vrijdag 1 januari Nieuwjaarsdag Lezen: Genesis 1:1-5 en Psalm 104:1-2 En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. – Genesis 1:3 In het begin was er licht • ‘In het begin.’ Dat is niet het begin van God. Hij was er al van eeuwigheid. Het is het begin van hemel en aarde. Hij schiep ze. Aan Hem dankt alles zijn bestaan. Eerst schept Hij het ruwe materiaal, woest en leeg nog. Maar de Geest van God zweeft erover. Later lezen we dat behalve de Vader en de Geest ook de Zoon betrokken was bij de schepping (Joh. 1:3). Dan begint het spreken van God. Tien keer lezen we in deze geschiedenis de woorden: ‘En God zei’. Later zal Hij nog tien woorden spre- ken, om Zijn heilzame bedoeling met de schepping bekend te maken (Ex. 20:1-17). Als eerste komt het licht tot stand, dat tot het einde van de Bijbel kenmerkend blijft voor Zijn aanwezig- heid (Openb. 22:5). Maar om orde in het leven te geven, is er een afwisseling van licht en duister nodig. Pas dan kan er een eerste dag zijn. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Schrijf de Heere – de Schepper van de tijd – geen tijd voor, want Zijn tijd is de beste. (Samuel Rutherford) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 5
zaterdag 2 januari Lezen: Genesis 1:6-8 en Psalm 104:3-9 En God zei: Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water! – Genesis 1:6 Het ene water gescheiden van het andere • ‘En het was zo.’ Zeven keer komt die uitdrukking in deze ge- schiedenis voor, het getal dat de hele Bijbel door naar de schepping verwijst. God houdt vast aan Zijn doel met de schepping, dwars door zondeval, verlossing en wederkomst heen, zelfs als Hij op een ‘kwade’ dag met de zondvloed onge- daan maakt wat Hij hier doet: het ene water van het andere scheiden. Zeven keer klinkt immers ook het woord ‘goed’, tov, of zoals wij zeggen: tof! Opvallend genoeg staat dat er niet van de tweede dag. Die is pas ‘goed’ als de derde geweest is. Dan wordt het water ook nog van het droge gescheiden. In de eer- ste drie dagen wordt alles klaargemaakt voor de volgende drie. Psalm 104 is als het ware de poëzie bij het proza van Genesis 1: ‘Loof de heere, mijn ziel. heere, mijn God, U bent zeer groot.’ Een lied om van harte mee te zingen. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Lof en dank is het werk van de hemel. Maar het werk dat men altijd zal doen in de hemel, begint hier! (Thomas Watson) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 6
zondag 3 januari Lezen: Genesis 1:9-13 en Psalm 104:10-18 Een God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën. – Genesis 1:10 Naamgever • Voor de tweede keer lezen we dat God een naam geeft aan iets dat Hij eerst geschapen en daarna gescheiden heeft. Gisteren lazen we dat dag, nacht en hemel hun naam kregen. Vandaag krijgen droge aarde en zeeën hun naam. Iets een naam geven, een naam ‘uit-zeggen’, wat houdt dat in? Zeggen betekent in de Bijbel: er ‘zeggenschap’ over hebben. Straks mag Adam de dieren hun naam geven, als teken van zijn bijzondere plaats in de schepping. Wij geven onze kinderen namen, maar bij de doop noemt God die naam om ons te laten weten dat Hij uiteindelijk alle ‘zeggenschap’ in ons leven wil hebben. Voor het eerst lezen we bij deze dag de uitdrukking ‘naar hun soort’ (of: ‘naar hun aard’). Gods orde uit zich ook in de verschillende geaardheid van Zijn schepselen. Het hoort tot goede zorg over de schepping om die orde te respecteren. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• De Heere leert ons in Zijn Woord dat Hij als een Meester het recht heeft om te komen wanneer Hij wil, en dat Zijn dienst- knechten gereed behoren te zijn en op Hem moeten wachten. (Thomas Boston) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 7
