1. het wonder van de verkiezing Zingen Psalm 65:1 en 2 Schriftlezing efeze 2 een geweldig belangrijk punt in de nederlandse kerkgeschiedenis is geweest de dordtse synode, die in het jaar 1618/1619 gehouden is. de drie Formulieren van enigheid kennen we: de heidelbergse Catechismus, de nederlandse geloofsbelijdenis, maar ook als derde de dordtse Leerregels. Voordat wij deze dordtse Leerregels gaan overdenken, moet u weten dat op de dordtse synode de keur van de nederlandse en buitenlandse godgeleerden ver - tegenwoordigd was. oudvaders, bekend om de tere oefening van de vreze des heeren en om hun godzaligheid, zijn bijeen geweest in deze vergadering. de neerslag van hun bijeenkomsten vindt u in de dordtse Leerregels, die ontstaan zijn in 180 zittingen, waar 58 nederlandse theologen en 28 buitenlandse theolo- gen bijeen waren, die zeer bekend waren om hun grote kennis in de godgeleerd- heid, maar die ook bekend stonden omdat zij van god geleerd waren, wat toch het allerbelangrijkste is. Zij hebben de gereformeerde leer vastgelegd in de vijf artikelen tegen de remonstranten. dus bedenk, als u iets hoort uit deze dordtse Leerregels, dat dit de gereformeerde leer is; dat dit de zuivere waarheid is, die door deze mannen is opgesteld. Zij waren ook zeer bekend in de talen waarin de Bijbel is overgele- verd. want ook verschillenden die in deze synode zitting gehad hebben, en die ook hun mening te kennen hebben gegeven, behoorden tot hen die gezorgd heb- ben voor de overzetting van de statenvertaling zoals wij die kennen. hier, in deze dordtse Leerregels, vinden we de leer van gods vrijmachtige genade, waarin god aan Zijn eer komt en vloekwaardige zondaren om niet zalig worden. dordtse Leerregelshoofdstuk i Van de goddelijke verkiezing en verwerping artikel i aangezien alle mensen in adam gezondigd hebben, en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden, zo zou god niemand ongelijk hebben gedaan, indien hij het ganse menselijk geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde verdoemen, volgens deze uitspraken van den apostel: De gehele wereld is voor God verdoemelijk. Zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (rom. 3:19, 23); en: De bezoldiging der zonde is de dood (rom. 6:23). 11 En om Uw gunst_bw.indd 11 10-5-2011 11:52:02
artikel ii maar hierin is de liefde gods geopenbaard, dat hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk die in hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (1 Joh. 4:9; Joh. 3:16). deze artikelen spreken van 1. de onderwijzing in de val; 2. de erkenning van het recht; 3. de openbaring van de liefde. Zingen Psalm 89:7 en 8 1. De onderwijzing in de val de dordtse Leerregels zijn geboren in de strijd. de belangrijkste belijdenisge- schriften zijn geboren in tijden van strijd. als we tegenstand krijgen, worden we tot verantwoording geroepen. Zo wordt u ook geroepen om ernstig na te denken over de dingen waarvoor u staat. Zo is het heden ten dage nog, ook voor de jonge mensen. Ze staan in dit leven met alles wat op ze afkomt. dan kan het weleens goed zijn om na te denken: w aarom gaan we naar gods huis? waarom lezen wij het woord? wat heeft dat voor ons te zeggen en te betekenen? de apostel zegt, dat het zo zou moeten zijn dat we altijd bereid zijn om reken- schap af te leggen van de hoop die in ons is. w elnu, van die hoop die in hen was, hebben de dordtse vaderen rekenschap afgelegd. want die hoop werd bestreden en aangevochten door de remon- stranten. die hoop werd naar hun mening tenietgedaan door de valse leer die door de remonstranten naar voren werd gebracht. waarom de naam ‘remon- stranten’? die