Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Inhoud Inleiding en verantwoording13 Deel I Gemeente en prediking1. Terugblik Eben Haëzer 25 Terugblik25 Eben- Haëzer35 Hulp van God432. Na hartoperatie53 Woord vooraf53 Hopen en loven54 Het suizen van een zachte stilte63 Toespraken79 De schat in een aarden vat82 Toespraken923. De ramp in Putten95 Jezus in de storm954. Nieuwjaarsmorgen in Gouda112 Een vreemdeling op aarde1125. Bij de geboorte van prins Willem- Alexander123 Wie neemt dit kind mee?1236. De wording van de kosmos134 Woord vooraf135 Bij de tweede druk136 In den beginne136 Woest en ledig147 Daar zij licht157 God maakt scheiding171 Planten en bomen181 Zon, maan en sterren193 Vissen, vogels en landdieren202 Laat Ons mensen maken213 Christus gelijkvormig225 De heerschappij van de mens235 Man en vrouw246 De zegen van de vruchtbaarheid258 Geboorte en wedergeboorte269 Het gezin en het Koninkrijk Gods281 Wat doen wij ermee in deze tijd?289 Het voedselpakket315 Zeer goed3247. Uit de galerij der geloofshelden335 Een meerdere offerande336 Vóór zijn wegneming getuigenis gehad346 In tenten reizend op weg naar de stad356 Ook Sara zelf (voorbereiding Heilig Avondmaal)365 Van verre gezien (nabetrachting Heilig Avondmaal)374 Zijn eniggeborene geofferd (doopdienst)384 Gezegend aangaande toekomende dingen392 Stervende gemeld van de uitgang401 Zij vreesden het gebod niet408 De versmaadheid van Christus meerdere rijkdom417 Als ziende de Onzienlijke4278. Vervulling met de Heilige Geest438 Geestelijk vocht óf de Geest van God4389. Preekschetsen443 Hemelvaartsdag443 Zondag voor Pinksteren446 Eerste Pinksterdag448 Tweede Pinksterdag451 Zondag Trinitatis45410. In de tijd van de bevrijdingstheologie457 Geen ander Evangelie45711. De laatste preek 461 De sleutelen van het hemelrijk461 Deel I I Kerk en theologie4751. Verbond en prediking4772. Geestesgaven4941. De doop met de Heilige Geest4942. De groei in het geloof door de Heilige Geest5023. De gaven van de Heilige Geest5064. De Heilige Geest oefent tucht5243. Woord en kerk5324. Kerk en pastoraat5425. Vernieuwing van de prediking?5516. Gedachtewisseling (met H. Berkhof)5647. De gereformeerde gezindte nu en in de toekomst6061. Ter inleiding6062. Openingswoord van prof. dr. N. H. Ridderbos6073. De gereformeerde gezindte nu en in de toekomst6108. De prediking van de verzoening6331. Verzoening in het verleden en heden6352. De prediking van de verzoening6503. Perikelen over de arbeid van de commissie voor de verzoening6754. Minderheidsnota6825. Besprekingen op de synode6866. Herderlijke brief6987. Waarom is deze herderlijke brief zo onbevredigend?7079. In gesprek met A. A. van Ruler725 De naturalisering van de zonde72610. Vragen rondom het Schriftgezag742 A. Waartoe het Oude Testament?742 B. Wat zegt de Heilige Schrift over zichzelf?749 11. Kerk en gereformeerde belijdenis765 A. De belijdenis der Reformatie766 B. De belijdenis van Barmen780 C. Gemeentetheologie78212. Naar een verenigde kerk in Nederland786 A. Van kerken tot kerk787 B. De gereformeerde Bond en de eenheid802 C. Naar een verenigde kerk in Nederland81213. Varia 826 A. Hervormde Kerk positief tegenover inentingen827 B. De christelijke pers830 C. Roeping837 D. Het zilveren koord839 E. Open brief845 23 Gemeente en prediking Terugblik Eben- Haëzer Op 31 oktober 1968 herdacht ds. G. Boer dat hij 25 jaar daarvoor in Eemnes- Buiten bevestigd werd tot predikant. Op 27 oktober hield hij in Eemnes- Buiten in de morgendienst en in de Nieuwe Kerk te Katwijk aan Zee in de middagdienst een herdenkingsprediking met als tekst 1 Samuel 7:12, onder het opschrift Eben- Haëzer. Op 20 oktober hield hij in de Pauluskerk te Gouda en op 3 november in de Nieuwe Kerk te Huizen een preek naar aanleiding van Hand. 26:22 en 23 onder het opschrift Hulp van