Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.De enige troost Zondag 1 vraag 1 Vraag 1: Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder de wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt. Liturgie Psalm 27:7 Psalm 48:6 Schriftlezing: Jesaja 40:1-11 Psalm 146:2, 3, 4 Psalm 23:1 Psalm 25:7 Gemeente, We gaan een begin maken met de Heidelbergse Catechismus. De catechismus behoort tot de zogenaamde belijdenisgeschriften van de kerk, samen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels tegen de remonstranten. Wanneer we alleen de krant lezen, zouden we zeggen: Het is met de belijdenis van onze kerk niet veel zaaks meer. Op verschillende synodes wordt gezegd dat die belijdenis zijn tijd wel heeft gehad en dat we er maar eens over moeten denken een nieuwe belijdenis op te stellen. Nu is er tegen een nieuwe belijdenis geen enkel bezwaar, mits zij beter is dan de oude: samenhangender, dieper, voller, rijker. Mijn wiskundeleraar op de middelbare school zei: Het moet nog bewezen worden. Zonder nu de catechismus in de hoogte te steken hij is niet onfeilbaar, dat is de Heilige Schrift alleen mag gezegd worden dat dit boekje het nu al meer dan vier eeuwen heeft uitgehouden in de concurrentie met vele boekjes, boeken en andere belijdenisgeschriften. Dat zegt heel wat! U weet: Er zijn boeken die best verkocht worden. Boeken, die met veel poeha aangekondigd zijn. Als u een jaar later diezelfde boekhandel binnenkomt en u vraagt: Hoe gaat het nu met dat boek?, dan weten de verkopers en verkoopsters zich dat boek nauwelijks te herinneren. Zo snel leven wij. Maar goede wijn behoeft geen krans. Dit boekje is van zo ontzaglijk grote waarde. Niet omdat het de Heilige Schrift vervangt, maar omdat het de Heilige Schrift naspreekt, samenvat. Het exploreert alle bronnen van troost, diept ze uit en reikt die troost aan de vermoeiden in de gemeenten aan. De catechismus is dus allerminst een boekje om naast en nog veel minder om op de Bijbel te leggen. Maar het is een boekje dat in een kort verband ons de hoofdzaken van de leer des heils leert naspreken. Daarom ook leren uw kinderen deze zaken op de catechisatie. En ook opdat zij in dat boekje wat thuis zullen raken en vanuit dat boekje de Heilige Schrift enigermate mogen gaan verstaan. Over het ontstaan van de catechismus kunnen we kort zijn. Hij komt uit Duitsland, uit Heidelberg en hij is opgesteld door Ursinus en Olevianus, op verzoek van de keurvorst van de Pfalz. Die was er erg op gebrand dat dit boekje op de scholen zou worden gebruikt om de kinderen de hoofdzaken van de Bijbelse leer bij te brengen. Zo heeft dit boekje zijn triomftocht gemaakt naar de schoollokalen en vooral naar de godsdienstoefeningen die in de namiddag werden gehouden. De Dordtse vaderen besloten dat de predikanten in die diensten, om te beginnen voor hun eigen gezinnen, alsook voor de gezinnen van de kerkenraadsleden enzovoorts, die catechismus moesten gaan onderwijzen. Het boekje is in een heel boeiende trant opgesteld. U weet dat de methode van de catechismus oeroud is: het is een soort vraag-en-antwoord-spel, waarbij allerlei bedenkingen worden opgeworpen en daarna opgelost. Zo valt de catechismus bij u en mij zomaar binnen met de vraag: Zeg vriend, wat is nu uw enige troost? Veronderstel dat u uw buurman op bezoek krijgt. Hij opent de deur en zegt: Zeg buurman, wat is nu eigenlijk je enige troost? U moet maar denken dat de catechismus vandaag zo bij u en bij mij langskomt, ons recht in de ogen ziet, voor zover mogelijk ook in het hart en zegt: Waar leef je nou eigenlijk van? Waarvóór leef je? Waartoe leef je? Het is merkwaardig dat de catechismus niet begint met te vertellen wat de weg is tot deze troost, hoe je eraan komt en hoe je eruit leeft. Dat komt allemaal nog aan de orde. Als een wijs