naam komt van een bepaald geschrift dat deze mensen opgesteld hadden, namelijk de Remonstrantie, waarin in een vijftal punten het gevoelen van hen was weergegeven. daar is de naam ‘remonstrant’ van afgeleid. in de Remonstrantie werd in een vijftal punten hun leer beleden, hoe zij meenden dat de weg der zaligheid was. t oen hebben de dordtse vaderen vijf hoofdstukken samengesteld en elk hoofd- stuk behandelt één stelling van de remonstranten. Vandaar dus de naam ‘de vijf artikelen tegen de remonstranten’. in het eerste hoofdstuk gaat het over de leer van de verkiezing. er staat boven: ‘Van de goddelijke verkiezing en verwerping’. in het tweede hoofdstuk gaat het over de leer van de verzoening. de remonstranten leerden dat de heere Jezus voor alle mensen de verlossing had aangebracht. de dordtse vaderen leerden dat de Christus alleen voor de uitverkorenen gestorven was. in het derde en vierde hoofdstuk gaat het over de verdorvenheid van de mens, die de remonstranten ontkenden, en van de bekering tot god. in het vijfde hoofdstuk gaat het over de volharding der heiligen, die ontkend werd door de remonstranten. 12 En om Uw gunst_bw.indd 12 10-5-2011 11:52:02
in het eerste hoofdstuk gaat het over de leer van de dubbele predestinatie. u zult die term ongetwijfeld weleens gehoord hebben. wat betekent dat? ‘Predest i- natie’ betekent letterlijk: voorbeschikking, voorbestemming, of ook wel het bekendere woord ‘verkiezing’. w at betekent nu de leer van de dubbele predestinatie? dat is de leer van de dub- bele voorbestemming: dat de heere enerzijds Zich een volk verkoren heeft ten eeuwigen leven, uit het gevallen menselijke geslacht; dat is de ene zijde. en de andere zijde is, dat de heere ook naar Zijn rechtvaardig oordeel het overige deel van het menselijk geslacht in hun val laat liggen, waarin zij zichzelf geworpen hebben. daarom heet dit de leer van de dubbele voorbestemming, de dubbele predestinatie. nu kwam het verzet openbaar tegen deze leer. dit is ten diepste verzet tegen de almacht en de vrijmacht van god. in dit eerste hoofdstuk trachten de dordtse vaderen duidelijk te maken, op grond van het woord, dat dát toch de leer is die tot de verheerlijking van de heere is en tot zaliging van arme en verloren zon- daren. die leer van de verkiezing en verwerping is altijd bestreden. in de romeinen- brief bindt de apostel Paulus de strijd aan tegen de aanvallen op deze leer. in de verschillende hoofdstukken handelt hij dan van de vrijmacht van god. t en tijde van de kerkvader augustinus (ongeveer 400 jaar na Christus) is daar zijn grote tegenstander Pelagius, die deze leer van verkiezing en van verwerping ook ontkent, hoewel ze zo duidelijk in het woord terug te vinden is. t en tijde van de dordtse synode zijn daar de volgelingen van arminius, die deze leer tegenstaan. ook voor onze tijd is de overdenking van de leer van verkiezing en verwerping van groot belang. het gaat om een hoogst actuele zaak. in dit artikel wordt beleden de verkiezing van eeuwigheid. dit roept altijd verzet op bij de mens: namelijk, dat de heere van eeuwigheid Zijn Kerk verkoren heeft tot de zaligheid en dat hij anderen in hun verderf laat, waarin zij zichzelf gewor - pen hebben. er zijn ook veel mensen, op het kerkelijk erf, die heimelijk god de schuld geven. Zij zeggen: ‘ alles ligt vast van eeuwigheid, een mens is verkoren of een mens is verworpen, daar kan een mens nu niets meer aan doen, en we hopen dat we tot de verkorenen behoren. maar wat ik ook doe, als ik tot de ver- worpenen behoor, dan is er toch niets meer aan te doen.’ daarom leven zij toch in de zonde verder. ook dit is vijandschap tegen gods vrijmacht. de heere heeft dit geopenbaard tot verwondering en tot aanbidding, maar niet tot onze verontschuldiging. hij heeft deze leer geopenbaard om zondaren zalig te maken, Zijn rechtvaardigheid te verheerlijken en Zijn barmhartigheid te bewijzen aan vloekwaardige zondaren. het gaat niet om de kiezende mens. het ging bij arminius en bij de remon- stranten om de kiezende mens: ‘de mens kan kiezen.’ het gaat in onze tijd, in allerlei zogenaamde evangelische stromingen en richtingen, ook om de kiezende mens: de mens die nog in staat is om het goede te kiezen, en het kwade te ver - werpen. dat heeft alles te maken met de leer van de remonstranten. dat kunt u terugvinden in de leerstellingen van arminius: een mens die nog in staat is om het goede te verkiezen en het kwade te verwerpen. de dordtse vaderen hebben echter gesteld: de bron, de oorzaak is in de verkiezende god, die door Zijn gena- 13 En om Uw gunst_bw.indd 13 10-5-2011 11:52:02
de het hart van zondaren bewerkt, zodat ze de kwade keuze in adam leren eige- nen en de goede keuze door Zijn genade leren beoefenen, om het uit te roepen met de moabietische ruth: ‘uw volk is mijn volk, uw god mijn god.’ hun eeu- wige verwondering zal zijn wat we ook gezongen hebben: ‘het is door u, door u alleen, om het eeuwig welbehagen.’ het is dus niet zoals de remonstranten zeiden: ‘god kiest de gelovige mensen.’ neen, de dordtse vaderen zeiden: ‘god kiest gevallen mensen, en hij begiftigt ze met het geloof.’ hij roept ze door middel van de prediking van het woord; hij trekt ze uit de duisternis tot Zijn wonderbaar en heerlijk schijnend licht. niet dat de heere gelovige mensen kiest: ‘de heere wacht eerst tot het geloof komt en dan verkiest hij die mensen.’ nee, hij verkiest vloekwaardige, gevallen zonda- ren. hij zegt: ‘ik ben gekomen om te roepen zondaars tot bekering.’ en hij begiftigt ze door de wederbarende kracht van het woord en door de werking van de heilige geest met het geloof. als onze dordtse vaderen beginnen met deze artikelen, dan beginnen ze bij genesis 3, namelijk bij de val in adam. dat is een schriftuurlijk en gode ver- heerlijkend begin. Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben. Ze beginnen niet bij abraham en het genadeverbond, maar bij dat verbond waarmee de heere begonnen is, namelijk het werkverbond, dat hij met adam gesloten had, en in adam met het ganse menselijke geslacht. Ze gaan dus niet over de schuld heen. want dan komen we op z’n best uit bij helpende genade of bij een helpende Zaligmaker, maar dan hebben wij geen volkomen Zaligmaker nodig. Ze beginnen bij de wortel: ‘ alle mensen zijn sinds de val van adam onder de toorn van god terecht gekomen, en zij zijn allen door die val in adam verdoe- melijk voor god.’ w ie zal een reine geven uit een onreine? niet één! ‘Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid gods’, zo lezen we in dit artikel. er is niemand die goed doet, ook niet tot één toe. want adam is ons hoofd, en hij is van god afgeweken; daarom zijn wij allen de toorn waardig. hier wordt de wond geopend en de breuk getoond. hier vallen alle vijgenblade- ren van verontschuldiging weg en wordt ons duidelijk aangewezen wat de bron en wortel van alle kwaad is. dat is op grond van het woord. de mens was op een hoge plaats gesteld, bekleed met het beeld van god, versierd met kennis, gerech- tigheid en heiligheid en stond in de gemeenschap met zijn schepper en Formeerder en voor Zijn aangezicht. het heeft de mens niet goed gedacht zijn schepper in erkentenis te houden en hij heeft zich vergrepen aan de verboden vrucht. het woord