Anne Voorhoeve Als Kascha met haar Sinti-familie verhuist, wacht haar geen warm welkom. Waarom lijkt iedereen zich aan hen te storen? ‘We waren hemelsbreed bijna achthonderd kilometer verwijderd van onze geboortestad. Mijn zus stond op het punt mij in de steek te laten. Alle buren, op één na, waren tegen ons en de moordenaars van onze familie liepen na tientallen jaren nog altijd vrij rond. Maar op deze avond besefe ik plotseling wat échte problemen zijn.’ Kascha heef heimwee. Sinds ze met haar Sinti-familie naar een dorp in Noord-Duitsland is verhuisd, stapelen de problemen zich op. Een hevige sneeuwstorm zet de wereld op zijn kop. Een coming of age-verhaal over solidariteit en verzoening Over Unterland : ‘Net zo mooi en be-eldend geschreven a-ls haar eerdere boeke-n voor jongeren.’ - bol.com ISBN / NUR www.uitgeverijcallenbach.nl Anne Voorhoeve VOORHOEVE_Kascha_WT_02.indd 1 20-10-15 16:16
Kascha 1-240.indd 3 16-10-15 11:21
© Uitgeverij Callenbach – Utrecht, 2015 www.uitgeverijcallenbach.nl Oorspronkelijke uitgave: Kascha Nord-Nordost © 2015, Ravensburger Buchverlag, Otto Maier GmbH, Ravensbrug, Duitsland © Tekst Anne C. Voorhoeve Vertaling Hilke Makkink Omslagontwerp Studio Jan de Boer Opmaak binnenwerk ZetSpiegel, Best ISBN 978 90 266 2146 8 E-ISBN 978 90 266 2147 5 NUR 285 Alle rechten voorbehouden. Kascha 1-240.indd 4 16-10-15 11:21
5 1 N ooit meer. Twee kleine woorden die plotseling door je hoofd kunnen schieten, en dat is precies wat mij ge- beurde op het moment dat mijn zus de keuken binnen - kwam. Terwijl ik het diep in mijn hart toch al lang wist, aangezien ik Zippi al wekenlang in de gaten hield en heus wel één en één bij elkaar kon optellen. Hoewel je in dit geval, als ik eerlijk ben, niet bepaald inspecteur Colombo hoefde te zijn. ‘Groschen a.u.b. bewaren voor de telefooncel!’ (We hadden al meer dan een jaar een eigen telefoon.) ‘Ik heb wat kleding uitgezocht. Werp gerust een kijkje in de doos, Kascha.’ (Dat ik Zippi’s kleren afdroeg was normaal, maar nog nooit eerder had ze zoveel kledingstukken in één keer weggedaan. Er lagen zelfs boeken en make-up in de doos.) ‘Droom je er soms niet van om de kamer voor jezelf te heb- ben?’ (Nee, daar had ik nog nooit over gedroomd, wat Zippi heel goed wist. Die vraag kon dus maar één ding beteke - nen: bereid je er vast op voor dat je binnenkort niemand meer hebt om mee te kletsen.) Ons dorp Groß-Mooren is niet bepaald geschikt om onge - merkt iemand te achtervolgen. Het land hier in het noorden is zo plat als de bladzijde van een atlas. Als je op ons muur - tje gaat staan, kun je op een heldere dag tussen de schuur Kascha 1-240.indd 5 16-10-15 11:21
6 en het woonhuis van de buren aan de linkerkant helemaal tot aan een donkere streep aan de horizon kijken. Die streep is de dijk en is precies 1,7 kilometer van onze boer- derij verwijderd. Achter de dijk ligt het strand. Dus als die dijk breekt, wat in het verleden al eens gebeurd is, lig je of in de Oostzee of op het dak, wachtend op de helikopter. Oké, de dijk had het sinds wij in Groß-Mooren woonden gehouden. Het was onze derde winter aan de kust en ik wachtte vergeefs tot er eens iets bijzonders zou gebeuren. Het landschap zorgt er dus in elk geval voor dat je in Groß- Mooren niet ongemerkt achter je zus aan kunt sluipen. Wan - neer je het dan toch doet en ze niet blijft staan om te roepen: Hé, Kascha, wat doe je daar achter die vijftien centimeter brede elektriciteitspaal? weet ze dus heus wel dat je er bent, maar wil ze je alleen niet voor schut