Ik die verborgen ben
Dit boek zij opgedragen aan het gedenkenvan de neshama van mijn schoonvader, een mens vol liefde voor de schepping en gedreven door de ware priesterlijke onrust, de priester Jechiël, de zoon van de priester Jekuthiël Zalman Gutwirth
! " # $ % " # & ' ( $ # ) " $ * Ik die verborgen ben Oude overleveringen vertellen vanhet geheim van het Esther-verhaal
Eerste druk +,./, Uitgeverij Servire, Den Haag Tweede druk +,,/, Uitgeverij De Ster, Tilburg Deze derde druk kwam tot stand in samenwerking met de Professor F. Weinreb Stichting — Schiedam. isbn ,/2-,3-/.4.5-26-+ Uitgeverij Skandalon postbus +72 46.3 AC Vught e-mail: [email protected] www.skandalon.nl redactie: A. Lahuis omslagontwerp en vormgeving: Circe © 63+3 Friedrich Weinreb Sti9ung Zürich, Zwitserland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geauto matiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm o f op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige a ndere ma- nier, zonder voorafgaande schri9elijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, store d in a retrieval sys- tem, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, ph otocopying, recording, or otherwise, without the prior permission in writing from the proprietor(s).
4 # ) ' ? B % Voorwoord ++ Noot van de redactie +5 %$$G #: %$ J#) KM ) %$ *MG G #) QR & 'M X +/ Ondergang van de tempel +2 Geboorte van ballingschap +, Het voorgeboortelijke leren 63 Aankondiging van de ballingschap 6+ De baring en het vergeten 66 Het verloren paradijs 65 Het scheppingspatroon 64 Waartoe het vergeten? 6/ Het handelen ‘om niet’ 6, Geschiedenis op verschillend vlak 7+ Het woord als verbinding tussen de vlakken 76 Geboorte en ballingschap op het kritieke moment 76 De geboorte van de laatste neshamah 77 De menselijke ontwikkeling 77 Het Cham-complex 74 Het andere aspect van de geschiedenis 7. De Bijbel als geschiedenisboek 7/ De Shem-Jafeth-houding 7, Het ontwaken uit de roes 53 Zonde en ballingschap 56
. #)'?B% Het doen en het goed en kwaad 55 Ballingschap op het hoogtepunt van ontwikkeling 54 Het bijzondere ballingschapsverhaal 5. De vier ballingschappen 5/ Waarom het Esther-verhaal deel van de Bijbel is 52 Esther is het ballingschapsverhaal 5, %$$G ##: %$ ($"$G % KM ) %$ )M _$) 4+ De begrippen Shem en Eber 46 De naam Esther 47 God verbergt zich 45 De oorzaak van het toeval 4. Toeval en mysterie .3 De onverklaarbare halachah .5 Halachah en neshamah .. Het wonder van de >ivri .2 Het verhaal van de zesendertig tsadikim ., Verstoppertje spelen /+ Het zoeken naar de nistar /6 Het begrip pur /7 De plaats van de handeling /5 Het verhaal op de rol /. De koning 23 De dwaas 27 De grenzen van het rijk 25 De honderdzevenentwintig landen van de koning 2/ Nadere plaatsbepaling: Shushan 22 Het geheim van de roos ,3 De roos bij de schepping ,+ Shoshanah en Esther ,4 De roos en het veranderen ,. Wat de schepping doet bewegen ,2 Achashverosh en Esther in Shushan +33
2 #)'?B% De vier en de grote veelheid +47 De verborgen schoonheid +44 Verhoudingen om Mordechai en Esther +4. Het zwijgen +42 De pratende koning en de zwijgende vrouw +42 De twee worden vervangen door de een +.3 De genezing is er reeds vóór de ziekte +.6 Drie en vier en vijf +.7 Mordechai irriteert Haman +.7 Het beredeneerde is toeval +.5 De twaalf en de dertien +./ De ring van de koning +.2 De wijsheid van de wereld +/3 De onduidelijke boodschap van het einde +/7 In de uiterste ballingschap is er geen koper +/. B. De kromming !" De dertiende Nissan +/, De vier dagen +23 Zak en as +2+ De niddah +27 Het geheim van Daniël +24 Van Esther het onmogelijke gevraagd +2/ Er is geen ontkomen +,3 Het vasten en de Pasen +,+ Het handelen tegen de natuur +,5 Esther nodigt voor de maaltijd +,/ Alleen Haman genodigd +,2 Het geheim van de eerste maaltijd 633 De boom van Haman 63+ De kinderen van het leerhuis 637 Het waken in de nacht 63/ C. De ommekeer ## Haman is sprakeloos 6+6