pedagoog plukt hij een boeket van de allerjnste en mooiste bloemen en hij laat er jong en oud aan ruiken. Hij zegt: Is dat niet een geurige zaak? Is dat niet een zaak waard om te weten, dat jij het eigendom bent van Jezus Christus, met alle rijkdom die daaromheen leeft? Salomo heeft gezegd in Spreuken: Wie zielen vangt, is wijs. Nu, dat is waar. Er is geen moeilijker zaak dan zielszorg, geestelijk met elkaar omgaan. Dat kan op allerlei manieren. De Schrift toont dat ook op verschillende manieren, maar de catechismus gaat in het voetspoor van Salomo, door zielen te vangen Dat wil zeggen: mensen op te wekken, er zin in te laten krijgen. Door te zeggen: Mensen, dát is het! Om jong en oud jaloers op al die rijkdom te maken. Dan komt wel terdege aan de orde hoe een mens daaraan komt en hoe een mens daarin leeft. Maar eerst gaat het over de troost. En als je het over troost hebt, dan heb je het natuurlijk over leed, over smart, over verdriet. Want die troost veronderstelt het verdriet dat wij God kwijt zijn. Dat zit erachter. Dan is het leven inderdaad een troosteloze zaak. Dan zit er ook geen geur in het leven. Want met de zonde is de dood in allerlei gestalten tot de hele mensheid doorgedrongen en daardoor leven wij, jong en oud, onder het scherpe zwaard van de dood. Om maar te zwijgen van de verstening in de geestelijke dood en het uitlopen op de eeuwige dood. Het leven wordt hier dus niet van de meest vrolijke kant bekeken. De mens komt onder zuchten en tranen ter wereld en in de meeste gevallen verdwijnt hij ook onder zuchten en tranen. Job zegt: De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust ( Job 14:1). Zo zijn er meer uitspraken in Gods Woord. Er wordt verondersteld dat er in deze wereld troosteloosheid heerst. Daarom wordt er gevraagd: Wát is nu jouw troost? Troost wil in dit geval zeggen: Wat weegt er nu tegenop? Als de balans naar de kant van de ellende, moeite, zonde en het verdriet doorslaat, wat staat er nu tegenover, wat brengt de zaak in evenwicht? Nee, wat geeft aan de andere kant de doorslag? Niet dat de troost de moeite, de zorg en het verdriet wegneemt. Nee, de troost komt er middenin staan en zegt: Wel, hoewel dat allemaal zo is, toch is er een zaak, die daar eeuwig bovenuit gaat. Troost is bij God iets anders, althans meer, dan vertroosting. Vertroosting kan een gevoelige aandoening van ons hart zijn, waarmee wij persoonlijk vertroost worden door de Heilige Geest. Dat is geen kleine zaak. Wie de vertroostingen Gods in zijn of haar leven heeft ontvangen, houdt er altijd een goede nasmaak aan over, begeert er altijd meer van te ontvangen. Maar die vertroostingen zijn de troost niet, ze zijn er op hun best ervaren vruchten van. De troost ligt buiten ons. Dat zullen we straks zien. En de vertroostingenworden in ons uitgewerkt, door de Heilige Geest. Nu keren wij de zaak vaak om en zeggen: Wat zijn uw vertroostingen in dit moeilijke leven? 20 Maar als die gevoelige vertroostingen wat verdwenen zijn en soms een heel groot gemis in het hart achterlaten, staat een mens weer naakt aan de dijk. Dan zit hij weer zonder. Dat laat zien dat wij het nog niet afgeleerd hebben om van onszelf te leven, althans, ons eigen ik ook in religieuze zin in het middelpunt te stellen. We hebben nog niet geleerd om te leven van die troost die onwankelbaar zeker is in God, in Christus Jezus en in de Heilige Geest. Daar moeten we wel op letten. Wanneer wij alleen op de vertroostingen leven, dan wordt de zekerheid des geloofs ondermijnd. Want wanneer ik alleen van mijn geloof zeker zal mogen zijn wanneer de vertroostingen Gods in mijn ziel zijn, dan heb ik een mager leven. Hoe rijk, uitbundig, overvloedig en onverdiend die vertroostingen Gods ook zijn. Ze zijn zo spaarzamelijk door onze eigen schuld. Het gaat erom dat wij door de