God. Beide preken werden onder de titel Eben- Haëzer uitgegeven bij drukkerij Bout in Huizen. In deze uitgave is ook opgenomen een dankwoord dat hij (in verkorte vorm) heeft uitgesproken tijdens een bijeenkomst op vrijdag 25 oktober 1968 in de Pniëlkerk in Katwijk aan Zee. Omdat dit dankwoord een levensschets inhoudt krijgt dit als eerste een plaats, voorafgaand aan de twee herdenkingspreken. Terugblik Geroepen een dankwoord te spreken, dank ik allereerst de God van mijn vader en moeder dat Hij mij geboren deed worden uit ouders die hun groot gezin uit de hand des Heeren hebben ontvangen en het opgevoed hebben in de vreze des Heeren. Aan mijn wieg stonden een biddende moeder en een geestelijk beschroomde, afhankelijke vader, die aan het eind van zijn leven in volle ruimte heenging. Dat is pure genade
Waar heb ik het aan verdiend? Ik dank de God en Vader van de Heere Jezus Christus dat Hij mij in mijn jeugd mensen deed ontmoeten die in godsvrucht soms uitblonken en op ons als kinderen een onuitwisbare indruk zetten van de heerlijkheid en de uitnemendheid van de dienst des Heeren. Daardoor heeft God mij bewaard voor een geloof zonder de wederbarende werking van Gods Geest. Ik dank Hem voor Zijn groot geduld dat Hij mij, zondaar en goddeloze in mijzelf, verdragen heeft op al mijn wegen en gangen en dat Hij mij niet toeliet mij dood te zondigen in eigenwilligheid en ongerechtigheid. Mijn dank gaat uit naar mijn hemelse Zender dat Hij mij van de geboorte aan afzonderde en bestemde voor het ambt van dienaar van het goddelijk Woord. Wat God in Zich had, heeft Hij vervuld langs wegen die ik niet geweten en ook niet begeerd heb. Van mijn kind-zijn aan had ik de begeerte schoolmeester te worden. Een dienaar des Woords bij mijn ouders op bezoek bracht daarin verandering met de opmerking: Zou je deze jongen geen predikant laten worden? Dit was t begin, niet de oorzaak. De oorzaak ligt in God, Die mensen gebruikt. God wekte die begeerte. Ik heb die niet ernstig genomen en door nalatigheid weerstaan! Toen maakte God met mij een omweg en
kwam terug toen ik ongeveer 19 jaar was. Hij wekte niet alleen die begeerte, maar vervulde die ook, baande een weg. t Was geen gemakkelijke weg. t Was een weg waarop niet alleen hard gewerkt moest worden, maar die ook vol strijd was over de roeping tot predikant. Daarmee vervlochten was de vraag: Wie ben je zelf? Ken je voor jezelf wat je anderen wilt gaan prediken? Het was niet alleen een strijd om te mogen weten dat Hij mij zond, maar ook dat Hij mij kende in mijn zielsellende. In deze strijd heeft de Heere mij niet verlaten en niet begeven. Hij daalde af in de worsteling, keer op keer, met het richtinggevend, het veroordelend en vertroostend Woord. Hij deed hoop in mijn ziel geboren worden op de vrije ontferming Gods in Christus en deed mij smaken dat Gods goedertierenheid beter is dan dit tijdelijk leven. Ik dank Hem voor de wegen die Hij uitkoos om deze roeping te bevestigen, hoewel ik deze wegen van afstoting en aantrekking, van twijfel en aanvechting, soms van gewetensangst en doodsnood niemand voorschrijf of gun. Maar voor mij kon het niet anders en om zalig te worden dacht ik voor u ook niet.k Heb de Heere te danken voor het onderwijs dat Hij mij liet geven in het ouderlijk huis (zo-even genoemd), op school en op de catechisaties. k Mag hier noemen de namen van de predikanten Kruishoop en Klüsener, die mij op de catechisaties onderwezen, en de naam van ds. J. D. van Hof van Delfshaven, aan wie ik in een kritieke fase in mijn leven veel te danken heb. Ik dank God dat Hij mij via zijn zoon mijn vriend ds. L. Kievit in aanraking bracht met ds. I. Kievit van Baarn. Hij is voor mij een vader geweest, een leermeester, die mij onvergetelijk is en blijft. Met zijn bijzondere gaven van hoofd en hart, van studie en godsvrucht, heeft hij mede bijgedragen aan mijn vorming en mijn eerste wankele schreden op het pad in de gemeente begeleid. Hij leerde me en leefde me voor wat het is in het ambt God te dienen en zo nodig geen mens te ontzien. Hij leerde wat het is liever de afkeuring van velen te dragen dan de goedkeuring van God te missen. 