11 1 Geweld in het Oude Testament – Dr. A. Versluis – Inleiding Wie het nieuws volgt, komt veel geweld tegen. De gruweldaden van IS en Boko Haram zijn inmiddels alom bekend, maar blijven er niet minder huiveringwekkend en weerzinwekkend om. Mensen worden in koelen bloede afgeslacht, vrouwen en meisjes worden talloze keren verkracht; en alsof de dood alleen nog niet vreselijk genoeg is, worden de slachtoffers soms verminkt of onthoofd. De verslagen en video’s zijn vrij beschikbaar voor wie het zou willen zien en verdragen kan. Maar niet alleen wie het nieuws volgt, komt veel geweld tegen. Wie het Oude Testament leest ook. Het slot van Richteren is het minst bekende deel van dat boek en dat is wel begrijpelijk. Het is de geschiedenis van een Leviet die zijn gevluchte bijvrouw gaat op- halen. Na een langdurig verblijf bij zijn schoonvader gaat hij weer naar huis, maar de avond valt al snel. Een voorstel om in Jebus te overnachten wijst hij verontwaardigd van de hand: wij zullen niet uitwijken ‘naar een vreemde stad die niet van de Israëlieten is, maar wij zullen verdertrekken tot aan Gibea’ (Richt. 19:12). Maar in die Israëlitische stad blijkt het pas echt gevaarlijk te zijn. De Leviet geeft zijn vrouw zelf over aan een menigte die hem komt bedreigen. De hele nacht lang doen ze met haar wat ze willen.
12 Als ze uiteindelijk wordt losgelaten, sterft ze voor de deur van het huis waar de Leviet verblijft. De Leviet hakt daarop haar lichaam in stukken en stuurt die rond onder de stammen van Israël. Een geschiedenis van verkrachting, moord en verminking onder Israël, nota bene mede door een Leviet, die het volk zou moeten onder- wijzen in de Thora. Bij zo’n geschiedenis zou je nog kunnen denken dat het een uit- zondering is. Zo is ook de reactie onder het volk: zoiets is nog nooit gebeurd sinds de uittocht uit Egypte (Richt. 19:30). Het volk komt daarom in actie om Gibea te straffen. Het is bovendien niet toevallig dat deze episode in het boek Richteren staat: de geschie- denis eindigt in hoofdstuk 21 met de opmerking dat er geen koning in Israël was; ieder deed wat goed was in zijn eigen ogen (Richt. 21:25). Dit roept om een koning die leidinggeeft, die recht doet. Even later is er een koning (als we het koningschap van Saul even overslaan): David, ‘de man naar Gods hart’. Het zal niet verbazen dat er in de oorlogen die hij voert mensen sneuvelen, maar wat er na de strijd gebeurt, roept wel vragen op. Als David de Moabieten verslagen heeft, laat hij hen op de grond liggen. Vervolgens meet hij steeds twee snoeren om te doden en één om in leven te laten (2 Sam. 8:2). Twee derde van de overwonnen, weerloze tegenstan- ders laat hij ombrengen. Is dat ook ‘naar Gods hart’? Zou David wel zo opvallen tussen de leiders van IS? Het zijn maar twee voorbeelden, de gruweldaad in Gibea en Davids omgang met overwonnen vijanden. Het aantal voorbeelden zou eenvoudig uit te breiden zijn. Nu hoeft het ons niet te verbazen dat er in de wereld van die tijd geweld voorkwam. Maar voor chris- tenen is het Oude Testament niet zomaar een boek met verhalen over het verleden. De kerk ontvangt het en leest het als Woord van God, een God van ontferming en genade, Die de wereld zo liefhad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft. Maar heb je om
13 die God te leren kennen al dat geweld uit het Oude Testament ook nodig? Kun je dat niet beter dicht laten of selectief lezen? Het Oude Testament heeft geen al te beste naam, juist vanwege het vele geweld dat erin voorkomt. De Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst gaf zijn hervertelling van de Pentateuch de naam Bloed- boek. Hij heeft een groot lezerspubliek en zijn boek kreeg een warm onthaal in veel media. De titel alleen zegt al genoeg over hoe hij de inhoud van het Oude Testament ziet. 1 Het Oude Testament wordt niet alleen als verwerpelijk gezien, maar ook als gevaarlijk. Dat stelt onder anderen de Leidse rechts- filosoof Paul Cliteur, bijvoorbeeld in zijn boek Het monotheïstisch dilemma. Daarin betoogt hij dat de absolute waarheidsclaim van het Oude Testament (en van alle monotheïstische godsdiensten) kan leiden tot geweld. Niet elke lezer van het Oude Testament trekt die consequentie, maar zo’n radicale interpretatie is wel mogelijk, omdat de wil van God absoluut wordt gedacht, aldus Cliteur. Het Oude Testament heeft volgens hem een geweldspotentieel. 2 Nu kun je bij auteurs als Verhulst en Cliteur nog zeggen dat ze niet de meest welwillende lezers van het Oude Testament zijn – zeker Verhulst lijkt ook niet echt een poging te doen om het Oude Testa- ment recht te doen (al hebben hun denkbeelden ondertussen wel invloed). 3 Maar ook in de kerk en theologie klinken deze vragen. Moet je het geweld in het Oude Testament niet onder kritiek stel- 1 De typering van het Oude Testament als ‘bloedboek’ is niet nieuw; zo reeds H. Bakels (1922?); zie C. Houtman, Weerloos voor de rechtbank van de rede. De Bijbel en het vrije denken in Nederland 1855-1955, Hilversum 2015, p. 136-143. 2 P. Cliteur, Het monotheïstisch dilemma, of De theologie van het terrorisme, Amsterdam 2010. De these van Cliteur is onderdeel van een veel breder debat over de vraa g of monotheïsme zou leiden tot geweld; zie A. Versluis, Religieus gemotiveerd geweld, Guido-lezing, Rotterdam 2015, en de daar vermelde literatuur. 3 Zie bijvoorbeeld de recensies van Verhulst door Ignace Demarel (www.cyellowhat.wordpress. com/2015/11/20/vrijdag-20-11-2015-open-brief-aan-dimitri-verhulst-over-z ijn-bloedboek) en H.G.L. Peels (www.rd.nl/kerk-religie/bloedboek-dimitri-verhulst-geeft-blijk-van-grote-gee stelij - ke-leegte-1.516444) (beide geraadpleegd februari 2017).
