5 Eyeopener ‘Wees toch wij zer.’ Dat is gemakkelij k gezegd, maar maak het maar eens waar! En als je dat graag wilt, hoe doe je dat dan? Hoe kun je wij zer wor- den of wij zer zij n dan wie of wat? Hoe brengen we dat thema op volwassen wij ze aan de man, bij mensen die zichzelf helemaal niet wij s vinden, maar het wel graag zouden zij n? Mensen die de wij sheid als een soort spielerei van intellectuelen beschouwen, die niet behoort tot de dagelij kse werke- lij kheid. Of mensen die al lange tij d naar wij sheid zoeken, maar perma- nent vechten tegen het mismaken van hun eigen wij sheid, waardoor ze een lam handje en een waterhoofd hebben opgelopen van het vele willen weten. Nee, het is niet eenvoudig om een simpele eyeopener op papier te krij gen, zodat je losjes met wij sheid kunt omgaan. We zullen nogal wat barrières moeten nemen, gevestigde gedachten over wij sheid op hun waarde moeten schatt en of met alle beperkingen probe- ren wat velen altij d meegekregen hebben, namelij k dat we eerst de veel- kleurige wij sheid van God moeten zoeken. Of deze moeilij ke raad: wij s willen zij n in de overtuiging dat je dat niet haalt. En ook deze: erkennen dat veelkleurige wij sheid eerder ruzie oplevert dan Verständnis, zoals ze bedoeld is: verschillende vruchten onderscheiden aan dezelfde boom. Wat een nare vloek is dat in het spirituele leven, dat we elkaar de wij sheid niet gunnen, omdat die niet op jouw waarheid – of beter nog – jouw eigen gekoesterde gelij k is gefundeerd. En dan spreken we nog niet eens over die stroeve kerngedachte, dat de ware wij sheid voor ons allen ondoor-
6 grondelijk is. Waarom zouden we ‘wees toch wijzer’ roepen tegen men - sen, die dat echt niet kunnen? Ze zouden niet weten, waar ze die vandaan zouden moeten halen. En van lange gesprekken over de wijsheid worden ze niet veel wijzer. Maar ligt het allemaal wel zo somber en beperkt? Definiëren we wijsheid dan wel ruim genoeg, zodat mijn wijze opa, uw wijze moeder en de baas op het werk er ook onder vallen? Gewone mensen zonder grote intellec - tuele bagage, maar wel begiftigd met inzicht, doorzicht en uitzicht − iets anders is wijsheid eigenlijk niet. ‘Aan eenvoudigen geopenbaard’, zegt de Bijbel. Zo bekeken, wordt mijn markt veel groter. Dan horen niet alleen de geoormerkte wijzen van deze wereld daarbij, maar ook de wijzen uit de achterstraat, de halve wijzen, de troostende onwijzen en de gelegenheids - wijzen. We trekken vanaf nu de cirkels dus zo ruim mogelijk, in de hoop op herkenning en wederzijdse waardering. Ten slotte nog dit, als een soort van leitmotiv: al vele jaren begeleidt mij het beeld, dat Psalm 36 van God en ons te zingen geeft. Misschien zit daarin wel de sleutel tot verantwoord inzicht. Dat zijn de beelden van de lofzan - gen van Israël, die werken als fonteinen. Zolang de fonteinen het water omhoog stuwen, blijven de ballen erop dansen. God is er, zo lang wij hem omhoog zingen. Ik weet, het is een gevaarlijk en theologisch te bestrijden beeld, maar zo werkt het wel in de praktijk. Miljoenen verlaten de kerken – of liever: miljoenen houden ermee op (systematisch) de lof van God te bezingen. God kan er niet tegen als de kracht niet (meer) van beneden komt. Maar miljoenen zangers komen er, al dan niet in gevestigde gelo - ven, voortdurend bij. Zo blijft het fonteinbestand wel in tact. Geldt dat ook van de wijsheid? Groeit die ook, als zij bezongen of verheven wordt, tot richtsnoer en bladwijzer? Wees toch wijzer
