Inhoud Voorwoord 1. Introductie 1.1 Vertellen is te leren 1.2 Ervaring 1.3 Vertellen als opdracht 1.4 Opzet van het boekje 2. Voorbereiding 2.1 Materiaal verzamelen 2.2 Verdiepen in bronnen 2.3 Ordenen van materiaal 2.4 Vertelvolgorde en episoden 2.5 Vertelperspectief 2.6 Verteltijd en vertelde tijd 2.7 Beginzin en eindzin 3. Oefening baart kunst 3.1 Beleven van het verhaal 3.2 Trainen in beelden 3.3 Verplaatsen in hoofdpersoon 3.4 Houding, gebaren en mimiek 3.5 Stemgebruik 3.6 Taalgebruik 3.7 Zitten of staan 3.8 Feedback 3.9 Papier 4. Tijdens de vertelling 4.1 Rust als voorwaarde 4.2 Houding tijdens het vertellen ___
4.3 Relatie met de groep 4.4 Bord 4.5 Attributen 5. De verwerking 5.1 Na de laatste zin 5.2 Reacties op emotioneel niveau 5.3 Reacties op feitelijk niveau 5.4 Boodschap van het verhaal 5.5 Zingen 5.6 Terugvertellen Excurs 1: Bijbelvertelling 1.1 Vertellen met een doel 1.2 Bijbels vertellen is vertalen 1.3 Een overbrugging naar de kinderen 1.4 Een grondige voorbereiding 1.5 Bijbelse kernboodschap 1.6 Vertelperspectief bij Bijbelvertellingen 1.7 Beeldend vertellen bij Bijbelverhaal 1.8 Rondom een open Bijbel 1.9 Verbinding met de Belijdenisgeschriften 1.10 Vertellen uit de Bijbel: een prachtig werk! Excurs 2: Geschiedenisvertelling 2.1 Geschiedenisvertellingen achterhaald? 2.2 Het verhaal als manier om het verleden te leren kennen 2.3 Het verhaal als activerende werkvorm 2.4 Een goede geschiedenisvertelling 2.5 Vertellen schept een band
9 1 Introductie Wie vertelt, creëert een andere werkelijkheid. Als verteller zie, hoor en ervaar je zelf werkelijk wat je vertelt. Dat werkt aanstekelijk. Luisteraars kunnen niet achterblijven. Ze wil- len mee, onvoorwaardelijk. Ze willen delen in jouw verwon - dering, verrukking en soms verwarring. Samen stijg je uit boven het hier en nu en reis je naar een andere wereld, een wereld die zich vanzelf ontrolt voor je ogen. Het voertuig van deze bijzondere reis heet ‘verbeeldingskracht’. 1.1 Vertellen is te leren Veel vertellingen die je hoort, ben je snel weer vergeten, maar sommige draag je met je mee. Iets in de vertelling raakte je, het verhaal bleef je bij. Hierbij is de verteller in je herinnering vaak verbonden aan het vertelde verhaal. Dit zorgt ervoor dat je goede herinneringen bewaart aan leerkrachten of zondagsschoolleiders die meeslepend vertelden. Zij raakten het hart. Blijkbaar zorgt vertellen voor verbinding. Het is goed om je te realiseren dat jouw beeld van ver- tellingen gebaseerd is op je eigen ervaringen. Vrijwel ie- » «
10 dereen koestert warme herinneringen aan een juf of meester die de gave van het vertellen bezat. Een goede verteller sluit je ongemerkt in je hart. Je kent ongetwijfeld ook minder geslaagde voorbeelden. Een slechte verteller kan luisteraars mateloos vervelen, tot knikkebollen toe. Bij die ene leerkracht op de basisschool was de verteltijd een eindeloze oefening in geduld. Inhoudelijk klopte alles wat ze vertelde. Maar je zag de barmhartige Samaritaan in gedachten niet liggen, hem geen pijn lijden en je merkte evenmin iets van de verwarring dat zowel de priester als de Leviet aan hem voorbijging. Het lukte je niet om aan te haken bij het verhaal. Je dwaalde weg naar je eigen be- spiegelingen. In gedachten was je al bezig met het speel - kwartier. Nog even, dan was eindelijk de vertelling voorbij. Wanneer je voor het eerst een verhaal mag vertellen denk je onwillekeurig terug aan de vertellers die indruk op je maakten. Die meester of juf naar wie je ademloos zat te luisteren. Graag zou je iets van zijn of haar creativiteit, spreekvaardigheid en verbeeldingskracht overnemen. Wellicht vergeet je op zo’n moment dat ook zij ooit een eerste keer vertelden. Niemand wordt als verteller geboren. Je maakt je de kunst van het vertellen eigen door oefening en ervaring. Daarin wil dit boekje je als een gids bij de hand nemen. Want vertellen voor publiek is te leren. Niemand wordt als verteller geboren.