14 len als een al te menselijke interpretatie van Gods wil? Moet je het Oude Testament selectief lezen – zoals in de praktijk misschien vaak al gebeurt? Of als je toch het hele Oude Testament wilt lezen als het Woord van God, wat moet je dan met al dat geweld? Wat zegt dat over ons, wat zegt dat over God? Veel geweld dat in het Oude Testament beschreven wordt, kan ver- klaard worden vanuit de cultuur en de situatie waarin het Oude Testament is ontstaan. Bovendien wordt veel onrecht in het Oude Testament zelf al afgewezen. In het vervolg van deze bijdrage ga ik eerst in op deze context en op de algemene houding van het Oude Testament tegenover geweld. Het probleem voor moderne lezers is echter niet zozeer dat het Oude Testament geweld be- schrijft, maar vooral dat het in Gods Naam geweld voorschrijft. Hoe kan God Zelf oproepen om mensen te doden? Op die vraag ga ik in het tweede deel verder in. I. Geweld in de context van het Oude Testament Geweld komt in het Oude Testament in vele vormen voor: geweld binnen de familiekring (de broedermoord van Kaïn, Gen. 4), ge- weld tegen vrouwen (Absalom neemt na zijn machtsovername in het openbaar bezit van de bijvrouwen van David, 2 Sam. 16:21-23), geweld tegen kinderen (het hele gezin van Achan wordt gestraft voor zijn diefstal van de buit van Jericho, Joz. 7), geweld tussen volken (de ondergang van de Egyptenaren in de Schelfzee, Ex. 14; de uitroeiing van de volken van Kanaän, Joz. 6-12), religieus ge- weld (Elia laat de profeten van Baäl afslachten op de Karmel, 1 Kon. 18:40) en goddelijk geweld (de opdracht om de Kanaänitische vol- ken uit te roeien, Deut. 7:2). 4 Geweld in alle toonaarden dus, van broedermoord en de zondvloed aan het begin van de Bijbel tot de 4 Zie H.G.L. Peels, God en geweld in het Oude Testament, Apeldoornse Studies 47, Apeldoorn 2007, p. 15-16.
15 geweldige strijd en het gebed om vergelding in de Openbaring aan Johannes (Openb. 6:10). Om dat geweld te kunnen plaatsen zijn de volgende vijf punten van belang. 1. Het begin en einde van het Oude Testament tekent vrede Allereerst is de context van het Oude Testament als geheel van be- lang. Het beschrijft immers ook veel menselijk handelen dat wordt afgekeurd, soms expliciet, soms impliciet. Om die reden is het ide- aalbeeld dat het Oude Testament geeft van belang. De schepping begint met harmonie, tussen de mensen en in de schepping. 5 De eerste openlijke breuk van die vrede wordt gete- kend als een duidelijk gevolg van het verlaten van God. Dan is er meteen verbaal geweld (de beschuldigingen van Adam en Eva) en even later een uitbarsting van geweld in de ergst denkbare vorm: broedermoord (Gen. 4). In Genesis 3 komt de dood in de wereld; menselijk geweld en het oordeel van God vinden daar hun oor- sprong. Maar zo begint het niet. Ook het eschatologische visioen van het Oude Testament is een tijdperk van volkomen vrede. Wel lijkt er eerst nog een heftige strijd plaats te gaan vinden, maar uiteindelijk heerst er vrede. De profetie van Jesaja 11 beschrijft een volkomen harmonie in de schepping. De aarde zal vol zijn van de vreze des Heeren. Dan zal er recht zijn voor de onderdrukten; recht en gerechtigheid zul- len regeren. Dan zal er ook vrede zijn onder de schepselen: wolf en lam, luipaard en geitenbok zullen vreedzaam met elkaar verke- ren. Er lopen zelfs kleine kinderen bij, een symbool van onschuld en hulpeloosheid, maar ze zijn er volkomen veilig. Er zal nergens kwaad of verderf zijn op Gods heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de Heere. Dan is er ook vrede tussen men- 5 Er zijn wel teksten die spreken over strijd bij de schepping. Daarin wo rdt de schepping, met beelden uit de wereld van die tijd, beschreven als een overwinning op de chaosmachten (bijvoor- beeld Ps. 74:12-17; cf. Gen. 1:2). Maar op de aarde zelf is vrede.
16 sen onderling: er zal geen strijd meer zijn tussen de volken, maar de volken zullen vragen naar de Wortel van Isaï (Jes. 11:1-10). Ook vele andere teksten uit het Oude Testament kijken uit naar zo’n toekomst. Deze wordt beschreven in beelden van de volken die naar Jeruzalem komen, niet voor de strijd, maar als een pel- grimstocht. Oorlog voeren zullen ze niet meer leren. Zwaarden worden omgesmeed tot ploegscharen (Jes. 2:2-4). Er zal niet meer gehoord worden van geweld (Jes. 60:18). In allerlei toonaarden klinkt een visioen van de volkomen overwinning van de Heere en Zijn volk, zelfs de overwinning over de dood (Jes. 25:8). Dat loopt uit op een wereld die vol is van de kennis van Hem, van recht en gerechtigheid, van vrede en lofzang. Wij leven nu in een wereld vol geweld, maar door dit raamwerk van vrede aan het begin en aan het einde geeft het Oude Testament wel een kader, een ideaal aan. Vanuit dit ideaal stelt het ook geweld in het heden onder kritiek (zie onder 3). 2. Geweld in de wereld van het Oude Nabije Oosten Het is vervolgens belangrijk om te beseffen in welke wereld Is- raël leefde en het Oude Testament is ontstaan. In de cultuur van het Oude Nabije Oosten nam geweld namelijk een veel grotere plaats in dan in onze cultuur. Voorbeelden daarvan vinden we in het Oude Testament. De farao van Egypte laat Israël dwangarbeid verrichten en past geboortebeperking toe door middel van moord op pasgeboren jongetjes (Ex. 1:8-22). Na de inname van Jeruza- lem straft Nebukadnezar zijn afvallige vazal Zedekia, de koning van Juda, door zijn beide zonen voor zijn ogen te laten afslachten. Daarna maakt hij Zedekia blind, zodat dat beeld hem altijd bij zal blijven (2 Kon. 25:7). Vele andere gedeelten maken duidelijk hoe ontstellend wreed het er in oorlogen vaak aan toeging, ook jegens vrouwen en kinderen (zie Hos. 14:1; Amos 1:13).
17 Dat waren niet de uitzonderingen. Bekend en berucht in het Oude Nabije Oosten waren de Assyriërs. Zij maakten zelf propaganda met hun ongekende wreedheid tegen overwonnen vijanden. Dat was onderdeel van een bewuste politiek van intimidatie, om tegen- standers bang te maken en potentiële opstandelingen af te schrik- ken. In de loop van de tijd worden de aantallen gedode vijanden in de beschrijvingen hoe langer hoe groter. Het wordt beschreven en afgebeeld hoe lijken hoog worden opgestapeld of hoe vijanden levend gevild worden. In de mythologie van het Oude Nabije Oosten komen we even- eens veel geweld tegen. Ook de goden leveren strijd en kunnen in ongekende woede uitbarsten. In een Ugaritische mythe wordt be- zongen hoe de godin Anat waadt door het bloed van haar vijanden. In de literatuur en iconografie van het Oude Nabije Oosten komt dus veel geweld voor en wordt geweld soms verheerlijkt. In die we- reld leefde Israël en is het Oude Testament ontstaan. Geweld had in die historisch-culturele context een heel andere plaats dan in de onze. Wij leven in een samenleving van relatieve vrede en veilig- heid, die bovendien een grote gevoeligheid heeft voor geweld. 6 Het Oude Testament is in een andere cultuur ontstaan. Het neemt die cultuur niet klakkeloos over, maar God heeft Zich wel geopenbaard in díé geschiedenis en cultuur. Dat maakt de vragen voor ons niet gemakkelijker, maar het mag ons wel voorzichtig maken om onze morele oordelen op te leggen aan het Oude Testament. Tegelijk lichten juist in die context ook de verschillen op tussen de omringende cultuur en het Oude Testament. De oud-oosterse lite- ratuur verheerlijkt geweld vaak, als een teken van macht, in dienst van de overwinnaar. In het Oude Testament komen we ook geweld tegen, veel geweld, vaak onbegrijpelijk voor ons; maar het wordt niet op die manier verheerlijkt. 7 6 Zie H.J. Achterhuis, Met alle geweld. Een filosofische zoektocht, Rotterdam 2008, p. 57-68. 7 Zie Peels, God en geweld, p. 25-26; K.A.D. Smelik, Een tijd van oorlog, een tijd van vrede. Bezetting en bevrijding in de Bijbel, Zoetermeer 2005, p. 210-211.