27 Hij had een diep profetisch inzicht in de ware nood der kerk, die met de toen in de lucht zittende reorganisatie van de kerk niet werd opgeheven. Hij heeft in de kerk gebeden en gestreden en aan haar geleden tot zijn laatste snik en had de belofte Gods dat hij ook voor de voortgang van het Evangelie in de dienaren niet tevergeefs geleefd had. Zonder een mens te verabsoluteren, moet gezegd worden dat onze kerk deze broeder niet geacht heeft. Zijn stem bleef als die van een roepende in de woestijn, maar nochtans was hij tot zegen voor velen, ook onder de dienaren des Woords. In deze dienaar van het goddelijk Woord leerde ik een kring van mensen kennen die de gemeente, het ambt, de opleiding van de dienaren des Woords en nog zo veel meer op het hart droegen en er voor God mee worstelden! Waaraan heb ik het te danken dat God mij met deze mensen in mijn jeugd, studie en predikant-zijn liet omringen? Zij hebben mij gedragen, verdragen, opgedragen. Velen zijn reeds heengegaan en dienen God dag en nacht in Zijn tempel. Alle sluiers zijn weggevallen en zij mogen Hem zien, aangezicht tot aangezicht. Onder hen zijn huisvrienden geweest, die ons onvergetelijk zijn. De namen rijgen zich aaneen. De Heere kent ze allen! Ik dank de Heere voor Zijn goedheid, dat Hij mij het meisje deed ontmoeten dat nu 25 jaar mijn vrouw is. Zij wil niet op de voorgrond staan. Ik wil u zeggen dat deze samenkomst wat mij betreft geheel aan haar gewijd mag zijn. En dat om vele redenen. Zij heeft mij met veel zelfverloochening voortdurend aan de gemeente en later aan het werk in de kerk afgestaan. Wat dit betekent weten geloof ik alleen de predikantsvrouwen. Dit is niet alleen mijn jubileum, maar vooral haar jubileum. Alle spanningen, alle zorgen van de predikant, opgedaan in zijn werk, moeten thuis verwerkt worden. En dat heeft zij voortreffelijk gedaan! Het is niet te zeggen wat een predikantsvrouw voor een gemeente betekent, wanneer zij goede orde in het gezin heeft en de weg baant voor de volle vervulling van het werk! Het valt moeilijk te zeggen hoeveel lief en soms ook leed wij samen gedeeld hebben. Het was veel, het was geweldig veel. Tot de zegeningen behoren zeker onze kinderen. Hoewel wij door de omweg later trouwden dan gewoon, mochten wij toch nog drie kinderen ontvangen, die u hier stralend, de een met zijn vrouw, de ander met haar man, de jongste dochter met haar vriend, aanwezig ziet. Tot deze zegeningen mag ook gerekend worden, dat mijn zoon predikant begeert te worden. Tot nu toe zegende de Heere zijn weg. Hij alleen leide hem langs een niet al te lange omweg op Zijn tijd tot het wondere ambt. Er is niets mooier dan God te dienen in de gemeente! En wat verder te zeggen? Er is zo veel! Vijfentwintig jaren zijn enerzijds een gedachte, anderzijds liggen vele gebeurtenissen opgestapeld. Wanneer ik de gemeenten voor mij haal die ik gediend heb, dan bewonder ik de leiding Gods in mijn leven. Onvergetelijk is mij de stralende 31 oktoberzondag 1943 in Eemnes- Buiten, toen ik in het ambt bevestigd werd door ds. I. Kievit met de tekst uit 2 Tim. 1:8: Schaam u dan niet het getuigenis onzes Heeren, maar lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods. Onvergetelijk is mij de intrede met de tekst: Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet, want het is een kracht Gods tot zaligheid een ieder, die gelooft, eerst de Jood en ook de Griek ( Rom. 1:16). Onvergetelijk is mij de prille en tere band