7 Kennismaking met wijsheid De eerste docent fi losofi e, die probeerde de wortels van de wij sbegeerte voor ons als aankomende studenten bloot te leggen, bleek een voortreff e- lij k rondleider en ‘toelichter’ te zij n. Hij nam ons enthousiast mee door de grote zalen en de kleine kabinett en van dat reusachtige denkmuseum, waarvan de wanden van zolder tot plint waren bedekt met denkmodel- len, schema’s, denkportrett en en verslagen van hoogvliegers. Het was boeiend. Ik vroeg me daarbij wel dikwij ls af: waarom moet ik dat allemaal weten? Wat doe ik daarmee? Ik kan toch onmogelij k alles ‘na-denken’ wat die fi guren hadden bedacht? En bovendien was ik nieuwsgierig of de do- cent er zelf deel aan had, of hij een keuze gemaakt had, een plekje in het tafereel, waarin hij zichzelf herkende en thuisvoelde. Waar ‘woonde’ hij fi losofi sch gezien eigenlij k? Ik ben die vraag nooit meer kwij tgeraakt. In de loop van de jaren beseft e ik dat zo’n locatiekeuze – zo’n eigen plek om je ‘denkwoning’ in te richten – niet door een eenkennige binnenhuisarchi- tect ingericht hoeft te worden. Ik heb me vermoedelij k daarom nooit een volbloed Kantiaan of Barthiaan gevoeld of een nauwgezett e denkvriend van Nietzsche. Ik weet allang niet meer precies in wiens ‘denkhuis’ ik nog zou willen wonen. Soms bij voorkeur bij Schleiermacher, want iets wij - zers dan zij n stelling dat religie een schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl is, ben ik nog maar weinig tegengekomen. Misschien zou ik wat langer willen logeren bij de Groninger Theologen (‘Niet de leer, maar het leven’)
8 en zeker bij de mannen van de common sense, de pragmatici en de utilis - ten 1. Het is mij vreemd een sluitend denksysteem over te nemen. Daardoor dwaal ik graag van het ene kabinet naar het andere, zoals ik als kind met mijn ogen uren kon dwalen langs de gekleurde stukjes glas in mijn kleine kaleidoscoop, die ik zelf kon ordenen. Maar principiële eenkennigheid is me altijd vreemd gebleven. Soms kan ik ook hartelijk knikken bij Lao Tse en Kon Fu Tse. Zelfs bij Kierkegaard, die ik beter ben gaan begrijpen nu mijn Deense kleinkinderen mij omringen. De grote allround denkers van de oudheid, de systeemdenkers van de Duitse school blijven meestal uit mijn buurt. Maar soms laten ze hun ingewikkelde schema’s vallen en praten ze als wijze mensen tegen ons over het gewone leven. Heidegger kon dat, en ook zeker die oude vriend Schleier macher. In de theologie is mij hetzelfde overkomen. De grote zalen van de dogmatici, met hun daverende zekerheden van de oudheid tot de gereformeerde kastelenbouwers, boeiden me steeds minder. Maar er zaten wel diamantslijpers onder hen: de studie over De Gemene Gratie (1902) van Kuyper bijvoorbeeld en deel 3 van de Dogmatiek van Barth lees ik graag. Maar liever nog ontmoet ik Thomas van Kempen in zijn Navol - ging − met de handtekening van mijn principieel evangelisch-orthodoxe moeder op het titelblad. Volgens haar had die man ‘het’, en daarom hoor - de hij erbij. Het slaat wellicht nergens op en toch is het onverbeterlijk. Ik weet ook hoe de sleutel heet en waar hij hangt, om tot die uitzonderingen toegang te krijgen: het is de gezegende reservatio mentalis, die we later zullen ontdekken en in mijn moedertaal biej wieze van sprekken heet. Ik besef dat ik volop het virus van de ‘bevinding’ in de aderen heb. De over - grootvader van mijn moeder was een Noord-Overijsselse godsdienston - derwijzer. Mijn grootvader van vaders kant een eigenwijze boer, die op Wees toch wijzer
