9 1. De beleving van advent Wat is het eerste heilsfeit? U zult zeggen: ‘Dat is het Kerstfeest.’ En dat is waar. Toch begin- nen we dit boekje niet met Kerstfeest, maar met advent. Zo is het in het kerkelijke leven, en zo is het ook in het bevindelijke leven van Gods kinderen. Aan de komst van Christus ging een periode vooraf. Kerstfeest werd door God eerst heel nauwkeurig voorbereid. Zonder voorbereiding was er geen plaats voor Christus geweest. Wat kunnen we daaruit leren voor het geestelijk leven? De openbaring van Christus in het hart wordt ook eerst voorbereid. Daar- om zeggen wij weleens: Het begint niet met Christus. Ten diepste begint het wel met Christus, want er kan geen geestelijk leven zijn buiten Christus. Maar het begint niet met de Persoonskennis van Christus. Aan de kennis van Christus gaat een toeleidende weg voor - af. Een voorbeeld daarvan vinden we in de Christenreis van Bunyan. Er ligt een weg tussen stad Verderf en het Poortje. Eerst ziet Christen dat Poortje niet eens. Hij ziet slechts een licht- schijnsel. Onder de toeleidende weg verstaan
10 we het plaatsmakende werk van de Heilige Geest, waarin de zondaar leert dat Christus’ komst noodzakelijk is. Dit bestaat niet alleen in het ontdekken aan de zonde, maar ook in het leren sterven aan de eigengerechtigheid. De Heilige Geest maakt het leven buiten Christus voor zo’n zondaar onmogelijk. Is dat nu nog nodig? Christus ís toch al geko- men? Kunnen mensen Hem dan niet gewoon aannemen? Om deel te krijgen aan Zijn komst, moet deze ‘toegepast’ worden aan ons hart. Dat gebeurt door het plaatsmakend werk van de Heilige Geest. Aan de komst van Christus gaat een verwachting vooraf. Hoe gaat een mens naar Christus verlangen? Toen aan Adam en Eva de eerste adventsbelofte gegeven werd, ging daar wel wat aan vooraf. Eerst werden zij voor Gods rechterstoel geroepen en tot schuld- bekentenis gebracht. Hun vijgenbladeren bo- den geen enkele bescherming. Zij stonden be- vende voor God, in hun diepe verlorenheid. Toen werd de moederbelofte gegeven. Aan de weg der verlossing gaat een schuldbelijde- nis vooraf. Na die belofte is er een gegronde verwachting ontstaan. We zien dat verlangen
11 bij Adam direct komen, want hij noemt zijn huisvrouw Heva, moeder aller levenden. Zo ontstaat er nog een adventsverwachting na een Woordopenbaring dat zalig worden nog mo- gelijk is. De vervulling van die verwachting is echter wel door een onmogelijke weg gegaan. De belofte is de vervulling nog niet. Daar ligt een tijd tussen. Op het moment dat de Heere het belooft, kan het weleens zó dichtbij zijn, dat je denkt dat je het al hebt. Als aan een kind iets beloofd wordt voor zijn of haar verjaardag, heeft het kind het cadeau nog niet in handen. Het droomt er misschien wel van. Het heeft het cadeau misschien al zien liggen achter de eta- lageruit. Maar het heeft het nog steeds niet in handen. Zien is nog geen hebben. Anders ge- zegd: Advent is nog geen Kerstfeest. Is het Bijbels om te zeggen dat er een verwach- ting voorafgaat aan de komst van Christus? De hele heilsgeschiedenis uit het Oude Testament laat dat zien. Denk aan het leven van Abraham, Izak en Jakob. Het begon in Abrahams leven met de roeping. De verwachting van of het verlangen naar Christus ontstond na de
12 belofte over het Zaad. En die verwachting is door de onmogelijkheid heen gegaan. 25 jaar heeft Abraham moeten wachten op een kind. De belofte ging pas in vervulling toen de moe- der in Sara verstorven was. Het voorbeeld van Abrahams verwachting stelt de Heere Jezus in het Nieuwe Testament ten voorbeeld voor de Joden (Joh. 8:56). Blijkbaar was dat voor hen nog altijd actueel. Ook bij Izak en Jakob ging het door het onmogelijke heen. Denk ook aan Psalm 116 en Psalm 130. Zien we dit ook in het Nieuwe Testament? Ja, dat begint ook met de geschiedenissen van de wegbereider. Dit alles ging aan de openbare omwandeling van de Heere Jezus vooraf. Het was Johannes’ taak om de wet te prediken. De Schotse prediker Erskine schrijft dat de wet met een naald vergeleken kan worden en het Evan- gelie met een draad. De naald gaat altijd vóór de draad. Ik denk ook aan de tekst die de Heere Jezus Zelf noemde: ‘Die gezond zijn, hebben de Medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.’ Wie het plaatsmakend werk loochent, zal hele stukken van het Nieuwe Testament moe- ten overslaan. Denk aan de geschiedenis van de blindgeborene, van de Samaritaanse vrouw,
13 de gelijkenis van de wijze en de dwaze bouwer. Denk ook aan de pinksterpreek van Petrus. De apostel begint zijn hoorders eerst schuldig te stellen en spreekt daarna pas over de weg der verlossing. Denk ook aan de opbouw van de Romeinenbrief, die door de Statenvertalers een sleutel wordt genoemd tot recht verstand van de hele Schrift. Soms komt men als tegenargument met het voorbeeld van Saulus van Tarsen. Maar … open- baarde Christus Zich aan hem zonder voorbe- reiding? Nee! Christus zei niet: ‘Saul, Ik ben uw Zaligmaker. Ik heb voor u in de kribbe gelegen.’ Nee, Hij verscheen eerst als Vertegenwoordiger van het recht van God. En wanneer maakte de Heere Jezus Zich bekend als Zaligmaker in het hart van Saulus? Drie dagen later. Ook bij Saulus is er dus een verwachting aan voorafgegaan. De adventsprediking is ontdekkend voor dege- nen die het plaatsmakende werk voor Christus missen. De adventsprediking is echter waarde- vol voor mensen die dit uitzien herkennen. Zij voelen zich onbegrepen als men het geestelijk leven laat beginnen met de geloofsomhelzing van Christus. En aan de andere kant beseffen
14 zij maar al te goed dat er een gemis is dat ver- vuld moet worden. Zij kunnen van de honger niet leven, maar zien uit naar verzadiging. De adventstijd maakt duidelijk dat het niet begint met de openbaring van de Zaligmaker. Het be- gint niet met Kerstfeest. Maar advent alleen is niet genoeg. Het kan ook niet zonder de ken- nis van de Zaligmaker. Onder de openbaring van de Middelaar verstaan we dat Hij Zichzelf openbaart in het hart van een mens. Dat is nodig. Christus is een verborgen Persoon. De openbaring van Christus noemen wij ‘de bele- ving van Kerstfeest’. Kun je weten of je dat hebt meegemaakt? Toen het volk van Israël voor de Rode Zee stond, was er geen weg. Dat werd omkomen. Achter hen waren de Egyptenaren en aan weerszijden wa- ren de bergen. Vóór hen was de zee. Toen baan- de God een weg, waar geen weg was, zodat ze veilig naar de overzijde konden. Zullen ze dat ooit vergeten zijn? Zo is het ook met de open- baring van Christus. Dan baant God een weg, waar geen weg is. Dat weet een mens toch! Een predikant zei eens: ‘Sommige mensen worden gered uit een droge sloot.’ Met andere woor -
15 den: men wist er zelf uit te kruipen. Dan is de redding geen wonder. Dat is zelfs geen redding, want in een droge sloot verdrink je niet. Christus haalt Zijn volk echter uit de ruisende kuil en uit het modderig slijk. En dat is een wonder. 1. Wat betekent advent? Het woord ‘advent’ komt van het Latijnse woord ‘adventus’ = komst. 2. Waarom gaan er aan het heilsfeit van Kerst- feest adventsweken vooraf? De komst van Christus werd vanuit de hemel zorgvuldig voorbereid. God heeft Zijn Zoon niet zonder voorbereiding naar de aarde gezonden. 3. Wat leren we hieruit voor het geestelijk leven? De geboorte van Christus in het hart wordt ook voorbereid. We spreken over ‘de toeleidende weg’ en het plaatsmakende werk voor Christus. 4. Wat verstaan we onder de toeleidende weg? Het is het plaatsmakende werk van de Heilige Geest waarin de zondaar leert dat de komst van Christus noodzakelijk is. 5. Maar Christus is nu toch reeds gekomen? Christus kwam in de wereld, maar er zal ook een komst moeten zijn persoonlijk in ons hart.