, #)'?B% Het beetje meel wint het 6+5 Ook Mordechai kan het niet geloven 6+4 Haman verkondigt de nieuwe wereld 6+/ De tweede maaltijd van Esther 6+2 De doornen 6+, In de nieuwe wereld is alles omgekeerd 663 Dromend of wakend? 66+ De geschenken 667 De uiterlijke strijd is in wezen al beslist 664 De triomf van het verborgene 66. Bronnen, noten en verwijzingen 66, Register van woorden 64+ Register van namen 64/ Register van Hebreeuwse woorden en uitdrukkingen 6.+ Register van getallen 6.5 Register van Bijbelplaatsen 6.. Vergelijkingstabel van paginering van ‘De Bijbel als Schepping’ 6./ Biografische gegevens 6/6
Ter nagedachtenis van Nathan en Uriël Birnbaum
++ K ? ? " ( ? ? " % Esther betekent in het Hebreeuws ‘ik zal mij verbergen.’ Het is volgens de overlevering het zich verbergen van God in de zichtbaarheid van de wereld. En dit zich verbergen van God heet een gevolg te zijn van een bepaald gerichte belangstelling van de mens. Een verborgen God noemt men al spoedig een slapende God, een zich althans met de wereld niet direct bemoeiende God. En zo meent men ten slotte dat God helemaal niet bestaat. Men kan de wereld im- mers, zonder met God rekening te houden, zelf leiden, men kan alles heel goed zelf in handen nemen. Resultaten op het gebied van weten- schap en techniek schijnen deze houding en deze belangstelling te rechtvaardigen. En toch heeft deze levenshouding een ongekend pessimisme, een grote lusteloosheid, een lugubere ondergangsstemming voortgebracht. Met verschijnselen als egoïsme, hardheid, immoraliteit. Daar waar de Bijbel niet alleen als een product van de oude ge- schiedenis geldt, doch waar in die Bijbel nog de gr ondstructuur wordt geweten van het menselijk wezen en van dat va n de mensheid, kent men het hierboven geschetste aspect. Men weet dan ook welk onderdeel het vormt van een veel groter geheel. Het is een grond- structuur die de Bijbel als een wonder blijkt te be vatten. De wonde- ren van de natuur, die het uiterlijke in deze werel d bepalen, blijken wonderen van het woord naast zich te hebben, die in het wezen van de mens en van de mensheid tot uitdrukking komen. I n mijn in- leidende boek De Bijbel als Schepping heb ik hierover iets trachten uiteen te zetten. Vooral ook omtrent het serieuze e n verantwoor- de karakter waarmee dit in het woord terugvinden va n algemeen
+6 K? ?"(? ?"% menselijke waarden, voor deze tijd van onschatbare betekenis, kan plaatsvinden. Als onderwerp voor een eerste publicatie, na genoemde inleiding, van het massale materiaal op dit gebied, koos ik het Esther-verhaal. Het had even goed een ander onderdeel van het grote Bijbel-geheel kunnen zijn. Alle hebben zij, door de bijzondere aard van het woord en van de structuur van de Bijbel, dezelfde actuele én algemeen geldende betekenis. Laten wij zeggen dat de keuze voor dit eerste onderwerp door het toeval werd geleid. Men zal zien dat het Esther-verhaal een typisch licht op het verschijnsel ‘toeval’ werpt. Men kan deze publicatie zonder meer lezen, ook al kent men het in- leidende werk tot deze benaderingswijze niet. Wellicht echter zal men na lezing van dit boek toch ook wel gaarne kennis willen nemen van de inleidende beschouwingen. Want, fascinerend is een en ander in ieder geval. Het is raadzaam het Esther-verhaal, zoals het in de Bijbel voorkomt, eerst eens te lezen en het