aan deze gemeente. De oorlogsdaden grepen toen verwoestend om zich heen. Wij hadden vele bidstonden vanwege de nood der tijden. Wij lagen aan het front en zagen de verderfengel boven de gemeente staan, totdat God zeide: Het is genoeg! Toen kwam de bevrijding. Het was een tijd van vele benauwdheden, maar ook een tijd van vele uitreddingen. Toen de roeping onder andere van het zwaar getroffen Putten tot mij kwam, kon ik hoe goed de verhoudingen in de eerste gemeente ook waren aan deze roeping geen weerstand bieden. Wij hadden Putten vanaf de Meentweg in Eemnes- Buiten zien branden en vreesden het ergste. En het was erg! Honderden weduwen en vele getroffen gezinnen. Daar was handenvol werk in de prediking en in het pastoraat. Deze gemeente is voor mij een tweede leerschool geweest. De kerkenraadsleden van Putten, van wie de meesten reeds zijn heengegaan, hebben mij meer gegeven dan zij van mij konden ontvangen. Ik zie deze mannen nog voor mij, mannen met geestelijke inhoud en gezag in de gemeente. In gezegende samenwerking met ds. L. Kievit was het een periode van doorbraak van geestelijk leven onder jongeren en ouderen. In deze gemeente had ds. C. B. Holland diepe voren getrokken door de prediking van de gerechtigheid Gods. In het ontzettend gericht dat over Putten gegaan was, had de Heere deze voren verdiept en bevestigd. In dit spoor viel het zaad van het Evangelie en
het ontkiemde. Het waren jaren van intense arbeid in prediking en in pastoraat. En de Heere wrocht mede
k Heb ervaren dat mensen zich eerst aan de Heere gaven en daarna aan ons. De jongste dag zal verklaren hoevelen dat er zijn geweest. Daarna kwam de roeping naar Gouda. Naar deze gemeente, waarin zowel binnen als buiten de hervormde gemeente de scheuren vele en diep waren, deed de gemeente Gods uit Putten mij uitgeleide, nadat zij mij de Heere bevolen had. Hier kreeg ik de Hervormde Kerk in haar geheel binnen de gezichtskring. Theoretisch kende ik haar vanuit mijn boeken over de richtingen binnen de Hervormde Kerk. Van horen zeggen wist ik het een en ander. Daar maakte ik kennis met de verwoestende gevolgen van richtingenstrijd en kerkscheuringen. Met de vrijzinnigen heb ik daar leren spreken en handelen. De midden-orthodoxie in allerlei geschakeerdheid zat daar aan het roer. De conicten die daar rezen, hadden als diepste achtergrond een totaal andere visie op het vraagstuk der modaliteiten. De eenheidsvisie die men daar had, beantwoordde op geen enkele wijze aan de eenheid van het geloof, zoals de Bijbel die leert. Dat gaf strijd en worsteling. Het was moeilijk in te gaan tegen een visie die de gemeente niet op een Bijbelse wijze bouwde. Het was geen gemakkelijke, wel een boeiende tijd. De confrontatie met het kerkelijk vraagstuk kreeg mij te pakken. Dat dwong tot studie en verantwoording. In deze gemeente kreeg de lust tot studie weer nieuw voedsel. Tot Gouda had én de oorlog én het pastoraat in Putten mij weinig ruimte voor deze studie gelaten. De afvaardiging naar de generale synode rondom de bespreking en aanneming van de nieuwe kerkorde gaf handenvol werk. De weken daar doorgebracht hebben mij veel verrijking, veel ontmoetingen, alsook veel kerkelijk verdriet bezorgd. Vanuit mijn consciëntie moest ik met anderen tegen de nieuwe kerkorde stemmen. Onvergetelijk is mij de dag van de aanneming van deze kerkorde, waarbij velen zich rekenschap gaven van hun stem voor of tegen. De tegenstemmers hebben helaas gelijk gekregen. Veel kerkelijke illusies en eenheidsdromen zijn in rook vervlogen. Dat is niet alleen de schuld van de voorstemmers, die mijns inziens niet tot de wortels van de nood en de schuld van de kerk doorboorden. Hier is ook de schuld bij de tegenstemmers, die met de anderen delen in de doem die er ligt op onze kerk. Doleantie, afscheiding en