Uitgaande van het evangelie betoogt Bonhoeffer dat de navolging van Christus de bevrijding van mensen betekent. Bevrijding van alle menselijke instellingen en geboden, van al wat drukt en belast, van al wat zorg en gewetensbezwarens veroorzaakt. Het gebod van Jezus is hard voor wie er zich tegen ver- zet, maar zacht voor wie er zich gewillig aan overgeeft. Navolging heeft dan ook niets te maken met kracht- prestaties van de ziel. Dat is er dikwijls van gemaakt in een christendom waarin de genade een leerstuk was geworden, het geloof een systeem en het men- selijk gedrag een kwestie was van gebod op gebod en regel op regel. Jezus vraagt niet het onmogelijke of onmenselijke: zijn gebod wil nooit leven vernietigen, maar leven be- waren, sterken, gensezen. Navolging is een vresugde. 9789043 528511 Dietrich Bonhoe¤er Navolging Dietrich Bonhoe¤ers N avolging Bonhoeffer Navolging 2017 spread.indd Alle pagina's 10-04-17 15:45
Dietrich Bonhoeffer N avolging Achtste druk
Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................ ............. 7 deel i ........................................................................7.... 11 De kostbar e genade ....................................................................... 13 De oproep tot nav olging ............................................................... 25 De eenvoudige gehoo rzaamheid.................................................. 45 De navolging en het kruis ............................................................. 51 De navolging en de enkeling ......................................................... 59 De Bergrede ........................................................................ ........... 67 Mattheüs 5: Van ‘het buitengewone’ van het christelijk leven ... 67 Mattheüs 6: Van de verborgenheid van het christelijk leven ..... 106 Mattheüs 7: De afscheiding van de discipelgemeente ................ 127 De boden ........................................................................ ................ 141 Uitleg van Mattheüs 9.35-10.4 2 ................................................. 141 deel ii ........................................................................7.. 157 De Kerk van Jezus Chr istus en de navolging ................................ 159 Inleidende vragen ...................................................................... 159 De doop ........................................................................ .................. 163 Het lichaam van Christ us .............................................................. 169 De zichtbare gemeente .................................................................. 181 De he iligen ........................................................................ ............. 203 Het beeld van Chr istus .................................................................. 225 Noten ........................................................................ ...................... 233
Voorwoord Het gebeurt in tijden van kerkelij ke vernieuwing vanzelf, dat de Hei- lige Schrift voor ons een grotere rijkdom gaat betekenen. Achter de noodzakelijke dag- en strijdorders van de kerkelijke discussie gaat een sterker zoeken en vragen naar Hem schuil, om wie het alleen gaat, naar Jezus zelf. Wat heeft Jezus ons willen zeggen? Wat wil Hij heden ten dage van ons? Hoe helpt Hij ons heden ten dage trouwe christenen te zijn? Niet wat deze of gene man der kerk wil, is voor ons ten slotte belangrijk, maar wat Jezus wil, dat willen wij weten. Zijn eigen woord willen wij horen, wanneer wij naar de prediking luiste- ren. Daaraan is ons niet alleen om onzentwille gelegen, maar ook ter wille van al die velen, wie de kerk en haar boodschap vreemd is ge- worden. Wij zijn ook van mening, dat heel andere mensen het woord zouden horen en ook heel andere mensen zich zouden afwenden, wanneer het ervan kwam, dat Jezus zelf en Jezus alleen met zijn woord in de prediking onder ons zou zijn. Niet als zou de prediking van onze kerk niet meer Gods woord zijn, maar hoeveel onzuivere geluiden, hoeveel menselijke, harde wetten en hoeveel valse hoop en troost vertroebelen nog het zuivere woord van Jezus en bemoeilijken de echte keuze! Het is toch niet alleen de schuld van de anderen, wanneer zij onze prediking, die toch zeker alleen maar prediking van Christus wil zijn, hard en moeilijk vinden, omdat ze belast is met formules en begrippen die hun vreemd zijn. Het is toch niet waar, dat elk woord dat zich vandaag aan de dag tegen onze prediking richt, reeds een afzweren van het christendom, antichristendom is. Willen wij werkelijk de gemeenschap met diegenen verloochenen, van wie er heden ten dage velen zijn, die naar onze prediking komen luisteren, die willen horen en toch altijd weer teleurgesteld moeten bekennen, dat wij hun de toegang tot Jezus te moeilijk maken? Zij