daarna, tijdens de lezing van dit boek, naast zich te hebben. Het is ook goed een Bijbel bij de hand te hebben, al is men verder, wat veel voorkomt, in die Bijbel niet goed thuis. Men make zich vooral geen zorgen indien men het Hebreeuws niet beheerst. Er is op gelet dat iedereen dit boek gemakkelijk zal kunnen lezen. Voor de kenner van het Hebreeuws zijn, waar wenselijk, de Hebreeuwse woorden getranscribeerd weergegeven. Daarbij trachtte ik een bepaalde lijn te volgen; dat houdt in dat bijv. de u als oe, de sh als de Duitse sch, de g als Duitse g, de ch als Nederlandse g moeten worden uitgesproken. Voor de meer geïnteresseerden is achter in het boek een bronver- melding opgenomen. Zoals reeds in het Voorwoord tot De Bijbel als Schepping vermeld, baseert zich deze hele benaderingswijze o p bestaan- de oude, soms oeroude bronnen. Men behoort ze echte r te leren her- waarderen; het zijn niet alleen aardige of leerzame verhaaltjes en nuttige of interessante mededelingen over levensgewoonten. Men zal ook het waarom van de keuze van die inkleding op zijn weg o ntmoeten. Om het ongestoord lezen niet met noten in de tekst te onderbreken, heb ik achter in het boek, met verwijzing naar de pagina en naar het
+7 K? ?"(? ?"% betreffende onderwerp, bronvermelding, verwijzingen en aantekenin- gen opgenomen . Zij zijn vooral van belang voor diegenen die dieper op het onderwerp wensen in te gaan. Men kan dan in zulk een geval dit deel tijdens het lezen raadplegen. De voornaamste bronnen voor dit boek worden gevonden in de Midrash Esther Rabbah, in het Tractaat Megillah van de Talmud Bavli, in de Targum en in de Targum Sheni op Esther. Een wat uitgebreider bibliografie voor het gehele terrein van de overlevering vindt men in De Bijbel als Schepping. In het algemeen heb ik, evenals in mijn inleidende boek, geen jongere dan laat-middel- eeuwse bronnen gebruikt. Voor de lezers van De Bijbel als Schepping heb ik in deze rubriek ook verwijzingen daarheen opgenomen. Een verantwoording van deze publicatie als geheel kan men in het Voorwoord tot dat boek vinden. Antwerpen, januari +,./ F. Weinreb * In afwijking van het hier gestelde is in deze uitgave gebruik gemaakt van cijfers tussen haken [...], die verwijzen naar het hoofdstuk ‘Bronnen, n oten en verwijzingen’ op blz. 229 (red.).
+5) ? ? | KM ) % $ " $ % M & | # $ Kennis van de Hebreeuwse taal wordt niet vooronders teld. Hebreeuwse woorden worden in Latijnse letters weergegeven (tra nscriptie genoemd), in het algemeen volgens de Sefardische uitspraak. D e auteur houdt zich daarbij echter nadrukkelijk niet steeds aan de weten schappelijke wijze van moderne taalgeleerden; verder kunnen er goede r edenen zijn om bij de schrijfwijze van Hebreeuwse woorden niet ste eds consequent te werk te gaan. De Hebreeuwse lettertekens, die eigenl ijk medeklinkers zijn, hebben niet alleen een naam maar ook een geta lswaarde. Volgens dit oude weten hebben woorden met dezelfde getalswa arde een wezen- lijke verwantschap. De getalsequivalenten van de le ttertekens kunnen als volgt worden weergegeven: De tweede letter van het alfabet, de letter beth kan worden uitge- sproken als onze letters b en v; waar in de transcriptie dus een b of een v voorkomt, stelt dit in beide gevallen ook het getal 6 voor. + = =alef 6 = beth 7 = gimel 5 = daleth 4 = hee . = waw / = zajin 2 = cheth , = teth +3 = jod 63 = kaf 73 = lamed 53 = mem 43 = nun .3 = samech /3 = >ajin 23 = peh of feh ,3 = tsade +33 = kof 633 = resh 733 = shin of sin 533 = taf