18 3. Het Oude Testament keert zich tegen geweld Naast het vele geweld dat in het Oude Testament voorkomt, wordt geweld daarin ook op allerlei manieren ontmaskerd, begrensd en afgewezen. 8 Een paar voorbeelden: De eerste keer dat geweld in het Oude Testament aan de orde komt, is de broedermoord van Kaïn op Abel. Dat is ook de eerste keer dat het woord ‘zonde’ voorkomt. Geweld en zonde gaan hand in hand. Datzelfde zien we bij de aanleiding voor de zondvloed: de slechtheid in het hart van de mens (God zag dat al de gedachten van zijn hart altijd alleen maar slecht waren, Gen. 6:5) leidt tot een wereld die vol is met geweld (Gen. 6:11). In de geschiedenis van Kaïn wordt het geweld ontmaskerd: Kaïns daad heeft alles te ma- ken met zijn verhouding tot God; zijn woede is de bron ervan. Kaïn wordt gewaarschuwd, maar verhardt zich. Na de eerste moord damt God het geweld opnieuw in door Kaïn een teken te geven, om een eindeloze spiraal van bloedwraak te voorkomen. 9 Een tweede voorbeeld hoe God het geweld afwijst, is de geschiede- nis van David. Het wordt de man naar Gods hart niet toegestaan om een tempel te bouwen; daarvoor heeft hij te veel oorlogen ge- voerd. Zo wordt er bewust afstand geschapen tussen het geweld en Gods wonen bij Zijn volk. De tempelbouw is de taak van de vredekoning, Salomo (zijn naam betekent ‘vrede’). Het is opval- lend dat David geen tempel mag bouwen, omdat in het Oude Na- bije Oosten een grote koning die overwinningen had behaald, zijn dank aan de godheid altijd liet blijken door een tempel te bouwen. Tempelbouw hoorde er voor een belangrijke koning vanzelfspre- kend bij. Maar de grootste koning van Israël, de stamvader van het koningshuis, mag het niet! Diezelfde koning wordt openlijk berispt om zijn daden (seksueel en fysiek geweld) tegen Bathseba en Uria. 8 Zie Peels, God en geweld, p. 23-27. 9 Zie voor deze geschiedenis Peels, God en geweld, p. 92-115.
19 Ook dat was elders in het oude oosten ondenkbaar, maar in het Oude Testament gebeurt het wel. Ten slotte is te wijzen op de begrenzing van geweld in de wetten van het Oude Testament. Het bekendste voorbeeld is misschien wel de bepaling ‘oog om oog, tand om tand’ (Ex. 21:24; Lev. 24:20; Deut. 19:21). Dit voorschrift wordt vaak opgevat als een voorbeeld van de hardheid van het Oude Testament (de bepaling komt ove- rigens ook elders in het Oude Nabije Oosten voor). Het gaat hier echter juist om de beperking van geweld: een misdrijf vraagt een evenredige vergelding, niet meer! Het tegenbeeld van deze be- paling is het gedrag van Lamech, die zich erop beroemt dat hij iemand gedood heeft als vergelding voor zijn wond (Gen. 4:23-24). Tegenover een spiraal van geweld vraagt de Thora juist om evenre- dige vergelding: overtreding en straf moeten in verhouding staan. Uit de bepaling dat een slaaf moet worden vrijgelaten als hij een oog of tand verliest (Ex. 21:26-27), blijkt dat die regel niet per se letterlijk moet worden toegepast, maar dat het gaat om proportionaliteit. 4. Het realisme van de Bijbel Als het over geweld in de Bijbel gaat, gaat het vaak over een ‘pro- bleem’. Zo ervaren wij dat als moderne mensen. Zo is het niet altijd geweest. In de middeleeuwen werd het veel minder als een probleem beleefd dat er mensen gedood werden; het sprak vanzelf dat ketters de doodstraf kregen. De grote moeite die wij ervaren bij de geweldsteksten in de Bijbel lijkt vooral bij de moderne tijd te horen. Daarbij speelt zeker de individualisering een rol, zoals die in humanisme, verlichting en romantiek gestalte heeft gekregen. Het individu is niet langer primair een onderdeel van het geheel, maar heeft waarde in zichzelf; de menselijke persoon heeft een oneindige waarde en heeft in moreel opzicht het primaat gekre- gen. Daarbij zijn we in West-Europa in de twintigste eeuw gecon-
20 fronteerd met een explosie van geweld, met tientallen miljoenen slachtoffers. Dat heeft ertoe geleid dat moderne mensen (wij dus), die zelf in vrede en welvaart leven, steeds gevoeliger zijn geworden voor geweld dat ons of anderen wordt aangedaan en daarmee ook voor het geweld dat in het Oude Testament beschreven wordt. 10 Dat maakt de vragen die het geweld in de Bijbel oproept voor ons echter niet minder! Tegelijk leven wij in een wereld die vol is van geweld. We kunnen ons afvragen of de mensheid vreedzamer geworden is. Veel din- gen die in oorlogsgebieden gebeuren, horen wij ongetwijfeld niet, maar evengoed komen verhalen naar buiten over weerloze men- sen en kleine kinderen die op een afschuwelijke wijze gedood wor- den. Het Oude Testament staat midden in die wereld. De Bijbel is niet een boek vol wijsheden en verheven vroomheid buiten de alledaagse werkelijkheid, maar staat midden in de rauwe, geweld- dadige wereld waarin wij leven. Machtsmisbruik, verkrachting, in- triges, moord: het komt er allemaal in aan bod. Ergens mogen we zeggen: gelukkig maar dat de Bijbel óók over geweld gaat. Want dat laat zien dat God wérkelijk met de mens van doen wil hebben en dat Hij door Zijn Woord de weg wijst in de weerbarstige, vaak verschrikkelijke realiteit van ons gebroken bestaan. De Bijbel is een realistisch boek; het gaat over het menselijk leven in al zijn facet- ten en wijst in deze werkelijkheid de weg ten leven. 11 5. God doet recht Vele teksten benoemen het geweld in dienst van het recht. In dat geval doet het Oude Testament geen oproep tot geweld, laat staan dat het geweld verheerlijkt, maar het verkondigt wel de boodschap 10 Cf. F. de Lange, ‘De verzachting der zeden. Modernisering, agressie en religieus gewel d’, in A.J. Jelsma en G.J. van Klinken (red.), Kruis en zwaard. Terugblik op de kruistochten 1096-1996, Zoetermeer 1996, p. 135-154. 11 Peels, God en geweld, p. 13.