langzame leegbloeding van de kerk naar andere kerken en groepen enerzijds én een geforceerde eenheidsbeweging, zich uitend in een optimistische en voortijdige modaliteitenvisie anderzijds, drukten loodzwaar op onze kerk. Sommigen zagen hun fout in. Dr. K. H. E. Gravemeyer beleed in het openbaar schuld. Anderen volgden, weer anderen zwegen in alle talen en zagen en zien met lede ogen aan hoe na de aantasting van het kerkelijk gezag van de belijdenis, het Schriftgezag een beurt kreeg en aan de modernistische ideeën van deze tijd werd aangepast ( Klare Wijn en andere geschriften). Nu moeten zij aanzien dat in de failliete inboedel van vele gemeenten de kerkvorm een beurt krijgt en in episcopaalse, wellicht beter in bureaucratische zin wordt omgebogen. Sommige raden en commissies gaan eigenmachtig hun gang en bereiden een totale verandering in ambt en kerkvorm voor. Sommige vrijgestelden, die blijkbaar geen enkele band met de gemeenten meer hebben, zijn een ramp voor de kerk. Gelukkig valt de gemeente Gods niet samen met de gemeente, zoals mensen die uitdenken en waaraan mensen sleutelen en knoeien. De gemeente verschijnt onder het Woord en wordt in de prediking doorlicht. Bij de zorgen voor het geheel der kerk (kerkorde, enz.) en voor de classis Gouda, die ik enige jaren als preses mocht dienen én voor de provinciale visitatie, waarvoor ik met de nu overleden ouderling Kooyman de gemeenten in de classis Gorinchem mocht bezoeken, bleef de hoofdschotel: prediking, catechese en pastoraat. Daarbij denk ik met vreugde terug aan de boeiende contacten met de kweekschool De Driestar in bestuurlijke zaken. Vele hervormde leerlingen kwamen op de catechisatie. Nergens ben ik meer op het Woord teruggeworpen dan in Gouda. Allerlei traditionele en gemeentelijke structuren, die bewarend werken, waren in deze gemeente weggevallen. De grote vergaderingen van de kerkenraad, die toen nog één was, waren niet bepaald opbouwend. De leefruimte voor hervormd-gereformeerde prediking was klein en werd klein gehouden. In dit alles waren de kerkdiensten, de Bijbellezingen, de catechisaties en lidmatenkringen ware oasen. In de Bijbellezingen beleefden wij een oecumene in het klein. De avonden in de kleine kerk in de Peperstraat, in de Janskerk en later in het gebouw Calvijn zijn mij onvergetelijk. Vooral s zondags mocht het Woord uitgaan. En de Heere deed ermee wat Hem behaagde. Hij gaf vrucht ook in de ambtsbroeders, die daar geworven werden voor het ambt van dienaar des Woords. Nergens heb ik meer de waarheid van het woord van Kohlbrugge beseft, toen hij zei: Werp het Woord in de kerk en gij zult wonderen zien. In veel liefde, trouw en gebed hebben wij in deze gemeente mogen delen. Het is een vreugde te zien hoe het Woord Gods de geschiedenis van een plaatselijke gemeente schrijft. Er zijn daar wonderen gebeurd én persoonlijk én kerkelijk. Dreigingen, die schijnbaar door niemand afgewend konden worden, verhinderde God Zelf. Hem alleen de eer. Na Gouda volgde Lunteren. Opnieuw naar de Veluwe. De overgang was heel erg groot. Wat in Gouda in het groot was: strijd, worsteling om de reformatorische prediking en belijdenis, was in Lunteren in het klein. Een gemeente die jaar en dag verscheurd was en die op de verkeerde wijze in het kerkelijke en soms ook wereldlijke nieuws was. Had ds. I. Kievit mij nog op een aangrijpende wijze in Gouda bevestigd, enige tijd daarna is hij na een smartelijke ziekte de eeuwige rust ingegaan. De rouwdienst in Baarn, door zijn zoon geleid, was een treffende dienst. Wij hebben gezongen van een Koning Die eeuwig leeft en een handvol koren overlaat, dat ruisen zal als de Libanon! Zijn zoon Ds. L. Kievit bevestigde mij in Lunteren. Een periode van herbouw en opbouw van de gemeente brak aan, die helaas gepaard ging met de stichting