11 Persoonlijke leervraag Ga voor jezelf na welke personen uit jouw jeugd identi - ficatiefiguren zijn als het gaat om vertellen. – Wat sprak je aan in deze vertellingen? – Wat viel je op aan de houding van deze vertellers? – Wat herinner jij je van hun stemgebruik? Doe ditzelfde voor een negatieve ervaring rond een verteller uit je jeugd. – Wat ging bij die persoon mis? – Welke houding nam hij of zij aan? – Wat viel je op aan het stemgebruik? – Wat zou jij van die persoon nooit willen overnemen? Trek voor jezelf enkele conclusies op basis van ge - noemde vragen. Spiegel je ervaringen als luisteraar met je persoonlijke toekomst als verteller. – Wat voor soort verteller wil jij worden? – Op welke manier zou jij graag uit willen blinken? – Wat denk je daarvoor nodig te hebben? Formuleer voor jezelf een concrete leervraag bij het le - zen van dit boekje. Jouw persoonlijke leervraag bepaalt namelijk in grote mate wat je uit dit boekje oppikt en je (met vallen en opstaan) eigen maakt.
12 1.2 Ervaring Vertellen doe je al je hele leven. Als peuter bij oma op schoot, als kleuter in de kring en als tiener tussen je vrien - den. Je vertelde over de zieke lapjeskat van je oma. Over je voetbal die een ruit aan diggelen knalde. Over een on- geluk dat voor je ogen gebeurde. Talloze keren deelde je jouw ervaringen met anderen via verhalen. Een enkele keer vertelde je met een pruillip. Regelmatig heftig ver- ontwaardigd. Soms stralend van blijdschap. Die verhalen gingen hun eigen leven leiden. Je moeder vertelde ze aan een vriendin. Je zus deelde ze op school. Een juf vertelde het in geuren en kleuren ’s avonds aan tafel. Zo krijgen ervaringen hun eigen geschiedenis. Geen verhaal is het - zelfde. Iedere verteller ‘kleurt’ het verhaal dat hij vertelt. Vertellen is in zeker opzicht een activiteit die iedereen be- heerst. Toch is het vertellen voor een groep iets anders dan het delen van onze dagelijkse ervaringen. Het is niet voor niets dat veel mensen opzien tegen hun eerste ver- telling. Je bent voor een langere tijd alleen aan het woord en iedereen kijkt naar je. Dat is spannend. Ook is het span - nend of dat wat je wilt vertellen wel goed zal overkomen bij de luisteraars. De kunst van het vertellen is een levenslang proces van inleven, doorleven en doorgeven. Dit maakt vertellen niet alleen mooi, maar het geeft jou als verteller ook een grote verantwoordelijkheid. Je bent een nieuwe schakel in een eeuwenoude verteltraditie. Je brengt oude verhalen tot nieuw leven. Het leven is vol van verhalen. We hoeven ze alleen maar te leren zien, dan ontdekken we hun kracht.
