ontwikkeling van extreme armoede in Sub-Sahara-Afrika (SSA) ........................................... 212 7. 3 . 4 Waar wonen de extreem arme mensen – enkele invalshoeken . 212 7.4 Veelbelovende benaderingen bij de aanpak van extreme armoede . 216 7.4.1 Belang van identificatie en gerichte aanpak van de allerarmsten .......................................................... 216 7.4.2 Drie elkaar aanvullende benaderingen .......................... 217 7.4.3 Het belang van ergens bij horen en vriendschap, naast toegang tot rechten ........................................... 221 7.5 Opkomende praktijken onder Prismaleden, en wat verder volgt .... 223 7.5.1 Verbeterde praktijken voor identificatie, programmering en creëren van faciliterende omgeving .......................... 223 7.5.2 Een doorgaand leerproces .......................................... 224 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 8 31-05-18 14:11
9 Hoofdstuk 8 – Bedrijfsontwikkeling in de landbouw ......................... 227 8.1 Introductie .................................................................... 227 8.2 Voedselsystemen ............................................................. 229 8.3 Hedendaagse voedselproductie voortdurend in de beklaagdenbank . 2 31 8.4 Normatief uitgangspunt .................................................... 234 8.5 Mondiale drijvende factoren ............................................... 237 8.6 Levenbevorderende voedselsystemen .................................... 239 8.6.1 Waarom voedselsystemen? ......................................... 239 8.6.2 Praktijken in het voedselsysteem ................................. 240 8.6.3 De landbouwpraktijk ............................................... 241 8.6.4 Hoe werken aan levenbevorderende voedselsystemen ........ 242 8.7 Samenvatting en conclusie ................................................. 249 Hoofdstuk 9 – Met zorg behandelen .............................................. 251 9.1 Introductie ..................................................................... 251 9.2 SRGR wereldwijd: vraagstukken en discussies ......................... 252 9.2.1 Definitie en hoofdzaken ............................................ 252 9.2.2 Internationale discussies en hoofdrolspelers ................... 254 9.2.3 Dialoog om polarisatie te overwinnen ........................... 254 9.2.4 Discussies en hoofdrolspelers in Christelijke kring ........... 255 9.3 Christelijke visie op seksualiteit en reproductie ........................ 256 9.3.1 Algemeen christelijk kader ......................................... 256 9.3.2 Christelijke positie: een integrale benadering .................. 257 9.4 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: van principes naar de praktijk ............................................................... 260 9.4.1 Het aanpakken van SRGR op een integrale manier ........... 260 9.4.2 Seksuele en reproductieve gezondheid ........................... 265 9.4.3 Seksuele en reproductieve rechten; gender en gelijkheid ..... 275 9.5 Praktische handvatten, benaderingen en referenties .................. 282 9.5.1 Hiv en aids ............................................................ 282 9.5.2 Seksuele voorlichting ................................................ 283 9.5.3 Waardenverheldering ............................................... 284 9.5.4 Geweld gebaseerd op gender ....................................... 285 9.5.5 Specifieke benaderingen voor groepen van mensen .......... 286 9.5.6 Advocacy (Pleitbezorging) ......................................... 287 Hoofdstuk 10 – De zelfhulp-groepsbenadering ................................. 289 10.1 Inleiding ....................................................................... 289 10.2 Effectiviteit van zelfhulpgroepen .......................................... 291 10.2.1 De armsten van de armen bereiken .............................. 291 10.2.2 Empowerment van vrouwen ....................................... 292 10.2.3 SHG-functies dragen bij aan empowerment en veerkracht .. 293 10.3 De impact van SHG verbreden ............................................ 295 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 9 31-05-18 14:11
10 10.3.1 Bredere sociale en economische impact door Cluster Level Associations .......................................................... 295 10.3.2 De bijdrage van SHG’s aan Lobby en Advocacy: een verkenning ............................................................ 296 10.3.3 Grotere economische ontwikkeling met betrokkenheid van vrouwen .......................................................... 301 10.4 SHG: een christelijke benadering? ........................................ 304 10.4.1 Een vergelijking van de SHG-opstelling en de vroege kerk .. 304 10.4.2 Vergelijking van het christelijke en SHG- mensbeeld ......... 306 10.5 Conclusies en aanbevelingen .............................................. 311 Hoofdstuk 11 – Een inclusieve kerk .............................................. 315 11.1 Inleiding ....................................................................... 315 11.2 Beperking en inclusie ........................................................ 315 11.2.1 Feiten en cijfers over beperkingen ................................ 315 11.2.2 Internationale ontwikkelingen .................................... 316 11.2.3 Wat is een beperking? ................................................ 317 11.2.4 Visies op beperkingen ................................................ 318 11.2.5 Barrières en drempels in inclusie ................................... 319 11.2.6 Wat is inclusie? ......................................................... 319 11.2.7 De taal van beperkingen ............................................ 320 11.2.8 Toepassing van het ‘mensenrechtenperspectief ’ in de kerk .. 322 11.3 Beperkingen en theologie ................................................... 322 11.3.1 Van het Oude naar het Nieuwe Testament ...................... 323 11.3.2 Het beeld van God ................................................... 324 11.3.3 Nieuwe verbeeldingen om mensen met een beperking op Jezus’ manier te zien ............................................. 325 11.3.4 Beperking en theologie: een samenvatting ...................... 