zetten. (Wat overigens niet betekent dat je je minder belachelijk voelt.) Zippi vertrok pas na het avondeten richting het dorp. Daar - uit leidde ik af dat haar vriendje een baan had, anders had Zippi hem immers ook al ’s middags vanuit de telefooncel voor de fabriek kunnen bellen. Ik ging er niet van uit dat ze zich eerst nog mooi wilde maken en de vislucht van zich af wilde douchen, aangezien de onbekende aan de telefoon daar toch niets van zou merken. Op veilige afstand sloop ik langs de kant van de weg achter Zippi aan. De ramen van de boerderijen van onze buren wa ren de enige lichtpuntjes in het donker. Er liggen vier boerderijen langs de weg die het dorp in loopt. Ze zien er precies zo uit als die van ons, en vanaf elke boerderij loopt eenzelfde kaarsrechte oprit richting de straat. Voor elke oprit staan zo’n eerder genoemde elektriciteitspaal en een brie - venbus. Ook heeft elke boerderij een hond. Een herrie dat ze maken! In Groß-Mooren zijn alle honden Kascha 1-240.indd 6 16-10-15 11:21
7 knettergek, omdat ze vastgeketend zijn aan hun hok. Wan- neer er iemand op onze oprit verschijnt, gaat ons eigen Gnoompje eerst altijd even kijken of het een vriend of vij - and betreft. Maar de honden uit Groß-Mooren hebben geen andere keus dan bij elke beweging op straat meteen com - pleet door het lint te gaan. Het is hun enige vrijheid, waar - van ze dan ook gretig gebruik maken. En er hoeft er maar één te beginnen of de rest doet mee. Kom bij mij niet aan met de rust van het platteland! Een gemeenteambtenaar had ons vanwege Gnoompje al een paar keer een bezoek gebracht. Maar tot nu toe is er niets ondernomen. Zelfs de blaffende honden konden er echter niet voor zor- gen dat Zippi zich omdraaide, wat ik nogal stompzinnig vond – tenslotte had ze in plaats van door mij ook door een voortvluchtige crimineel achtervolgd kunnen worden. Mijn zus is bloedmooi en elke keer dat de koplampen van een auto opdoken, verbeeldde ik me dat ik haar in werkelijk - heid niet begluurde, maar juist beschermde. De auto’s rem - den alleen een beetje af, wanneer ze eerst Zippi en dan mij aan de kant van de weg zagen, om vervolgens weer gas te geven en verder te rijden. Groß-Mooren ligt als een soort kralenketting aan beide kan - ten van de doorgaande weg die tussen de twee plaatsnaam - bordjes Dorpsstraat heet en daarnaast de eer heeft om de enige straat van Groß-Mooren te zijn. Verder naar achteren liggen nog wat huizen die te bereiken zijn via steegjes tus - sen de huizen langs de weg. Precies in het midden van het dorp bevinden zich een piepkleine supermark, het café In de Walvis, een kiosk en een telefooncel. Je hoeft in Groß- Mooren maar één keer om je heen te kijken en je kent de weg al. (School, kerk, apotheek of postkantoor hoef je niet Kascha 1-240.indd 7 16-10-15 11:21
8 eens te zoeken, die bevinden zich allemaal acht kilometer verderop in Gelting.) De gele telefooncel op de stoep was vaag verlicht. Ik kon zien hoe Zippi de hoorn oppakte, groschen inwierp en met de rug naar mij toe tegen de volgekraste, met handafdruk- ken bedekte zijkant aanleunde. Vanaf mijn plekje achter de heg van huisnummer 17 staarde ik zo intensief naar haar dat ik die typische telefooncelgeur bijna kon ruiken: die bijzon - dere mix van oude sigarettenrook, muffe lichaamsgeur en verroest metaal. Vaak slingerden er ook nog lege essen rond, plakte de zool van je schoen in een bier- of sinasplas, of moest je met een beetje geluk eerst nog de kauwgum uit het gleufje voor de muntjes pulken. Wat was ik