8 voorwoord geloven, dat het niet het woord van Jezus zelf is, waaraan zij zich wil- len onttrekken, maar dat zich te veel menselijks, institutioneels en leerstelligs tussen hen en Jezus plaatst. Wie van ons zou nu niet ter- stond al die antwoorden weten, die men hier zou kunnen geven en waarmee men zich gemakkelijk zou kunnen onttrekken aan de ver- antwoordelijkheid voor dergelijke mensen. Zou het echter ook niet een antwoord zijn, wanneer wij ons afvroegen, of wij niet zelf het woord van Jezus vaak in de weg staan, doordat wij misschien te sterk hangen aan bepaalde formuleringen, aan een voor zijn tijd, zijn plaats en zijn maatschappelijke structuur bepaald type van predi- king; doordat wij misschien inderdaad te ‘dogmatisch’ en te weinig ‘voor het leven’ preken, doordat wij bepaalde gedachten van de Schrift altijd weer herhalen en daarbij te achteloos voorbijgaan aan belangrijke andere woorden; doordat wij toch altijd nog te veel eigen meningen en overtuigingen en te weinig Jezus Christus zelf predi- ken? Er zou niets zijn, dat in groter tegenspraak was met onze eigen bedoeling en dat tegelijkertijd verder felijker zou zijn voor onze ver- kondiging, dan wanneer wij de vermoeiden en de belasten, die Jezus tot zich roept, met moeilijke mense lijke inzettingen belastten en hen zo weer van Hem wegdreven. Hoe zou de liefde van Jezus Christus daarmee bespot worden voor christenen en heidenen! Omdat hier echter algemene vragen en zelfb eschuldigingen niets helpen, willen wij teruggaan tot de Schrift, tot het woord en de roepstem van Jezus Christus zelf. Hier zoeken wij vanuit de armoede en de engheid van onze eigen overtuigingen en vragen de wijdheid en rijkdom, die ons in Jezus Christus geschonken zijn. Wij willen spreken van de oproep tot de navolging van Jezus. Leg- gen wij de mensen daarmee een nie uw, zwaar juk op? Zullen hier bij al de menselijke instellingen, waaronder mensen naar lichaam en ziel zuchten, nog hardere, onverbiddelij kere gevoegd worden? Zal met de herinnering aan de navolging van Jezus slechts een nog scherpere doorn in de verontruste en gewonde gewetens gedreven worden? Zullen hier soms voor de zoveelst e keer in de kerkgeschiedenis on- mogelijke, kwellende, extreme eisen gesteld worden, waarvan de in- achtneming misschien wel de vrome lu xe van enkele mensen zal zijn, die echter door de werkende mensen, die zorgen moeten voor hun brood, hun beroep en hun familie, verworpen moeten worden als het meest goddeloze verzoeken van God? Is het de kerk er dan om te
9 voorwoord doen een geestelijke dwingelandij ov er de mensen te vestigen, door- dat ze eigenmachtig, met de bedrei ging van aardse en eeuwige straf- fen, instelt en beveelt, wat de mens alles te geloven en te doen heeft om zalig te worden? Zal het woord van de kerk nieuwe tirannie en geweldpleging over de zielen brengen? Het is mogelijk, dat sommige mensen naar een dergelijke knech ting verlangen. Maar mag de kerk ooit aan een dergelijk verlangen tegemoetkomen? Wanneer de Heilige Schrift van de navolging van Jezus spreekt, dan verkondigt zij daarmee de bevrijding van de mens van alle men- selijke instellingen, van al wat drukt, belast, wat zorg en gewetensbe- zwaren veroorzaakt. In de navolging komen de mensen van onder het harde juk van hun eigen wetten onder het zachte juk van Jezus Christus. Wordt daarmee afbreuk gedaan aan de ernst van de gebo- den van Jezus? Neen, veeleer wordt eerst daar, waar het gebod van Jezus in zijn geheel blijft bestaan, met de oproep tot de absolute na- volging, de volledige bevrijding van de mensen tot de gemeenschap met Jezus mogelijk. Wie onverdeeld het gebod van Jezus opvolgt, wie het juk van Jezus zonder tegenstre ven op zich neemt, die wordt de last die hij heeft te dragen, licht, die ontvangt in de zachte druk van dit juk de kracht de rechte weg te gaan zonder moe te