vertroostingen oog krijgen voor dé troost: de vaste troost, de enige troost. Ieder mens zoekt in zekere zin troost. De een zoekt het in zijn carrière, in de opbouw van zijn levenshuis; de ander zoekt het in eerzucht of in zijn gezondheid of in het jagen naar rijkdom en genot. Een ander in de cultuur. Maar die vertroostingen en die troost zijn onmachtig om ons in de levens- en stervensnacht te vertroosten. Wanneer hebben we de troost nodig? In het leven. Dat weten we allemaal wel, althans, we behoren het allemaal te weten, maar ik weet niet of het bij allemaal wel zo is doorgedrongen dat wij, zoals we hier zitten en staan, die troost nodig hebben. Ja, dat de mens als hij sterven gaat, troost nodig heeft, daar zijn we wel van overtuigd. Maar het gaat over een troost in hetleven. Als die er is, zal de troost in het sterven niet ontbreken. Stervensgenade is nog iets meer dan levensgenade. Als u levensgenade hebt, dan hebt u ook stervensgenade. Die zál God op Zijn tijd geven. Het is een troost gemeente, die hier enig wordt genoemd: uniek, onvergelijkbaar, geschikt voor iedereen. Als ik nu, op dit ogenblik, bij u binnenstap en zeg: Wat is nu enige troost? Dan kunt u misschien opzien en zeggen: Ach, ik heb die troost niet. Dat zou erg zijn. Maar dan wordt u er bijgehaald en wordt u gezegd: Maar weet u dan wel wat u mist? Als u geen troost hebt in dit leven en in het sterven, dan is dat een ontdekkende vraag. Ontdekkend ook, omdat er mensen zijn die zichzelf bedriegen, die zichzelf sparen. Niet vraag het, maar God Zelf vraagt het rechtstreeks aan u. Als u zegt: Ja, die troost is voor die man en die vrouw, mijn oom, mijn tante, of voor mijn vader of voor die en die
Dát staat er niet. Er staat: Wat is enige troost. Wat is, jongens en meisjes en kinderen in ons midden, wat is jullie troost? Wat is jullie enige troost? Als je in de werkplaats bent of met elkaar als vrienden en vriendinnen bent, als je op school bent, wat is daar jullie enige troost? Het is niet toevallig dat in deze troosteloze tijd de pepmiddelen een ongekende omzet hebben. Verdovende middelen worden veelvuldig gebruikt. De mens wil in een roes, in een trance leven, omdat hij tegen dat grauwe, troosteloze, vervelende leven aankijkt. Laten de jongens en meisjes bidden om daarvoor bewaard te blijven. Want ze gaan voor de bijl, als ze daarin terechtkomen. Wat is nu jullie troost, jongens en meisjes? Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben. Wat een antwoord! Het komt in het kort hier op neer: Ik ben baas afgeraakt en ik ben van een Ander geworden. Dan moet je natuurlijk wel oog hebben voor de achtergrond waarop reeds gedoeld werd. Dat het niet alleen op de wereld een troosteloze boel is, maar dat het er met ons volk ook zo troosteloos voorstaat, omdat wij de levende God zijn kwijtgeraakt. Daar ligt de oorzaak. De Heilige Geest is er vanmiddag bij om ons te laten zien, man, vrouw, jongen en meisje of wie je ook bent: Je staat er troosteloos voor, want je bent de Oorsprong kwijt, de levende Oorsprong van alle heil en alle zaligheid. Als we ontdekt hebben dat de troost in God ligt en niet bij ons, dat wij die missen, dan is het bij ons hopeloos. Dan merken wij dat de zaligheid niet meer in onze hand ligt, maar in Gods hand. Dat is een complete ontdekking. Want anders denkt een mens, hoe gereformeerd hij ook is, dat hij bekeerd kan worden zoals hij wil. Wij hebben door onze verschrikkelijk grote en diepe val de mogelijkheid verspeeld om van ons uit de zaligheid, de redding teweeg te brengen. Maar God heeft voor eens en altijd de zaligheid, de redding in Zijn hand genomen. Gelukkig maar, zegt u later, maar dat moet u allemaal leren. Het is een complete ontdekking, dat wij ons niet kunnen, niet willen bekeren vanwege onze vijandschap en nog veel meer, maar dat God