maandag 4 januari Lezen: Genesis 1:14-19 en Psalm 104:19-23 En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren! – Genesis 1:14 Vaste tijden • Psalm 104 maakt meteen duidelijk waarom zon en maan er zijn: om al wat leeft vaste tijden te geven. Mens en dier weten door zon en maan wanneer het tijd is om eropuit te gaan en wanneer het tijd is om te rusten. Ook leren we de dagen op- tellen tot maanden en jaren, en ons gebed mag wel zijn dat we daar een wijs hart van krijgen (Ps. 90:12). Het is opvallend hoeveel herhaling er in deze verzen zit. Je voelt als het ware de gewoontevorming al opkomen: steeds weer zullen dag en nacht en zomer en winter elkaar afwisselen. Een wijs hart merkt Gods wijsheid daarin op. De nacht heeft hier nog niets bedreigends. Alles is nog tov. Toch zal dit ritme een keer op- houden (Openb. 22:5). Geen zon-dag en maan-dag meer. Dan is het eeuwig sabbat voor allen die geschreven staan in het Boek van het Lam. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Wanneer God de ziel eenmaal tot Zich genomen heeft in heerlijkheid, zal het nooit meer nacht voor haar worden. Er zal voor haar geen duisternis meer zijn, maar alle tranen zullen daar afgewist zijn. (Thomas Brooks) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 8
dinsdag 5 januari Lezen: Genesis 1:20-23 en Psalm 104:24-26 En God zegende ze en zei: Wees vruchtbaar en wordt talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde! – Genesis 1:22 De eerste zegen • Voor de tweede keer lezen we dat God ‘schiep’. Ook die uitdruk- king komt in de scheppingsgeschiedenis zeven keer voor. Het benadrukt dat getal als kenmerkend voor Gods scheppings- werk. Nu schept God vogels en vissen. Psalm 104 noemt in dat verband de Leviathan. Die wordt in Jesaja 27:1 het slangen- monster genoemd dat God zal doden. Blijkbaar is deze zeebe- woner na de zondeval bij uitstek een instrument van de duivel. Maar hier worden we al gerustgesteld: hij is niet meer dan een schepsel. Zoals zon en maan het aanbidden niet waard zijn omdat zij maar schepselen zijn, zo hoeven we de Leviathan uiteindelijk niet te vrezen. In Christus zijn alle machten over- wonnen. Hier is alles nog goed. Vogels en vissen ontvangen zelfs de eerste zegen. Al wie in Christus is, zal de laatste en eeuwig blijvende zegen ontvangen. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Ziet u er al met verlangen naar uit dat u wordt overgezet in Gods paradijs? (Thomas Watson) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 9
woensdag 6 januari Lezen: Genesis 1:24-25 en Psalm 104:27-30 En God zei: Laat de aarde levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo. – Genesis 1:24 Naar hun soort • De zesde dag breekt aan. Nu wordt, zoals Psalm 104 aangeeft, duidelijk waarom op de derde dag al dat zaaddragend gewas er moest komen. Het dient tot voedsel voor mens en dier, die op de zesde dag geschapen worden. Opmerkelijk dat er staat: ‘Laat de aarde de dieren voortbrengen.’ Ook de mens wordt straks uit de aarde genomen. Dat zet dier en mens op hun plaats. Wij zijn uit de aarde genomen. Stof uit stof. Geen reden om ons tegenover God te verheffen. Maar liefst vier keer staat er: ‘naar hun soort’. Ook in het dierenrijk schept God orde. Daardoor kunnen na de zondeval reine van onreine dieren on- derscheiden worden. Daarvan is hier nog geen sprake, want nu beoordeelt God alles nog als ‘goed’. Laten we maar gerust aannemen dat de dood er nog niet is. Wie hier eerbiedig leest, heeft geen behoefte aan spitsvondige vragen over scherpe leeuwentanden en vleesetende planten. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Als wij bidden, moeten we niet alleen denken aan wat ons ontbreekt, maar ook aan wat wij hebben ontvangen, erkennende dat wij alles uit Hem hebben. (Thomas Manton) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 10
donderdag 7 januari Lezen: Genesis 1:26-31 en Psalm 104:31-35 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis. – Genesis 1:26 Naar Ons beeld • Vier keer lazen we gisteren: ‘naar hun soort’. Maar nu wordt het anders: ‘naar Ons beeld’. Nu is er onderscheid tussen man- nelijk en vrouwelijk. Maar het is niet een onderscheid ‘naar hun soort’, zoals bij de dieren. God Drie-enig gaat nu bij Zich- zelf te rade en besluit een wezen te scheppen dat een bijzon- dere plaats in de schepping krijgt. Net als de vorige dag klinkt opnieuw een zegen en de oproep tot talrijk worden en de aarde vervullen, maar nu is er tevens de opdracht om te heer- sen. De mens mag hierin lijken op God, Die als Schepper over alles heerst. Psalm 104 geeft weer toelichting: het doel van dit alles is dat de mens van Gods grootheid zal zingen en zich in Hem zal verblijden. Zo was het ‘in den beginne’ en zo zal het weer worden. Daarom: ‘Loof de heere, mijn ziel! Halleluja!’ ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Het hele leven van een christen zou uit niets anders moeten bestaan dan lofprijzing en dankzegging aan God. (Richard Sibbes) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 11