worden. Het gebod van Jezus is hard, onmenselijk hard, voor hem die zich er te- gen verzet. Jezus’ gebod is zacht en niet zwaar voor hem die gewillig zich eraan overgeeft. ‘Zijn geboden zijn niet zwaar’ ( 1 Joh. 5.3). Het gebod van Jezus heeft niets te doen met krachtprestaties van de ziel. Jezus vraagt niets van ons, zonder o ns de kracht te geven het ook te doen. Jezus’ gebod wil nooit leve n vernietigen, maar leven bewaren, sterken, genezen. Maar nog benauwt ons de vraag, wat de oproep tot navolging in deze tijd kan betekenen voor arbeiders, zakenlieden, boeren en mili- tairen; de vraag of hier niet een ondraaglijke tweespalt veroorzaakt wordt in het bestaan van de in de we reld werkende mens en christen. Is het christendom van de navolging van Jezus eigenlijk toch niet een zaak van een heel klein aantal mensen? Betekent het niet een terug- stoten van de grote massa, een verachten van de zwakken en de ar- men? Wordt echter niet juist daardoor de grote barmhartigheid van Jezus Christus verloochend, die tot de tollenaren en zondaren, de ar- men en zwakken, de dwalenden en de vertwijfelden kwam? Wat moeten wij daarop zeggen? Zijn het weinigen of velen, die tot Jezus
10 voorwoord behoren? Jezus stierf aan het kruis alleen, verlaten door zijn discipe- len. Naast Hem hingen niet twee van zijn getrouwen, maar twee moordenaars. Maar aan de voet van he t kruis stonden ze allen, vijan- den en gelovigen, twijfelaars en vreesachtigen, spotters en overwon- nenen en hun allen en hun zond en gold in dit uur het gebed van Je- zus om vergeving. De barmhartige liefde van God leeft midden onder haar vijanden. Het is dezelfde Jezus Christus, die ons uit gena- de tot zijn navolging oproept en wiens genade de misdadiger aan het kruis in zijn laatste uur zalig maakt. Waarheen zal de oproep tot navolging degenen brengen, die er ge- hoor aan geven? Welke beslissingen en scheidingen zal hij met zich meebrengen? Wij moeten met die vraag gaan tot Hem die alleen het antwoord weet. Jezus Christus, die navolging beveelt, weet alleen waarheen de weg leidt. Wij weten echter, dat het zeer zeker een bo- venmate barmhartige weg zal zijn. Navolging is vreugde. Het lijkt in onze tijd zo moeilijk de smalle weg van de kerkelijke beslissing in alle zekerheid te gaan en toch in de volle wijdte van de Christusliefde tot alle mensen, van het geduld, de barmhartigheid, de ‘filantropie’ Gods (Tit. 3.4.) tot de zwakken en goddelozen te blij- ven; en toch moeten die twee samengaan, anders gaan wij mensen- wegen. God geve ons bij alle ernst van de navolging de vreugde; bij alle neen tegen de zonde het ja tot de zondaar, bij alle tegenstand van de vijanden het overwinnende en winnende woord van het evange- lie. ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoe- dig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Matth. 11.28 vv.).
deel i
De kostbare genade Goedkope genade is de doodsvij and van onze kerk. Heden ten dage gaat onze strijd om de kostbare genade. Goedkope genade betekent genade als te grabbel gegooide waar, vergeving, troost, sacrament, al- les te grabbel gegooid; genade als onuitputtelijke voorraadkamer der kerk, waaruit met lichtvaardige hand gedachteloos wordt uitgestort; genade zonder prijs; genade die niets kost. Eigenlijk zou dat toch het wezen van de genade zijn, dat de rekening van tevoren eens en vooral vereffend is. Op deze betaalde rekening kan men alles voor niets krij- gen. Oneindig groot zijn de gemaakte kosten, oneindig groot daar- om ook de mogelijkheden van het gebruik en de verkwisting. Wat zou ook genade zijn, die geen goedkope genade is? Goedkope genade betekent gena de als leer, als principe, als sys- teem; betekent vergeving der zonden als algemene waarheid, bete- kent liefde van God als christelijk godsidee. Wie daar ja op zegt, heeft reeds vergeving van zijn zonden. De kerk van deze genadeleer is dóór die leer reeds de genade deelachtig. In deze kerk vindt de wereld goedkope bedekking van haar zonden, waarover ze geen berouw heeft en waarvan ze helemaal niet vrij wenst te worden. Goedkope genade is daarom loochening van het levende woord van God, loo- chening van de menswording van het woord van God. Goedkope genade betekent rechtvaardiging van de zonde en niet van de zondaar. Omdat de genade toch alles alleen doet, daarom kan alles bij het oude blijven. ‘Al ons do en is toch tevergeefs. De wereld blijft de wereld en wij blijven zondaars, ook al leeft men nog zo braaf.’ Laat een christen dus maar net zo leven als de wereld; laat hij de wereld maar in alles gelijkvormig zijn en laat hij zich toch niet ver- meten – op gevaar van dweepzieke ketterij! – onder de genade een ander leven te leiden als onder de zonde! Hij hoede zich ervoor tegen