alles in Zijn hand heeft. De troosteloosheid daalt over ons hart, als wij de droefheid naar God kennen, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. Die droefheid is niet alleen dat wij tegen al Gods geboden gezondigd hebben, maar vooral dat wij daarin ons leven hebben verspeeld. Wij zijn zo diep gezonken, dat wij alles willen doen om het op de een of andere manier terecht te brengen. God maakt een mens klaar voor die troost, doordat Hij hem de troosteloosheid van Zijn eigen bestaan laat zien. Het gaat om God. Alle hemelzoekers kunnen inrukken. Het gaat om God. Het gaat om God alleen. Daarin mag u uzelf beproeven: Gaat het mij om God? Gaat het mij om de gerechtigheid van God, die ongeschonden tevoorschijn treedt? Ook als God alleen maar nee tegen u zegt? Ook wanneer God over al uw vroomdoenerij en bestdoenerij zwijgt? Ook wanneer u misschien rondloopt met de gedachte: Zou God naar mij willen horen? U trekt dan desalniettemin over het spanningsveld van de lichtitsen Gods op God aan. En als u dan toch moet sterven, dan maar aan Zijn voeten. Kijk, dat is het wondere trekken van God, dwars door het spanningsveld van Zijn toorn, van Zijn gericht en van onze verlorenheid heen, naar Hemzelf toe. Daar ligt troost, want zodra een mens bij God komt, valt het eeuwig mee. De Heere houdt het beste achter de hand. Hij begint wel met u uit te lokken en er aan te laten ruiken, en Hij laat u ook goed weten bij wie de oorzaak van de ellende ligt. Maar God houdt het beste achter de hand voor de bedroefden van hart. In God alleen worden er tranen gedroogd, worden er smarten weggenomen. In Hem alleen wordt die wonderdiepe vertroosting, die een vruchtis van dé troost, aan ons hart geëigend. Dat is nu het Evangelie. Dat we blij zijn, dat wij in der eeuwigheid onszelf niet willen, kunnen en zullen verlossen, maar dat God het gedaan heeft, dat God het doet en dat God het doen zal door de kracht van de Heilige Geest. Hij troost! Hoe vaak kom je dat in de Psalmen tegen: Gij troost. Altijd in die wondere verhouding. Deze man vindt het dus een feest dat hij van zichzelf af is. Dat vinden we maar een vreemde zaak. Want laten we eerlijk zijn, jongens en meisjes. Jullie hebben op het oog dat je op den duur de benen onder je eigen tafel zult kunnen steken. Om eigen baas te zijn, om conicten met vader en moeder over wat wel en niet mag, over hoe laat je thuis moet zijn, achter je te kunnen laten. Nu denken de jongens en meisjes dat ze het gewonnen hebben als ze eigen baas zijn. Dat denken we trouwens allemaal. Tot op zekere hoogte is dat in dit leven ook wel eens waar. Maar het Evangelie staat er haaks op en zegt: Nee, het is precies andersom. In de verhouding ten opzichte van God ligt jouw grootste geluk als jij baas af bent. Als jij losgemaakt bent van je vorige chef. Je moet natuurlijk in het oog krijgen dat je onder hem helemaal niet vrij bent. Nu staat hier dat ik het eigendom van Christus ben. Er staat niet dat ik Christus heb, maar: Hij heeft mij. Ik ben van Hem! Het is een wonderlijke zaak dat het grootste geluk van een mens erin gelegen is een slaaf, een dienstknecht van Jezus Christus te zijn. Dat is de grootste en diepste verborgenheid in de Schrift, ook in ons persoonlijk leven. Dat we er erg in krijgen dat nu al de zaligheid en al ons geluk en onze gehele toekomst rust in de handen van de Heere Jezus. Los van jezelf! Zegt de Bijbel niet: Laat los, en gij zult losgelaten worden ( Luk. 6:37)? Wat een strijd, wat een ontzettende strijd in een mensenleven om jezelf los te laten! Dat zit hem in die vervloekte hoogmoed van u en mij. We denken het altijd beter te weten dan God. We willen onszelf behouden en op de been houden. Maar wat is het een kostelijke gebeurtenis, wanneer een mens door God wordt overwonnen in de liefde. Op die plaats heeft