9 Kennismaking met wijsheid zondagmorgen preken las voor de familie op de deel. Geen dominee was goed genoeg! Onder de hoorders op de deel van de boerderij hebben de latere dominees uit de familie gezeten. Zij bleken van een bevindelijk soort, zowel orthodox als vrijzinnig. En dan had ik nog een opa van moe - ders kant, een kolenhandelaar, die veertig jaar ouderling bij de Afgeschei - denen was, maar de waarheid toch altijd versierde met die bevindelijke annotatie ‘dit is bij wijze van spreken.’ Hij had de geestelijke reservatio mentalis al in de genen, allang voordat theologen erover gingen strijden. De opmerkelijke voorkeur voor het bescheiden bijzondere beleef ik ook sterk als ik naar sommige schilderijen kijk. Geef mij daarom maar de klei - ne kabinetjes in die grote musea. Bijvoorbeeld het bescheiden kabinetje in het Louvre in Parijs, waar het pure schildersgoud hangt: een klein portret van Luther, geschilderd door Holbein. En op een onopvallend plekje in het Singer Museum hangt een wondermooi wintergezichtje met een kar - retje op een besneeuwde landweg, geschilderd door Mauve. Jaren geleden stond ik eens oog in oog met een klein stilleven van Morandi. Meer hoeft van mij niet. Een paar wit albasten potjes en een blauw kannetje op een houten tafel, als ik het me goed herinner. Wat ik hiermee graag concreet wil zeggen, is dat ik met dit boekje er niet op uit ben de grote wanden te vullen met nauwkeurige, afstandelijke interieurschetsen van de wijsheid of over de filosofie van het (niet) weten. Ik zoek naar de communicatieve kwaliteiten van de wijsheid. Niet wat die zíjn, maar wat die met mensen doén. En waarom die mij, en kennelijk ook vele anderen, raken. Niet wat die allemaal uittekenen, maar wat en voor wie deze van betekenis zijn. Als ik tegen iemand zeg: ‘Wees toch wijzer’, dan bedoel ik dus niet dat hij nog een paar delen Kant of Hegel aan zijn kennis moet toevoegen, maar dat hij een langdurige dialoog moet opzetten met alles wat hij ontmoet dat om een wijs antwoord vraagt. Dat antwoord is niet altijd hetzelfde − dat is duidelijk. Hij wil communicatieve wijsheden in hun eigen dialecten horen spreken, in eigen woon- en leeftaal. Dan ontmoet hij de Geest, die
10 altijd en alleen in dialecten spreekt, namelijk in de omgangstaal van ons hart met dat wat we onze Heer of Meester noemen. Hij wil de kracht van wijsheid leren kennen in alles wat hij wil doen en laten. We zullen zien. Wees toch wijzer
11 Inhoud Eyeopener 5 Kennismaking met wij sheid 7 1. Wees toch wij zer 13 2. Van oude woorden, die niet voorbij gaan 17 3. Een wij s mens 21 4. De praktische wij sheid 25 5. Wij sheid: algemene genadegave of bij zondere goddelij ke gave? 27 6. Wij sheid en gnosis, een ontmoeting met Redfi eld 31 7. Een slimme tovenaar: Simon Magus 37 8. De wij sheid als vroedvrouw 41 9. De wij sheid van het volk en van de tegel 49 10. De wij ze in de achterstraat 57 11. Chinees intermezzo 59 12. Communicatie en ruis van de wij sheid 63 13. Wij s kiezen of tomtom-geleid? 67 14. Wat haalt wij sheid uit? 71 15. De schuilplaats van de eigenwij sheid 73 16. De macht van de ruis 75
12 17. De wijsheid van de oude dag 79 18. Bij wijze van (wijs) spreken 83 19. Onwijze wijsheid: een bizar verhaal 87 20. Wijsheid en profetisch gezag 89 21. De liefde voor de wijsheid 93 22. Intermezzo: de status van het wijs-zijn 95 23. Wijsheid en waarheid 99 24. De wijze richtingwijzers 103 25. Hoe herken je wijze mensen? 107 26. De wijsheid onderwijzen 109 27. Chokma en sofrosune in de praktijk: raadgevers 113 28. Versmade wijsheid 115 29. Over de wijsheid van de Common Sense 117 30. Wees toch wijzer 121 31. De knijpkat van de heilige Geest 125 32. Communicatie en ruis in de wijsheid 127 33. Gangmakers en ‘goastokken’ 131 34. De deugd van de continentia 133 35. De wijsheid van de gelaarsde kat 135 36. De ruis van de wijzerik 139 37. Slotakkoord 141 Noten 143 Wees toch wijzer
