Christus, de Heelmeester van de ziel Een hymne van Anne Steele Deep are the wounds which sin hath made; Where shall the sinner find a cure? In vain, alas, is nature’s aid, The work exceeds all nature’s pow’r. Sin like a raging fever reigns, With fatal strength in ev’ry part; The dire contagion fills the veins, And spreads its poison to the heart. And can no sov’reign balm be found, And is no kind physician nigh, To ease the pain, and heal the wound, Ere life and hope forever fly? There is a great Physician near, Look up, O fainting soul, and live; See, in His heav’nly smiles, appear Such ease as nature cannot give! See, in the Savior’s dying blood, Life, health, and bliss, abundant flow. ‘Tis only this dear, sacred flood Can ease thy pain, and heal thy woe. Sin throws in vain its pointed dart, For here a sov’reign cure is found; A cordial for the fainting heart, A balm for ev’ry painful wound. Diep zijn de wonden die de zonde sloeg; Waar zal de zondaar herstel vinden? Helaas, vergeefs is de hulp van de natuur; Dit werk gaat al haar kracht te boven. De zonde heerst als een vurige koorts, Met dodelijke kracht; Het verderfelijke virus stroomt door de aderen En brengt zijn gif naar het hart. Kan er geen helende balsem worden gevonden? Is er geen vriendelijke heelmeester dichtbij Om de pijn te verzachten en de wond te genezen Voordat de hoop en het leven voorgoed verdwenen zijn? Er ís een grote Heelmeester dichtbij! Zie op, verzwakte ziel, en leef; In Zijn hemelse blijken van goedheid ontvangt u Een verlichting die de natuur niet bewerken kan! Zie, in het bloed van de stervende Zaligmaker Vloeien stromen van leven, gezondheid en zegen. Het is enkel deze dierbare, heilige stroom Die uw pijn kan verzachten, uw smart kan genezen. Vergeefs schiet de zonde haar puntige pijl, Want hier vindt u een helend medicijn; Een versterking voor het bezwijkende hart, Een balsem voor iedere pijnlijke wond.
1 januari Een nieuw jaar HEERE! maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij. Psalm 39:5 W ij zijn op reis, maar de vraag is waarheen. Is dit geen ernstige gedachte? Zouden wij onze routekaart en de bewegwijzering niet goed in de gaten moeten houden, om te zien of we in de juiste richting reizen? Zou een wijs mens dat in het onzekere laten? Wat een ernstige waarheid: onze levensreis is van het allergrootste belang, want hij zal eindigen in het eeuwige leven of in de eeuwige dood. Wie door de vijand verblind is, zal druk bezig zijn met alles en iedereen, behalve met de zaken die strekken tot de zaligheid van haar ziel. Wees op je hoede voor satans sluwe streken! Keer tot jezelf in en vraag: ‘hBen ik gereed om verantwoording af te leggen aan de Rechter van heel de aarde? Kan ik staande blijven voor Zijn onderzoekend oog? Kan Hij naar mij kijken zonder ook maar één vlek, rimpel of iets dergelijkhs te zien? Kan ik in volmaakte heiligheid verschijnen voor Degene Die de zonde alleen met het grootste ongenoegen kan bezien?’ Lieve vriendin, ik smeek je, wees eerlijk met je eigen ziel. De eeu- wigheid ligt voor ons. De eeuwigheid is een werkelijkheid; besef je dat? Vlucht tot Jezus, nu meteen! Vlucht tot de Zaligmaker van arme zondaren en rust niet voordat Hij tot jouw ziel van vrede spreekt. Worstel met Hem om deze grote zegen, want ik ben er zeker van dat je hem dan zult verkrijgen. Gun je ziel geen rust voordat je kunt zeg- gen: ‘Mijn ziel is gered! Christus is mijn Borg! Christus is de mijne, en ik ben van Hem!’ Wanneer een arme zondaar bezig is zich van zijn heerlijke erfenis te verzekeren, zit satan niet stil. Hij zal alle mogelijke middelen aan- wenden om te verhinderen dat verloren zondaars Jezus zoeken. Maar zolang ze Hem niet zoeken, zullen ze Hem nooit vinden. Ga niet bij Jezus weg voordat Hij tot jou van vrede spreekt, voordat Hij je weg- zendt vol vreugde in Hem. Lieve vriendin, geef heel je hart en ziel aan Jezus; Hij zal je aannemen zoals je bent. Hij heeft gezegd: ‘Ik zhal Mijzelf aan u openbaren.’ Ga tot Hem en pleit op deze belofte. Mary Winslow