330 11.4 Modellen, beproefde methoden en voorbeelden van inclusieve kerken 331 11.4.1 Inclusieve kerken – advies en ‘best practice’ van Light for the World Nederland ................................................. 331 11.4.2 Bevindingen van onderzoek door Leprazending Nigeria ..... 335 11.4.3 Engage Disability Network India ................................. 336 11.4.4 Het perspectief van iemand met een beperking over de inclusieve kerk ........................................................ 337 11.4.5 Inclusie van mensen met een beperking in Zuid-Afrikaanse kerken .................................................................. 339 11.4 . 6 Inclusie van mensen met een beperking in een kerk in Nepal ..340 Epiloog ........................................................................fb............ 343 Eindnoten ........................................................................fb...... 351 Bibliografie ........................................................................fb.... 395 Afkortingen ........................................................................fb... 4 21 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 10 31-05-18 14:11
11 ‘Als de tak wil bloeien…’ 1 Inleiding Waarom dit boek? Omdat de organisaties verenigd in Prisma behoefte hadden aan een nieuwe bezinning op het werk in noodhulp en ontwikkelingssamen - werking. Ik licht dit toe met een korte historische terugblik. Prisma is opgericht in 2000 als een vereniging van christelijke organisaties in humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking; tot Prisma behoren naast maatschappelijke organisaties ook kerkelijke organisaties en zendingsorganisa - ties die ook actief zijn op genoemde gebieden. Een van de belangrijkste doelstel - lingen van Prisma was en is nu juist het faciliteren van het kennisdelen, samen leren en bezinning op het werk van haar leden. Ongeveer ten tijde van de oprich - ting van Prisma was een aantal van de organisaties die zich later bij Prisma zou - den aansluiten, betrokken in een gemeenschappelijk traject van kennisdelen en leren over de betekenis van het christelijke karakter van hun organisaties voor het werk dat men verrichte. Dit resulteerde in het boek Als de olifanten vechten… .2 Voor de deelnemende organisaties bleek dit boek een mijlpaal te zijn in de bezinning en de formulering van visies en beleid. Het boek bestaat uit een verzameling hoofdstukken geschreven door een heel aantal mensen die vaak, maar niet altijd, verbonden waren met een van de deelnemende organisaties. Het bevat hoofdstukken over werk in humanitaire hulp en ontwikkelingswerk in het algemeen, over de betekenis van de christelijke motivatie en over enkele specifieke onderwerpen die te maken hebben met de rol van maatschappelijke organisaties op die gebieden. Door de jaren heen heeft Prisma voor haar leden bezinningsactiviteiten gefa - ciliteerd die soms resulteerden in visiepapers of discussiepapers. 3 Een andere mijlpaal was de publicatie Recht in overvloed geschreven door Gerard Verbeek (2005), maar gebaseerd op inbreng van Prismaleden. Het jaar 2015 was het laatste jaar van het VN-programma verbonden met de millenniumontwikkelingsdoelen (MDG’s) en het laatste jaar van een belangrijk subsidieprogramma (MFS2) van de Nederlandse overheid voor maatschappe - lijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking, waaruit een heel aantal Pris - maleden via Prisma fondsen ontvingen. Gedurende dat jaar werd duidelijk dat de overheid niet met een soortgelijk subsidieprogramma zou komen voor de jaren na 2015. De situatie in de sector veranderde snel en niet het minst voor maatschappelijke organisaties (NGO’s). In datzelfde jaar werden als vervolg op de MDG’s de duurzame-ontwikkelings - doelen (SDG’s) aangenomen die een veel breder spectrum aan ontwikkelings - doelen bevatten. Nationale en internationale fondsen voor ontwikkelingssa - menwerking zullen tot op zekere hoogte besteed worden aan de hand van deze 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 11 31-05-18 14:11
12 doelen. Verder is de private sector een veel belangrijker partner geworden voor overheden en voor maatschappelijke organisaties. Al deze veranderingen (zie hoofdstuk 1 voor verdere uitwerking) riepen de vraag op wat de betekenis ervan was voor de sector als geheel en voor NGO’s in het bijzonder. NGO’s werden uitgedaagd om zich te herpositioneren en vele van hen, waaronder Prismaleden, werkten aan nieuwe visies en strategieën. Prisma - leden en andere op geloofsovertuiging gebaseerde organisaties (FBO’s) zagen zich geplaatst voor de uitdaging om de betekenis van hun identiteit voor hun werk en hun eigen rol opnieuw te doordenken. In het licht van deze situatie en in overleg met het bestuur van Prisma heb ik als toenmalig directeur van Prisma een nieuw interactief proces van leren, kennisdelen en bezinning geïnitieerd. Het doel was elkaar te helpen in de her - bezinning op ieders missie en de manier waarop daaraan in de veranderde en veranderende omstandigheden vormgegeven zou moeten worden, in het bij - zonder voor een aantal thema’s en werkwijzen die voor leden relevant waren of begonnen te worden. De themagroepen begonnen te functioneren in 2016 met groepsbijeenkom - sten, bredere consultaties, het uitwisselen van literatuur en geschreven mate - rialen van de deelnemende organisaties. Leden werden geraadpleegd over de onderwerpen die men zelf belangrijk vond om opnieuw te doordenken. Dit leidde tot een lijst van omstreeks twaalf onderwerpen. De lidorganisaties wer - den vervolgens uitgenodigd aan te geven in welk van de themagroepen men wilde deelnemen. Dit resulteerde in een lijst van themagroepen en hun deelne - mers vanuit de medewerkers van Prismaleden en soms van andere organisaties waarmee Prisma vaak al jaren samenwerkte. 4 Het hele project had drie doelen: a) uitwisseling van de vaak impliciete kennis en ervaring van medewerkers van de verschillende organisaties, met het oog op gemeenschappelijk leren; b) formalisering van deze impliciete kennis, verrijkt met literatuur, in een publi - catie om die beschikbaar te stellen voor deelnemende organisaties, en zake - lijke partners en hun achterban zowel als voor anderen NGO’s in de sector; c) dit materiaal gebruiken voor positionering van Prisma en haar leden in de sector en in hun relaties met hun achterbannen. Om deze doelen te realiseren was het duidelijk dat zowel een Engelse als een Nederlandse versie nodig waren. Het project nam ruim twee jaar in beslag, inclusief het redigeren, vertalen en de publicatie van de manuscripten die door de studiegroepen werden aangeleverd. Structuur en inhoud Enkele inleidende opmerkingen over de structuur van het boek en de inhoud van de hoofdstukken lijken gepast. De hoofdstukken kunnen onafhankelijk 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 12 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