+4 )? ?| KM) %$ "$%M&|#$ Er wordt in de transcriptie onderscheid gemaakt tussen de klank- loze medeklinkers =alef en >ajin , in getalswaarden respectievelijk + en /3; het onderscheid komt in de transcriptie tot uitdrukking door =alef weer te geven met een = en >ajin met een >. Daar sommige medeklinkers, afhankelijk van hun plaats in het woord, een verschillende uitspraak kunnen hebben, vermeldt de schrijver in de noten na een Hebreeuws woord ook de getalswaarde van de medeklinkers. Dus bijvoorbeeld voor Esther +-.3-533-633, in transcriptie =esther . Zo kan de in het Hebreeuws geïnteresseerde het woord in de Hebreeuwse lettertekens voor ogen halen. Soms hebben woorden in het Nederlands al een bepaalde vorm in uitspraak en schrijfwijze aangenomen die van de juiste, Sefardisch- Hebreeuwse afwijkt. De schrijfwijze van Bijbelse eigennamen is als regel ontleend aan de Bijbelvertaling van het NBG (+,47). Hebreeuwse woorden en uitdruk- kingen zijn in het algemeen cursief gedrukt. Het Hebreeuws kent geen hoofdletters. Cijfers tussen haken [..] verwijzen naar het hoofdstuk ‘Bronnen, noten en verwijzingen’ op blz. 66,. Er wordt in dit boek vaak verwezen naar het boek De Bijbel als Schepping (Skandalon, Vught, 633,) van dezelfde auteur; de bestude- ring van dit boek wordt sterk aanbevolen. Voor degenen die De Bijbel als Schepping in de uitgave van +,.7 (Servire, Den Haag) raadplegen is in dit boek op blz. 6./ een tabel opgenomen met de vergelijking van de paginering. A. Lahuis
%$$G # %$ J#) KM ) %$ *M G G #)Q R & 'M X
+, %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX Geboorte van ballingschap Een oud verhaal, voortgekomen uit een diep weten, vertelt van het voorgeboortelijke stadium [6] van de mens. Als op aarde zich het moment van de conceptie afspeelt, roept dit in de hemel een daarmee overeenstemmende gebeurtenis op. Dan wordt daar een neshamah (de bij God wonende ziel) aangewezen, die bij de geboorte van het nu in eerste aanleg gevormde kind het nieuwe aardse wezen zal bezielen. De neshamah weet dat de gang naar deze aarde een verlaten van het huis van de Vader betekent, dat het een onvoorstel- bare verlatenheid, een ontzettende ballingschap [7] zal meebrengen. Zij smeekt in de hemel, in de nabijheid van God, te mogen blijven. Doch omdat zij de neshamah is, omdat zij dat is wat aan de mens het patroon geeft dat hem het evenbeeld Gods doet zi jn, in de gelijke- nis van God doet verschijnen, moet zij de weg gaan d ie God met de schepping eveneens ging. De weg naar de aarde, van h et vorm geven, van het zichzelf opgeven om tot in de uiterste moge lijkheid, eigenlijk tot in de onmogelijkheid, goddelijke vonken aan de vorm te geven. Ook God gaat met de schepping mee in de wereld, woo nt, schijnt, straalt in de wereld. Men noemt dat de shechinah, dit wonen van God in de wereld. Door dit meegaan van God in de wereld is er ook voor de wereld de terugkeer tot haar oorsprong, tot God. Dat is dan de verlossing, het einde van de ballingschap, het einde van de gevangenschap in de vorm. Het is het patroon van ieder gebeuren, dit meegaan van God opdat de verlossing kome. Zo gaat ook God mee in de ballingschap van Egypte [5] om met de daar gevangenen te zijn en om hen weer mee terug te nemen. Het grootse gebeuren van de verlossing weegt ver- reweg meer dan het lijden in de ballingschap. Ja, het is zelfs zo dat de ballingschap er juist is om het onuitdrukbare geluk van de verlossing, van de herkenning, van de terugkeer, tot stand te brengen. Die terug- keer van het ene uiterste naar het andere uiterste, dat maakt alles van de schepping zinvol, dat geeft de grote en diepe zin aan het lijden in de ballingschap. Terwille van de verlossing wordt de wereld geschapen en terwille van de verlossing gaat God met deze wereld mee.