van een evangelisatie, die later tegen de adviezen van de toenmalige visitatoren tot een wijkgemeente in wording werd verklaard. Met de smart daarover was toch de vreugde groot dat deze gemeente zich herstelde en een betere bearbeiding werd verkregen door de stichting van een nieuwe predikantsplaats en een nieuwe kerk. In deze gemeente maakte ik kennis met het Streekziekenhuis, dat ik enkele jaren als bestuurslid mocht dienen. Een boeiende nieuwe taak! In deze gemeente hoe moeilijk soms de arbeid ook was hebben wij veel goede dingen ervaren. Ook daar scheurde de Heere de hemel en daalde Hij af in het hart van mensen. Dat is en blijft het belangrijkste. In gedachten groet ik deze gemeente, waarin zo veel trouw was in de kerkgang en in het catechisatiebezoek. Opnieuw hebben mijn vrouw en ik ervaren hoezeer het vuur van de liefde en de toegenegenheid in Lunteren ondergronds brandt, maar zich ook krachtig weet te openbaren. Toen kwam de gemeente Huizen met een beroep. Met deze gemeente waren reeds vele en velerlei contacten vanuit Eemnes- Buiten. Vele malen heb ik er in de oorlogstijd mogen preken. Dat beroep nam ik aan. Het was het eerste beroep. Waarom? Wie zal eigen hart en eigen beslissing doorgronden? Tot op de dag van vandaag geloof ik dat God mij daarheen bracht. Ook daar was een diepe belangstelling voor het Woord bij velen. De Heere heeft er vanouds veel wonderen gedaan. Tegelijk waren er de sporen van een diepingrijpende wijziging van de samenstelling van de bevolking, die hun invloed op het burgerlijk en kerkelijk leven niet misten. Dat gaf zorgen over de snelle uitbreiding van de bevolking en vreugde over het enthousiasme waarmee de gemeente zich inzette om in één week 100.000 gulden bijeen te brengen voor een noodkerk, die intussen vervangen is door een prachtige nieuwe kerk. In deze gemeente werd een poging ondernomen een christelijke middelbare school te stichten, die het karakter van de bevolking zou weerspiegelen. Wanneer ik ergens teleurgesteld ben in de samenwerking met leden van de Gereformeerde Kerk en in de medewerking van een protestants-christelijke burgemeester, dan is het daar. Tot mijn vreugde worden ook nu de pogingen voortgezet deze school te realiseren, hoe groot de moeilijkheden ook zijn. In die tijd nam het werk voor de landelijke kerk toe. Prof. dr. J. Severijn verzocht mij ofcieus de eindredactie van De Waarheidsvriend op mij te nemen. Zijn krachten werden minder. Dit betekende een zorg meer, elke week. Intussen ging het gemeentewerk voort. k Heb het hoe langer hoe meer als een belemmering gevoeld dat het landelijke werk het gemeentelijke werk in de verdrukking dreigt te brengen. Veel steun en liefde heb ik daar ervaren van mensen die, onder vorige dienaren gezegend, leefden van Woord en Sacrament. De Avondmaalszondagen waren in Huizen vaak de hoogtepunten. Het sacrament stond bij velen in hoge ere.1. [ Mr. P. van Driel.]2. [ De burgemeester nam ook zelf het initiatief om een middelbare school te stichten. Het eindresultaat is geweest een middelbare school, het huidige Erfgooierscollege, in samenvoeging van de beide initiatieven.] In 1964 kwam met andere beroepen Katwijk aan Zee in het zicht. Ook met deze gemeente waren reeds contacten. Vele vakanties brachten wij er met onze kinderen door en wij kerkten er graag. De aandrang was groot en ik ontving de vrijmoedigheid het beroep aan te nemen. Deze beslissing werd ten hevigste aangevochten van binnenuit en van buitenaf door een noodzakelijk gebleken operatie in het Academisch Ziekenhuis te Leiden. Gods wegen laten zich niet berekenen en overzien. In deze moeilijke weg gaf de Heere ondersteuning, onderwerping en overgave. Hij gaf de chirurgen de wijsheid een levensgevaarlijke bedreiging weg te nemen. Hij ging met mij langs de grens van de