2 januari De waarde van tijd … dat de tijd voorts kort is. 1 Korinthe 7:29 W at is tijd waardevol voor een christen! God geeft ons de tijd per minuut, in kleine druppeltjes als het ware, om ons te laten zien hoe kostbaar het is. Wat gaat de tijd snel voorbij! Hoe kort is zelfs het langste leven! En toch is de tijd ons gegeven om ons voor te bereiden op de eeuwigheid. Zoals wij onze tijd besteden, zullen we de eeuwig- heid besteden. De vraag: ‘Waar zal ik de eeuwigheid doorbrengen?’ moet in de tijd beantwoord worden. Zodra de eeuwigheid begint, zal het te laat zijn. De tijd is ons gegeven om de Heere te dienen. De tijd is ons gegeven om ons te bekeren en het Evangelie te geloven. De tijd is ons gegeven om op onze eigen plaats onze plicht te doen. De tijd is ons gegeven om goed te doen aan anderen. Hoeveel tijd wordt er verspild! Nutte- loos geklets met anderen, te veel aandacht voor kleding en te weinig voor netheid, lege lectuur – wat zijn er veel mogelijkheden om onze kostbare tijd te verspillen. Maar ik wil graag dat je met een bepaalde gedachte over de tijd leeft. Ik hoop dat de Geest deze gedachte in het hart van ieder van ons zal schrijven, en ik bid dat Hij haar er ook in zal houden. Want satan en de wereld willen dat wij iets heel anders denken. Het gaat hierom: de tijd is ons gegeven ter voorbereiding op de eeuwigheid. Ik ben God rekenschap verschuldigd over mijn gebruik of misbruik van de tijd. Laten we God bidden om genade om onze tijd in Zijn dienst te beste- den. Dan zullen we in onze generatie onze plicht doen en ons voorbe- reiden op het leven dat komt. Als dan de tijd voorbij zal zijn, zullen whe – door Christus, onze Heere – een heerlijke eeuwigheid binnengaan.h De goddeloze en de zorgeloze zullen dan wensen, wanneer het wen- sen tevergeefs zal zijn, dat zij op dezelfde manier hun tijd aan God gewijd hadden. Wat zullen zondaars dan willen geven voor één korte dag! O, wees wijs. Wees op tijd wijs. Bezin je op je leven, en bereid je voor op het leven dat nooit meer eindigen zal! Elizabeth Julia Hasell
3 januari De Schriften onderzoeken Onderzoekt de Schriften. Johannes 5:39 D oor het Woord zullen wij groeien in de kennis van Christus. Dat is niet moeilijk te begrijpen. Want hoe komen wij tot meer ken- nis van Iemand Die we niet gezien hebben, maar toch liefhebben? Is het niet door te lezen en te horen wat Hij gezegd, geschreven en gedaan heeft? Hoe kunnen wij Jezus Christus beter leren kennen als we niet de moeite nemen om Zijn Woord beter te leren kennen? Hij heeft gezegd: ‘Onderzoekt de Schriften; want (…) die zijn het, dhie van Mij getuigen.’ Onderzoeken wij de Schriften inderdaad, of lezen we deze oudtestamentische geschriften waarover Hij sprak hooguit oppervlakkig? Hij zegt dat ze van Hem getuigen. Dat wil zeggen dat ze ons veel over Hem vertellen. Leven wij alsof we dat werkelijk geloven? ‘En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.’ Dan staan er dus dingen over Jezus in alle Bijbelboeken; niet alleen in de Psalmen en in Jesaja, maar in elk boek! Wat moet er dan veel te ont- dekken zijn! Laten we de Heilige Geest vragen om uit deze dingen van Jezus te nemen en ze ons te laten zien, opdat wij zullen groeien in de kennis van de Zoon van God. ‘De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven’ – wohorden die levend maken en voortdurend leven geven. Met deze woorden willen wij doortrokken worden. We verlangen ernaar dat ze rijkelijk in ons wonen, dat ze de bezieling van heel ons leven zijn en de muziek van onze geest. Moge deze bron van zegen overstromen tot eer van God en tot heil van de mensen! Jezus Zelf heeft ons dit levende en krachtige Woord van God gegeven. Onze verantwoordelijkheid is ont- zaglijk groot. Hij heeft ons nadrukkelijk verteld wat we ermee moeten doen: ‘Onderzoek!’ Vervangen wij dit door een woord dat we zelf ver - zinnen, en lezen we de Schriften slechts? Hij zei niet: ‘Lees ze’, maar: ‘Onderzoek ze!’ Wat een ernstige gedachte voor veel geruste dage- lijkse Bijbellezers: als ze Gods Woord slechts lezen en niet onderzoe- ken, leven ze onmiskenbaar in ongehoorzaamheid aan een van Zijn duidelijkste geboden. Dan is het geen wonder dat ze niet groeien! Frances Ridley Havergal