6+ %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX ping, van het ene einde van de wereld tot het andere einde, in tijd zo- wel als in ruimte, getoond. De neshamah overziet dan in één geheel de zin van de schepping en verkeert daarmee in uiterste verrukking. Het stralende van een onvoorstelbare liefde en bereidheid tot het uiterste offer stort zich bij het verstaan van de woorden die de engel toont, over de neshamah uit. De engel leert met de neshamah de Thora, heet het dan. Die woorden, die op aarde met de schepping het gebeuren van het heelal doen ontstaan, zijn daar nog voorwereldlijk, prenataal. Zij zijn nog niet de ballingschap in het beeld, in de vorm, binnengetreden. Aankondiging van de ballingschap Als de neshamah alles heeft gezien, van het ene einde van de schep- ping tot het andere einde, als zij het hoogtepunt van gelukzaligheid on- dervindt, een hoogtepunt dat alleen bij een herkennen van de woorden Gods kan bestaan, dan meldt de engel dat het moment van de geboorte nadert. In de woorden die de engel de neshamah had getoond, is dat het deel waarin van de splitsing van het rijk van Salomo wordt verteld, het deel waarin de ondergang van een wereld nadert, waarin het verdwijnen van Gods zichtbaarheid op aarde, van de tempel, wordt voorzegd. Angst daalt neer op de neshamah, ontzetting voor het komende. De intrede in de wereld, in de vorm, kondigt zich aan. De engel zegt dan dat hij nu de neshamah alleen zal laten. De zicht- baarheid van de uitvoering van Gods gedachten zal verdwijnen. De neshamah smeekt hem te blijven. Zij kan zich niet voorstellen wat zij, alleen gelaten, zal moeten doen. Misschien voelt zich zo een vertroe- teld kind dat door zijn ouders plotseling alleen gelaten wordt in een niet te begrijpen harde, wrede wereld. Doch de engel zegt dat aan het einde van de weg door de wereld van de ballingschap die met de geboorte op aarde een aanvang neemt, hij weer zal staan om de neshamah thuis te brengen, thuis waar alles is en waar onuitsprekelijk geluk en de volkomen harmonie heersen. Dat is het stuk in de woorden van God, woorden waarmee hij zijn schep-
67 %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX Als woonplaats voor de neshamah heeft het lichaam van de mens een bijzondere hoedanigheid. Het is uitdrukking van de gehele schep- ping. Zoals God in de schepping woont, zo woont de neshamah in het lichaam van de mens, in zijn verschijning op deze aarde. Wat in de schepping is, bevindt zich ook in dit wonderbaarlijke lichaam van de mens. Het heelal is erin aanwezig en al het gebeuren in het heelal. De bovenlip is dat wat met de hemel, met het oorspronkelijke, met het wezenlijke, te maken heeft. Het aanraken van de bovenlip door de engel brengt daar een teken. De uitvoerder van Gods gedachte, van Gods bedoeling, brengt daar in het midden een kleine verdieping, waardoor de bovenlip in twee delen wordt verdeeld. Deze twee-deling [2] boven is het teken van de schep- ping. Zij is de tweeheid die zich in alles in deze schepping uitdrukt. Zij is de eerste letter waarmee het woord van God tot schepping wordt. Zij is de tweeheid tussen leven en dood, tussen hemel en aarde, tussen goed en kwaad. Zij drukt ook de tweeheid uit, ontstaan doordat God in de shechinah in de schepping treedt. Deze aanraking van de bovenlip is dus een goddelijk teken. Het is het teken dat de neshamah in dit leven treedt in navolging van Gods meegaan met al het geschapene, in navolging van het offer dat God brengt, door met de shechinah de schepping zinvol en daardoor mo- gelijk te maken. De aanraking onder de neus is het moment van de schepping. Het is het intreden in een nieuwe wereld. Een oude wereld, de wereld waar de bovenlip nog ongedeeld was, is voorbij. De geboorte is een breukvlak. Een oude wereld gaat onder. De engel gaat de neshamah verlaten. Dit gebeuren en de aanraking van de bovenlip zijn in de voorwereldlijke woorden het stuk waarin van de verwoesting van de tempel wordt ver- teld. Want de engel zegt ook dat nu, met het teken op de bovenlip, alles wat de neshamah van de zin van de schepping heeft begrepen, door- dat zij de Thora in die voorwereldlijke staat heeft geleerd, alles wat zij daarbij aan onvergelijkbaar geluk heeft ondervonden, als met de verwoeste tempel diep in het aardse bestaan zal wegzinken, bedekt met lagen puin, met latere constructies, dat het bewust volledig in verge-