21 dat God eens recht zal doen, op Zijn tijd en Zijn wijze. De vijanden van Israël, die zich verheugen over de ondergang van het volk in de ballingschap en die naar hartenlust meedoen bij die ondergang, hebben niet het laatste woord. De daders houden niet voor altijd een voorsprong op de slachtoffers, hoe vaak ze in deze wereld ook weg lijken te komen met hun daden. Dat is de boodschap van de bede om vergelding, zoals we die in sommige psalmen tegenkomen, de zogenaamde ‘wraakpsalmen’. Een berucht voorbeeld is Psalm 137, die eindigt met een zaligspre- king van degene die de kleine kinderen van Babel grijpen en tegen de rots verpletteren zal (Ps. 137:9). De bede om recht over Edom, dat zich verheugde over Jeruzalems val, en de roep om vergelding over Babel kunnen we wellicht nog meemaken; maar wij stoten ons aan het vreselijke slot van de psalm. 12 Om dit gedeelte te duiden is allereerst de historische context van belang. Er is vrijwel geen andere psalm waarin zo expliciet verwe- zen wordt naar de specifieke historische situatie (afgezien van de opschriften): de Joden die in Babel door hun overwinnaars ver- nederd werden. Dat verhindert al een algemene toepasbaarheid. Bovendien wordt benadrukt dat het gaat om vergelding voor wat Babel zelf gedaan heeft (Ps. 137:8). Het gaat niet om een nieuw hoogtepunt van wreedheid, maar om vergelding voor wat de Ba- byloniërs zelf gedaan hebben in Israël (ius talionis, evenredige ver- gelding). Juist het feit dat kinderen genoemd worden, maakt deze psalm zo aanstootgevend voor ons. De vermelding van kinderen wijst echter 12 In de Vroege Kerk werd vaak een allegorische uitleg aan de psalm gegeven. Volgens Origenes bijvoorbeeld gaat Psalm 137:9 over zonden of begeerten; die moeten vó ór ze groot worden (als ‘kinderen’ dus) op de rots Christus geslagen worden. A. van de Be ek heeft erop gewezen dat de kerkvaders met deze uitleg juist de spits van de psalm naar zichzelf ker en en dat de meest voor de hand liggende exegese, namelijk een letterlijke toepassing op degenen die hen vervolgden niet voorkomt; A. van de Beek, ‘Uw kinderen tegen de rots. De vroegke rkelijke receptie van Psalm 137:9’, Marturia 5/9 (2013), p. 2-9 (www.evangelisch-college.nl/files/get/2051.pdf ).
22 op de toekomst: als de vijand geen kinderen meer heeft, heeft hij geen toekomst en zal er dus een einde komen aan zijn heerschap- pij. 13 De bedoeling van dit beeld is geen toppunt van wreedheid of geweld tegen weerlozen, maar het verlangen dat er een einde komt aan de macht van deze onderdrukker. Sommige uitleggers hebben erop gewezen dat er in het Babylonische laagland geen rotsen voorkomen; dat zou onderstrepen dat het niet gaat om het concrete beeld, maar om de boodschap van Babels totale onder- gang. Deze ondergang was door de profeten reeds aangekondigd (Jer. 50-51); de psalm doet een beroep op wat de profeten al be- loofd hadden. In deze psalm staan Babel en Sion steeds tegenover elkaar. Het gaat om de vraag wie het voor het zeggen heeft: de God van Israël of de grootmachten van de wereld. Ten slotte is het van belang dat het slot van Psalm 137 een gebed is. Terwijl alles tegen God spreekt, brengt de dichter alles bij God. De vergelding wordt aan God gevraagd, niet in eigen hand geno- men. 14 Deze woorden zijn geen oorlogskreet of propaganda van terroristen, maar een gebed tot de levende God. Mensen die alles verloren hebben en geen enkele mogelijkheid hebben om iets te beginnen tegen de wereldmacht van Babel, beroepen zich uit hun diepe ellende op God Die recht doet. De dichter kiest de kant van God, Die eens aan alle onrecht en goddeloosheid een einde zal maken. Zijn bede is een overgave aan God en een belijdenis van zijn hartgrondige afkeer van het kwaad en van allen in dienst van het kwaad. Het gebed dat God gedenkt, betekent een einde aan de menselijke wraak en het vertrouwen dat God op Zijn tijd en wijze recht zal doen. Wie 13 Vergelijk het doden van de Israëlitische jongetjes door de farao en he t doden van de zonen van Zedekia door de koning van Babel. 14 De enige vervloeking in Psalm 137 is de zelfvervloeking als de dichter Jeruzalem zou vergeten (vers 5-6).
23 zijn handen vouwt, houdt zijn handen op dat moment bij zich. 15 Psalm 137 staat in het Oude Testament. Iets dergelijks vinden we in het Nieuwe Testament niet op deze manier. Tegelijk spreekt het Nieuwe Testament wel over het oordeel van God. Jezus kondigt Zelf het oordeel aan over Jeruzalem, inclusief de kinderen, en Hij huilt erom (Luk. 19:42-44). In het Nieuwe Testament wordt even- eens gebeden om Gods vergelding (2 Tim. 4:14), zelfs door de ver- losten in heerlijkheid (Openb. 6:10). In Openbaring wordt de val van Babylon aangekondigd, de grote vijand en tegenstander van God, en wordt een loflied gezongen op Gods vergelding (Openb. 18:6-7; 19:2). Westerse mensen hebben vaak grote moeite met de ‘wraakpsal- men’. Maar juist mensen die zelf vreselijk geweld hebben mee- gemaakt en voor wie geen enkele weg van recht meer openstaat, putten er troost uit: we mogen al het onrecht en zelfs onze eigen wraakzucht in Gods hand leggen en Hij zal eens recht doen. Het zou pas echt vreselijk zijn als God niet zou toornen over alle on- recht en zonde op aarde en er niet eens een einde aan zou maken! 16 Zo’n psalm stelt ons ook de vraag of wij ons als westerse, moderne mensen niet te makkelijk neerleggen bij zonde, geweld en onrecht. Misschien kunnen wij daarom zo’n psalm maar zo moeilijk zin- gen. Dietrich Bonhoeffer heeft in een preek over Psalm 58 gesteld dat je wel heel dicht bij God moet leven om zo te kunnen bidden: vol van Gods heiligheid, bewogen om Gods recht, verlangend naar 15 Zie over Psalm 137: J. Goldingay, Psalms, Baker Commentary on Old Testament Wisdom and Psalms, Grand Rapids 2008, vol. 3, p. 607-614; C.B. Hays, ‘How Shall We Sing? Psalm 137 in Historical and Canonical Context’, Horizons in Biblical Theology 27 (2005), p. 35-55; F.L. Hossfeld, E. Zenger, Psalms 3. A Commentary on Psalms 101-150, Hermeneia, Minneapolis 2011, p. 518-523. Over de wraakpsalmen, zie ook W. Brueggemann, Praying the Psalms. Engaging Scripture and the Life of the Spirit, Eugene 2007 2, p. 63-81; E. Zenger, Ein Gott der Rache? Feindpsalmen verstehen, Freiburg 1994. 16 Zie M. Volf, Exclusion and Embrace. A Theological Exploration of Identity, Otherness, and Re- conciliation, Nashville 1996, die als Kroaat na de oorlogen in het voormalige Joegosl avië schrijft over verzoening.