13 van elkaar worden gelezen. Wel zijn er de nodige kruisverwijzingen en is er een hoofdlijn van meer algemene naar meer specifieke onderwerpen. De hoofd - stukken 1-3 betreffen noodhulp en ontwikkelingswerk op een algemene manier vanuit verschillende perspectieven; de volgende hoofdstukken concentreren zich op een bepaald aspect van het werk of een bepaald thema. Verder geven de hoofdstukken de posities weer van de auteurs maar niet noodzakelijkerwijze in alles de posities van Prisma en haar leden; wel vinden zij dit hele manuscript een waardevolle bijdrage aan bezinning en debat over hun werkterrein. Hoofdstuk 1 presenteert een visie op de stand van zaken in de sector. Daar - bij zijn twee ordeningsprincipes gehanteerd. Ten eerste een interpretatiekader, voorgesteld door twee onderzoekers in dit gebied, Giri en Van Ufford, dat kort kan worden weergegeven als hoop-actie-reflectie. Een historische lijn is het tweede ordenende principe. Hoop in het genoemde interpretatiekader verwijst naar de spirituele en morele motivaties van mensen in de diversiteit van institu - ties en organisaties om zich te richten op armoedebestrijding en het bevorderen van rechtvaardigheid in landen en op mondiaal niveau. Betoogd wordt dat die motivaties centraal dienen te blijven in het werk om te voorkomen dat het werk (de ‘actie’) instrument wordt van zielloze bureaucratie of harteloos kapitaal. In de woorden van de titel van dit boek: als de tak van feitelijke hulp en ontwikke - lingsinterventies (actie) wil bloeien, moet hij zijn wortels (hoop) eren. Om dat te bereiken moet hoop geïntegreerd worden in actie en dit vereist reflectie. Hoofdstuk 2 heeft een meer theologisch karakter. Het beschrijft het theolo - gische debat over het begrip zending, dat in de hoofdstroom van de missiologie breed wordt geïnterpreteerd en zowel het delen van het goede nieuws over Jezus inhoudt, als het betonen van compassie aan mensen in nood en het bevorde - ren van gerechtigheid door ontwikkelingssamenwerking. De auteurs gaan na hoe die verschillende manieren van participatie in de missio Dei met elkaar samenhangen. Zij constateren dat op dit punt een brede consensus is gegroeid onder kerken en christelijke organisaties. Tegelijkertijd blijft een aantal span - ningen bestaan binnen deze brede consensus. Die spanningen kunnen crea - tief gemaakt worden door het gesprek daarover voort te zetten, evenals over de betekenis ervan voor al het werk dat gezien wordt als onderdeel van ‘zending’. Hoofdstuk 3 gaat in op de relatie tussen ontwikkelingssamenwerking en religie. Door een antropologische benadering van de religie te combineren met een bepaalde sociaal-filosofische benadering van de praktijk van ontwikke - lingssamenwerking, wordt verdedigd dat alle ontwikkelingswerk een bepaalde vorm van religiositeit belichaamt. Betoogd wordt dat de veronderstelde tegen - stelling tussen ‘professioneel seculier werk ’ en ‘religieus geïnspireerd werk ’ gebaseerd is op een mistekening van beide. Diverse aspecten van de invloed van georganiseerde godsdienst op ontwikkelingssamenwerking worden besproken. 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 13 31-05-18 14:11 5flffTh565flfi
14 In een bijlage worden twee andere populaire benaderingen van ontwikkelings - samenwerking kort beschreven, namelijk de rechtenbenadering en de ‘capabi - lities’-benadering. In hoofdstuk 4 wordt het begrip partnerschap besproken; de meeste noorde - lijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking werken in de realisering van hun missie samen met partnerorganisaties. Hoe geven ze vorm aan die part - nerrelatie? Hoe invloedrijk is geld (geweest) in partnerschap? Maar als het werk heel sterk gestuurd wordt door donoren, zijn we dan niet afhankelijkheid aan het institutionaliseren? Deze en soortgelijke vragen worden besproken en de auteurs brengen een normatieve visie op partnerschap naar voren, zonder dat wordt vergeten te wijzen op de obstakels om die visie te realiseren. De hoofdstukken 5 en 6 gaan expliciet over humanitaire hulp (noodhulp) die op zichzelf een ander type werk is dan structureel ontwikkelingswerk. Tegelij - kertijd wordt in hoofdstuk 5 betoogd dat de verschillende typen van werk, als humanitaire hulp, rehabilitatie en wederopbouw van de samenleving na een ramp, sterk en in toenemende mate met elkaar zijn verbonden. En dit heeft goede redenen. Het hoofdstuk geeft een overzicht van de dramatische situatie in de sec - tor van de humanitaire hulp, haar fundamentele principes en de spanningen die NGO’s soms ervaren met die principes. Een christelijke benadering van die prin - cipes en de betekenis hiervan voor de praktijk van ondersteuning van mensen na een catastrofe worden kort weergegeven. Het hoofdstuk sluit met de bespreking van een relatief nieuw soort van interventie in situaties waarin mensen gedwon - gen zijn hun huizen te verlaten, de zogenaamde cash-based interventies (inter - venties waarbij op enigerlei wijze contant geld wordt verstrekt). Betoogd wordt op basis van principes en praktijk waarom dit een zinnige innovatie is. Humanitaire hulp en ontwikkeling in steden is het onderwerp van hoofd - stuk 6. In veel landen neemt de urbanisatie in snel tempo toe en ook groepen vluchtelingen en immigranten zoeken een schuilplaats in steden. De kenmerken en uitdagingen van dit werk, zowel als de opties voor NGO’s worden besproken. Belangrijk in dit werk is aandacht voor de informele sector die vaak in steden voorkomt. Hoewel het werk in steden voor veel NGO’s niet echt nieuw is, bieden de compacte beschrijving en bespreking van de specifieke uitdagingen in dit werk in steden, en de mogelijke benadering ervan waardevol materiaal voor de organisaties die in steden werken of willen gaan werken. De resterende hoofdstukken behandelen specifieke onderwerpen in ontwik - kelingssamenwerking die niet altijd de aandacht hebben ontvangen die ze ver - dienen of waarin een nieuwe stappen worden gezet. Hoofdstuk 7 concentreert zich op de vraag of de extreem armen wel bereikt worden door noordelijke NGO’s, inclusief Prismaleden. In het algemeen zijn NGO’s onvoldoende in staat geweest om die groepen te bereiken. Hoe komt dat en waarom zouden we extra inspanning moeten verrichten om hen werkelijk te helpen en hoe kunnen we 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 14 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