vrijdag 8 januari Lezen: Genesis 2:1-3 en Exodus 31:12-17 En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken. – Genesis 2:3 De geheiligde dag • Je ziet het in de vertaling niet, maar de zesde en de zevende dag worden van de andere dagen onderscheiden door een lid- woord: ‘de’ zesde en ‘de’ zevende dag. De zesde dag was bij- zonder omdat de mens geschapen werd. Over die dag oordeelt God dat ze niet slechts ‘goed’, maar ‘zeer goed’ is. De zevende dag is bijzonder omdat God die heiligt. Hij rust op die dag. Voor de mens is dit de eerste volle dag. De mens mag rusten, terwijl hij nog niets heeft hoeven doen. Zo zal de eeuwige sabbat zijn: rust waarvoor je niets gedaan hebt. Vóór die tijd is de sabbat er om van het werk te rusten. Het is een teken, een verbond. Als God wil dat dit gebod letterlijk genomen wordt (op straffe van de dood!) – en Hij grondt dat gebod in de zes scheppings- dagen – kunnen wij de letterlijkheid van die dagen beter niet betwisten. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Het is goed veel na te denken over het eeuwige leven. Wat zal dat zijn! Onmiddellijk God te aanschouwen en Zijn nabijheid te genieten. (Thomas Watson) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 12
zaterdag 9 januari Lezen: Genesis 2:4-15 en Psalm 8 Ook plantte de heere God een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij gevormd had. – Genesis 2:8 Uit stof en in de hof • Het lijkt alsof de schepping in dit hoofdstuk opnieuw verteld wordt, maar dat is niet zo. Hier wordt de plaats van de mens nader toegelicht. De inzet is een uitdrukking die door het hele boek Genesis gebruikt zal worden om een nieuw stuk geschie- denis in te luiden. Letterlijk staat er: ‘dit zijn de generaties van …’ Deze uitdrukking benadrukt het historisch karakter van de tekst. Dit is geschiedschrijving, geen gedicht. De eerste die uit hemel en aarde voortkomt is de mens. Uit het stof van de aard- bodem neemt God hem. Dan plaatst Hij hem in een tuin, de hof van Eden. Nu lezen we niet meer ‘God’, maar ‘de heereGod’. Voor het eerst gaat God een verbondsrelatie aan met een schepsel. De dichter van Psalm 8 verwondert zich erover dat God zo omgaat met een mensje uit het stof. ‘heere, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!’ ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• De Heere heeft van ons niets nodig, maar Hij wil wel dat wij Hem onze dankbaarheid tonen door van onze bezittingen aan Hem te geven. (Matthew Henry) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 13
zondag 10 januari Lezen: Genesis 2:16-17 en Psalm 119:73-80 En de heere God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. – Genesis 2:16-17 Een gebod ten leven • Gisteren lazen we dat ‘de heereGod’ de mens de levensadem inblies. Dat heeft Hij met geen enkel ander schepsel gedaan. Het wijst op de intieme relatie die God met de mens aangaat. Hoe zou die mens anders de hof kunnen bewerken en onder- houden, als hij geen rechtstreekse relatie met de Schepper van die hof zou hebben? Bij die relatie hoort een gebod. Het is niet vanzelfsprekend dat alles ‘zeer goed’ blijft. Daarvoor is nodig dat de mens in de goede verhouding met God blijft. Niet de mens zal bepalen wat goed en kwaad is. Op het moment dat de mens dat gebod overtreedt, snijdt hij de band met de Levensbron af en begint meteen te sterven. In de jod-strofe van Psalm 119 verbindt de dichter het door Gods handen ge- maakt zijn met de liefde tot Zijn Wet als bron van leven en blijdschap. Was de mens maar bij dat lied gebleven. ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Overweeg ernstig uw staat en uw zonden en u zult stof tot belijdenis hebben. Overweeg uw weldaden, en u zult stof tot dankzegging hebben. (Thomas Boston) Binnenwerk Volharding 2021 PRINT op 130x190_Opmaak 1 02-06-20 12:00 Pagina 14