dood, maar Zijn stok en Zijn staf ondersteunden mij. Hij gaf lering en bestrafng, Hij opende het oog en het oor voor de tranen van Christus, die Hij schreide en schreit over het Jeruzalem van die dagen en onze dagen. Nog nooit heb ik de smart over het verval van de kerk dieper gelezen dan in de ogen van Christus. Het waren tranen waarin Zijn oneindige liefde te lezen stond. Nergens heb ik groter afstand gezien tussen het kerkelijk bedrijf, waarin toen in het bijzonder het leerstuk van de verzoening in het geding was, en de levende Christus, Die op allerlei wijze gesmaad wordt. De gemeenschap der heiligen is nooit zo werkelijk geweest als voor en na deze operatie. God gaf velen gebed en Hij heeft deze wonderlijk verhoord. Bij de laatste Avondmaalsviering voor de operatie in Huizen heb ik gemeenschap mogen hebben met velen uit de triomferende kerk, die bijna lijfelijk tegenwoordig waren. Er was een wolk van getuigen om mij heen. Met velen in en buiten de Hervormde Kerk was en ben ik verbonden in de Geest. Wat zal ik nog meer zeggen? Dat God goed was en is en ik onbeschrijfelijk zondig. Zo vaak overvalt mij de klacht des Heeren: Zult gij mij dit vergelden, gij dwaas en onverstandig volk, voor al de weldaden aan u bewezen? Wie zijn wij buiten de gemeenschap met God? Het wonder van Gods lankmoedigheid en verdraagzaamheid wordt hoe langer hoe groter. Het is Zijn trouw waaraan ik hang in leven en in streven. Wij hebben de vermaning zo nodig: één ding is nodig! Die vermaning kunnen wij elkander nooit genoeg op het hart binden. Na drie maanden ziekteverlof mocht ik halve dagen werken. Toen kwam het afscheid van Huizen, k Ben de gemeente van Huizen veel in de liefde verschuldigd. Zij heeft mij in alles verzorgd. Daarop volgde de intrede in Katwijk aan Zee. De intreetekst: Wij dragen deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid van de kracht zij van God en niet uit ons (2 Kor. 4:7) had een diepere achter- en ondergrond gekregen. Het werk in Katwijk werd bijna onmiddellijk geankeerd door de zorg voor de Gereformeerde Bond, waarvan ik tweede voorzitter werd. De gezondheidstoestand van prof. Severijn werd minder gunstig. Toen hij in 1966 overleed, had hij ons als hoofdbestuur bijeengeroepen en ons ten krachtigste en ten stelligste vermaand en op het hart gebonden dat wij bij het Woord Gods en bij de belijdenis van de kerk zouden blijven. Daarop, zo zei hij, hebben wij in het verleden zegen gehad. Onvergetelijk is mij zijn geestkracht en zijn liefde voor God en Zijn Kerk tot het laatste toe. Hij is in grote vrede heengegaan en trok een spoor. Na veel aarzeling en gebed heb ik het voorzitterschap van de Gereformeerde Bond aanvaard. Ook deze taak kan alleen in Gods kracht worden volbracht. Hij alleen kan ons in de verwarring van deze dagen het spoor wijzen en in het spoor houden. De situatie van de Hervormde Kerk is hoogst ernstig. Waar gaat het heen? Dat weet God! Maar indien wij met de kerk in dit verkeerde spoor voortgaan, zullen de oordelen, juist over onze kerk, ontzettend zijn. Maar de zaak ligt naar God toe open! Wil Hij gebruikmaken van een breder en hopelijk ook dieper contact tussen de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond? Of verwekt Hij anderen, bijvoorbeeld de 24, om een aanzet te geven tot een nieuw reveil? Of roept Hij ergens vandaan een nieuwe reformator? Of gaat Hij door met de totale afbraak van de kerk als instituut en behoudt Hij een overblijfsel als door vuur? Dat weten wij niet. Hij roept ons tot gehoorzaamheid, boetvaardigheid en bekering. Dat wij horen, want de tijd is kort. De nacht komt, waarin niemand werken kan. Intussen mocht ik in Katwijk arbeiden. Laat ik daarover kort zijn. Niet omdat er weinig over te zeggen zou zijn. Integendeel. Een periode van opbouw na een moeilijke, bewogen