5 In de bedstee ‘Sssst...! Stil, meid!’ Riene knijpt Carla in haar rug. En samen schuiven ze nóg dieper onder de deken. Die Carla lachte ook zo hard. ‘Sssst...! Oma hoort het, hoor! Daar heb je het al!’ Oma bromt: ‘Slapen gaan, kinders!’ Hè, ze liggen zo lekker samen. Die bedstee is net een grote koets met de gordijntjes op een kiertje dichtgeschoven. Het licht van de verre avondzon schijnt naar binnen door die kier. Het maakt een streep van goud op de muur. Ze liggen diep weggedoken onder de deken. Ze hebben zo’n stille pret...! Carla zegt: ‘Hoor ’s...! Zullen we nét doen of we vogeltjes in een nest zijn? O ja leuk, en dan zijn oma en opa de twee grote vinken, hè? En dan gaan ze vliegen en eten voor ons halen... Ha-ha-ha!’ ‘Sssst...! Stil toch, meid!’ En ’t wórdt stil in het nest; heel even! Carla en Riene zijn zusjes. Ze mogen een poosje bij oma en opa wonen, want hun vader en moeder zijn op reis. Opa is boswachter. Zijn huis staat in het bos. opmk-Bengels.indd 5 28-10-13 11:07
6 Achter het huis is de grote moestuin, waar de worteltjes, de bloemkool en de andijvie groeien en waar de bessenstruiken staan. Vóór het huis is de kleine bloementuin, met een groene heg eromheen, en een wit hekje. Een paadje van mooie, gele stenen loopt van het hekje naar de voordeur. En buiten de heg begint het kromme laantje van het bos. Maar... als je dat laantje bent doorgegaan, dán komt de gevaarlijke wereld. En voor die gevaarlijke wereld is oma bang. Ze zegt: ‘O, kinderen, pas op! Nooit het kromme laantje uitgaan, hoor! Nóóit! Want dan kom je op de weg. En op die grote weg vliegen de auto’s voorbij en de bromfietsen... O, ik ril ervan als ik eraan denk wat voor ongelukken er kunnen gebeuren! Ik heb aan papa en mama beloofd, dat ik goed op jullie zou passen. Dus... nooit het laantje uit, hoor! Nóóit!’ Oma zucht: ‘Och, och, die kleintjes!’ Opa, met zijn zware stem, bromt: ‘Niks hoor...! ’t Zijn flinke meiden.’ Och, die bange oma toch. Maar nu liggen de zusjes lekker samen in de bedstee; zo warm, zo veilig, zo knus! En Riene fluistert: ‘Zeg, zullen wij doen, of de bedstee een auto is? Ja?’ En Carla fluistert terug: ‘Ja, zeg, ja; en dan rijden we het hekje uit en het kromme laantje door. En dan gaan we ook mee met al de andere auto’s en de bromfietsen. Ik zal wel sturen!’ Ze wringt haar vuist in Rienes pyjama. ‘Meid!’ bromt Riene. ‘Voorzichtig! Au!’ opmk-Bengels.indd 6 28-10-13 11:07
7 Oma hoort het fluisteren wel. ‘Wat is dat? Hoor ik jullie nóg? Slapen, hoor!’ En dan – o, ze verkneukelen zich van de pret – dan rijden ze in hun auto tóch zo maar de gevaarlijke wereld in... In de nacht schijnt de maan door de kier tussen de gordijntjes de bedstee binnen. De meisjes slapen. Carla houdt met haar kleine vuist Rienes krullen vast. Ze droomt zeker, dat dát het stuur van de auto is. opmk-Bengels.indd 7 28-10-13 11:07
8 Op de muur Dan, op een mooie morgen... Dan spelen de meisjes in de moestuin achter het huis. ‘Ja, ja,’ denkt Oma, ‘dát is goed, dát is veilig, dat is vér van de gevaarlijke weg. Ja, ja.’ Achteraan in de moestuin staat een oude, brokkelige muur, met een poortje erin. Dat poortje is dicht... O ja, haar kleine meisjes zijn daar veilig. Oma heeft een pop van de zolder gehaald. Oma heeft gezegd: ‘Die pop is nog van jullie moeder geweest. Ja, want lang geleden was jullie moeder natuurlijk ook nog een klein meisje... Zie je wel, de pop is heel oud. Maar ze is nog heel mooi. Ze heet Carlientje.’ ‘Ik weet wat,’ zegt Carla... ‘O ja, we moeten Carlientje “mooi” maken, hè?’ ‘Mooi maken? Hoe moet dat?’ ‘Zó...! Dan moet jij allemaal wortelloof plukken. Dat mag best. En ik heb een touwtje. En dat doe ik om haar middel. Zie je wel? Zó! En dan prikken we er allemaal van die lange slierten onder... En dan krijgt ze een prachtige, groene rok, hé? Toe dan! Pluk ze dan!’ De meisjes werken hard, en ze spelen zo lekker, en de pop opmk-Bengels.indd 8 28-10-13 11:07
9 wordt zo mooi! ‘Fijn hè?’ Maar dán...! Dan zitten er opeens twee kleine jongens op de oude muur. Vlak boven het poortje! Ze zijn er vanuit het bos opgeklommen. Dat hebben ze wel vaker gedaan. Maar nu zien ze opeens twee meisjes in de tuin. Die hebben ze daar nog nooit eerder gezien. En het ene jongetje – Peter – wil alweer achter de muur terug zakken. Hij fluistert: ‘Pas op! Meisjes! Kom!’ Maar de andere jongen – Bram – zegt: ‘Waarom? Blijf hier, joh!’ En zo blijven die twee toch dapper zitten op de muur. De meisjes... Zij kijken óók verschrikt. Jongens op de muur? Vreemde jongens? Wat komen die hier doen?... O, dat mag vast niet van oma; en van opa helemaal niet. Als die het ziet...! Carla – zij durfde het best. ‘Ga eraf, hoor! Dat mag niet...! Eraf!’ Bram lacht... ‘Voor jou? ’t Is jouw tuin niet!’ Hij gaat nog gemakkelijker zitten. Zijn benen met de gele klompen bengelen langs de muur, zo maar boven oma’s tuin. Peter durft niet zo goed. Hij blijft op zijn knieën zitten, maar hij lacht toch ook. ‘Gaan jullie van de muur af, of niet?’ ‘Nee! Voor jou niet...! Hoor ’s. Mogen wij ook bij jullie in de tuin komen spelen?’ ‘O nee, dat mag vást niet!’ opmk-Bengels.indd 9 28-10-13 11:07