14 de kostbare genade de genade te woeden, de grote, goedkope genade te schenden en een nieuwe letterdienst in te stellen do or de poging van een gehoorzaam leven onder de geboden van Jezus Christus! De wereld is door ge- nade gerechtvaardigd; daarom – ter wille van de ernst dezer genade, om deze onvervangbare genade niet te weerstreven! – moet ieder christen leven als de overige wereld! Inderdaad, hij zou wel graag wat buitengewoons doen, het is voor hem ongetwijfeld het moeilijkst dat te moeten prijsgeven en werelds te moeten leven. Maar dat moet hij prijsgeven, hij moet de zelfverlo ochening beoefenen om zich in zijn leven niet van de wereld te onderscheiden. In zoverre moet hij de genade werkelijk genade laten zijn, dat hij de wereld het geloof aan deze goedkope genade niet ontnee mt. De christen moet in zijn we- reldsheid, in dit noodzakelijke prijsgeven ter wille van de wereld – neen, ter wille van de genade! – getroost en verzekerd (securus) zijn in het bezit van deze genade, die al les alleen doet. De christen moet dus niet navolgen, maar zich troosten met de genade! Dat is goedko- pe genade als rechtvaardiging van de zonde, maar niet als rechtvaar- diging van de boetvaardige zondaar, die van zijn zonde aflaat en om- keert; geen vergeving van de zonde, die van de zonde scheidt. Goedkope genade is genade die wij voor onszelf hebben. Goedkope genade is prediking van de vergeving zonder verootmoediging; doop zonder de tucht van de gemeen te; avondmaal zonder belijdenis van zonden; absolutie zonder persoonlijke biecht. Goedkope genade is genade zonder navolging, genade zonder kruis, genade zonder de le- vende, mensgeworden Jezus Christus. Kostbare genade is de verborgen schat in de akker, ter wille waar- van de mens heengaat en met vreugde alles verkoopt wat hij had; de kostbare parel, ter wille waarvan de koopman al zijn goederen prijs- geeft; de koningsheerschappij v an Christus, ter wille waarvan de mens zich het oog dat hem ergert, uitrukt; de roepstem van Jezus Christus, waarop de discipel zijn netten verlaat en navolgt. Kostbare genade is het evangelie, dat altijd weer moet worden ge- zocht, de gave waarom moet worden gebeden, de deur waarop moet worden aangeklopt. Kostbaar is zij, omdat zij oproept t ot de navolging; genade is zij, omdat zij oproept tot de navolging van Christus; kostbaar is ze, om- dat ze de mens het leven kost; genade is zij, omdat ze hem pas zo het leven schenkt; kostbaar is ze, omdat ze de zonde verdoemt; genade,
15 de kostbare genade omdat ze de zondaar rechtvaardigt. Kostbaar is de genade bovenal daarom, omdat ze God veel gekost he eft, omdat ze God het leven van zijn Zoon gekost heeft – ‘gij zijt duur gekocht’ – en omdat voor ons niet goedkoop kan zijn, wat voor Go d duur is. Genade is zij vóór alles daarom, dat God zijn Zoon niet te kostbaar achtte voor ons leven, maar Hem overgaf voor ons. Kostbare genade is menswording van God. Kostbare genade is genade als het heiligdom van God, dat tegen de wereld moet worden beschermd; het heilige dat niet voor de honden geworpen mag worden; zij is daarom genade als levend woord, woord van God, dat Hij zelf spreekt, zoals het Hem behaagt. Het raakt ons als de genadige oproep tot de navolging van Jezus; het komt als woord van vergeving tot de beangstigde geest en het verslagen hart. Kostbaar is de genade, omdat ze de mens dwingt onder het juk van de navolging van Jezus Christ us; genade is het, dat Jezus zegt: ‘Mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ Tweemaal is tot Petrus de roepstem gekomen: Volg Mij na! Het was het eerste en het laatste wo ord van Jezus tot zijn discipelen. (Marc. 1.17; Joh. 21.22). Zijn hele leven ligt tussen die twee oproepen. De eerste keer had Petrus bij het meer van Genezareth op Jezus’ roepstem zijn netten en zijn bero ep verlaten en was Hem op zijn woord gevolgd. De laatste keer treft de Opgestane hem in zijn oude beroep aan, wederom bij het meer van Genezareth en nogmaals luidt het: Volg mij! Daartussen lag een heel leven van een discipel in de navolging van Christus. Midden daarin stond de belijdenis van Jezus als de Christus Gods. Aan Petrus is drie maal een en hetzelfde ver- kondigd, aan het begin, aan het einde en in Caesarea Philippi, name- lijk, dat Christus zijn Heer en God was. Het is dezelfde genade van Christus, die hem toeroept: Volg Mij na! en die zich aan hem open- baart in het belijden van de Zoon Gods. Het was een drievoudig aanhouden van de genade op Petrus’ weg; een en dezelfde genade op drieërlei wijze verkondigd; zo was zij Christus’ eigen genade en zeker niet een genade die de discipel zich zelf toe-eigende. Het was een en dezelfde genade van Christus, die de discipel ertoe bracht alles te verlaten ter wille van de navol- ging; die in hem de belijdenis tot stand bracht die de hele wereld een lastering moest toeschijnen; die de trouweloze Petrus tot de laatste gemeenschap van het martelaarschap riep en hem daarmee
16 de kostbare genade alle zonden vergaf. Genade en navolging horen voor het leven van Petrus onlosmakelijk bij elkaar. Hij had de kostbare genade ont- vangen.Met de uitbreiding van het christ endom en de toenemende ver- wereldlijking der kerk ging de kennis van de kostbare genade allengs verloren. De wereld was gekerstend, de genade was gemeengoed van een christelijke wereld geworden. Ze was gemakkelijk verkrijgbaar. Toch bewaarde de Rooms-Katholieke Kerk een rest van de aanvan- kelijke kennis. Het was van beslisse nde betekenis, dat het monniken- dom zich niet van de kerk losmaakte en dat het beleid van de kerk het monnikendom verdroeg. Hier was aan de rand van de kerk de plaats, waar het inzicht, dat genade kostbaar is, dat genade de navol- ging inhoudt, levend werd gehouden. Mensen verlieten om Christus’ wil alles wat ze bezaten en probeerden in dagelijkse oefening de strenge geboden van Jezus op te v olgen. Zo werd het monnikenleven een levend protest tegen de verwereldlijking van het christendom, tegen de devaluatie van de genade. Doordat de kerk echter dit pro- test verdroeg en het niet tot een laatste uitbarsting liet komen, relati- veerde ze dit, ja, ze ontleende daaraan zelfs de rechtvaardiging van haar eigen verwereldlijkte leven; want nu werd het monnikenleven tot een bijzondere prestatie van enkelen, waartoe de massa van het kerkvolk niet verplicht kon worden. De noodlottige begrenzing van de geboden van Jezus in hun gel- digheid voor een bepaalde groep mensen met bijzondere hoedanig- heden leidde tot het onderscheid van maximale en minimale ge- hoorzaamheid. Zo was men erin geslaagd om bij iedere verdere aanval op de verwereldlijking van de kerk te wijzen op de mogelijk- heid om de weg van de monnik binnen de kerk te kiezen, waarnaast dan de andere mogelijkheid van de gemakkelijker weg volkomen ge- rechtvaardigd was. Zo moest de verwijzing naar de oerchristelijke opvatting van de kostbare genade, zoals die in de kerk van Rome door het monnikenwezen behouden zou blijven, op paradoxale wijze zelf weer de laatste rechtvaardiging geven voor de verwereldlij- king van de kerk. Bij dit alles lag de beslissende fout van het monni- kenwezen niet daarin, dat het – bij alle misvattingen van de wil van Jezus – de genadeweg van de strenge navolging bewandelde. Veeleer verwijderde het monnikenwezen zich in wezen daarin van het chris- telijke, dat het zijn weg, tot een vrije bijzondere prestatie van enige
Uitgaande van het evangelie betoogt Bonhoeffer dat de navolging van Christus de bevrijding van mensen betekent. Bevrijding van alle menselijke instellingen en geboden, van al wat drukt en belast, van al wat zorg en gewetensbezwarens veroorzaakt. Het gebod van Jezus is hard voor wie er zich tegen ver- zet, maar zacht voor wie er zich gewillig aan overgeeft. Navolging heeft dan ook niets te maken met kracht- prestaties van de ziel. Dat is er dikwijls van gemaakt in een christendom waarin de genade een leerstuk was geworden, het geloof een systeem en het men- selijk gedrag een kwestie was van gebod op gebod en regel op regel. Jezus vraagt niet het onmogelijke of onmenselijke: zijn gebod wil nooit leven vernietigen, maar leven be- waren, sterken, gensezen. Navolging is een vresugde. 9789043 528511 Dietrich Bonhoe¤er Navolging Dietrich Bonhoe¤ers N avolging Bonhoeffer Navolging 2017 spread.indd Alle pagina's 10-04-17 15:45