een mens tenslotte geen verweer meer. Als je vecht met een revolver, met een dolk, met een pistool en ik weet allemaal niet waarmee nog meer, kun je je verzetten. Maar als God met ons strijdt met Zijn Woord, met Zijn heilige Wet en met Zijn Evangelie, dan heeft een mens geen verweer meer. Hebt u het wel eens verloren van God? Dat u er onderdoor ging en dat Hij u te sterk werd? Kijk, daar heeft God nu de grootste moeite mee, menselijk gesproken, om een mens dat te leren. Zodra een mens in de gaten krijgt dat hij geen behoefte heeft om het te doen en het ook niet kan doen, dan is het één grote openbaring dat God het allang voor hem gedaan heeft, doet en uitwerkt. Kijk, dat is het Evangelie! Wie dat Evangelie aantast, vervormt en naar zich toebuigt, diens oordeel is op zijn eigen hoofd. Wat is God barmhartig en genadig dat Hij een mens leert dat Hij de Overwinnaar is en dat wij teruggebogen worden naar God. Dat is nu die liefde tot God, waar we het zojuist over hadden. Van Hem te zijn, voor Hem te zijn, onder Hem te zijn. Dat wil zeggen dat God ons boven alles gaat. Waar kan een mens beter schuilen dan onder de Middelaarsvleugels van Christus? Schuilen aan de voet van het kruis, misschien nog met één arm de Gekruisigde vasthouden. Geleid worden naar de Levensvorst in de hof van Jozef van Arimathea; met Hem meegenomen worden bij Zijn hemelvaart; de Pinkstergeest ontvangen. Wat is dat een ontzaglijke zaak, wanneer de gerechtigheid van Christus ons zo compleet, zo totaal bedekt. En dat die ons tegelijkertijd bij de Vader brengt, door de Heere Jezus Christus. De Heere Jezus zegt: Zij waren Uwe, en Gij hebt Mij dezelven gegeven ( Joh.17:6). De Heere Jezus bidt voor ze en bewaart ze. Wat is dat een rijk Evangelie! Als u denkt: Dan ga ik nog maar eens wat meer bidden, dan zeg ik: Dat kan nooit kwaad. En als u zegt: Ik kom nog trouwer naar de kerk, dat is ook allemaal best. Als u zegt: Ik ga mijn Bijbel nóg trouwer lezen, dan is dat een kostelijke zaak. Maar als dat voortkomt uit de eigen gerechtigheid, dan bent u een vijand van de genade Gods. De Heere Jezus Christus wil Zich wél in de weg der middelen openbaren, bekendmaken, maar Hij deelt nóóit met u. Zo komt God aan Zijn eer. We worden zalig omdat God het wil. We worden zalig zoals God het wil. Dat is de eer van God. Dat is de weg van het kruis. Dat is de weg van de Heilige Geest. Dat is nu troost, naar lichaam en ziel. Ook als wij weten dat we in een sterfelijke gestalte zijn en dat ons lichaam tot stof verpulvert. Waar de Heere begint, daar zet Hij door, daar trekt Hij de hele mens naar Zich toe, daar haalt Hij ook het lichaam uit het graf, daar maakt Hij die mens weer één en heel. Hij maakt het werk af naar lichaam en ziel. Wat is dat een troost! Die troost is wel gegrond. Er staan drie vaste pilaren onder. De eerste pilaar die onder deze troost staat is: Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft. Dat wil zeggen: Het is in de ogen van God en in de ogen van Zijn kerk volkomen in orde. Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft. Als wij dat woord dierbaar of kostbaar lezen in de Heilige Schrift, dan wil dat zeggen: van oneindige waarde. Het is geen aangepráte en aangewááide zaak, integendeel, het is een aangebráchte zaak. Want de Heere Jezus Christus heeft voor God Zijn leven uitgegoten in de dood. Hij heeft met Zijn eigen leven als een rantsoen, als een losprijs betaald. Hij heeft de volmaakte en volkomen gehoorzaamheid aan de Vader opgebracht. Hij is in alles gehoorzaam geweest. Is dat geen kostelijke zaak? We komen hier uitvoerig op terug wanneer de verzoening aan de orde komt. Wat is het een kostelijke zaak dat het bloed van Christus niet alleen een levenstroost is, maar ook een verzoenende, heiligende kracht heeft. Dat God de Vader het bloed van Christus