13 1. Wees toch wijzer Wanneer zeg je dat nu eigenlij k tegen jezelf of je medemens? Het is meer dan een los stopwoord of dooddoener. Je opvoeders zeiden het, wanneer je je ergens onnodig bij zonder druk over maakte. En of dat lukt, of het overkomt, of je ergens mee aankomt, dat staat lett erlij k te bezien. Mij n reeds lang geleden overleden twee oudere broers hebben jarenlang een vermakelij k confl ict gehad over twee speelballen. Tij dens een zomer- vakantie kregen ze als schooljongens allebei een identieke bal. De een voet- balde ermee, de ander was een verwoed muurkaatser. De muur van ons huis leverde echter meer slij tage op dan het grasveldje. Op een dag pakte de een de bal van de ander. Een grote ruzie werd beslecht door vader, die zei: ‘Wees toch wij zer! Wat maakt dat nou uit?’ Zoiets kun je wel zeggen, maar de slij tagegraad van de ballen bleef onmin baren. De broers waren intussen volwassen en hadden beiden verkering. Het slij tagegeschil bleef parmantig-plagerig tussen hen hangen. Je kon de slopende discussie ho- ren op verjaardagen: ‘Ik wil mij n eigen bal terug’, waarop de ander zei: ‘Kij k maar eens goed, want die van mij is nog mooi glad en die van jou is kaal.’ Ze zij n er jaren mee doorgegaan. Wat was nou wij zer? Stoppen met zeu- ren of erkennen dat zoiets op hartelij ke wij ze een band schept? Ga eens bij uzelf na. Wát zegt u, als u tegen iemand, die zich benadeeld voelt of wel gelij k heeft maar het niet krij gt, roept: ‘Wees toch wij zer!’? In feite zegt u
14 daarmee ‘kies beter, neem het verlies, bemoei je er niet mee, je bereikt er niets mee, wees de minste’. Het is eigenlijk een beroep op gezond verstand, dat de keus voor het haalbare maakt. Neem je (ingebeelde) verlies. Sla niet terug. Je verliest niets, als je de positie van de minste kiest. Om de titel van dit boek dus beter te begrijpen, moet je een wijs besluit ne - men. U had het al begrepen. Denk daarbij niet in eerste instantie aan een verhandeling op afstand en iets dat zuiver verstandelijk is als het gaat om het begrip wijsheid. Het gaat me niet om afstandelijk, wijsgerig, cultuur - historisch, compleet met portretten van wijze mensen, staaltjes van wijs - heid in de wereldgeschiedenis en in de literatuur. Ik beveel u geen boeken aan met de ‘denkbouwsels’ van de groten der filosofen, compleet met een onbedrukt vel waar maar een regeltje op staat: ‘Ik weet, dat ik niets weet.’ Wat een fantastische ijdelheid! Maar ook: wat een vrijheid schonk de le - raar ons met dat ene zinnetje: ‘Waren wij niet allen ‘ikken’ die niets wis - ten?’ Geen museale rondgang langs portretten-gebouwen, maar meer op kousenvoeten en op de tenen door de heilige ruimten binnen vier muren, op zoek naar rondzwervende wijsheid van een ander soortelijk gewicht. Ik maak ook geen serie portretten van mensen, die in de geschiedenis door onwijs gedrag grote schade hebben veroorzaakt. Ik zeg niet dat het niet mogelijk zou zijn langs die weg een boek over wijsheid te schrijven, maar ik heb er geen behoefte aan, omdat dat me niet raakt. Ik wil over leven vanuit de wijsheid schrijven, met alle beperkingen die dat met zich meebrengt. Ik kies ervoor (letterlijk) klein te beginnen. Dat betekent voor mij, dat ik op zoek ga naar de achtergronden van de uitspraak van mijn opvoeders, wanneer ze − in verschillende toonaarden weliswaar − tegen mij zeiden: ‘Weas toch wiezer’ of, toch weer met een andere klemtoon en intentie: ‘Ach, iej mot toch wiezer wean.’ Of de vermaning die we ook wel - eens wat strenger moesten aanhoren in de variant: ‘Ik wol oe toch wiezer hebb’n’, met andere woorden: ‘Denk toch eens goed na, hoe kon je dat nou toch doen of denken.’ Wees toch wijzer