15 dat op een succesvolle manier doen? Dit is nogal een uitdaging voor NGO’s en FBO’s die als missie hebben ook de allerarmsten te bereiken. Hoofdstuk 8 behandelt een relatief nieuw aspect van het werk van NGO’s in ontwikkelingssamenwerking, de bevordering van economische groei van bin - nenuit op een duurzame manier. Het hoofdstuk concentreert zich op bedrijvig - heid in de landbouw waarvan de economische duurzaamheid gezocht wordt in het verbinden van kleine bedrijven met (internationale) waardeketens. Land - bouwproductie wordt geplaatst in de context van mondiale voedselsystemen, en betoogd wordt dat het voedselsysteem de inachtneming dient te bevorderen van relevante normatieve principes in het primaire proces van voedselproductie. De meest relevante principes worden kort besproken evenals de strategieën om dergelijke voedselsystemen en landbouwpraktijken te bevorderen. Hoofdstuk 9 concentreert zich op een onderwerp dat in het werk van Prisma leden jaren centraal stond, hoewel het recent die centrale plaats heeft verloren, namelijk seksuele en ‘reproductieve’ gezondheid en rechten (SRGR). Voor Prismaleden waren kwesties verbonden met seksuele en reproductieve gezondheid en rechten vaak, maar niet altijd, verbonden met problemen rond hiv en aids. Dit hoofdstuk is in belangrijke mate gebaseerd op eerdere bezin - ning op het werk van leden en hun partners op dit terrein. Onnodig te zeggen dat dit terrein een aantal sterk omstreden kwesties bevat, overigens ook onder christenen. In dit hoofdstuk proberen de auteurs weg te blijven van polarisatie die niet behulpzaam zou zijn om de doelgroepen te bereiken en zij zoeken naar een christelijke benadering van praktische problemen die in de praktijk blijkt te werken. Hoofdstuk 10 heeft een totaal ander karakter omdat het zich concentreert op een bepaalde strategie in plaats van op een thema, namelijk op zelfhulpgroe - pen (SHG). De SHG-benadering blijkt in potentie zeer vruchtbaar te zijn in het helpen van arme mensen, vooral van vrouwen, om uit diepe armoede te komen, te voorzien in het levensonderhoud van zichzelf en hun gezin en op deze wijze hun waardigheid te herwinnen. Het hoofdstuk presenteert resultaten van het werk met SHG’s, zowel gebaseerd op literatuur als op een quickscan-analyse van de ervaringen van de auteurs en hun organisaties. Succes- en faalfactoren worden kort genoemd. In het laatste deel wordt betoogd dat vanuit een christe - lijk perspectief er goede redenen zijn de SHG-benadering te bevorderen zonder dat beweerd kan worden dat het een panacee is voor alle problemen. ‘Laat niemand achter’ is het centrale motto van de SDG’s. Mensen die gemakkelijk ‘achtergelaten’ worden zijn mensen met een beperking. Hierover gaat hoofdstuk 11. Dit geldt zowel voor het mondiale noorden als voor het zui - den en is ook gemakkelijk het geval in ontwikkelingswerk. Recent heeft het integreren van aandacht voor mensen met een beperking in ontwikkelingssa - menwerking meer aandacht gekregen. Gespecialiseerde organisaties zijn op dit 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 15 31-05-18 14:11 5flffTh565flfi
16 gebied effectief bezig geweest. In een christelijke visie op de samenleving spelen kerken een belangrijke rol; de gemeenschap van gelovigen wordt geroepen in haar leven christelijke principes gestalte te geven. Als we vanuit een christelijk perspectief inclusiviteit in de samenleving en in ontwikkelingssamenwerking willen bevorderen, dan is de kerk de goede plaats om te beginnen. Inclusiviteit is een van haar centrale principes, ook al moeten we toegeven dat de imple - mentatie ervan niet altijd gemakkelijk blijkt. Het hoofdstuk laat evenwel over - tuigend zien dat de inclusie van mensen met een beperking niet ter discussie kan staan, en wat dat betekent wordt uitgewerkt. Het principe van inclusiviteit is niet beperkt tot beperkingen. Het betreft meer kenmerken waarop mensen verschillen. Het omgaan met verschillen vormt een van de grootste uitdagin - gen voor onze globaliserende wereld. Maar de bespreking van inclusiviteit voor mensen met een beperking lijkt wel een goed begin van een bredere uitwerking van het principe, niet alleen voor religieuze gemeenschappen maar ook voor de samenleving in het algemeen. In de epiloog kijkt de redacteur terug en tracht na te gaan op welke wijze en in welke mate het interpretatiekader van hoop-actie-reflectie terugkomt en met name inzake het wortelen van ons werk in de hoop die ons drijft. Eert de tak werkelijk zijn wortels? In hoofdstuk 1 wordt betoogd dat voor christelijke organi - saties – en mijns inziens geldt dit mutatis mutandis ook voor andere NGO’s – dat een voorwaarde is om werkelijk relevant te zijn en het verschil te maken. Aan het einde van deze inleiding wil ik graag mensen bedanken die hebben bijgedragen aan de realisering van dit project. Allereerst dank ik het bestuur van Prisma voor het vertrouwen dat ze me gaven door me dit project te laten uitvoeren ook na mijn aftreden als directeur van Prisma. Hoewel ik wist dat het een aanzienlijke hoeveelheid werk zou zijn, bleek de laatste fase van het project nog veel meer werk in te houden dan voorzien. Ik dank mijn voormalige colle - ga’s van Prisma, in het bijzonder Annette Slikkerveer en de huidige directeur Haaije Feenstra, voor hun steun in het realiseren van dit project. Alle auteurs en deelnemers aan de studiegroepen wil ik bedanken voor hun tijd en het delen van hun ervaringen en professionaliteit. Telkens weer blijkt dat het delen van wat ons werkelijk motiveert en hoe we proberen dat in ons werk vorm te geven enthousiasme oproept en positieve energie geeft. Het proces van delen en gezamenlijk leren zal natuurlijk na de afronding van deze publicatie doorgaan. Van dit boek is naast deze Nederlandse ook een Engelse versie gepubliceerd. Bijna alle hoofdstukken zijn in eerste instantie in het Engels geschreven en moesten dus worden vertaald. Ik ben Ad Breedveld zeer erkentelijk voor zijn vrijwillige vertaalwerk. Peter Beens, Marga van Gent en Eva van der Graaf heb - ben hoofdstukken vertaald voor een vriendenprijs, waarvoor ik hen hartelijk dank! Jenny Hill heeft het Engels verbeterd voor een sympathiek tarief, waar - 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 16 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