24 Zijn Koninkrijk. 17 Vanuit dat perspectief staan wij niet op een hoger niveau, waarbij we op zo’n psalm neerkijken, maar is hij te hoog voor ons. Bovendien is Gods oordeel zo rechtvaardig dat wij daar zelf ook onder vallen. Hij overziet alles, Hij doorgrondt ons hart, Hij alleen heeft de kennis, de macht en het recht om volkomen recht te doen. Waar blijven wij zelf als Hij onze daden, gedachten en verlangens in het gericht brengt? Het Nieuwe Testament wijst zulke psalmen niet af; ze worden ook niet herhaald. En vooral: Gods oordeel is neergekomen op de Enige Die het niet verdiend had, maar Die Zich overgaf in de plaats van zondaren: Zijn eigen Zoon. God heeft Zijn eigen Kind gegeven. Bij alles wat wij niet begrijpen, uit de Bijbel en uit ons eigen leven, kunnen we alleen in Hem rust vinden met onze vragen. Daarom hoort het bij elkaar: het gebed om vergeving, zoals Christus ons dat leert, en (in zo’n situatie als waar de psalm over spreekt) het gebed om recht. Dat is het gebed: ‘Uw Koninkrijk kome.’ 18 Balans Bovenstaande punten zijn niet een ‘oplossing’ van het geweld in het Oude Testament. Als ik na alle uitleg het slot van Psalm 137 nog een keer lees, had ik nog steeds veel liever dat het er niet stond of in elk geval niet zo. Wij hebben als moderne mensen moeite met het vele geweld dat we in de Bijbel tegenkomen; we hebben niet overal een oplossing voor. Het is belangrijk om dat eerlijk te er- kennen; goedkope apologetiek is geen oplossing. Tegelijk mogen we niet onze hedendaagse normen opleggen aan de Bijbel, maar moeten we die verstaan in die cultuur, die tijd en die heilshistori- sche situatie. Bovenstaande punten zijn van belang om die context te verdisconteren. We moeten de teksten in al hun weerbarstigheid 17 D. Bonhoeffer, Illegale Theologenausbildung: Finkenwalde 1935-1937, DBW 14, Gütersloh 1996, p. 980-988. 18 Vergelijk de uitleg in de Heidelbergse Catechismus, zondag 48.
25 laten staan. Juist waar het schuurt met onze opvattingen of onze cultuur is het nodig om zorgvuldig te luisteren wat het Woord zelf wil zeggen. II. Geweld in opdracht van God Veel vormen van geweld in het Oude Testament zijn wellicht te verklaren vanuit de toenmalige cultuur en omstandigheden. Van veel onrecht dat beschreven wordt, is het duidelijk dat het voor- komt als een negatief voorbeeld, iets wat het Oude Testament zelf expliciet of impliciet veroordeelt. Daarbij kan gewezen worden op het realisme van de Bijbel en de boodschap dat God eens recht zal doen en vrede zal brengen. En toch: wat dan te denken van die teksten waarin God Zélf geweld gebruikt? Of, voor ons besef nog moeilijker, waarin Hij mensen oproept dat te doen? Beide zijn geen uitzondering. Volgens een telling die vaak wordt aangehaald, wordt op ongeveer duizend plaatsen in het Oude Testament gesproken over Gods toorn, wraak en gericht. In meer dan honderd teksten is er sprake van een uitdrukkelijke opdracht van God om mensen te doden. 19 Het gaat dus niet om een randverschijnsel, dat de boodschap van het Oude Testament niet wezenlijk zou raken. Het is daarom terecht dat dit thema tegenwoordig volop in de belangstelling staat, na een periode waarin het zorgvuldig vermeden werd, omdat het niet zou passen bij een God van liefde. 20 Hoe kun je als christen met deze vragen omgaan? Hoe kan God nu opdragen om mensen, zelfs hele volken, zonder pardon uit te roeien? Is dat Dezelfde als de Vader van de Heere Jezus Christus, 19 R. Schwager, Brauchen wir einen Sündenbock? Gewalt und Erlösung in den biblisch en Schriften, München 1978, p. 65, 70. 20 Zie voor de geschiedenis van het onderzoek van dit thema: G. Baumann, Gottesbilder der Ge- walt im Alten Testament verstehen, Darmstadt 2006, p. 37-79; N. Lohfink, ‘“Gewalt” als Thema alttestamentlicher Forschung’, in id. (red.), Gewalt und Gewaltlosigkeit im Alten Testament, QD 96, Freiburg 1983, p. 15-50; Peels, God en geweld, p. 16-22.
26 Die kwam om het verlorene te zoeken en te redden? Wat moeten we met dat geweld in Naam van God Zelf ? Verschillende visies Geweld in opdracht van God Zelf is op een aantal manieren ge- duid. Ik bespreek kort twee hoofdlijnen uit het onderzoek, aan de hand van de opdracht van God om de volken van Kanaän uit te roeien (Deut. 7). 21 Enerzijds wordt gesteld dat God deze opdracht niet gegeven kan hebben, anderzijds wordt verdedigd dat dit ge- bod van God komt en rechtvaardig is. Na de bespreking van deze visies zet ik mijn eigen opvatting uiteen. Volgens de eerste opvatting kan God nooit de opdracht hebben gegeven om volken uit te roeien. Het gebod om de Kanaänitische volken uit te roeien is volgens hen niet afkomstig van God, maar slechts de opvatting van mensen. De Bijbelschrijvers waren wel van mening dat God dit wilde, maar daarmee projecteerden ze hun eigen gedachten ten onrechte op God. Iemand die deze opvat- ting verdedigt, is Sam Janse. In zijn boek De tegenstem van Jezus stelt hij op grond van de doorgaande lijn in het Oude en Nieuwe Testament dat God niet wil dat mensen worden uitgeroeid. ‘Als sommige schrijvers van oudtestamentische teksten dat zo hebben voorgesteld, hebben ze hun eigen kleinmenselijke gedachten ver- mengd met wat ze van God en Zijn heilsplan hadden ontdekt.’ 22 Deze opvatting geeft een duidelijk antwoord op de problematiek; het geweld is immers geen opdracht van God meer, maar een idee van mensen. 21 Zie voor een bredere bespreking van de verschillende opvattingen A. Versluis, Geen verbond, geen genade: Analyse en evaluatie van het gebod om de Kanaänieten uit te roeien (Deutero - nomium 7), Zoetermeer 2012, p. 280-292. Engelse vertaling en bewerking: Arie Versluis, The Command to Exterminate the Canaanites: Deuteronomy 7, OTS 71, Leiden 2017. 22 S. Janse, De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament, Zoetermeer 2006, p. 23.
