Leesfragment
18 januari Ben-oni of Benjamin
Rachel sterft
Als haar ziel uitging (Genesis 35:18m).
We gaan met elkaar denken over dat ontroerende wat er gebeurd is langs de weg bij Bethlehem. Jakob is met zijn gezin van Bethel vertrokken en nadert Efrath. Dikwijls hebben ze tegen elkaar gezegd: ‘We zijn er bijna, bijna in Efrath’. Ze zijn nog onderweg. En plotseling sterft Rachel daar. Het allerliefste wat Jakob op aarde heeft, ontvalt hem.
Ik geloof niet dat we het voor elkaar moeten verbergen: als de Heere in uw en in mijn leven komt, dan neemt Hij gewoonlijk het allerliefste weg. Rachel sterft. En ze geeft met haar laatste woord, haar kind een naam en zegt: ‘Ben-oni. ’ Dat betekent: ‘Zoon of kind van mijn bittere smart. ’ En dan sterft Rachel. Als haar ziel uitging.
Ik weet niet of u het daarmee steeds eens bent geweest, toen het ook in uw leven zo dikwijls geklonken heeft: ‘Ben-oni, zoon van mijn smart’. En dan hoeft het niet eens uw man of vrouw te zijn die u moest missen.
Daar staat Jakob bij het liefste wat hij heeft: Rachel. Eigenlijk is hij Rachel nooit vergeten. Zelfs als Jozef en Benjamin nog bij hem zijn, blijft hij met zijn twee handen nog vastgrijpen aan Rachel. Als Jakob bij het sterven van zijn lieve vrouw hier staat, dan gaat hij voorbij aan de wens van zijn Rachel. Want zijn vrouw zegt: ‘Dat kind zal door het leven gaan als Ben-oni. ’
‘Nee, ’ zegt Jakob. Met een geloofsoog op de Koning der koningen aanvaardt hij het kruis. Ik geloof dat dit het zaligste is in uw en in mijn leven, als wij ons kruis mogen aanvaarden. Mijn Ben-oni’s kruis. Dat ik het leed mag omhelzen en dat ik de klaagzang niet meer zing. Hij zegt: ‘Benjamin, zoon van mijn rechterhand’. En als dan later Jakob op zijn sterfbed terneer ligt, dan noemt hij hem opnieuw bij zijn naam. Hij zegt: ‘Benjamin, je bent een verscheurende wolf geweest. ’ En weet je wat het wonder is? Dat God hem niet veracht heeft.
Als later Mozes zijn afscheidsrede voor het volk houdt, dan zingt hij het hoogste lied en profeteert: ‘Benjamin, de beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen’ (Deut. 33:12b).
Lezen: Genesis 35: 1-18 | Zingen: Psalm 3:2