64 %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX gaan. Zijn inzicht uit het paradijs heeft hij verloren. Slechts een vaag, doch diep en hardnekkig verlangen wroet in hem, een verlangen tot terugkeer in het paradijs. Dat hij echter gesloten weet, onpasseerbaar, door de beide engelen. De beide engelen met het wentelende zwaard, de tweeheid met het komen en gaan, met positief en negatief, met le- ven en dood. De wanhoop van dit niet passeren kunnen brengt hem tot utopistische waandenkbeelden. Hij wil het verloren paradijs recon- strueren, copiëren; doch hij weet dat het spel moet blijven. Hij kan de twee engelen met het wentelende, het voorbijgaande, niet passeren. Het scheppingspatroon Steeds vindt men dat merkwaardige zegel, waarmee ieder verschij- nen gezegeld wordt, dat voortdurend terugkerende patroon. Het zegel dat in zijn patroon vermeldt: om het grootst mogelijke geluk te kunnen schenken, zo maar, zonder dat iets of iemand ooit in staat had kunnen zijn om zich dit geluk waard te maken, om de eenvoudige reden dat er nog niets of niemand existeert, maakt God een schepping. De schep- ping kan alleen tot stand komen doordat God de volledige harmonie, waarin alles met God en in God vrede en geluk kent, doorbreekt. Zo komt de creatie van een wereld die ver van haar oorsprong, van God, eigenlijk in tegenstelling tot haar oorsprong, wordt geplaatst. Deze we- reld krijgt van haar oorsprong de kracht mee zich in stand te houden, zich te ontwikkelen in een groei welke inhoudt een zich steeds verder verwijderen van haar oorsprong. In deze wereld komt op het kritieke punt van haar ontwikkeling, vanuit de hemel, vanuit Gods nabijheid, een wezen dat in de terugkeer tot de oorsprong een belangrijke rol gaat spelen. Een rol, bestaande uit een intiem, tot in de diepste diepten reikend gesprek met God, met de schepper van de werelden. De gedachte, de bedoeling bij God, dit wezen, de Ad am, te schep- pen [+3], brengt in de hemel, bij God, verontrusting, verdee ldheid. Het be- ginsel van de tweeheid, van scheppen, gaat zich in de hemel uitdrukken. De Adam, zegt de ene zijde, zal niet in staat zijn zich in deze in razende vaart van de oorsprong voortsnellende wereld, als tot de oor-
6/ %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX het verdere uitdijen bevrijden en het zo de weg van de verlossing van steeds verder wegvlieden, van steeds verdere groei, de weg terug dus, mede doen gaan.De harmonie boven is door de schepping op drift geraakt. Het is het offer dat voor de schepping wordt gebracht. De harmonie in de lichamelijke ontwikkeling van de mens, in de groei van de mens, wordt nu, als spiegelbeeld, in omgekeerde zin, met de aanwezigheid van de neshamah eveneens verstoord. Het is de werking van het patroon van het zegel. Er komt in de mens hetzelfde conflict, dezelfde tegenstel- ling. De ene zijde drijft aan tot verdere zelfstandig-making van de oor- sprong, tot verloochening van de oorsprong, tot proclamatie van de mens als hoogste instantie. De andere zijde verlangt terug, weet niet waarom, heeft iets in zich als een vergeten droom, en heeft geen vrede met al die vooruitgang; weet heel diep, begraven onder puinhopen, van een andere zin. Weet vaag iets van een verloren paradijs, van een verbrande tempel. Het zegel zegt nu verder: doordat God in de shechinah met de schepping meegaat, en alleen daardoor, staat aan het einde van de weg de terugkeer, de verlossing. En die verlossing, die terugkeer vanuit de verst mogelijke verwijdering, vanuit de verst mogelijke ontwikkeling, is dat grote geluk waartoe alles is gemaakt. Waartoe de harmonie bo- ven werd opgegeven en waartoe in de mens, in spiegelbeeld, datzelfde begrip van tweeheid werd gelegd. Daartoe komt de neshamah in het lichaam, daartoe moet zij de sfeer waar alles duidelijk en zinvol is, waar alles geluk is en verrukking, ver- laten. Daartoe moet de mens het paradijs verliezen en daartoe moet hij de tempel met Gods zichtbare aanwezigheid verliezen. Dat alles houdt hetzelfde in, omdat dit alles immers met hetzelfde zegel is gezegeld, omdat alles hetzelfde patroon kreeg ingeweven. Waartoe het vergeten? En waartoe dan het vergeten? Waarom die aanraking van de bovenlip?