27 Volgens andere auteurs zijn er in de Bijbel verschillende stemmen te horen, die elkaar ook kunnen corrigeren of tegenspreken. Het gebod om de Kanaänitische volken uit te roeien zou volgens deze opvatting gecorrigeerd worden door andere teksten uit het Oude Testament, die positief spreken over andere volken of over vreem- delingen. 23 Andere auteurs stellen dat het uitroeiingsbevel gecor- rigeerd wordt door het Nieuwe Testament, waar Jezus laat zien hoe God werkelijk is. 24 Sommige auteurs zijn van mening dat bepaalde teksten uit het Oude Testament terzijde geschoven moeten wor- den als vóór- of zelfs antichristelijk. 25 Deze interpretaties hebben echter verschillende bezwaren. In het Oude Testament wordt het uitroeiingsbevel namelijk meerdere ke- ren expliciet beschreven als een opdracht van God Zelf. 26 Als dat wordt opgevat als een onjuiste menselijke interpretatie of religi- eus ingeklede zelfrechtvaardiging, heeft dat grote gevolgen voor de visie op het Oude Testament als zodanig. Blijkbaar is het Oude Testament dan niet altijd een betrouwbaar getuigenis van Gods daden, ook als het dat wel claimt. Wat het vermeende contrast met het Nieuwe Testament betreft, is een belangrijk bezwaar dat de uitroeiing van de Kanaänitische volken en ander geweld dat volgens het Oude Testament in op- dracht van God heeft plaatsgevonden, nergens wordt afgewezen door Jezus Zelf of door het Nieuwe Testament als geheel. Deze 23 Bijvoorbeeld C. Houtman, De Schrift wordt geschreven. Op zoek naar een christelijke herme- neutiek van het Oude Testament, Zoetermeer 2006, p. 494-497. 24 Bijvoorbeeld E.A. Seibert, Disturbing Divine Behavior. Troubling Old Testament Images of God, Minneapolis 2009, p. 169-207; id., The Violence of Scripture. Overcoming the Old Testament’s Troubling Legacy, Minneapolis 2012, p. 95-112. Seibert maakt onderscheid tussen het beeld van God dat in het Oude Testament getekend wordt (‘characterization’) en hoe God werkelij k is (‘character’). Het criterium om te bepalen of een tekst echt iet s over God openbaart, is wat Jezus over God laat zien. Jezus verkondigt volgens Seibert een God van liefde, Die vriendelijk is voor zondaren en Die geen geweld gebruikt. 25 Zo C.S. Cowles in id. e.a., Show Them No Mercy. 4 Views on God and Canaanite Genocide, Grand Rapids 2003, p. 36: ‘Since Jesus has come, we are under no obli gation to justify that which cannot be justified, but can only be described as pre-Christ, su b-Christ, and anti-Christ.’ 26 Zie Versluis, Geen verbond, geen genade, p. 192-198.
28 interpretatie raakt daarom niet alleen de visie op het Oude, maar ook op het Nieuwe Testament. Als het Oude Testament over het oordeel over de Kanaänitische volken spreekt, wordt bovendien vaak vermeld dat Israël hetzelfde oordeel te wachten staat als het deze volken navolgt. Juist bij Is- raël als het volk van Gods verbond staat alles op scherp. Op Gods oordeel over Israël wordt in het Oude Testament veel meer nadruk gelegd dan op zijn oordeel over de Kanaänieten of andere volken. Dat pleit tegen een interpretatie van het uitroeiingsbevel als louter religieuze zelfrechtvaardiging. Het Oude Testament beschrijft niet de ideologie van de overwinnaars, eerder van de verliezers. Volgens de tweede opvatting is de opdracht om de Kanaänieten uit te roeien inderdaad afkomstig van God Zelf, maar kan het worden uitgelegd waarom dit gebod gerechtvaardigd was. Een opdracht van God is immers per definitie rechtvaardig. Deze opvatting komt bijvoorbeeld voor bij Augustinus en Calvijn. Wanneer Mozes zelf iets dergelijks bevolen had, aldus Augustinus, zou het een grote zonde zijn; maar als God het gebiedt, is het rechtvaardig. Calvijn stelt hetzelfde. De dienst van God moet ons meer waard zijn dan het leven van alle mensen van de wereld, zegt hij in een preek. 27 Ook deze interpretatie roept echter vragen op. Als het beroep op Gods rechtvaardigheid het einde van alle vragen moet zijn, maakt het dan wel uit waarom God met Zijn oordeel komt; moet er dan wel een reden voor zijn, anders dan het feit dat God het zegt? Ma- ken we Gods handelen dan echter niet willekeurig? De Bijbel zegt zeker dat God rechtvaardig is. Tegelijk mag Abraham in zijn gebed voor Sodom wel uitvoerig de vraag stellen of God dan geen recht zal doen (Gen. 18:23-33). De Bijbel gaat ons ook voor in de worste- 27 Augustinus, Contra Faustum 22,72 (ed. I. Zycha, CSEL 25/1, Praag 1891, p. 670); Calvijn, Preek over Deut. 7:1-4 (CO 26:498).
29 ling met God en Zijn oordeel (Ps. 119:120). Het is bovendien op- vallend dat de opdracht om de Kanaänitische volken uit te roeien in het Oude Testament vaak gemotiveerd wordt. Dat gebeurt nooit met alleen een beroep op Gods rechtvaardigheid. 28 Een andere manier waarop het uitroeiingsbevel soms verklaard wordt, is door te benadrukken hoe slecht deze volken waren. Ze waren moreel totaal verdorven, daarom móést God hen wel laten uitroeien. Sommige auteurs gaan zelfs zover dat ze het een zegen noemen voor de kinderen van deze volken; de dood zou hen im- mers bewaren voor de invloed van zo’n decadente cultuur. 29 Het motief voor een dergelijke verklaring is vooral apologetisch. Het suggereert echter dat het aantoonbaar is dat de Kanaänitische volken moreel slechter waren dan andere volken. Dat laatste wordt echter nergens in het Oude Testament met zoveel woorden ge- zegd; wel wordt gezegd dat Israël nog meer kwaad doet dan de vol- ken van Kanaän (2 Kon. 21:9, 11). Deze benadering gaat soms ge- paard met beweringen over de Kanaänitische cultuur die volstrekt niet aantoonbaar zijn. 30 In dat geval is sprake van een vorm van goedkope apologetiek, waarvan we beter afscheid kunnen nemen. God en geweld Hoe kunnen christenen vandaag oudtestamentische teksten over geweld in opdracht van God dan wel lezen? Wat laten ze zien over hoe God Zich in het Oude Testament openbaart? Ik ga op drie punten in. 31 28 Zie Versluis, Geen verbond, geen genade, p. 155-163, 209-216, 298-301. 29 P. Copan, ‘Is Yahweh a Moral Monster? The New Atheists and Old Testament Ethics’, Philosophia Christi 10 (2008), p. 26; C. Jones, ‘We Don’t Hate Sin So We Don’t Understand What Happened to the Canaanites. An Addendum to “Divine Genocide” Arguments’, Philosophia Christi 11 (2009), p. 55-66. 30 Bijvoorbeeld in B. Hobrink, Moderne wetenschap in de Bijbel, Hoornaar 2005, p. 29-33. 31 Zie hiervoor breder Versluis, Geen verbond, geen genade, p. 292-318.