blij dat wij eindelijk een eigen telefoon hadden! Maar Zippi kon dit alles blijkbaar helemaal niets schelen; na een paar seconden zag ik een opgetogen rukje door haar lichaam gaan – en ik pijnigde mijn hersens over wie er nu toch aan de andere kant van die lijn kon hangen. Terwijl het zo eenvoudig had kunnen zijn. Waar het lot die twee bij elkaar gebracht had, was namelijk niet zo moeilijk te raden. Tijdens de afgelopen zomer waren we vanwege de ziekte van mijn puro* 1 maar naar één bijeenkomst ge- weest, namelijk de bedevaart in Frankrijk. Tot mijn frustra - tie kon ik me echter niet herinneren tegen welke jongen Zippi bijzonder vriendelijk geweest was, met wie ze op- vallend veel gesproken had, of naast wie ze het liefst geze - ten had. Er moest iemand geweest zijn, maar ik was helaas te druk geweest met het ontwijken van Donny Leverenz (denk: hopeloze, eerste liefde) en rondhangen met jongens en meisjes van mijn eigen leeftijd. Wat tenslotte ook het 1 Zie de woordenlijst achterin. Kascha 1-240.indd 8 16-10-15 11:21
9 doel van zo’n bijeenkomst was, of niet soms? Dat wij, wijd verspreide families, elkaar niet uit het oog verloren, dat vriendschappen konden ontstaan, verdiept konden wor- den… en de ouderen onder ons een partner voor het leven konden vinden. Wat stom dat ik dit onderdeel van het plan die hele zomer niet in verband had gebracht met mijn eigen zus! Waardoor ik nu op mijn hurken verstopt achter de lage heg van nummer 17 in onzekerheid moest afwachten. Twee avonden lang ging dit goed. Toen we in de herfst van 1976 naar Groß-Mooren verhuisd waren, had zelfs mijn kleine broertje Janko al snel in de gaten hoe de vork in de steel zat. De inwoners van Groß- Mooren hadden over ons gestemd en de enige reden dat wij de boerderij van Müller Twee uiteindelijk toch moch - ten overnemen, was dat de zoon en erfgenaam van Müller Twee geen andere koper kon vinden. Want wees eerlijk: wie wilde er nu vrijwillig in Groß-Mooren gaan wonen? In een oude vervallen boerderij waar het door de kieren tochtte, het dak lek van was, de troep in het woonhuis tot aan het plafond opgestapeld lag en de vloerbedek- king in de toekomstige ‘antiekschuur’ uit een metersdikke, keiharde, twintig jaar oude laag platgetrapte koeienmest bestond? De zoon van Müller Twee was zo gelukkig toen wij met onze caravan het erf opreden dat hij ons tegemoet rende, het hek opentrok en vliegensvlug weer achter ons sloot. De sleutel begroef hij vervolgens diep in zijn broekzak, waar- schijnlijk met het plan om hem pas weer tevoorschijn te halen wanneer dada’s* handtekening zwart op wit onder het koopcontract stond. Niemand in het dorp had sindsdien nog een goed woord Kascha 1-240.indd 9 16-10-15 11:21
10 over voor de zoon van Müller Twee. Niet dat dit hem iets kon schelen, hij woonde tegenwoordig in Kiel. Later, toen de Renault van Müller Twee met hoge snelheid van het erf af scheurde, riep dada ons bij zich: mijzelf, Janko en Zippi en mijn oudere broers Hanno en Gecko, onze puro, mama en ons lieve Gnoompje. Hij wees naar de weg. ‘Eenmaal op straat wordt er alleen nog maar Duits gesproken,’ drukte hij ons op het hart, ‘al- tijd, zelfs wanneer jullie onder elkaar zijn, zodat jullie het niet vergeten. Draag altijd schone kleren als je de boerderij verlaat. Kom je iemand tegen, dan groet je. Wees beleefd, maak geen ruzie.’ En na enig nadenken voegde hij er nog aan toe: ‘En kom niet in de buurt van hun huizen als het donker is.’ Tjonge, die zat. Mijn moeder en puro trokken helemaal grauw weg, toen mijn vader dat zei. Maar ook Janko en ik, de twee jongsten, hadden eerlijk gezegd verwacht dat we na die lange reis vanuit Zuid-Duitsland eindelijk thuis zou - den zijn. Dat we de doden achter ons konden laten – niet vergeten, zeker niet, maar dat die hele geschiedenis hier in het verre noorden misschien niet meer zo’n grote rol zou spelen. Dom natuurlijk, dat weet ik inmiddels ook. Mama denkt continu aan haar moeder en haar twee zussen, hoewel ze ten tijde van de moord nog maar vijf was. Zij en mijn puro-dada* waren niet thuis toen het gebeurde; dat is de enige reden dat zij nog wel leven en waarom ik er nu ben, en Zippi en mijn broers. Meer wist ik destijds echter niet. Ik voelde alleen aan wan - neer de volwassenen het er weer een keer over gehad had - den: als ik de kamer in kwam en het plotseling stil werd. En dat kwam best vaak voor. Kascha 1-240.indd 10 16-10-15 11:21
11 En toch herinnerde ik me dada’s waarschuwing om in het donker niet in de buurt van de gadje* te komen pas weer toen het al te laat was. Waarschijnlijk had ik zo geconcen- treerd naar de rug van Zippi zitten staren dat ik de mannen op straat pas opmerkte toen ik al geen kans meer had om me uit de voeten te maken. Instinctief liet ik me achter de heg op de grond vallen, maar hun stemmen en voetstap - pen kwamen steeds dichterbij, van voren, van opzij, van achteren. Ik kneep mijn ogen stijf dicht toen hun schaduwen over me heen vielen. Ik voelde de angst in mijn knieën, mijn borst, mijn hoofd; de angst schoot door me heen en weer naar buiten. En leek daarbij iets van mij mee te nemen, want plotseling begon ik te zweven en verwachtte ik heel even dankbaar en verbaasd dat ik zo over de heg kon wegvliegen. Een zaklamp lichtte op, iemand trok me omhoog en siste: ‘Waar is de rest?’ Ik voelde me net een vis: ik spartelde en opende mijn mond om te schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit. De gadjo met de zaklamp gaf me een klap. ‘Dacht ik het niet!’ gromde hij. ‘Dat tuig van de Müllerboer - derij!’ Alsof ik alles van een afstandje kon bekijken zag ik mezelf te midden van hun schaduwen staan: zeven of acht mannen die ik allemaal al weleens gezien had, tussen wie ik in de rij voor de kiosk gestaan had, die ik op straat tegengeko - men was. ‘Er moeten er meer zijn! Ziet iemand een wapen?’ ‘Ik zou maar oppassen, voor je het weet heb je een mes tussen je ribben!’ ‘We kunnen maar beter de politie waarschuwen!’ Kascha 1-240.indd 11 16-10-15 11:21
12 ‘Tegen de tijd dat die hier zijn, zijn ze er al lang vandoor!’ Ik proefde bloed tussen mijn tanden en geschrokken voelde ik met mijn tong in het rond, maar mijn gebit leek nog intact. Maar maakte dat nog wat uit? In de huizen om ons heen gingen de lichten aan, mensen verschenen achter het raam; niemand wilde iets missen nu het eindelijk ging gebeuren. Nog meer mannen en ook twee vrouwen renden de straat op, ondertussen hun jassen aantrekkend. Eentje had een hond bij zich. De enige die niets in de gaten had, was mijn zus Zippi in de telefooncel. Zij stond nog altijd tegen de glazen wand geleund, wikkelde het telefoonsnoer om haar vingers en hield met een verheerlijkte blik de hoorn tegen haar oor. ‘Ziiiiippiiiii!’ Eindelijk had ik mijn stem weer teruggevon - den. ‘Zippi, wegwezen!’ Nog altijd lachend, draaide ze zich half om en drukte haar voorhoofd tegen het glas om in het donker te turen. Ik zag hoe haar mond openviel en ze de hoorn uit haar handen liet vallen. Ik zag hoe ze de deur openduwde en niet weg - rende, maar juist op mij af stormde. Ik moet toegeven dat ik ondanks alles hartstikke blij was. Twee meisjes zijn tenslotte moeilijker te verslaan dan één zo’n mager scharminkel als ik. Maar mijn zus Zippi, zo viel mij pas die avond tot mijn ont - steltenis op, was geen meisje meer. Ze duwde de mannen aan de kant, zette haar handen in haar zij en keek de man die mij vasthield woedend en on - verschrokken aan. ‘Bent u wel helemaal goed bij uw hoofd? Laat dat kind los!’ ‘Dat kind,’ spuwde de gadjo, ‘is anders wel zonder toestem - ming binnengedrongen op mijn land!’ ‘O, u bedoelt dit zielige heggetje?’ vroeg Zippi minachtend. Kascha 1-240.indd 12 16-10-15 11:21
13 ‘Hoe kunt u het nu over binnengedrongen hebben wanneer u niet eens een schutting heeft?’ ‘Hondsbrutaal,’ bromde een ander, maar toch deed niemand moeite om te voorkomen dat mijn zus naar me toe liep en mijn arm lostrok. ‘Is dat bloed, Kascha? Heeft hij je geslagen?’ ‘Niemand heeft hier wie dan ook geslagen!’ ‘Klopt, ik ben getuige!’ Zippi draaide me richting het licht van de straatlantaarn en bekeek mijn lip. ‘Jullie moeten je schamen,’ zei ze verach - telijk. ‘Een achtjarig kind!’ ‘Ze is geen acht, ze zit bij mij in de klas!’ Een paar stappen achter mij stond op de oprit een jongen, die vanwege zijn ronde gezicht op school Kwal genoemd werd, triomfantelijk te grijnzen. Waarschijnlijk was hij blij dat hij ook eens iets wist. Op school was Kwal namelijk niet bepaald een helder licht. ‘Ze liegen dat het gedrukt staat!’ schreeuwde een vrouw. ‘Bel toch de politie! Daar verderop zag ik er net ook al twee wegrennen!’ Wegrennen? dacht ik. Nou, dat konden zeker geen familie - leden van ons zijn. Een paar Groß-Moorenaren begonnen halfslachtig in de aangewezen richting te draven – om na een paar stappen alweer te blijven staan. ‘Die krijgen we toch niet meer te pakken. En wie weet of het er niet meer waren…’ ‘De politie is onderweg!’ meldde iemand uit een ander huis. ‘Mooi!’ zei Zippi, terwijl ze naast me kwam staan. Ik probeerde haar verachtelijke blik te imiteren, maar het wilde niet lukken. Eerlijk gezegd was ik behoorlijk bang. De politie had ons nog nooit geholpen, integendeel. Van Kascha 1-240.indd 13 16-10-15 11:21
14 de politie horen wij, als we al iets te horen krijgen, meestal maar één ding: ‘Maak dat je wegkomt!’ of: ‘Wegwezen!’ of: ‘Jullie hebben twee uur om te verdwijnen.’ Maar aan de andere kant: was verdwijnen vanavond niet juist de bedoeling? Ik raapte al mijn moed bij elkaar. Toen de hond, een mooie boxer, aan mijn benen begon te snuf- felen, stak ik mijn hand naar hem uit. Ik ken geen enkele hond die mij of mijn broers en zus ooit iets gedaan heeft. Honden zijn slim, die weten wie goed voor ze is. Maar met- een trok de eigenaresse de hond bij me weg en bitste: ‘Foei, Tarras!’ De stemming tijdens het wachten op de politie was zo vij - andig dat de lucht er bijna van knisperde. Na wat een eeu - wigheid leek te duren, kwam er eindelijk een politieauto nogal langzaam en gewichtig aanrijden. Vlak voordat hij bij ons was werd het zwaailicht nog even ingeschakeld, alsof de chauffeur zich op het laatste moment realiseerde dat dat er natuurlijk wel bij hoorde. Uit de auto stapten de twee dikke politiemannen van het bureau in Gelting: agenten Heinrich en Schulz. Ik herkende ze omdat ze al meerdere malen een bezoekje aan onze boerderij gebracht hadden, waarbij ze elke keer zwijgend om zich heen keken en vervolgens ook zonder iets te zeg - gen weer verdwenen. Geen idee wat ze hopen te vinden, waarschijnlijk willen ze gewoon af en toe even laten zien dat ze er zijn. Heinrich wierp een blik op ons en zei: ‘Aha!’ alsof er verder geen uitleg meer nodig was. Maar de Groß-Moorenaren begonnen meteen door elkaar te roepen. Zippi en ik, zo begrepen we, hadden op meer - dere erven rondgehangen. Onze handlangers, die er enkel door wat oplettende inwoners van weerhouden waren om Kascha 1-240.indd 14 16-10-15 11:21