6, %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX gaan en alleen het systeem tot nut en/of tot genot presenteert, wordt door de mens zelf met grote boosheid vernietigd. In ziekte, revolutie of oorlog. Het raakt hem te principieel. En daarom verdraagt hij het niet.Daarom krijgt de neshamah dat grote te dragen: te handelen als Gods evenbeeld, te handelen ‘om niet.’ Voor de neshamah is de Kanaäniet [++] , een woord dat koopman be- tekent, is de geldwisselaar, onverdraaglijk. Want deze kent het ‘voor wat hoort wat’, deze kent loon en straf; braafheid om wille van het loon en om een straf te ontgaan. De neshamah brengt uit het hemelse huis, uit een andere wereld, iets mee dat bezield is met de bedoeling ‘om niet’ te doen. Om althans niet een op aarde opgesteld programma af te werken. Zij neemt dit alles zo serieus dat zij liever een einde maakt aan aardse verschijning dan dat zij aards-logische constructies bereid is op den duur leven te geven. Liever ziekte, liever onrust, op welk ge- bied dan ook, dan de bestemming verloochenen. Heel veel in het tijds- gebeuren van de mens en van de mensheid toont deze onwil van de neshamah om ‘te handelen volgens weten.’ Zo komt de neshamah in deze wereld. Zij treedt de ballingschap in de vorm binnen. Zo komt de mens uit het paradijs deze wereld binnen. Zijn kleed van licht [+6] wordt een kleed van tijdelijk en ruimtelijk be- paalde vorm. Zo komt de mens en komt de wereld na de vernietiging van de tempel een nieuwe wereld binnen: de wereld van de balling- schap. Het zijn delen van een geheel die met hetzelfde patroon zijn geweven, met hetzelfde zegel gedrukt. Het handelen ‘om niet’ De ballingschap is niet een toestand van ‘pech’, van verloren oorlo- gen. De ballingschap is een toestand waarin de mens wordt gebracht, opdat hij ‘om niet’ kan handelen. Het is de grootse fase, waarin hij in overeenstemming is met de schepper, waarin hij de zin van de schep- ping een fundament geeft. Is dit het niet wat de mens zo aan deze we- reld en aan dit leven doet hechten? In deze ballingschap in de vorm
7+ %$$G #: %$ J#) KM) %$ *MGG#)QR&'MX maken, dan doe ik mee met het aardse machtsstreven, dan zal ik wel voor mijzelf zorgen en mijzelf handhaven. Ten koste van wat dan ook.’ God zelf toont zich als weerloos, als niet bestaand. En niettemin zegt de mens door alle duizenden jaren heen: ‘God, help mij.’ Hij zegt het ‘om niet.’O, als de gebeden eens volgens programma hielpen. W ie zou deze uitvinding dan niet willen bezitten, wie zou dan ni et alle help-formules uit het hoofd kennen. Loon, loon en nog eens loon. Men bood geb eden en goede daden aan en kreeg die ingewisseld tegen l oon; tegen rijkdom, gezondheid, eer, een lang leven. En welk een dodeli jk saai spel zou dit dan niet zijn, welk een onmenselijk, welk een God b espottend spel. De neshamah zou in opstand komen en zulk een wereld, met volge ns we- reldse maatstaven volkomen abnormale handelingen, i n puin gooien. In het Hebreeuwse woord ‘om niet’, bechinnom, zit als wortel ook het woord chen, dat genade, gunst, betekent. Deze wortel schrijft het Hebreeuws met de tekens ‘acht’ en ‘vijftig.’ Het begrip 42 [+7] bevat het geheim van de zin van deze wereld. De 42 is een maat waarmee het verschijnen in deze wereld wordt gemeten. Geschiedenis op verschillend vlak De verwoesting van de tempel staat aan de drempel waarover wij deze wereld binnenkomen. De verwoesting van de tempel is het einde van een voor-wereld, van een voor-leven. De ballingschap is onze rea- liteit. De geschiedenis van de mensheid, zoals wij die vanuit onze wer- kelijkheid zien, is een geschiedenis die met de ballingschap begint. De geschiedenis zoals deze in het woord wel eens tot ons komt, bijvoor- beeld in de woorden van de Bijbel, speelt zich in een ander vlak af. Zij kan niet gemeten worden met de maten van onze wereld en van ons le- ven. Onze maten hebben slechts gelding voor de wereld van de balling- schap. Onze vorm drukt immers de ballingschap uit. En onze vorm is voor onze continuïteit eigenlijk zonder begin en zonder einde. Onze ballingschap heeft voor ons het karakter van eeuwig te bestaan. Tijd en ruimte vormen grondprincipes van ons denken, van ons bewustzijn.