30 1. Gods liefde en toorn horen bijeen In de manier waarop de Bijbel spreekt over God, gaan Zijn liefde en toorn, Zijn barmhartigheid en gerechtigheid samen op. Wij zien dat snel als een tegenstelling, maar het staat in het Oude Testament vaak naast elkaar. Een belangrijke tekst in dit verband is Exodus 34:6-7. Op een cruciaal moment, vlak na de zonde met het gouden kalf, zegt de Heere Zelf Wie Hij is; dat is de grond van Israëls voortbestaan. In vele oudtestamentische teksten worden deze woorden aangehaald. De Heere is ‘barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw’. Hij bewijst goe- dertierenheid aan duizenden en vergeeft alle zonde. Tegelijk laat Hij de zonde niet ongestraft (Ex. 34:6-7). Enerzijds is sprake van Gods zeer grote barmhartigheid en trouw tegenover Israël, ander- zijds op hetzelfde niveau van Zijn toorn en vergelding. Gods liefde en toorn vormden voor de auteurs van het Oude Testament blijk- baar geen tegenstelling. Dit hangt samen met de notie van Gods heiligheid. Gods heiligheid is zowel reden voor Zijn oordeel (Lev. 10:3; Jes. 5:24) als voor Zijn genade (Jes. 41:14; Hos. 11:9). Als gevolg van Gods toorn kan een vernietigend gericht plaatsvin- den, tegen een persoon, maar ook tegen volken of de hele mens- heid. Dat blijkt bij de zondvloed (Gen. 6-8), de verwoesting van Sodom en Gomorra (Gen. 19) en bij het oordeel over Babel in de profeten (Jer. 50-51). Het oordeel van God laat de ernst van de zonde zien, Gods hart- grondige afkeer van alle onrecht, ongehoorzaamheid en zonde. Zijn heiligheid is ontzagwekkend, Zijn oordeel is huiveringwek- kend, omdat de zonde tegen Zijn heiligheid zo weerzinwekkend is. God is de gans Andere, de Heilige. De teksten waaraan wij ons sto- ten, laten ook zien dat ik Hem als klein, zondig mens nooit in de vingers kan krijgen. De Bijbel spreekt ook over God Die te vrezen is (Deut. 7:21) en over mensen die voor Zijn Woord beven (Jes. 66:2).
31 Het samengaan van Gods liefde en toorn is niet alleen de bood- schap van het Oude Testament, maar ook van het Nieuwe. De Heere Jezus gebruikt geweld om mensen uit de tempel weg te ja- gen en Hij spreekt over het oordeel van God, zelfs over een eeuwig oordeel (veel explicieter dan dat in het Oude Testament gebeurt). Ook in het Nieuwe Testament horen Gods liefde en toorn bijeen (bijvoorbeeld Joh. 3:16-18). In het boek Openbaring is eveneens sprake van Gods grote gericht dat komt en van de toorn van God en het Lam (Openb. 6:16). Uiteindelijk is de notie van het laatste gericht en het eeuwige oordeel niet makkelijker te accepteren dan allerlei vormen van goddelijk geweld in het Oude Testament. Dat plaatst ons voor de vraag of wij het sowieso nog accepteren dat God ons als Rechter zou oordelen. In het Oude Testament is een aantal keren sprake van een haast allesomvattend gericht: de zondvloed, de verwoesting van Sodom en Gomorra en de uitroeiing van de Kanaänieten. In het licht van de hele Schrift kan dat gelezen worden als een voorspel en voor- beeld, een anticipatie op het eindgericht. De Kanaänieten worden soms getekend als de belichaming van al het kwaad dat zich tegen God en Zijn volk richt. Het vreselijke en totale oordeel op dat mo- ment in de geschiedenis is als het ware een voorbode van Gods grote oordeel aan het einde van de tijd. 32 Het Nieuwe Testament legt dat verband expliciet tussen de zuivering van de aarde door de zondvloed en door het komende gericht (2 Petr. 3:6-7). 2. Gods geduld en barmhartigheid hebben het overwicht Gods toorn kan aanleiding zijn tot een vernietigend gericht. Te- gelijk is in het geheel van het Oude Testament duidelijk dat Zijn liefde het overwicht heeft. De Heere houdt Zijn liefde en trouw voor duizend geslachten; Hij vergeldt persoonlijk wie Hem haten 32 Zie Versluis, Geen verbond, geen genade, p. 301-304.
32 (Deut. 7:10). Hij is traag tot toorn, maar haast Zich om genadig te zijn. Zijn toorn duurt een ogenblik, maar een leven lang Zijn trouw (Ps. 30:6; Jes. 54:8). In Hosea 11 wordt gesproken over een worsteling in God Zelf, waardoor Hij Israël niet kan overgeven aan het oordeel; Zijn eigen hart verhindert dat. Omdat Hij de Heilige is, zal Hij Israël niet vernietigen (Hos. 11:8-9). Datzelfde blijkt op momenten dat God wel Zijn oordeel uitvoert. Bij de zondvloed is er eerst sprake van Gods berouw en verdriet (Gen. 6:6). Zijn oordeel komt niet van harte, maar als het ware met een bezwaard hart, met tegenzin. 33 In Genesis 15 gaat het over de ongerechtigheid van de Amorieten, een van de volken van Kana- an. De maat van hun ongerechtigheid is ten tijde van Abram nog niet vol. Die formulering suggereert een lang geduld van de Heere (vierhonderd jaar wordt genoemd) vóór Hij met Zijn oordeel komt. Het oordeel komt blijkbaar pas als de zonde zich zo lang heeft opgestapeld (zie ook 2 Kon. 21:11-15; 23:26-27). En voordat God Sodom en Gomorra gaat verwoesten, heeft Hij eerst een indrin- gend gesprek met Abraham. God Zelf nodigt hem daartoe uit en Abraham bevraagt God erop of de Rechter van de hele aarde wel recht doet. Het feit dat de Heere Abraham steeds tegemoetkomt, suggereert eveneens Zijn grote geduld met de bevolking vóór Zijn oordeel komt. Zijn oordeel is niet onbewogen; met verdriet en pas na lang geduld komt Gods gericht. De geschiedenis van Rachab suggereert dat zelfs voor de Kanaänitische volken het oordeel niet onontkoombaar was; zij wordt opgenomen in Israël (Joz. 6:25). 34 In het Oude Testament wordt heel vaak gemotiveerd waarom God met Zijn oordeel komt. Bij de uitroeiing van de Kanaänieten is geen sprake van racisme of vergelding, maar de motieven zijn 33 Zo S.N. Williams, ‘Could God Have Commanded the Slaughter of the Canaanites?’, Tyndale Bulletin 63 (2012), p. 173. 34 Hoewel nergens in het Oude Testament gezegd wordt dat die mogelijkheid aan alle Kanaänie- ten werd aangeboden, wordt Rachabs opname in Israël op een positieve manier beschreven.