15 1. Wees toch wijzer ‘Wees toch wijzer’ had dus een dubbele bodem. De strenge versie was als een oproep een conflict op te lossen en ging om het aankweken van een levenshouding, waarin je minder kwetsbaar werd. Je kreeg geen gelijk, want dat was er soms helemaal niet. En als dat er wel was, wat had je er dan aan als je het kreeg? Er gebeuren in ons leven zo veel dingen, die niet helder goed of zuiver kwaad zijn. Wijsheid wijst ook niet altijd de onbe - twistbare waarheid aan. Wijsheid wijst naar voren. Daar kom je letterlijk veel verder mee. De milde versie hield in, dat wij de raad kregen ons nog eens te bezinnen, voordat we een besluit namen, een conflict hoog op lie - ten lopen of een protest aantekenden. Je kon bijvoorbeeld een conflict krijgen met een vriendje, dat aantoonbaar een handvol knikkers van je had gejat. Deed je er goed aan er niets van te zeggen of overwoog je een openlijke oorlogsverklaring? Moest je actie ondernemen om iemand te - recht te wijzen, of deed je er wijzer aan het maar door de vingers te zien, of besloot je de gelegenheid tot wraak af te wachten. Het advies aan de keukentafel was altijd een variant op ‘Wees toch wijzer’, in de betekenis van: sta er boven, trek het je niet aan, maak er geen kwestie van. Je moest de wijste maar zijn. Ook als ze je uitscholden, gold er zo’n milde raad: ‘re - ageer er niet op, wie wijs is, zwijgt.’ Maar wat is dan wijs? Motto: ‘Ik wil graag de wijsheid leren kennen en de kracht van haar overwinning gewaar worden, en ik wil mijn deel van haar misverstaan meedragen. Nee, ik heb het nog niet bereikt, en het volmaakte zal ik ook nooit halen, maar ik doe er wel alles aan om het te benaderen.’ (Vrij naar de woorden van Paulus uit Filippenzen 3:10) De opzet U vindt in dit boekje vooral een reeks ‘portretten’ van de actieve wijsheid. Dat zijn soorten wijsheid die mensen beoefenen of toepassen in hun com - municatie met medemensen. Een stalenboekje van toegepaste wijsheid,
16 zou je kunnen zeggen. Het wordt dus een eigenwijs boeket met zeer uit - eenlopende gestalten en visies. En dat alles toevertrouwd aan de wijze, ordenende geest van de lezer, die eclectisch door het aanbod heengaat onder het motto: ‘Ik maak zelf wel uit welke woorden mij wijsheid leren.’ Ik kan het moeilijk tegenspreken. Wees toch wijzer
17 2. Van oude woorden, die niet voorbijgaan ‘Wij s’ is een onwij s rij k woord, inclusief voetangels en klemmen, maar vooral onvergeeld oud en eerbiedwaardig. Het woord lij kt veel op een schelp, die je aan verre kusten op het strand vindt. De vorm is wel duide- lij k gebleven, maar wat er in de loop van de tij den door de zee tegenaan is geplakt, laat zich niet gemakkelij k verwij deren: stukjes vuil uit de zee, ko- raal, kleine diertjes in hun eigen meegebrachte schelpjes. Als je het woord ‘wij sheid’ gebruikt, moet je eigenlij k eenzelfde soort associaties krij gen. Kernbegrippen als s o fi a, sapientia en chokma zij n niet ongeschonden tot ons gekomen. Zeker, de mensen wisten waar ze het over hadden als ze die begrippen gebruikten, maar tij d en geestelij ke veranderingen in re- ligie en taal verbouwden de inhoud van die woorden voortdurend, altij d maar door. Je kunt van een manager van een modern bedrij f zeggen, dat hij een wij s man is, maar dat wil nog niet zeggen dat hij in de dagen van Socrates tot de school van de fi losofen zou zij n toegelaten. Wij sheid is een soort diamant-term: altij d mooi, maar telkens afh ankelij k van wisselen- de licht inval. Zeer gevoelig voor actuele belichting van buiten. Beïnvloed- baar door religie, sociale codes en morele keuzes, en verder door alles wat er onaangekondigd gebeurt, inbreekt en verwarring sticht. Het is niet waar, dat alle tij den een eigen wij sheidsconcept kennen, maar je kunt wel volhouden dat de wij sheid met de tij d de kleur van de veranderingen aanneemt. Dat ervaren we zelf in heel gewone dingen. Het is heel wij s om