17 voor hartelijk dank! Ik dank Wilma van Roekel heel hartelijk voor haar vrij - willige hulp in het corrigeren van de literatuurverwijzingen. Ten slotte dank ik mijn vrouw Marieke bijzonder voor haar onmisbare liefdevolle steun gedu - rende de maanden waarin dit boek onze agenda’s domineerde. Het is mijn hoop dat de inspanningen vruchtbaar zullen blijken voor het bevor - deren van gerechtigheid voor mensen die zo’n ontstellend gebrek daaraan ervaren! Henk Jochemsen Utrecht/Bennekom 18 m e i 2 018 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 17 31-05-18 14:11 5flffTh565flfi
18 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 18 31-05-18 14:11
Hoofdstuk 1 Hoop, actie en reflectie Een interpretatiekader voor ontwikkelingssamenwerking en de toekomst ervan 1 Ook al weet je niet waar je heengaat, weet dan in elk geval waar je vandaan komt. Mondelinge overlevering van de Serere ‘We zijn vastbesloten om de mensheid te bevrijden van de tirannie van armoede en gebrek en om onze planeet te genezen en beschermen. We zijn vastberaden om de moedige en veranderende stappen te zetten die dringend nodig zijn om de wereld op een duurzame en weerbare weg te brengen. Aan het begin van deze gezamenlijke reis beloven we dat niemand zal achterblijven.’ 2 * * * Vraag: “Denkt u dat [de] (...) kerk voor de uitvoering van haar project te veel afhankelijk is van buitenlandse hulp?” Antwoord: “Volgens de respondenten is die een vloek in die zin dat men als eerste over - weegt om naar donateurs te zoeken wanneer er behoefte is aan geld. Men richt de blik niet naar binnen om de interne mogelijkheden van de kerk te onderzoeken. Ten tweede zijn sommige leden van mening dat de kerk niet alleen vanuit het buitenland wordt gefinancierd, maar ook vanuit het buitenland wordt bestuurd. Hierdoor zijn veel leden, zoals ze zelf zeiden, niet bereid om de medewerkers van de kerk die door de donateur worden betaald, te ondersteunen. Ook ondernemen de leden niet proactief actie.” (Afri - kaanse betrokkene bij diaconaal werk vanuit een Nederlandse kerk. 3) * * * “We bezien eerst hoe de toepassing van conservatieve landbouw zich verspreidt van grote boeren naar middelgrote boeren. (…) In de volgende fase willen we waarschijn - lijk een proefproject uitvoeren onder kleinere boeren.” […] “Op deze manier kun je beginnen met het opschalen ervan [...]. Realiseer gewoon zoveel mogelijk plaatsen waar mensen kunnen zien dat dingen op een andere manier kunnen veranderen.” 4 * * * Pleiten voor het bestaan van een schaalideologie is slechts een kleine stap ten opzichte van de literatuur over de vooruitgangsideologie (Goudzwaard), de innovatie-ideologie (Godin en Vink), de technologie-ideologie (Schuurman, Ellul) en de ontwikkelingsi - deologie (Easterly). […] De gemene deler in verhalen over schaalinnovaties kan worden gepresenteerd als ‘om vooruitgang te boeken [ideologie-aspect], moeten we de schaal van innovaties vergroten [paradigma-aspect]; daarom moeten we oplossingen voor bekende problemen enorm opschalen [retorisch aspect]’. Het is onderdeel van een groter geheel. We pleiten voor een serieuze heroverweging van dominante denkpatronen en van de praktijk van schaal- innovaties voor ontwikkeling en voortgang. Deze zijn te lang onkritisch benaderd. 5 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 19 31-05-18 14:11
20 1.1 Inleiding We maken in de ontwikkelingssector en breder in onze (post)moderne samen - leving niet slechts een tijdperk van verandering mee, maar een verandering van tijdperk. 6 De NGO’s in de ontwikkelingssector zijn in de achterliggende vijf jaar meer veranderd dan in de voorgaande decennia. Deze jaren vol razendsnelle veranderingen werden voorafgegaan door een periode van legitimatiecrisis, met name in de bekende (rijke) donorlanden, die mede veroorzaakt werd door een ernstige economische crisis in de jaren 2008-2016. De economische crisis inspi - reerde tot een meer protectionistisch economisch beleid en beleid waarin de eigen belangen vooropstonden; deze trend werd versterkt door de relatief grote toestroom van vluchtelingen en migranten – met name in 2015. Deze trend lijkt samen te hangen met de toegenomen electorale steun voor populistische en natio nalistische politici, die een stem geven aan een grote groep kiezers die eerder was ondervertegenwoordigd. 7 De presidentsverkiezingen in de VS en de Brexit in het Verenigd Koninkrijk zijn hier voorbeelden van, evenals de relatief sterke populistische politieke bewegingen op het Europese vasteland. Dit bete - kent dat het functioneren van ons huidige westerse democratische systeem aan een herziening toe is. Dit heeft ook gevolgen voor de begroting en strategische inhoud van ontwikkelingssamenwerking. Het is inmiddels duidelijk dat deze trends, alle internationale samenwerking ten spijt, tot een dominantere binnen - landse agenda leiden. We zien dat begrotingen voor ontwikkelingssamenwerking steeds vaker worden gegoten in programma’s die de handel bevorderen – ook ten gunste van het donorland 8 – en dat er meer middelen worden gereserveerd voor de opvang van vluchtelingen en migranten in het land van bestemming en voor humanitaire hulp in hun eigen regio – bedoeld om te voorkomen dat ze naar Europa zullen reizen. 9 Deze trends dwongen de sector, en met name de NGO’s, om hun rol in de ontwikkeling onder de loep te nemen. Als gevolg daarvan zijn NGO’s en kerkelijke hulp- en ontwikkelingsorganisaties nog steeds driftig op zoek naar hun raison d’ être en hun rol in de huidige omstandigheden. In dit hoofdstuk proberen we de belangrijke veranderingen in kaart te bren - gen en een interpretatie te bieden die leidt tot een nieuwe visie op de plaats en rol van NGO’s en kerkelijke hulporganisaties. Deze discussie maakt gebruik van de analyse van de ontwikkelingssector door Giri en Van Ufford. 10 Zij oppe - ren een interpretatiekader van drie onderling verbonden historische processen, die ook kunnen worden beschouwd als invalshoeken voor ontwikkelingssa - menwerking. De drie invalshoeken zijn eerder thematisch dan chronologisch: 1) initiatieven van hoop, 2) politieke praktijk en bestuurspraktijk en 3) kritische reflectie. In het kort: (1) Een van de motieven voor ontwikkelingssamenwer - king, met name voor de NGO’s, is de hoop op een betere wereld. Deze is promi - nent aanwezig in de meest recente uiting, het VN-document ‘Transforming our 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 20 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