en de belijdenis tekent ons in de wortel van ons bestaan, namelijk: adamskind. hoe groot mijn zonden en ellende, mijn uitlandigheid, zijn. als david in Psalm 51 belijdenis doet van de diepte van zijn val met Bathseba, dan keert hij ook terug tot de diepte van de val in adam in het Paradijs. het is geen verontschuldiging voor hem, maar hij belijdt in Psalm 51: ‘het is niet alleen dit kwaad dat roept om straf, neen, ik ben in ongerechtigheid geboren, mijn zonden zijn het voorwerp van uw toorn, reeds van het uur van mijn ontvan- genis af.’ de beleving van de schuld krijgt dan diepte. dat leidt tot meerdere 14 En om Uw gunst_bw.indd 14 10-5-2011 11:52:02
ontdekking dat uit de mens geen gode welbehaaglijke vrucht voortkomt. en zie, daar gaat het ook om in de leer van de verkiezing. waarom is er zulk een verzet en zulk een vijandschap tegen? omdat we niet willen erkennen wie we geworden zijn in ons verbondshoofd adam. Vele men- sen springen over de val in adam heen en willen zo zalig worden, zonder de diepte van de breuk te beleven en zonder de schuld te eigenen. maar wat moeten wij met een volkomen Borg en Zaligmaker, als wij geen ver - loren zondaar zijn? wat moeten wij met genade, als wij niet het koord van ver - oordeling om de hals leren leggen? daarom beginnen de vaderen bij het begin, en wijzen zij op de diepte van onze schuld en op de grootheid van ons kwaad, opdat ons alle verontschuldiging benomen zou worden, en wij een diep schuldbesef zouden krijgen en het zouden belijden: ‘uw doen is rein, uw vonnis gans rechtvaardig.’ 2. De erkenning van het recht er staat heel duidelijk in dit belijdenisgeschrift: zo zou God niemand ongelijk hebben gedaan, indien Hij het ganse menselijk geslacht in de zonde en vervloe- king had willen laten en om de zonde verdoemen. dan zou de heere niemand ongelijk hebben gedaan. de rechtvaardiging van god moet in het hart gevoeld worden. hij is rechtvaardig in al Zijn werken en rein in al Zijn richten. Kijk, deze belijdenis haat nu de remonstrant. daar is de Farizeeër en schriftge- leerde een bittere vijand van. daar wil een vroom mens niet aan, dat de heere rechtvaardig is als hij hem in die val zou laten. deze erkenning van het recht van god gaat nooit buiten het geloof en de liefde tot god om. ik denk aan elihu in het boek Job, als hij belijdt: ‘Verre zij god van goddeloos- heid en de almachtige van onrecht.’ dat is de erkenning van het recht des heeren, wat dan niet afgedwongen is. soms moet dat recht van god erkend worden, en dan wordt het wel afgedwongen. ik denk aan Farao, die zegt: ‘de heere is recht- vaardig en ik heb gezondigd.’ maar dan is het afgedwongen. dan zit er geen liefde bij. dan is er geen ware, hartelijke buiging. maar als het waarheid mag zijn in ons hart, dan is het niet afgedwongen, maar dan is het hart ingewonnen door de liefde. dan buigen we voor en onder de heere. david boog onder dat recht toen hij zei: ‘uw doen is rein, uw vonnis gans recht- vaardig.’ dat is de zaligmakende werking van de heilige geest, want in dat buigen onder dat recht roept hij tegelijkertijd om de genade. ‘genâ, o god, genâ, hoor mijn gebed.’ dat gaat altijd samen. hij omhelst het recht in de roep om genade. dat is de diepste erkenning van het recht, als we om genade schreeuwen. dan zijn we werkelijk uitgewerkt en zien we geen enkele mogelijkheid meer. we erkennen de heere in Zijn rechtvaardigheid en roepen hem dan aan in Zijn barmhartigheid. als een ter dood veroordeelde om genade roept, een gratiever - zoek indient, dan eigent hij de schuld, belijdt daarin zijn misdaad, en eert zo de koning door een beroep te doen op zijn barmhartigheid. dat is nu het zaligmakende werk van god: de erkenning van het recht gaat altijd 15 En om Uw gunst_bw.indd 15 10-5-2011 11:52:02