16 6. Hoe ontstaat de adventsverwachting? God wees aan Adam en Eva niet terstond een weg der ontkoming aan. Eerst werden zij door God ter verantwoording geroepen. Zij werden aan hun zonde ontdekt en moesten die leren belij- den. Toen zij voor God stonden in hun verloren- heid wekte God verwachting door het geven van de moederbelofte. 7. Wat betekent in dit verband de uitdrukking: ‘Zien is nog geen hebben’? De belofte is nog niet gelijk aan de vervulling. Advent is nog geen Kerst. 8. Is het Bijbels om te zeggen dat er een ver- wachting aan Christus’ komst voorafgaat? Ja, dit blijkt uit de heilsgeschiedenis in het Oude Testament. Denk ook aan het leven van personen als Abraham, Izak en Jakob. 9. Wat valt op bij de oudtestamentische advents- beleving? Dat de verwachting nooit langs de weg van de berekening verloopt. 10. Wat kan gezegd worden als men de oudtesta- mentische bewijzen verwerpt? Christus beriep Zich ook voortdurend op Mozes en de Profeten. De apostelen beriepen zich ook op het leven van de oudtestamentische gelovigen.
17 11. Is het plaatsmakende werk ook te bewijzen uit het Nieuwe Testament? Het Nieuwe Testament begint met de figuur en het werk van de wegbereider, Johannes de Doper. 12. Zijn er nog andere bewijzen in het Nieuwe Testament? Te veel om op te noemen: – Teksten die spreken over de ontdekkende functie van de wet. – De uitspraak van Christus: ‘Die gezond zijn, hebben de Medicijnmeester niet van node.’ – De ziekengenezingen waarmee Christus gees- telijke lessen leerde. – De handelwijze van Christus met bijvoorbeeld de blindgeborene en de Samaritaanse vrouw. – Vele gelijkenissen, zoals bijvoorbeeld die van de wijze en dwaze bouwer en de gelijke- nis van het zaad op steenachtige plaatsen (geloof zonder zondekennis). – De Pinksterpreek van Petrus, die eerst uitliep op verslagenheid. – De opbouw van de Romeinenbrief, die de Sta- tenvertalers noemen de sleutel tot het recht verstand der gehele Heilige Schrift. 13. Wat is vreemd aan het ontkennen van de noodzaak van dit voorbereidende werk?
18 Het is volstrekt tegen elke logica in om de ver- lossing aan de ellendekennis te laten voorafgaan. In het natuurlijke leven behoeft dit geen enkel bewijs. 14. Maar Christus openbaarde Zich aan Saulus toch zonder voorbereiding? Christus openbaarde Zich aan Saulus als Rechter, en niet meteen als Verlosser. 15. Waarom is de prediking van advent zo waarde- vol? Het is tot onderwijs en troost van degenen die door de Heere uitziende zijn gemaakt. 16. Wat maakt advent ons duidelijk? Dat het niet begint met de kennis van de Za- ligmaker, maar dat het ook niet kan zonder de kennis van de Zaligmaker. 17. Wat verstaan we onder de openbaring van de Middelaar? Christus is een verborgen Persoon. Onder de openbaring van de Middelaar verstaan we dat Hij Zichzelf openbaart in het hart van de mens. 18. Kan men weten of men zo’n ‘tiende ure’ heeft beleefd? Als God een weg baant waar geen weg is, is dat wonder net zo groot als ooit het pad door de Rode Zee. Dat vergeet een mens niet.