4 januari Het geduld van de Wijngaardenier Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, zal dat voleindigen tot op de dag van Jezus Christus. Filippenzen 1:6 D e grote Wijngaardenier waakt over allen. Hij geeft zon en re- gen, storm en vorst op de juiste tijd. Wij houden van de buien en de zonneschijn, maar zouden de koude, stormachtige seizoenen liever missen. Deze zijn echter net zo noodzakelijk, en meestal erg heilzaam voor onze geestelijke groei. Ik heb vaak tegen de Heere ge- zegd: ‘Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten; en zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.’ Maar als er dan een snijdende noordenwind op- stak, klaagde ik, niet vermoedend dat dit juist een antwoord op mijn gebed was. Misschien ga jij op dit moment door zo’n periode heen. In deze win- terse tijden kun je denken dat de groei tot stilstand gekomen is en de dood binnenkort wel zal intreden – maar nee, het is een ‘onvergankhe- lijk zaad’ waaruit je geboren bent, een zaad dat eeuwig leeft en altihjd blijven zal. Wat is het te midden van onze wisselvalligheid een bemoe- digende gedachte en wetenschap, dat de grote Wijngaardenier meer belang heeft bij het zaad dan het zaad bij zichzelf. Jij bent niet van jezelf, maar van Hem Die jou met Zijn eigen bloed gekocht heeft. Jij bent Zijn deel, Zijn erfenis, in wie Hij verheerlijkt zal worden. Ja, het Evangelie van de gezegende God geeft veel kracht, omdat het laat zien dat het allemaal Zijn werk is. En tegelijk is het heel veroot- moedigend, omdat het laat zien dat alle zwakte en zonde van onszelf is. Was het anders geweest, dan waren die hoge prijs en dat vele lijden niet nodig geweest voor onze verlossing. Ik bid dat de olie en de wijn van het Evangelie van genade jouw ziel zullen binnenstromen, want die maakt ons niets en Jezus alles. De Heere zij met je geest, versterkeh je geloof, en geve je in overvloed alle genade die je nodig hebt. Ruth Bryan
5 januari Het geloof van een gevangene Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm; geen ding is U te wonderlijk. Jeremia 32:17 J ouw moeilijkheden en beproevingen zijn dan misschien niet ver - gelijkbaar met die van de treurende profeet, maar dat maakt ze niet minder aanwezig. Misschien lijken ze wel onoverkomelijk. Het is een feit dat jij ze vanuit jezelf niet kunt verdragen of overwinnen. Daarom wil ik je eraan herinneren dat de hand van de Heere niet verkort is. Wat in Jeremia’s tijd waar was, is vandaag niet minder waar: Zijn macht is nu niet minder groot. Welke moeilijkheid ook op je schouders drukt, welke last jou ook terneerdrukt, jij – ja, jij – mag naar Hem opzien in vertrouwend geloof en zeggen: ‘Niets is voor U te wonderlijk!’ O, de heerlijke vrede die deze verzekering geeft! Ik weet niet wat jouw h specifieke zorg of moeite is, maar ik weet wel: hoe wreed, bitter of hopeloos het ook lijkt, voor Hem is het als ‘niets’. Hij kan jou ehr net zo gemakkelijk van verlossen als jij Hem om hulp roepen kan. Een oude schrijver zegt: ‘Onze God verheugt Zich in wat de mens “uiterste nood” noemt. Hij wacht op uiterste nood, Hij talmt tot de crisis er ihs. En waarom? Opdat wij voor wijsheid, kracht en verlossing naar Hem zullen opkijken, en opdat Hij alle eer zal krijgen wanneer de redding gekomen is.’ Nu, lieve vriendin, denk eens aan alle moeilijke dingen in jouw leven –h zware omstandigheden, afmattende plichten, hevige pijnen, bittere teleurstellingen, harde woorden, harde gedachten, je eigen harde hart, het harde hart van anderen. Schrijf het maar allemaal op, en nog veel meer. Stapel alles op elkaar tot één grote berg beproevingen. Rustig stelt jouw God dan nog steeds dezelfde vraag: ‘Zou ook maar iets voor Mij te moeilijk zijn?’ Susannah Spurgeon