18 goed te luisteren naar je kinderen en kleinkinderen, naar mensen die verrassende besluiten nemen. Vijf jaar geleden had je strenge oordelen uitgesproken. ‘Praat niet zo wijs’, zeiden ze dan tegen je. Jouw wijsheid komt niet uit ervaring, maar uit misplaatste betweterij. Het mag allemaal wel schrander klinken, maar het is geleend en niet-beleefd. Nu weet je beter – denk je. Je eigen beleving van wat wijsheid is, lijkt weleens op een toverbal. Vroeger stak je zo’n smaakmaker rood in de mond, om hem er na een minuut geel uit te halen, zodat je hem na enig zuigwerk zwart op je vlakke hand kon leggen. En dat moet je dan wijs vinden. Wil je wijsheid nauwkeurig definiëren, dan loop je gauw vast. Zelf maak ik er zo’n wandrekje van met een heleboel haken, waar je van alles aan op kunt hangen. De kans is groot dat u sommige haken mist en veel ande - re wel hebt, die weinig mensen gebruiken. Ik kies ervoor om de definitie van wijsheid niet mathematisch-logisch te lijf te gaan, maar verhalen - derwijs door te geven. Wijsheid via verhalen − waar dit boek rijk mee is gestoffeerd − en via ervaringen van mensen die ik tegenkom, met wie ik communiceer binnen bepaalde patronen. Ik vind iets wijs, wanneer het aannemelijk klinkt, eigenlijk voor de hand ligt of iets ingewikkelds dui - delijk maakt en uitwegen wijst. ‘Wijs’ associeer ik met wat mij het beste en het betrouwbaarst lijkt in een gegeven situatie, in overeenstemming met wat veel mensen die ik hoog inschat ook vinden. In elk geval geeft wijsheid menselijke ruimte, een uitweg of een oplossing. Ze biedt een koers en is een richtingaanwijzer. Ze onthult ook dingen die ik over het hoofd zag, schenkt bevrijding van angstige dilemma’s, laat sporen naar voren zien, is op tijd terughoudend en afwachtend. Wijsheid geeft een diepe inhoud aan de communicatie tussen mensen en kan ont-machten en bevrijden. Dat zal zeker zo zijn, maar wat is dan een wijs mens? Is dat iemand, die dat allemaal in dezelfde mate heeft en daar altijd vrij de be - schikking over heeft? Ik denk het niet. Je hoeft niet zover buiten de Bijbel te gaan om wijze mensen aan te wijzen, die zich onwijs hebben gedragen. Wees toch wijzer
19 2. Van oude woorden, die niet voorbijgaan Ik vind koning Salomo een mooi voorbeeld. Al in zijn tijd werd gezegd, dat hij de wijste mens op aarde was, maar hij werkte zich bijna geniaal in de grootste problemen. Wat hij deed met de etalagedrift van zijn rijkdom, trotse bouwplannen, duizend vrouwen en machtsmisbruik, zouden wij nu gewoon stom vinden en zeker laakbaar. Dat betekende dus, dat hij zijn grote wijsheid niet altijd wijs op zichzelf en zijn omgeving toepaste. Inte - gendeel, wijsheid zat kennelijk niet zo wijd vertakt in zijn bloedsomloop. In de ogen van zijn omgeving was hij ‘wijs’. Hij had iets extra’s meegekre - gen, waardoor hij zich onderscheidde van anderen. Hij kon de dingen tot hun ware proporties terugbrengen, conflicten oplossen, harde besluiten binnen de familie nemen, die later bleken juist te zijn. Maar toch ging het mis. Geen wonder dat hij in bijbelcommentaren soms niet verder is ge - komen dan de rang van een ‘dubieuze post’ 2. Een wijs mens is niet altijd en onder alle omstandigheden wijs. Wijze mensen kunnen soms onwijs tekeergaan. De gave die ze hebben, namelijk om te onderscheiden waar het op aankomt, hoe je de juiste omvang kunt bepalen of om blokkades op te ruimen en nieuwe wegen te openen, is niet de wijsheid zelf, maar de vruchten ervan. Wijsheid is geen opgeprikte vlinder in een vitrinekast, maar een ars operandi: een manier van werken en zijn. De praktijk van het leven, de ervaring van vallen en opstaan, is de grote leermeester van wijsheid. Als iemand wijs wordt genoemd, wil ik altijd graag weten wat hij kan, zegt of doet, dus hoe iemand wijs is. Wijsheid is een gave, die zich in de communicatie openbaart, en daar de kwaliteit van bepaalt.