15 op rooftocht te gaan, waren volgens getuigen via de velden op de vlucht geslagen. Naast Zippi en mij zouden er nog minstens twee anderen geweest zijn, waarschijnlijk de twee broers, en waar was de politie wanneer je ze nodig had. ‘Wat wil je nou, Fritz, we zijn er nu toch!’ zei Heinrich wat onwillig. ‘Ja, nu wel! Jullie beweren dat jullie de boerderij van Müller goed in de gaten houden, maar wanneer Piet niet toevallig naar buiten gekeken had…’ En blablabla. Ik stond gewoon versteld. Wanneer ik lieg, weet ik dat namelijk precies en vergeet ik dat ook nooit, alleen al zodat ik mezelf niet zal verraden. Maar deze mensen waren ongelooijk. Alles wat ze Schulz in zijn notitieboekje lieten opschrijven, leken ze ook echt zelf te geloven. Ze vielen elkaar in de rede, maakten elkaars zinnen af en ten slotte stond er een compleet verhaal, alsof ze het van tevoren met elkaar afgesproken hadden. Schulz schreef als een bezetene. Als ik me niet precies her- innerde waar Zippi en ik daadwerkelijk geweest waren ter - wijl dit allemaal blijkbaar was gebeurd, was ik het bijna zelf gaan geloven. ‘Ik stond daar te telefoneren, dat heeft iedereen hier kun - nen zien,’ verklaarde Zippi, toen ze ook eindelijk iets mocht zeggen. ‘En mijn zusje begeleidde me. Dankzij die vriende - lijke mensen hier durft namelijk niemand van ons nog al - leen het dorp in te gaan.’ ‘We hebben jullie ook nooit gevraagd om hier te komen,’ snauwde nummer 17, vermoedelijk de vader van Kwal. ‘Heeft iemand gezien dat ze stond te telefoneren?’ vroeg Schulz, terwijl hij aan zijn potlood likte. Stilte. Ik keek van de een naar de ander. Enkelen hadden tenminste nog het fatsoen om hun ogen neer te slaan. Kascha 1-240.indd 15 16-10-15 11:21
16 ‘Ik heb het gezien,’ klonk plotseling een vermoeide stem. In de verlichte deuropening van nummer 17 stond een vrouw in badjas en sloffen. ‘Jij moet in bed blijven, Line!’ beval haar man. ‘Ze heeft getelefoneerd. We hebben het allemaal gezien,’ herhaalde Kwals moeder. Ze trok haar badjas nog dichter om zich heen en verdween met slepende voetstappen weer naar binnen. Daarna was de sfeer plotseling anders: beladen, dof, adem- loos; secondenlang hield het aan. Totdat iemand zei: ‘Mis - schien stond ze te telefoneren om haar handlangers…’ Maar hij brak zijn zin af en we kregen niet meer te horen wat Zippi’s ‘handlangers’ dan wel van plan geweest waren. In plaats daarvan opende Heinrich de achterdeur van de politieauto en zei tegen ons: ‘Instappen, jullie!’ ‘Waarom?’ vroeg Zippi wantrouwend. ‘Omdat we geen zin hebben om hier vanwege jullie de hele avond te blijven staan.’ Ik had verwacht dat de bewoners van Groß-Mooren ons vertrek in de politiewagen wel zouden toejuichen, maar niemand zei meer iets. Op de achterbank kneep Zippi even bemoedigend in mijn hand. We reden niet meteen naar huis, maar ook niet naar het bureau. De auto reed gewoon een kwartier met ons door de omgeving, draaide toen om en reed door Groß-Mooren terug. De Dorpsstraat was al lang weer verlaten, weer levenloos en saai, zoals de men - sen het hier blijkbaar prettig vinden. En waarschijnlijk was dat ook het doel van onze korte rond - rit geweest: om de bewoners van Groß-Mooren te laten denken dat ‘Heinrich & Schulz’ iets ondernomen hadden. Op de oprit van onze boerderij zetten ze ons af. ‘De volgende keer iets beter opletten,’ adviseerde Schulz. Kascha 1-240.indd 16 16-10-15 11:21