tijd, zette zich door. De verhoudingen zijn goed te noemen. Het Woord mag worden verkondigd.k Wil de gemeente van Katwijk mijn grote erkentelijkheid betuigen voor het begrip dat zij heeft voor de situatie waarin ik mij bevind. Het is moeilijk de krachten en de tijd te verdelen tussen het landelijk werk en de gemeente. U hebt het er misschien weleens moeilijk mee dat ik pastoraal niet voor u zijn kan zoals u dat wenst. Bedenk dat ik het er ook moeilijk mee heb. Daarom ben ik zo erkentelijk voor de uitnemende hulp van de eerwaarde heer M. de Vos en voor de regeling die hiervoor getroffen is. Verder mag ik zeggen: ik voel mij onder de Katwijkers bijzonder thuis. Ten slotte een enkel woord tot de collegas in en buiten onze gemeente, vooral tot de studenten. Volgens sommigen zijn wij in deze cultuurfase van ons eerwaardig voetstuk gevallen. De domineesverering heeft bij sommigen plaatsgemaakt voor de domineesverguizing. Volgens deze mensen zou de predikant in de toekomst alleen maar toekomstmogelijkheid hebben als maatschappelijk werker en voorganger van de huisgemeenten. Men zegt dat 3. [ De kring rondom dr. W. Aalders, die in 1968 een open brief uitgaf vanwege verontrusting over de heersende theologie.] predikanten moedeloos zouden zijn. Kortom, van vereerde idolen zouden wij op weg zijn beklagenswaardige stakkerds te worden. Mannenbroeders, laten wij erkennen dat idolen van hun voetstuk vallen, dat domineesverering niet past, dat domineesverguizing er altijd bepaald bij gehoord heeft. Wij kunnen wel van voetstukken vallen waarop mensen ons plaatsen of waarop wij onszelf geplaatst hebben, maar nooit van de plaats waarop God ons geplaatst heeft. Welke plaats is dit? De plaats van dienaar van het goddelijk Woord. Wij hebben de dienst der verzoening uit te richten. Wij zijn mensjes uit het stof verrezen en geroepen voor mensen het hoge Woord te spreken. Dat is onze strijd, onze worsteling, onze nood, maar ook onze eer, onze bevoorrechting, ons gezag. Daar is niets van ons bij. Het is alles van de hoogste Ambtsdrager Jezus Christus. Laten wij deze edele wedstrijd aangaan, dat wij allen de gemeenten het beste geven wat maar te geven is. Laten wij al onze krachten inspannen om de schatten uit het Woord Gods op te graven en aan de gemeenten mee te delen. Laten wij niet verslappen in deze arbeid. God is het waard en de gemeenten hebben er recht op. Wij dienen geen harde koning, maar een goede! Christus is Heere van de tijd en staat in en tegenover elke tijd. Schrik niet terug voor de Bijbelse antithese, die ontstaat daar waar Christus wezenlijk openbaar komt. Hij is gezet tot een val en een opstanding van velen in Israël. Dat wij ons het kroonjuweel in de dienst van God, de prediking van het heilig Evangelie, niet laten ontfutselen. Laten wij ons niet verlagen tot functionarissen van het maatschappelijk bestel of van kerkelijke nieuwe snufjes. Het gaat om het geheim van de gemeente: de gemeenschap met God in Christus door de Geest en gemeenschap met allen die een even kostbaar geloof deelachtig zijn. Dan zijn wij een zoutend zout, dat bijt in deze wereld, een licht, dat evenals het Licht der wereld verworpen wordt. In mijn eerste gemeente werd ik bevestigd met de tekst: Lijd verdrukkingen met het Evangelie naar de kracht Gods! Nu begin ik er wat van te begrijpen. Wij moeten dat lieve, zoetsappige christendom kwijt. Wij hebben de kern van de Reformatie te bewaren: God rechtvaardigt de goddeloze. Daarom mag ik eindigen in de lofzang op God en Zijn Woord. Ik dank Hem Die mij bekrachtigd heeft en mij in de bediening gesteld heeft. Nooit heeft deze dienst mij teleurgesteld! k Zou nooit anders willen zijn al had ik duizend levens dan Verbi Divini Minister: dienaar van het goddelijk Woord. Lof zij deze God tot in eeuwigheid. Amen!