21 world ’ (2015) 11, waarin de doelen voor duurzame ontwikkeling worden gepre - senteerd. (2) Volgens Giri en Van Ufford zijn de morele motivaties echter om tal van redenen gemarginaliseerd door professionalisering en een nadruk op financiering bij de realisering van ‘ontwikkeling’. Dit heeft erin geresulteerd dat de standaardwerkwijze een bestuurlijke aanpak van projecten benadrukt, waar - bij onderwijl wordt geprobeerd om de situatie te verbeteren. (3) Kritische reflec - tie heeft echter geleid tot diepgaande kritiek op de ‘ontwikkelingsindustrie’, waarbij onderliggende motieven zijn ontmaskerd die over het algemeen niet door bestuurders worden herkend of waarmee zij niet kunnen omgaan vanwege institutionele belangen. De argumenten in deze kritiek ondermijnen in wezen de kernovertuigingen en -waarden die zijn geworteld in het moderniteitspara - digma (met onder meer een bepaalde interpretatie van de mensenrechten), dat het ideologische uitgangspunt vormt van veel grote ontwikkelingsinstellingen. Concluderend zien we in de ontwikkelingssector een toenemende scheiding tussen de hoop met morele motivaties die de drijfveren vormen voor veel ont - wikkelingsorganisaties en -instellingen, de manier waarop deze organisaties daadwerkelijk ingrijpen om verbeteringen te realiseren en de moeilijkheid om de resultaten van kritische reflectie op eerdere werkervaringen te implemen - teren. Daarom biedt dit hoofdstuk een analyse van moderne ontwikkelings- samenwerking vanuit de drie perspectieven ‘hoop’, ‘actie’ en ‘reflectie’ en poogt een ander perspectief te bieden voor iedereen die zich inzet voor een rechtvaar - digere en duurzamere wereld. We zullen dit hoofdstuk indelen aan de hand van die drie invalshoeken. We beperken ons in onze analyse niet tot de lading die de term ‘ontwikkelings- samenwerking’ in de twintigste eeuw heeft gekregen, maar zoeken naar diepere historische wortels en naar de manier waarop die nog steeds effectief zijn in de drie bovengenoemde processen. We zijn ons ervan bewust dat deze analyse vanuit westers perspectief wordt gegeven – ook al komt onze kritiek op kern- elementen van het gangbare westerse denken overeen met soortgelijke kritieken uit het mondiale zuiden. 1.2 Hoop 1.2.1 De wortels van het concept ‘ontwikkeling’ Sinds de 16e eeuw heeft zich op het Europese continent een nieuwe culturele beweging en specifieke denkwijze ontwikkeld die we nu ‘moderniteit’ noemen. We proberen in dit hoofdstuk sommige consequenties van dit paradigma voor het hedendaagse begrip van ‘ontwikkeling’ te ontwarren. In de middeleeuwen was elk redeneren sterk verbonden met spirituele en traditionele overtuigingen 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 21 31-05-18 14:11 5flflffTh6fi78 9
22 en de afhankelijkheid van deze geestelijke wereld. Tijdens de Renaissance en de opkomst van het moderne denken nam geleidelijk het geloof in de mens als rationeel wezen toe. Tegelijkertijd ontwikkelden de inwoners van West-Europa een uiterst positieve toekomstvisie, die samenviel met de vele technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Wetenschap en technologie zouden de mid - delen zijn om een betere wereld te realiseren en het paradijs terug te winnen. De oorsprong van dit denken is te herleiden tot de hoge middeleeuwen (11e- 13e eeuw na Christus). 12 De wetenschappelijke revolutie riep verlangens op naar een technisch paradijs. 13 ‘Vooruitgang’ werd hét kernwoord van de culturele elite. 14 Burgers begonnen de wijsheid der eeuwen die aan hen was overgedragen in twijfel te trekken en onderzochten zelf de werkelijkheid op een empirische manier. Het besef drong door dat kennis macht is en dat macht tot vooruitgang kan leiden. 15 We kunnen ervan uitgaan dat veel wetenschappers en politici er oprecht naar streefden om de levensomstandigheden van hun burgers te verbe - teren. Het lijdt ook geen twijfel dat de ontwikkelingen in kennis, wetenschap en technologie het alledaagse leven van de meeste burgers aanzienlijk hebben verbeterd. Hoop is in dit opzicht gedurende het tijdperk van de moderniteit een van de drijvende krachten geweest achter veel zaken die wij nu als vooruitgang beschouwen. Economische groei was een integraal onderdeel van deze voor - uitgang en een bron van toenemende welvaart. Die welvaart was op zijn beurt nodig om wetenschap en technologische ontwikkeling te financieren. Harari betoogt dat de onderlinge interactie tussen wetenschap, rijk en kapitaal aan - toonbaar de belangrijkste motor in de geschiedenis van de afgelopen 500 jaar is geweest. 16 Deze alliantie (in de ogen van Europeanen een heilige alliantie, maar in de ogen van veel anderen een onheilige alliantie) heeft een enorme macht en rijkdom in de ‘Westerse’ wereld opgeleverd. Deze macht en rijkdom leverden echter onbeschrijfelijke rampen op in andere delen van de wereld – niet in het minst op het Amerikaanse continent. We zullen geen poging ondernemen om de hoofdlijnen in het denken over ‘ontwikkeling’ of ‘beschaving’ en de bijbehorende activiteiten in de geschiede - nis na de vroege modernisering te beschrijven (zie ook hoofdstuk 2.1 in dit boek). We willen slechts opmerken dat we het beeld van die geschiedenis als slechts een uitbuitingsproject niet steunen. Een dergelijk beeld lijkt ons net zo onjuist als de mythe van de ‘edele wilde’. Het onderzoek van Woodberry naar de effecten van missionaire organisaties op democratie en geletterdheid is slechts een voorbeeld van de andere zijde van het beeld van geweld en uitbuiting door ‘ h e t We s t e n’. 17 Omdat we ons op de hedendaagse hulp en samenwerking bij ontwikkeling richten, zullen we nu kijken naar de oorsprong ervan. We plaatsen deze direct na de Tweede Wereldoorlog. We kunnen vanaf dat moment nieuwe momenten van hoop vaststellen. 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 22 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