17 ‘De mensen hier bedoelen het niet verkeerd, ze zijn ge- woon bang.’ ‘Voor ons?’ vroeg Zippi, maar ze kreeg geen antwoord. De politiewagen reed achteruit de oprit af en zette koers rich - ting het dorp. We keken de achterlichten na. ‘Met wie telefoneerde je eigenlijk?’ vroeg ik. Ik voelde me nogal afgestompt, terwijl ik mezelf zo hoorde praten – alsof alles wat we net meegemaakt hadden me nu al niets meer kon schelen. Terwijl de vraag in werkelijkheid niet meer dan een vorm van verdediging was. Deze avond behoorde tot de avonden die je het liefst vanaf de allereer - ste seconde meteen weer wilt vergeten, omdat de herinne - ringen zich anders in je vastvreten en je ze nooit meer kwijt - raakt. Zippi trok even aan mijn haar. ‘Wat ben je toch altijd nieuws- gierig!’ We liepen richting het huis. Ik wachtte of Zippi nog iets ging zeggen, maar ze zweeg en ik realiseerde me drie dingen. Ten eerste dat we het over deze avond eens waren. Ten tweede dat ik, wanneer Zippi thuis niets zou vertellen, ook niets mocht zeggen. Om te voorkomen dat iemand zich zou afvragen wat mijn zus eigenlijk in het dorp te zoeken had. En ten derde dat ik er met juist die vraag nog net zo alleen voor stond als aan het begin van de avond, juist omdat Zippi er niet over wilde praten. En dat betekende dat het serieus was. Verrekte serieus. Wat op zich ook al een antwoord was. Tijdens de daaropvolgende nachten probeerde ik zoveel mogelijk wakker te blijven door me te verbeelden dat de moordenaars uit de laatste aevering van Opsporing Ver - Kascha 1-240.indd 17 16-10-15 11:21
18 zocht in onze kledingkast verstopt zaten. Dit werkte zo goed dat ik als verstijfd in bed lag, totdat Zippi eindelijk de kamer uitsloop. Slechts één keer kreeg ik mezelf zo ver dat ik ook opstond en – langs de kast met de moordenaars – achter mijn zus aansloop. Van boven aan de trap hoorde ik haar beneden – waar de telefoon staat – zachtjes giechelen. Meer niet. De korte duur van haar telefoontjes kon er na - tuurlijk op duiden dat het om lange-afstandsgesprekken ging, maar ook dat mijn zus gewoon rekening hield met de telefoonrekening. Geen overtuigende bewijslast, zoals dat in Opsporing Verzocht altijd zo mooi genoemd wordt. Maar toen Zippi begon met spullen opruimen, werd alles me plotseling duidelijk: Zippi’s toekomstige echtgenoot zou niet bij ons op de boerderij intrekken, hoewel er plek ge - noeg was. Zippi zou bij die andere familie intrekken. Ik was in shock. Binnenkort kon mij dus zomaar een verras - sing te wachten staan wanneer ik uit school kwam: Zippi’s spullen uit onze kast verdwenen, haar bed afgehaald, haar plek aan tafel leeg. Naast de trap in onze gang staat een klein huisaltaartje: Maria met een palmtak, een kaarsje, een wijwateresje en foto’s van puri*, mijn oma, en mijn vermoorde kleine tan - tes. Ik smeekte hun allemaal min of meer om iets te onder - nemen. ‘Weglopen is normaal,’ besprak ik met mijn oma, ‘iedereen komt op een gegeven moment aan de beurt, ook ik. Maar uw kleindochter Zippi is pas zeventien! Wat als ze heel ver weg gaat? Ze zou toch doodongelukkig worden zonder ons! Echt, zou het niet beter zijn als ze iemand uit de buurt leert kennen? Kunt u niet nog even snel iets regelen?’ En jawel: de kerstvakantie brak aan en Zippi was er nog steeds. Kerstavond verstreek, de twee kerstdagen en de dag Kascha 1-240.indd 18 16-10-15 11:21