samen met een roep om genade en barmhartigheid. Leest u het maar na in Psalm 51 en zie de moordenaar aan het kruis. daar is de erkenning van de rechtvaardig- heid, maar tegelijkertijd ook de roep om genade. ‘de heere doet geen onrecht’, zeggen de vaderen. als ahasveros die beide kamerlingen ter dood brengt, die hem naar het leven hadden gestaan, dan doet deze koning daarin geen onrecht. als Farao de schenker en de bakker samen in de gevangenis werpt, omdat ze tegen hem opgestaan zijn, dan doet Farao daarin geen onrecht. Later bewijst hij aan de schenker zijn gunst, en aan de bakker de rechtvaardigheid van zijn oor - deel. maar hij doet geen onrecht. als salomo Joab doodt, dan doet hij daarin geen onrecht. als hij adonia laat sterven, dan doet hij daarin geen onrecht. als de heere Zijn toorn bewijst over het ganse menselijk geslacht, al zou nie- mand behouden en zalig worden, dan doet hij daarin geen onrecht. maar u zegt misschien: ‘maar adam is toch gevallen! wat kunnen wij daaraan doen? wat hebben wij daarmee te maken, wij die duizenden jaren na de val leven?’ u moet dan bedenken dat de menselijke natuur gevallen is. god had de mense- lijke natuur geschapen, en die de naam gegeven van adam. die menselijke natuur heeft gezondigd, en wij ook, in die menselijke natuur. als wij daar hadden gestaan, hadden wij eveneens gezondigd. door de bloedverwantschap met adam erven wij de schuld en de smet van de zonde over. als het voorgeslacht een vermogen bezit, dan krijgt u daar deel aan door erfenis. daar bent u het mee eens. dan zegt u niet: ‘daar heb ik niets aan gedaan. toen dat vermogen tot stand kwam, was ik nog niet eens geboren. wat heb ik daarmee te maken? dat komt mij niet toe.’ nee, u doet er juist een beroep op, daar u dezelfde bloedverwantschap hebt, waardoor u recht hebt op dat wat nagelaten is. dan willen wij wél delen in de erfenis. w illen we ook delen in adams erfenis? Zijn we het er dan ook mee eens dat dát rechtvaardig is? daar we bloedverwantschap hebben aan adam onze vader, delen wij in de schuld. door de val in het Paradijs is adam onrein geworden; het beeld van god heeft hij verloren. daarom staat er zo heel duidelijk in de schrift, als de zoon van adam geboren wordt: ‘ adam ontving een zoon naar zijn gelijke- nis.’ dat was een zoon die eveneens ontdaan was van het scheppingsbeeld. het was een zoon die eenzelfde opstandige natuur tegen god en zijn naaste had. als u last hebt van schadelijke dieren (ik zal maar een eenvoudig voorbeeld nemen), als er een vos is, die het kippenhok bij u leeghaalt, en u vindt het hol van de vos met een aantal jongen, dan zegt u niet: ‘nu zal ik alleen de oude vos doden, want die heeft de kippen gedood.’ maar u weet dat die jonge vossen dezelfde natuur hebben, dezelfde roofzucht straks zullen openbaren. door de val in het Paradijs zijn wij allen van gelijke natuur als adam geworden en heerst in ons hart dezelfde vijandschap en staan wij even naakt en schuldig voor de hoge god als adam stond. m aar u zegt: ‘ er staat toch in de Bijbel: ‘ de kinderen zullen niet gestraft worden om de zonde van de vader, en de vaders zullen niet gestraft worden om de zonde van hun kinderen, maar een ieder zal om zijn eigen zonde gestraft worden’?’ dat is waar als het gaat om een overtreding van mensen tegen mensen; dan 16 En om Uw gunst_bw.indd 16 10-5-2011 11:52:03