23 1.2.2 Momenten van hoop in recente ontwikkelingssamenwerking Na de Tweede Wereldoorlog met zijn gruweldaden die mensen werden aange - daan, drong zich een nieuw moment van hoop op. Europese en Noord-Ameri - kaanse samenlevingen kregen nieuwe energie voor, een verlangen naar en een mondiale droom over betere tijden. 18 De vreselijke gebeurtenissen tijdens het naziregime prikkelden tot een gemeenschappelijk doel en leidden tot hoop om een wereld te scheppen waarin zoiets nooit meer zou voorkomen. 19 Die stond niet los van een andere belangrijke beweging die zich richtte op mensenrechten en die in 1948 uitliep op de aanname van de Universele Verklaring van de Rech - ten van de Mens. 20 Een jaar later schiep de Amerikaanse president Truman tij - dens zijn inaugurele rede de voorwaarden voor de beginjaren van ‘het gedurfde nieuwe’ ontwikkelingsprogramma. Hij betoogde dat het de plicht van de Ver - enigde Staten was om ‘het profijt van (...) wetenschappelijke ontwikkelingen en industriële vooruitgang beschikbaar te stellen voor de verbetering en groei van onderontwikkelde regio’s’. We horen een weerklank van de hoop en van de pre - tenties en het optimisme die tijdens de wetenschappelijke revolutie ontstonden. Een laatste proces met aanzienlijke consequenties na de Tweede Wereldoorlog was dat van het antikoloniale denken – dat tot in de jaren zeventig tot gol - ven van dekolonisatie leidde. De koloniale rijken stortten in en de wereldwijde machtsverhoudingen veranderden ingrijpend. Daarbij werden uiteraard niet alle relaties verbroken. We weten nu dat dit tragisch genoeg geen soepele en eenvoudige transitie was: kijk alleen naar de koloniale erfenissen – bestuurlijk, cultureel en economisch – en de willekeurig getrokken grenzen van naties met uiterst diverse groepen inwoners die moeilijk vreedzaam konden samenleven in een democratische natiestaat naar opgelegd Westers model. 21 In de achterliggende zeventig jaar zijn er talloze momenten en bewegingen van hoop in ontwikkelingssamenwerking geweest. Deze varieerden van uiterst lokaal – met betrekking tot de verandering in de broodwinning van een platte - landsboer – tot bijeenkomsten op hoog niveau en nieuwe resoluties van interna - tionale instellingen in Washington. Uiteraard zijn met name de laatstgenoemde gebeurtenissen interessant in de context van internationale samenwerking. Er moet echter in aanmerking worden genomen dat het concept van hoop op beide niveaus en niveaus daartussen, aanwezig is. Een belangrijk voorbeeld van een moment van hoop ontstond naar aanleiding van de publicatie van ‘Our common future’ in 1987. In haar voorwoord verwijst voorzitter Brundtland naar eerdere momenten van hoop “voor een geweldige nieuwe wereld”. Ze introduceert het eindrapport als “duidelijk mondialer, rea - listischer, toekomstgerichter dan een van ons alleen had kunnen maken”. 23 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 23 31-05-18 14:11 5flflffTh6fi78 9
24 Tabel 1: De belangrijkste conferenties en publicaties over (duurzame) ontwikkeling 22 Jaar Onderwerp Organisatie Plaats 1968 Intergouvernementele conferentie van experts op wetenschappelijke basis voor rationeel gebruik en behoud van de biosfeer; introductie van het Man and the Biosphere-programma in 1970. UNESCO Parijs 1972 VN-conferentie over de menselijke omgeving. Begin van een proces dat leidde tot de publicatie van de World Conservation Strategy in 1980 door de Internationale unie voor natuurbe - scherming. Eerste opname van het triple-P-con - cept. VN Stockholm 1987 Publicatie van ‘Our Common Future’, ter afstemming van theorieën over economische groei met milieu- en duurzaamheidsbeleid. VN – Wereld - commissie voor milieu en ontwikkeling, IUCN 1992 Aanvaarding van de Verklaring van Rio en Agenda 21, Verdrag inzake biologische diversi - teit en Verdrag inzake klimaatverandering. VN – conferen - tie over milieu en ontwikkeling Rio de Janeiro 1995- 2 016 22e editie van de Conference of the Parties. Aangenomen resoluties: het Kyotoprotocol (1995), de 2 °C-norm (2012), het Akkoord van Pa r ijs (2015) VN – raamwerk - verdrag inzake k limaatveran - dering 2000 Aanvaarding van de millenniumontwikke - lingsdoelen (‘MDG’s’) van de Verenigde Naties; uiterlijke realisatie in 2015 Algemene Vergadering van de VN N e w Yo r k 2002 Plan van Johannesburg voor de uitvoering van de beginselen van Rio, Agenda 21 en de millen - niumdoelen voor ontwikkeling. Wereldtop inzake duur - zame ontwik - keling Johannes - burg |2015 Aanvaarding van de duurzame-ontwikkelings - doelen van de VN; uiterlijke realisatie in 2030 Algemene Vergadering van de VN N e w Yo r k Bovendien bevatte het een oproep voor een “gemeenschappelijke inspanning en tot nieuwe normen voor gedrag op alle niveaus en in het belang van allen” – met name bij burgerorganisaties en jongeren, die beide onmisbaar zijn om “wegen voor duurzame ontwikkeling” te bevorderen “door de basis voor onze gemeen - schappelijke toekomst te leggen”. 24 Het is frappant dat veel van de onderstaande publicaties en conferenties hetzelfde type hoop-bevorderende redeneringen bevatten om de gangbare denkwijzen te betwisten en de wereld te veranderen, zodat deze beter en duurzamer wordt. 25 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 24 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
25 Twee jaar na de publicatie van ‘Our Common Future’ eindigde de Koude Oor - log. Dat was over het algemeen een feestelijk moment voor de Westerse wereld. Het leidde tot ideeën zoals Fukuyama’s End of History and the Last Man (19 9 2) 26 en tal van andere boodschappen waarin het denken over ‘het einde’ centraal stond, zoals noord-zuid denken, van grote ideologieën. 