laat druppen over de schare, opdat zondaren dat bloed zouden ruiken en zeggen: Wat een koopkracht zit er in dat bloed van Christus! Die met Zijn dierbaar bloed. Zijn bloed is dierbaar, Zijn bloed is kostbaar. Daarom laat Hij het niet vertreden. Voor al mijn zonden volkomen betaald heeft. Buiten het bloed van Christus, buiten de betalende Borg doet een mens niets anders dan zondigen. Hij is één stuk duisternis, één stuk zonde, één stuk vijandschap. Wat is de wortelzonde? Wat is de wortelzonde van ons bestaan? Dat een mens het vertikt, dat hij het beneden zijn stand acht door het bloed van een Ander geheiligd, gered en gezaligd te worden. Het is niet alleen die bekende professor uit Leiden die daar zijn vloek over uitsprak. We zijn allemaal zo verschrikkelijk hoogmoedig geboren. Anders zou toch de troon der genade bestormd worden? Dat mensen alleen door het bloed van Christus zalig worden, dat kán. Dat zegt God Zelf. Maar die vreselijke hoogmoed! Waardoor we toch ergens in het verborgene nog denken: We zullen het zelf wel opknappen. Kijk, dat we een leven leiden zonder aan God te denken, is zonde. En hier staat nu: Voor al mijn zonden volkomen betaald. Al mijn zonden, dat wil zeggen: roetzwart. Maar de bloedbrief van Christus wordt als een kwitantie gepresenteerd. Het handschrift dat tegen ons was, wordt uitgewist. Kijk, dat is een kostbare zaak. Als u naar dat bloed van Christus zucht, dan moet u maar vragen: Heere, laat dat bloed over mij komen. Anders kunt u nergens van leven. En als u toch leven kunt, dan hebt u verborgen ketterijen in uw hart. Heel rechtzinnige misschien of heel vrijzinnige, maar dan hebt u ketterijen in uw hart. Daardoor kunt u buiten het bloed van Christus leven, zonder de heiligmaking uwer zonden. We mogen vragen om in genade en door genade alleen, door het bloed van Christus gereinigd te worden. We hebben de wetenschap van Hizkia nodig, die wist dat al zijn zonden achter Gods rug waren geworpen. Dat gaat over verleden, heden en toekomst. Voor al mijn zonden volkomen betaald heeft. Het lijkt wel of u er de hemelse muziek in hoort. En mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft. De catechismus gelooft dus dat de duivel er is. Dat gelooft lang niet iedereen, ook vandaag niet. Je kunt natuurlijk net doen of de duivel er niet is, maar daarom is hij er wel. Onder zijn heerschappij zijn we gekomen. Zeker, we zijn en blijven schepselen Gods, maar we zitten onder de heerschappij van de duivel. Hoe kom je daar achter? Wel, wanneer de Heere Christus bij ons in de gemeente binnenkomt, in ons huis binnenkomt, dan komen wij er achter dat de duivel er is. Die wil namelijk zijn patiënten niet kwijt. Er is nooit sterker worsteling dan wanneer de Geest des Heeren binnendringt door de prediking van het Evangelie, als de Heilige Geest in al Zijn werkingen meegaat en die in het hart uit gaat werken. Kijk, onder die heerschappij is Gods kerk vandaag, want die heeft een andere heer gekregen. In het woord heerschappij zit het woord heer. Ik heb namelijk de Heere Jezus Christus gekregen. Dat wil niet zeggen dat een christen verlost is van verzoekingen, van aanvechtingen, van kwellingen, van strijd en van de mogelijkheid om te vallen. Dat is nog wat anders. Maar dat absolute, de alleenheerschappij van de satan, is gebroken, want er is géén macht, of hij is door Christus overwonnen. Die overwinning is voor al die mensen bestemd die denken dat ze er nooit zullen komen omdat ze onder de macht van de satan zitten. Maar Christus is uit de doden opgestaan en heeft al die machten één voor één kapot gebroken. Ze zijn er nog wel, met grote kracht zelfs, maar Hij heerst. Dit is troost voor mensen die zichzelf op geen enkele wijze op de been kunnen houden. Troost, om achter het schild des geloofs te zitten en daarmee al de