mogen de kinderen niet gestraft worden om de zonde van de vaderen. u kunt daar verschillende bijbelse geschiedenissen bij aanhalen, onder andere uit de boeken der Koningen. maar het gaat hier om een zonde, bedreven tegen de hoogste majesteit, onder bijzondere omstandigheden. het gaat hier niet om een zonde van schepsel tegen schepsel, maar om een zonde van schepsel tegen de schepper, om een duidelijke en bewuste overtreding, een aanslag tegen de hoogste majesteit, als god te wil- len zijn, de heere van de troon te willen stoten en zelf op die troon te willen zitten. als het gaat om een zonde tegen de majesteit van god Zelf, dan geldt het recht van de straf niet alleen de dader, maar ook zijn zaad. denkt u maar aan achan toen hij zich vergreep aan het verbannene bij Jericho. deze stad met de buit was de heere geheiligd. achan stak echter zijn hand uit naar de roof van de stad en moest sterven en zijn kinderen met hem. denkt u maar aan de kinderen van dathan en abiram. door gods vrijmachtige genade werden de kinderen van Korach gespaard. Ze waren opgestaan tegen het van god ingestelde gezag, mozes en aäron, en stierven met hun zaad. Zo zijn er wel meer voorbeelden in de schrift. het gaat dan om de aantasting van de majes- teit van god Zelf. als het nu gaat om de erkenning van het recht van god, dan wint de liefde de zondaar in en doet hem onvoorwaardelijk buigen voor dat recht. in de afgedwongen bekentenis blijft de zondaar daarbij staan en komt het niet verder. ‘de heere is rechtvaardig’, zegt Farao. Verder komt het niet. hij komt nooit tot de hartelijke belijdenis, tot verwondering: ‘de heere is genadig en barmhartig.’ dat is het verschil tussen de gewetensovertuiging en de zaligma- kende overtuiging. in de overtuiging van het geweten kan de mens zeer diep ontdekt worden aan de rechtvaardigheid van god. maar daar blijft het bij. hij komt niet verder dan de afgedwongen erkentenis dat god rechtvaardig is. maar in het zaligmakende werk werkt de heere niet alleen een overtuiging, maar werkt hij ook een overbuiging in het hart door de liefde, waardoor de zondaar voor de heere leert buigen en belijden, dat de heere ook barmhartig en genadig is. w aarom wordt dit nu zo beleden aan het begin van dit geschrift? wel, opdat de zondaar zou verstaan: ‘uit mij geen vrucht meer in der eeuwigheid’, en zou beleven: ‘ alle roem aan ‘s mensen zijde is uitgesloten.’ hij verstaat dan, dat hij niet alleen nu een zondaar is, dat hij niet alleen in de jeugd een zondaar geweest is, maar dat zijn kwaal een aangeboren en ongenees- lijke kwaal is, dat hij volkomen zondaar is door zijn dadelijke, jeugd- en erf- zonde. hij is in zonde ontvangen en geboren en daarom kan hij in het rijk van god niet komen. w aarvoor is deze kennis onmisbaar? opdat we in die weg uit de benauwdheid zouden roepen om een volkomen Zaligmaker, om een Borg en middelaar die ons volkomen zal zalig maken. dit is niet alleen een verstandelijke belijdenis. het is niet alleen vrees voor de straf en angst voor de hel, afgedwongen dus. maar ingewonnen door de schaamte vanwege onze zonden en door de liefde gods, die ons hart verbreekt, door de smart en de droefheid naar god, die de onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. om zo als verloren zondaar de 17 En om Uw gunst_bw.indd 17 10-5-2011 11:52:03