19 erna, en die ochtend had ik al het eerste illegale vuurwerk horen knallen. Was Zippi gaan twijfelen? Toen ik onderweg naar de ontbijttafel langs het altaartje kwam, kon ik niet anders dan even naar puri knipogen. Maar toen Zippi de keuken binnenkwam, wist ik het met- een. Dit was de dag. Donderdag 28 december 1978. De dag waarop mijn zus niemand van ons nog in de ogen kon kij- ken: noch mijn vader, Hanno en Gecko, die even later van tafel opstonden om naar de schuur te verdwijnen, noch mama, Janko en mij, die op deze vrije dag een beetje later op gang kwamen. En Zippi zou ook zeker heel zachtjes langs puro sluipen, wanneer hij na het ontbijt weer in bed in slaap gevallen was. Ik boog me diep over mijn bord en probeerde te slikken, maar het brood bleef in mijn keel steken. Behalve ikzelf leek alleen Gnoompje iets te vermoeden. Normaal gespro- ken ligt die tijdens het ontbijt gehoorzaam op zijn plekje naast de bank, maar vandaag draafde hij met hangende tong tussen de keuken en de voordeur heen en weer, alsof het al mei was en tijd om de caravan klaar te maken. Gnoompje was de druppel die de emmer deed overlopen. Ik voelde hoe tranen het laatste stukje brood naar boven duwden en had mijn eten het liefst over tafel heen uitge - spuugd. Op dat moment stootte onder tafel Janko’s voet tegen mijn scheenbeen. ‘Huilebalk, huilebalk!’ Met mijn voet, met mijn beide benen, met mijn hele lichaam, stootte ik keihard terug. ‘Ik hoop dat de kat je ballen opeet!’ ‘Valentina Natzweiler!’ Wanneer mama mijn offciële naam gebruikt, dan kan dat twee dingen betekenen: of ik heb een echt goeie grap ge- Kascha 1-240.indd 19 16-10-15 11:21
20 maakt, of ik word eruit gestuurd. Langzaam stond ik op. Mijn benen voelden alsof ik rennend zo’n hoge televisie- toren beklommen had. Janko zei niets, maar ik wist zeker dat hij me later zou te- rugpakken. Mijn broertje Janko mag dan wel twee jaar jon - ger zijn dan ik, hij is wel een jongen, wat betekent dat hij zich verbeeldt dat hij mij kan rondcommanderen. Nu was het dus zover. Nu was ik als enige over, als enige meisje tussen drie broers. Mijn zus, tot dan toe mijn enige bondgenote, smeerde jam op haar boterham en maakte aan - stalten om mij in de steek te laten. Aan haar dromerige ge - zichtsuitdrukking te zien was ze in gedachten al vertrokken. Ik stond bij de voordeur, keek naar het miezerige weer ter - wijl ik dacht: en deze rotwinter is niet eens koud genoeg om snel nog even een longontsteking op te lopen. Kascha 1-240.indd 20 16-10-15 11:21
Anne Voorhoeve Als Kascha met haar Sinti-familie verhuist, wacht haar geen warm welkom. Waarom lijkt iedereen zich aan hen te storen? ‘We waren hemelsbreed bijna achthonderd kilometer verwijderd van onze geboortestad. Mijn zus stond op het punt mij in de steek te laten. Alle buren, op één na, waren tegen ons en de moordenaars van onze familie liepen na tientallen jaren nog altijd vrij rond. Maar op deze avond besefe ik plotseling wat échte problemen zijn.’ Kascha heef heimwee. Sinds ze met haar Sinti-familie naar een dorp in Noord-Duitsland is verhuisd, stapelen de problemen zich op. Een hevige sneeuwstorm zet de wereld op zijn kop. Een coming of age-verhaal over solidariteit en verzoening Over Unterland : ‘Net zo mooi en be-eldend geschreven a-ls haar eerdere boeke-n voor jongeren.’ - bol.com ISBN / NUR www.uitgeverijcallenbach.nl Anne Voorhoeve VOORHOEVE_Kascha_WT_02.indd 1 20-10-15 16:16