vurige pijlen van de satan op te vangen. Dat is de eerste pijler. De tweede pijler is de bewaring. En alzo bewaart, dat zonder de wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet. Hij begint, Hij verlost, maar Hij bewaart ook. Dat is nodig. Er zijn verschrikkelijk veel vijanden. Nu staat de verkiezende liefde van de Vader er borg voor, nu staat de verzoenende kracht van het bloed van Christus er borg voor en nu staat de wederbarende kracht van de Heilige Geest er borg voor, dat Gods kerk bij deze verlossing wordt bewaard. Als dat niet zo zou zijn, was de troost geen complete troost. Want als een mens één ogenblik zichzelf zou moeten bewaren, was het een verloren zaak. Maar nu is de troost compleet. Hij wordt bij die verworven verlossing beschut en bewaard. De Heere Jezus heeft gebeden dat het geloof niet zou ophouden. Hij heeft gebeden dat de bewaring van Zijn kerk nooit zou ophouden. Wat ligt het dan veilig, als we Jezus Christus horen bidden: Ik bid voor hen; Ik bid
voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt ( Joh. 17:9). Hij bewaart tegen de satan, tegen de wereld, tegen de ontzettende zuigkracht die er van uitgaat, ook van déze wereld. De wereld waarvan je zegt: Hoe zul je daarin ooit overeind blijven? God bewaart ze voor de boze wereld, voor de zuigkracht van deze wereld. Bewaart, ook voor de vernietigende krachten van binnenuit. Voor dat zondige vlees, dat totale bestaan dat altijd tegen God blijft ingaan. Hij bewaart het nieuwe bestaan in de strijd tegen al de aanslagen van het oude bestaan. Soms is de strijd zeer listig en zeer gecompliceerd, maar Hij bewaart. Hij bewaart bij het Woord der waarheid, opdat we geen andere wijsheid willen dan het Woord des kruises. Opdat wij ons door niemand van die vaste fundamenten af laten brengen. Dat is bewaring! Die gaat zelfs tot de haren van het hoofd. Wie let erop of er één haar meer of minder op staat? De Heere wel. Kijk, dat is troost! Wanneer Gods hand u grijpt en u vasthoudt, zegt de Heere ook: Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken ( Jes. 43:2). O, die vertroostingen Gods! Hij bewaart en keert de zaak om, zodat alles moet medewerken ten goede. Al die dingen in ons leven, al die verborgen en openbare kruisen, al die pijnen, ziekten, moeiten en strijd. Hij gebruikt die, opdat ze ons ten goede dienen. Opdat ze dienstknechten Gods zouden zijn, paarden voor Gods wagen, om ons te brengen waar we wezen moeten. We hebben er soms wel een hele tijd voor nodig om erachter te komen, maar toch is het waar: Alle ding, ook die dingen die tegen zijn! Dat is de tweede pijler. De laatste pijler is: Waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt. Alles wat wij tot nu toe bespraken, gaat van God uit: Zijn verkiezing, Zijn verzoening, Zijn bewaring. Maar God de Heilige Geest brengt dat ook thuis: Waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert. Hoe komt een mens daaraan? Hoe leeft hij daaruit? Wanneer weet hij dat? Wel, zegt de Heere, daar heb je jouw licht niet voor nodig. 27 Daar heb je Mijn licht voor nodig, het licht van de Geest, van de Trooster. De Heilige Geest laat kennen wat van God is. De Heilige Geest leert in ons verstand en in ons hart de wetenschap van de dingen des Geestes. Dat licht ontsteekt Hij in ons leven. De apostel zegt: Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba, Vader ( Rom. 8:15)! Wij hebben ontvangen den Geest Die uit God is, (de Geest der vrijheid) opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn (1 Kor. 2:12). Daar mag wel eens meer aan gedacht worden. De zekerheid des geloofs is een schaarse zaak. Dat komt omdat wij de reformatorische leer met voeten treden. Omdat de leer der vrije genade altijd in het menselijk vlak wordt getrokken. Maar de Heilige Geest wil ruimte en neemt ruimte om het