33 theologisch van aard. In Deuteronomium 7 wordt als motief met name de (bedreigde) identiteit van Israël genoemd; door de verlei- ding van de Kanaänieten zou de exclusieve relatie tussen de Heere en Israël op het spel komen te staan. Vaker worden de zonden van deze volken benadrukt, met name kinderoffers en ongeoorloofde seksuele praktijken. Deze motivering neemt onze moeite niet weg. Het Oude Testament benadrukt echter dat Gods oordeel wel hui- veringwekkend is, maar niet grillig of willekeurig. 3. Lezen in het licht van het Nieuwe Testament Een christen kan het Oude Testament nooit lezen los van het Nieu- we Testament. Dat plaatst de geweldsteksten uit het Oude Testa- ment in het verband van de hele Schrift en van de heilsgeschiede- nis, die uitloopt op de komst van Gods Zoon, Jezus Christus, en die uitziet naar Zijn wederkomst. Er is sprake van voortgang in de heilsgeschiedenis; daarom is de situatie van Israël in het Oude Testament niet dezelfde als die van de christelijke kerk vandaag. Het Nieuwe Testament is niet een correctie op het Oude Testa- ment. Het Oude Testament is de heilige Schrift waarop Christus en de apostelen zich beroepen. Een tegenstelling tussen het Oude Testament als boek van Gods toorn en vergelding en het Nieuwe Testament als openbaring van Gods liefde en vergeving doet aan beide geen recht. De oplossing van Marcion (tweede eeuw) om de God van het Oude en het Nieuwe Testament tegenover elkaar te stellen, is dan ook vanaf het begin door de christelijke kerk ver- worpen. Jezus zegt Zelf dat Hij niet gekomen is om de wet en de profeten af te schaffen, maar om ze te vervullen. Het Nieuwe Testament veroordeelt ook niet het geweld dat in het Oude Testa- ment gebruikt wordt in Naam van God. Het wordt niet allemaal op dezelfde manier herhaald, maar het wordt ook nergens verworpen als gebod van God in die tijd. De ondergang van de Egyptenaren
34 in de Schelfzee (Hebr. 11:29) of de uitroeiing van de Kanaänitische volken (Hand. 7:45; 13:19; Hebr. 11:31) worden aangehaald zonder enige vermelding van moeite met deze gebeurtenissen. Tegelijk is er wel sprake van voortgang in de heilsgeschiedenis. Gods oordelen over de zonde in het Oude Testament brachten geen definitieve verandering teweeg. Zowel voor als na de zond- vloed wordt vermeld dat het hart van de mens verkeerd is (Gen. 6:5; 8:21). Na de ballingschap dreigt opnieuw het gevaar van ver- menging met andere volken (Ezra 9:1). Dit loopt er ten slotte op uit dat God in Christus Zelf het oordeel over de zonde op Zich neemt. God heeft het oordeel gelegd op Zijn eigen Zoon; alleen in dat licht kunnen we dan ook nadenken over het oordeel van God. In het kruis komen vreselijk menselijk geweld en Gods toorn over de zonde samen. Christus heeft plaatsvervangend het oordeel gedragen. Daarmee breekt er een nieuwe fase van Gods heilshandelen aan. In het Oude Testament zijn genade en gericht meestal beperkt: alleen Israël is het volk van God en het oordeel over andere vol- ken hangt meestal samen met hun relatie tot Israël. In het Nieuwe Testament, na Pinksteren, verandert dat. Het heil gaat nu uit naar alle volken; de scheidsmuur tussen Jood en heiden wordt door het sterven van Christus afgebroken (Ef. 2:11-22). Het oordeel van God treft dan ook niet langer collectief hele volken (op basis van hun etniciteit), zoals bij de uitroeiing van de Kanaänitische volken in het Oude Testament. Het oordeel van God wordt in het Nieuwe Testament bovendien veel meer in Gods hand gelegd. Jezus’ Koninkrijk is niet van deze wereld en Zijn weg is niet die van wapens maar van het kruis (Joh. 18:36). Petrus moet zijn zwaard wegdoen als hij Jezus in de hof van Gethsémané wil verdedigen (Matth. 26:51-54). De wraak en vergel- ding komen God toe; daarom wordt het volk van God opgeroepen
35 tot vrede (Rom. 12:17-21). Er is wel sprake van strijd, maar dan een geestelijke strijd, met geestelijke wapens, namelijk de verkondi- ging van het Woord en het gebed (Ef. 6:10-17). Gods oordeel vindt in het Nieuwe Testament meestal niet plaats in de geschiedenis, maar wordt uitgesteld tot het eindgericht. In het Oude Testament vallen genade en gericht meestal samen, zo- als ook Johannes de Doper verwachtte (Matth. 11:2-6). Juist het element van de wraak van God over Zijn vijanden noemt Jezus echter niet als Hij de woorden uit Jesaja 61 citeert. Dat oordeel komt wel, maar het wordt verlegd naar de toekomst. Verschillende teksten in het Nieuwe Testament spreken dan ook over Gods lank- moedigheid (Matth. 13:24-30; Jak. 5:7-9; 2 Petr. 3:9). Dat eschato- logische perspectief onderstreept dat Gods Koninkrijk nooit door ons of door geweld te realiseren is, maar biddend te verwachten (cf. Zach. 4:6). Conclusie Wie de teksten over geweld in het Oude Testament leest in het ver- band van de hele Schrift, zet ze niet aan de kant als een verkeerde, menselijke interpretatie; ook niet als een achterhaalde voorfase van het christelijk geloof. Ze horen bij het geheel van de Schrift en dat geweld wordt door Christus en de apostelen niet veroordeeld. Juist waar dergelijke passages schuren met ons wereldbeeld of dwars ingaan tegen onze gevoelens, laten ze iets zien van wie wij mensen zijn, waartoe wij in staat zijn en in welke gebroken wereld wij leven. Deze passages laten ook zien Wie God is, de gans An- dere, Die in Zijn heilige toorn met een vernietigend gericht over de zonde kan komen, God Die te vrezen is. Ik kan Zijn handelen niet altijd begrijpen of verklaren. Maar Gods openbaring is ook doorgegaan. Hij heeft Zich in Zijn Zoon ten volle geopenbaard. Daarachter kunnen wij niet terug en
36 juist daarom kan ik de uitroeiing van de Kanaänitische volken niet geheel begrijpen. Met de komst van Jezus Christus zijn er dingen beslissend veranderd (de positie van de volken, de mogelijkheid van het gebruik van geweld door het volk van God). Daarachter kunnen wij niet terug, hetzij om even uit te leggen waarom dit moest gebeuren, hetzij om het te veroordelen. Die voortgang van Gods openbaring maakt ook duidelijk dat ge- weld dat in het Oude Testament plaatsvond, soms in opdracht van God Zelf, nooit zomaar herhaalbaar is. Slechts eenmaal, met het oog op één specifieke groep volken en voor een beperkte tijd (zie Richt. 2:3) wordt Israël opgeroepen om de volken van Kanaän uit te roeien. Het was blijkbaar de wil van God in die specifieke context en in die fase van de heilsgeschiedenis. Het is deel van de weg die God gekozen heeft om te gaan met Zijn volk en de mensheid. Maar een christen leest zulke teksten altijd in het geheel van de Schrift. De boodschap van het Nieuwe Testament is volstrekt hel- der en daar zijn christenen wereldwijd het over eens: een christen is geroepen om de vrede te zoeken en zijn vijanden lief te hebben (Matth. 5:44). In het verband van de hele Bijbel kunnen gewelds- teksten nooit gebruikt worden om geweld in het heden te legitime- ren. Daarom is het Oude Testament niet gevaarlijk. Wij hebben niet op alle vragen en moeiten een antwoord. Dat mag ons bescheiden maken. Maar de Schrift verkondigt ons wel Wie God is, in Zijn heiligheid én Zijn genade. God heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard. De aarde zal eens vol zijn van de kennis van Hem, van recht en gerechtigheid, van volkomen vrede.