13 1.3 Vertellen als opdracht Het vertellen kent een lange geschiedenis. Al eeuwenlang worden verhalen en mythen door mondelinge overleve- ring overgedragen aan anderen. Lang voordat mensen hun kennis schriftelijk met elkaar deelden, gaven ze hun kennis door via vertellingen. Van generatie op generatie waarborgde men zo dat historische feiten en ervaringen voor de toekomst bewaard bleven. Bij inheemse stammen zien we dat deze verteltraditie nog steeds bestaat. In som - mige landen in Afrika kent men zelfs het beroep ‘storytel - ler’. Een storyteller verdient geld door het verleden met behulp van verhalen tot leven te wekken. In onze tijd staat vertellen onder druk. Bij een vak als ge- schiedenis bijvoorbeeld staat de vertelling minder centraal dan vroeger. Toch heeft het vertellen op zichzelf niets aan kracht verloren. Nog steeds kan een verhaal zowel kin- deren als volwassenen boeien. Wie het ook is, met welke gedragsproblemen de luisteraar ook kampt, vertellen ver- bindt verteller en luisteraar(s) rondom een gezamenlijk gedeelde ervaring. Een verhaal is een buitengewoon krachtig middel om ken- nis en ervaring door te geven. Doordat luisteraars zich inleven in het verhaal beklijft de overgedragen kennis ef- fectief in de herinnering. Tegelijkertijd identificeren luiste- raars zich met een of meerdere hoofdpersonen, waarbij ze ongemerkt lessen trekken uit de keuzes en overwegingen van deze personages. Dit maakt vertellen invloedrijk in het dagelijks leven van kinderen, jongeren en ouderen. Wie vertelt, beïnvloedt zijn luisteraars. Wie vertelt, beïnvloedt zijn luisteraars.
14 Spiegelverhaal De Heere Jezus onderkende als geen ander de functie van het vertellen. In Zijn onderwijs maakte Hij voort - durend gebruik van verhalen uit het dagelijks leven. De leefomgeving van alledaagse mensen was Zijn doek waarop Hij het geestelijk leven schilderde. Van een schaapskudde tot een verloren penning. Van een ver - gooide erfenis tot een overvloedige oogst. Voor Jezus was verbeeldingskracht een geliefd middel om mensen in beweging te zetten. Gelijkenisverhalen worden ook wel spiegelverhalen genoemd. Kijkend in de spiegel van het verhaal, leer je nadenken over je eigen gedrag. 1.4 Opzet van het boekje Dit boekje biedt een basispatroon voor het voorberei - den en houden van vertellingen. Een goede voorberei - ding is het halve werk, dat geldt zeker voor een vertelling. Vandaar dat je in hoofdstuk 2 van dit boekje instructies krijgt voor een stapsgewijze aanpak bij het voorbereiden van een vertelling. Van het verzamelen van de bronnen, tot het kiezen van de beste vertelvorm. In hoofdstuk 3 geven we aandacht aan het inleven in het verhaal. De belangrijkste sleutel voor een geslaagde ver-
15 telling is dat je het verhaal concreet voor ogen gaat zien. Dit betekent dat je tijdens de voorbereiding leert om als het ware in de werkelijkheid van het verhaal te stappen. Je leert om je heen kijken, ruiken en proeven. Zo kom je tot levensechte ervaringen binnen een verzonnen of waarge - beurd verhaal. Verbeeldingskracht is de vonk die je ver - haal tot vuur doet ontbranden. Verteltechnieken als stem - gebruik, woordkeuze en het inzetten van gebaren komen daarbij uitgebreid aan de orde. In hoofdstuk 4 plaatsen we je optreden als verteller bin- nen het bredere verband van de groep. Welke rol krijgen de luisteraars? Hoe kom je tot interactie? Hoe ga je om met verstoringen? Het groepsproces dat vorm krijgt onder de luisteraars bepaalt in grote mate of je verhaal ‘landt’. Vandaar dat we verder kijken dan het verhaal lang is. Het gaat om het geheel van vertelling, verteller en luisteraars. In hoofdstuk 5 gaan we in op de interactie na de vertel - ling. Een vertelling roept reactie op. Vandaar dat kinderen
16 na een vertelling behoefte hebben om zich even te ontla - den. Mooie ervaringen willen ze delen. Dit vraagt om een verwerking na de vertelling. Bijvoorbeeld door middel van een creatieve opdracht, een individuele reflectie of een groepsgesprek. De twee excursen tot slot geven aandacht aan twee spe- cifieke soorten vertellingen: Bijbelverhalen en geschie - denisvertellingen. Een vertelling naar aanleiding van een Bijbelgedeelte is gebaseerd op een andere bron dan een geschiedenisverhaal. Elke bron vraagt om een eigen aan- pak.