werk van de Vader en de Zoon toe te eigenen. De Heilige Geest geeft licht. Daar kan Hij alles voor gebruiken, maar Zijn werk gaat niet op in een stem of een visioen, maar Hij verspreidt licht over de ziel. Dat geeft een diepe vrede in het hart. Zodra een mens maar enige toegang tot de troon der genade heeft, is er een wederkerigheid, laat staan als die mens een toegang heeft door Christus Zelf. Dan is er een wederkerigheid waarin een ander niet hoeft bij te lichten, maar dan geeft God Zelf licht uit Zijn Woord over de dingen, de zaken, die Hij schenkt. Dat wil niet zeggen dat we elkaar niet nodig hebben, maar het zegt wel dat zalig worden een persoonlijke zaak is. Dan geeft de Heilige Geest licht, soms over een woord, soms over een gedeelte van de Schrift. Hier gaat het over de aanneming tot het kindschap Gods. Daar geeft Hij licht over. Als we vragen: Waar leren we dat? Dan is het antwoord altijd: In de nood. Een kind wordt altijd in de benauwdheid geboren. Wanneer wij vragen: Wanneer hebben wij de meeste zekerheid? Dan is het antwoord: We hebben de meeste zekerheid als alle zekerheden op aarde zijn kapotgeslagen. Wanneer u vraagt: Wanneer hebt u daar de meeste troost van? Dan is het antwoord: Wanneer alle troostbronnen op de aarde zijn afgesloten. De Heere maakt Zichzelf onmisbaar. Nu wil de Heilige Geest ook in het leven van Zijn volk die zekerheid aanblazen, net zoals een oude orgeltrapper de wind in het orgel trapte. De Heere ademt de Geest in het hart, zodat een mens ook verstaat wat Hij gekregen heeft. De Geest hangt samen met het geloof. Naar de mate van ons geloof, is ook de mate van onze zekerheid. Het is niet een zaak die erbij geplakt wordt, maar een zaak die op en neer gaat met het geloof. Het geloof in de Zaligmaker, is dat niet een vaste troostgrond? Ten slotte, en doet dat niet de deur dicht: En Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt. Van harte, dus niet zomaar een beetje ge scheurd en gespleten, maar van harte. O, al vechten we dagelijks met de vijand van binnen en van buiten! Van harte. Gewillig. Niet dat wij zo gewillig zijn, maar omdat Hij gewillig maakt. Vooral voor jonge mensen moet u de mooiste kant laten zien. U moet zeggen: Jongens, er is géén kostelijker dienst dan de dienst van God. Want Hij maakt je ook nog gewillig en bereid om in Zijn wegen te gaan. Gewillig en bereid gemaakt, gedrongen door de liefde van Christus. Wat een troost! Hebt u er ooit aan gedacht dat die troost zo vast verzekerd is op drie pijlers? Op de verlossing, op de bewaring en op de verzegeling met de Heilige Geest? Nu zult u zeggen: Dat is een christen in de bloei van zijn geestelijk leven. Dat is ook zo. Als ik een pak ga kopen en ik vraag: Hebt u een kostuum voor me?, komen de verkopers met het beste pak opdraven dat ze hebben. Waarom? Omdat ze denken: Als hij daar eenmaal aan geroken heeft, dan wil hij niet anders. Kijk, zo doet de Heere dat ook. Het gaat niet over de vraag wat het minimum is aan geestelijk leven. Dat maken wij niet uit. Dat kan die ene zucht van de moordenaar aan het kruis zijn of een klop op de borst van de tollenaar. Het gaat om de vraag: Wat is nu eigenlijk het geloofsleven zoals dat oreert, groeit en bloeit? Dáár gaat het om. En op dat niveau en op die stand wil God Zijn kerk hebben. Daarom wil Hij ze daartoe opvoeden, daar brengen. Wat weten wij in ons persoonlijk leven van die troost? Het is allemaal toepassing. U hebt de hele dienst al zitten toepassen waarschijnlijk. Of niet? Wat hebben we nu van die troost? En waarin bestaat die troost? Het lied is bijna uit, maar het zingt door in de harten van allen die God vrezen. Zij zeggen: Welk een troost, welk een onmetelijke troost, welk een enige troost, welk een eeuwige troost in leven en in sterven, naar het lichaam en naar de ziel! Amen.