27 We zien hier dus nog een moment van hoop: de weg was (echt) vrij voor alle naties om zich eenduidig te ontwikkelen volgens een (neoliberale) Westerse norm. Dit was in essentie een revitalisering van de modernistische overtuiging die we hierboven beschre - ven. Er zou alleen nog sprake zijn van vrijhandel, democratische politiek in en tussen naties en vreedzame bevolkingen. Dit viel min of meer samen met de Washington-consensus en hield er bovendien nauw verband mee. Die con - sensus, die niet moet worden aangezien voor een universele consensus, bevatte tien aanbevelingen voor macro-economische beleidshervormingen voor landen in ontwikkeling (destijds met name landen uit Zuid-Amerika). Hoewel deze punten hevig zijn bekritiseerd 28 en ze minder bepalend zijn geworden voor het internationale beleid 29 spelen ze nog steeds een rol in het beleid voor landen met een laag inkomen die in de wereldeconomie willen meetellen. Een heel ander project dat op hoop was gebaseerd, was de inter - nationale Jubilee Campaign die aan het begin van het nieuwe mil - lennium lobbyde voor de kwijt - schelding van alle schulden van ‘derdewereldlanden’ . De oprich - ter en deelnemers baseerden zich op het Bijbelse concept van het jubeljaar en pleitten en demon - streerden voor een radicaal nieuw schuldsaneringsprogramma. Uit- eindelijk slaagden ze erin om diverse politici en belangrijke publieke figuren te overtuigen; er werd meer dan honderd miljard Amerikaanse dollars aan schulden kwijtgescholden aan twee-en-veertig landen. 30 Ten slotte ontstond als gevolg van al deze ontwikkelingen na de val van de Berlijnse Muur een nieuw enthousiasme dat het einde van armoede nabij zou zijn. 31 Een andere heel belangrijke en invloedrijke beweging die hoop koesterde en die niet onvermeld mag blijven, was het Millennium Project, dat rond dezelfde tijd als de Jubilee Campaign ontstond en dat tot acht millenniumdoelen voor ontwikkeling (MDG’s; 2000-2015) leidde. Deze doelen, met inbegrip van de indicatoren en onderliggende raamwerken voor implementatie, moesten een - voudig, radicaal en strikt zijn. Het is duidelijk dat in de vijftien jaar tussen Tabel 2: De millenniumontwikkelingsdoelen 1. Uitbanning van extreme armoede en honger 2. Realisatie van basisonderwijs voor iedereen 3. Bevordering van gendergelijkheid en betere rechten voor vrouwen 4. Vermindering van kindersterfte 5. Verbetering van gezondheid tijdens zwanger - schappen 6. Bestrijding van Hiv/Aids, malaria en andere ziekten 7. Garanderen van een duurzaam leefmilieu 8. Ontwikkeling van een wereldwijde samen - werking voor ontwikkeling 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 25 31-05-18 14:11 5flflffTh6fi78 9
26 2000 en 2015 aanzienlijke hoeveelheden (publieke en private) middelen wer - den gespendeerd om deze doelen te realiseren. Ze vormden zelfs een van de belangrijke katalysatoren van hoop in de geschiedenis van ontwikkelingssa - menwerking: het was nooit eerder vertoond dat de internationale gemeenschap zo eenduidig en verenigd was bij de overname van deze missie. In sommige MDG-domeinen zijn aanzienlijke positieve stappen gezet. 32 Critici bespeuren echter ook modernistische neigingen die de economische rangorde, gedomi - neerd door westerse landen, ongemoeid laten. 33 In 2015 werden deze doelen opgevolgd door de duurzame-ontwikkelings - doelstelling (SDG’s), die tot 2030 leidend zijn voor internationale samenwer - king in ont wikkeling op mondiaal en ook op nationaal niveau. Hoewel deze duurzame doe len feitelijk op dezelfde manier functioneren als de millennium - doelen deden, moeten ze mondialer, inclusiever en verstrekkender zijn. We zullen hierop nader ingaan omdat dit in de komende decennia een van de toonaangevende raamwerken voor internationale ontwikkelingssamenwer - king zal zijn. 1.2.3 Duurzame-ontwikkelingsdoelen: hoop op fundamentele verandering Net als andere wereldwijde projecten binnen het ontwikkelingsveld gaven de duurzame-ontwikkelingsdoelen ook een nieuwe impuls aan het proces van ‘ontwikkeling als hoop’. We zullen hier een paar aspecten van deze hoop bespre - ken. In de inleiding op dit hoofdstuk lieten we al zien dat hoop besloten ligt in slogans zoals Leave no one behind . Een ander illustratief voorbeeld is te vinden in het voorwoord van het document The 2030 Agenda for Sustainable Develop - ment . Dit stelt: ‘We hebben namens de mensen die we dienen een historisch besluit genomen over een uitgebreide, verstrekkende en op burgers gerichte reeks universele en transformerende doelstellingen en doelen. We zetten ons in om onvermoeibaar aan de volledige implementatie van deze agenda in 2030 te werken. (...) We zijn toegewijd om op een evenwichtige en integrale manier duurzame ontwikkeling in zijn drie dimensies – economisch, maatschappelijk en milieutechnisch – te realiseren.’ 34 Een dergelijk discours is zeker inspirerend en vergelijkbaar met de retoriek in Our Common Future in 1987 – vooral omdat dit voorwoord werd geschreven namens alle staats- en regeringshoofden en hoge vertegenwoordigers van de landen die de SDG-verklaring ondersteunden en ondertekenden. Naast deze teksten was de meer inclusieve aard van het proces dat tot de vaststelling van de duurzame-ontwikkelingsdoelen leidde een verandering die meer hoop bood dan het Millennium Project. In de twee jaren voorafgaand aan de publicatie werd gestreefd naar intensieve betrokkenheid van de burgers, burgermaatschappij en anderen, zodat er geen sprake zou zijn van een opgelegd 113318 Als de tak wil bloeien boek.indb 26 31-05-18 14:11 5flff Th6 fi57 89fl fhfl16960
27 project zonder brede legiti - matie. Hoewel dit natuurlijk een hele uitdaging was, wilde men de stemmen van de arme en meest kwetsbare burgers op de meeste representatieve manier horen. 35 Actoren uit de maatschappelijke orga - nisaties hadden ook hun eigen initiatieven om sterke inspraak in het proces te krijgen. Zo presenteerde een grote groep organisaties uit het maatschappelijk midden - veld van over de hele wereld in januari 2014 een voorstel met betrekking tot het ont - wikkelingsraamwerk voor na 2015. Dit voorstel richtte zich met name op bestuur - lijke kwesties. Het bevatte vijf doelen die verantwoordelijk - heid en samenwerking moes - ten waarborgen voor open, inclusief en effectief bestuur. De organisaties stelden dat het ondervangen van deze knelpunten de sleutel bood om alle problemen op te los - sen en een uitweg te banen. 36 Op dezelfde manier werd een grote campagne opgetuigd om de opname van een spe - cifiek SDG voor stedelijke vraagstukken te stimule - ren. Deze campagne werd ondersteund door verschil - lende netwerken van steden, burgemeesters, bedrijven en wetenschappers. 37 Ta l l o z e andere identieke lobby’s uit Tabel 3: De duurzame-ontwikkelingsdoelen 1. Beëindigen van armoede in al zijn vormen, waar dan ook 2. Beëindigen van honger, realisatie van voedselveilig - heid en verbeterde voeding en bevorderen van duur - zame landbouw 3. Waarborgen van gezonde levens en bevorderen van welzijn voor alle leeftijden 4. Waarborgen van inclusief en eerlijk kwalitatief onder - w