6 januari Voortdurende lofzang Alles wat adem heeft, love de HEERE! Hallelujah! Psalm 150:6 A ls ik in een sombere stemming ben en de zon al een tijdlang achter een wolk verborgen is, een wolk die mijn ongeloof veroor- zaakt heeft, en ik op het punt sta mijn harp aan de wilgen te hangen, dan pak ik hem beschaamd weer op en hef een loflied aan – en dat maakt alles goed. De Schriften, en vooral de Psalmen, stromen over van lofliederen voor onze God en verzekeren ons ervan dat onze lof Hem behaagt. Ik denk dat er nauwelijks een christen te vinden is die deze gemoeds- gesteldheid, deze heilige gewoonte, adequaat in praktijk brengt. Want het zou onze gewone hartsgesteldheid moeten zijn, geen incidentele, die niet slechts voortvloeit uit het besef van Zijn genadegaven, maar uit het overdenken van de heerlijke volmaaktheden en eigenschap- pen van de Drie-enige Jehovah, zoals Hij is in Zichzelf en in verhou- ding tot ons, arme, gevallen schepselen. Wat een wereld gaat hier voor ons open! De eeuwigheid alleen kan ons dit doen beseffen en op waarde schatten. O, hadden we maar een geloof dat niet ziet op de dingen die gezien worden, die tijdelijk zijn, onstuimig, tegenstrij- dig, verwarrend, en die vaak ons hart ziek maken, maar op de dingen die niet gezien worden, die eeuwig zijn, onveranderlijk, zeker, vreed- zaam, en die ons hart bemoedigen. Niet een geloof dat generaliseert, maar een geloof dat realiseert, en ervoor zorgt dat de zaken van het gevoel plaatsmaken voor de zaken van het geloof. En dat met zoveel zekerheid alsof ze nu al in ons bezit waren. Dit, mijn geëerde vriendin, is ons hoge voorrecht. Ik vertrouw dat heht ook ons voortdurende verlangen is en het doel waarnaar we streven, hoezeer we daarin ook tekortschieten. Wij zullen over onze tekortko- mingen treuren en ertegen strijden, maar we zullen moedeloosheid geen plaats bieden, zelfs niet voor een moment, zolang onze Zaligma- ker Christus eeuwig leeft om aan de rechterhand van de Majesteit in de hemel voor ons te bidden. Sarah Hawkes
7 januari Spreken in gezelschap Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede rede is tot nuttige stichting, opdat zij genade geve dien, die dezelve horen. Efeze 4:29 L aten we de Heere altijd voor ogen stellen en ons in elk gezel- schap gedragen als in de tegenwoordigheid van de heilige God en Zijn heilige engelen, die altijd dicht bij ons zijn om onze woorden te horen en onze levenswandel te zien. Laten we waken en bidden dat we niet in verzoeking komen, dat we niet zwichten voor de voorstel- len van satan of toegeven aan een van de middelen waarmee hij ons bij God vandaan wil trekken. Laten we onze wapenrusting aantrek- ken, als heilige strijders standhouden, de duivel weerstaan en uit alle h macht tegenstand bieden aan de machten van de duisternis. Want in elk gezelschap zullen deze ons bestrijden, alert op elke kans om een overwinning op ons te behalen. En als wij niet op onze hoede zijn, zullen we al snel slechter af zijn. h ‘Elk gezelschap heeft ofwel de aard van vuur, ofwel de aard van lucht’, zei een geliefde dienaar van Christus eens: ‘óf het verhit, óf het ver - koelt.’ Laten we in geestelijk gezelschap waakzaam zijn om geestelij- ker te worden en op een meer geestelijke wijze met elkaar te spreken. Laten we net zo waakzaam zijn als we geroepen worden ons voor een tijd in werelds gezelschap te begeven, om de vleselijkheid te beteuge- len en een geestelijk, hemels vuur te ontsteken in de vleselijke, aards- gezinde mensen met wie we omgaan. Laten we altijd nauwlettend acht slaan op het voorschrift dat ons ge- geven is: dat er geen vuile taal uit onze mond moet komen, maar iets goeds, wat nuttig is tot opbouw, opdat het genade geeft aan de hoor - ders. O, wat kan één verdorven woord toch veel verderf zaaien in de gedachten van de hoorders. En wat gebeurt dat vaak. Maar ook het tegendeel is waar: hoeveel genade wordt door één woord vol genade h overgebracht aan en voortgebracht in andermans hart, wanneer het de Heere behaagt daardoor te werken! En het lijdt geen twijfel dat door onze eigen woorden – hetzij vleselijk, hetzij geestelijk – ook in onze eigen ziel de vleselijkheid of de geestelijkheid zal toenemen. Daarom moeten wij in het spreken op onze hoede zijn. O, wat stroomt er in onze tijd veel goddeloosheid door het kanaal van woorden! Anne Dutton