tijding te mogen horen, waar de artikelen ook van spreken, namelijk onze derde gedachte: 3. De openbaring van de liefde Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard. de vaderen laten ook de andere kant horen. Ze tonen in deze artikelen wat er nu uitgaat van de mens. dat is niet zo best. uit het hart komen voort boze bedenkingen, hoererijen, overspelen, hatelijkheid, vijandschap, zonde en ongerechtigheid. maar...! dat goddelijke ‘maar’. dat eeuwige ‘maar’, dat gegrond is in de stilte der eeuwigheid. dat ‘maar’, dat zijn fontein heeft in de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes gods, met welke ons bezocht heeft de opgang uit de hoogte. w e hebben het gehoord uit de efezebrief, hoe de apostel Paulus de mensen in efeze toonde waar ze vandaan kwamen: ‘daar gij dood waart door de misdaden en de zonden.’ daar bent u vandaan gekomen, efeziër. Bedenk dat dat uw afkomst is. ‘maar god, die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde, waarmede hij ons heeft liefgehad, ook toen wij dood waren door de misdaden.’ Zó heeft hij de Zijnen liefgehad. Zó diep is hij afgedaald; en zó onbegrijpelijk groot is de liefde van god, dat ze niet te peilen is. dat waar de mens niets anders voortbrengt dan doornen en distelen, ongerechtigheid, boosheid en nijdigheid, de heere bewogen is geweest in Zichzelf: ‘ alzo lief heeft god de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft.’ Zo klinkt hier duidelijk in deze belijdenis van de vaderen: god zoekt en roept de zondaar, en dat door een weg die hij uitgedacht heeft van vóór de grondlegging der wereld in Zijn verkiezende liefde, die hij geopenbaard heeft in de volheid des tijds in Zijn verlossende liefde in de Zoon van Zijn eeuwig welbehagen. hij geeft ogen om te zien, oren om te horen en harten om dat op te merken door de wederbarende kracht van Zijn heilige geest. door zo’n weg en voor zo’n prijs. w at is nu de boodschap van het evangelie? alzo lief heeft god de bekeerde mensen gehad? alzo lief heeft hij de vrome mensen gehad? alzo lief heeft hij de goede mensen gehad? nee, ‘alzo lief heeft god de wereld gehad’, zo zegt het woord. de kanttekeningen van de statenvertaling zeggen: ‘dat is de gehele Kerk, over het ganse wereldrond ver - spreid.’ alzo lief heeft hij de wereld gehad, dat hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. als abraham voor Lot bidt en ook voor het goddeloze sodom, dan is dat toch niet te begrijpen. wat een liefde van abraham tot Lot en zijn naaste. david begeerde gestorven te zijn voor zijn zoon absalom, die hem naar het leven stond. nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven. maar god bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren. dat is de leer van de apostel. tevoren heeft hij altijd geleerd: ‘t oen wij Farizeeën en schriftgeleerden waren, toen wij van die vrome en bekeerde men- sen waren.’ maar toen de heere hem kwam te leren en te leiden in Zijn wegen, 18 En om Uw gunst_bw.indd 18 10-5-2011 11:52:03
en het woord voor hem kwam te ontsluiten, toen heeft hij het uitgewonderd, dat grote wonder van die onbegrijpelijke, eeuwige liefde van god: ‘toen wij nóg zondaars waren.’ niets in de zondaar, alles uit hem. de zaligheid heeft een eeu- wige grondslag en heeft haar fundament in de innerlijke bewegingen der barm- hartigheid. niets in de zondaar heeft de heere bewogen tot barmhartigheid. hij is bewogen geweest in Zichzelf, vanuit de vrijmacht van Zijn eeuwige, onbegrijpelijke lief- de. maar... dat eeuwige, dat goddelijke, dat onbegrijpelijke ‘maar’, wat ook hier in dit tweede artikel te vinden is. maar hierin is de liefde gods geopenbaard, dat hij Zijn eniggeboren Zoon, die van eeuwigheid in Zijn schoot was, gezonden heeft naar deze aarde. hij deed hem geboren worden te midden van de doornen en distelen en deed hem wandelen te midden van de tollenaars en zondaars. naar Zijn raad werd hij gekruisigd door de handen van goddeloze heidenen. alzo lief heeft god de wereld gehad. dat is toch niet te begrijpen! is uw hart daar weleens onder gebroken, onder die onbegrijpelijke, eeuwige liefde van god? Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, het geeft niet uit welk land u komt en welke taal u spreekt. opdat een iegelijk die in hem gelooft, het geeft niet van welk volk u bent, rijk of arm, groot of klein. het geeft niet hoe groot zondaar u tevoren geweest bent. een groot zondaar of een minder groot zondaar, een grote huichelaar of een openbare werelddienaar. ‘opdat een iegelijk die in hem gelooft.’ Zo’n kracht is er in Christus en zo uit- nemend is Zijn verdienste door Zijn gezegend middelaarswerk. Zo’n diepte is er in de onbegrijpelijke liefde van god. w eet u wat geloof is? dat is god voor waar houden. dat is uw bevende zon- daarshand op het onfeilbare woord van de drie-enige god leggen. dit is een onmogelijke zaak voor ons leugenachtig, vleselijk bestaan, maar het is dan ook een werk der genade, dat de heere door de wederbarende kracht van Zijn woord en door de werking van Zijn heilige geest in ons hart geeft. we gaan hem voor waar houden, zoals hij Zichzelf in Zijn woord openbaart. god is waarachtig in Zijn rechtvaardigheid en in de prediking van Zijn barmhartigheid. hij is waar- achtig als hij de diepte van onze schuld toont, maar ook als hij de peilloze diepte van Zijn eeuwige, onbegrijpelijke liefde ontsluit in Zijn dierbaar woord en evangelie. dit gaan we erkennen, belijden en van ganser harte toestemmen en daarop gaan we betrouwen. een iegelijk die in hem gelooft: hij voldeed aan het recht, zij ontvangen de genade; hij stierf de vloekdood, zij verkrijgen het leven; hij ter helle afgedaald, zij ten hemel opgenomen. opdat een iegelijk die in hem gelooft, niet verderve. naar het rechtvaardig oor - deel van god verdient de zondaar de dood, maar nu mag hij door het geloof uit onbegrijpelijke barmhartigheid het leven vinden in Zijn naam. Zingen Psalm 119:65 dit is het geloof, waarvan we gezongen hebben: ‘hoe wonderbaar is uw getui- 19 En om Uw gunst_bw.indd 19 10-5-2011 11:52:03
genis.’ dat belijdt de psalmist als hij de eerste adam ziet, maar ook die tweede adam hoort voorstellen in de bediening der verzoening. ‘hoe wonderbaar is uw getuigenis! dies [daarom] zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren.’ dat woord van god voor waar houden, van harte toestemmen, daarop betrouwen, en dat door de kracht van de heilige geest te mogen vasthouden in de stormen van aanvechting, twijfeling en bestrijding. die ene zonde verbrak het werkverbond. dat was naar het recht, want de heere had gezegd: ‘t en dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.’ maar hier- in is de liefde gods, dat hij gestorven is toen wij nog zondaren waren. o, als dat toch ook voor ons zou mogen gelden, dat genadeverbond, dat van geen wankelen weet. het werkverbond behoorde bij gehoorzame mensen. het genadeverbond is gepast voor zondaren die zondaar zijn en blijven tot hun laatste snik. het eerste artikel toont ons de stroom van slijk en modder vanwege onze val in het Paradijs in adam. Kent u dat artikel? hebt u iets verstaan van ons adamsbestaan? want daar gaat het om. Zijn wij ooit al eens adamskind voor god geworden? geen abrahamskind, maar adamskind. want als we adamskind mogen worden, dan is het zo’n won- der dat we nog abrahamskind kunnen worden. de Joden roemden in abraham. daar hebt u dat remonstrantisme, die vrije wil. Zij konden het zelf met hun goede werken en met hun gerechtigheden verdienen. Ze hadden nog nooit geleerd wat genade was, omdat ze ook nooit geleerd had- den wie adam was en wat hun zonde en schuld inhield. Vandaar hun ijdele roem en hun ongegronde hoop. ook wij zullen daarmee omkomen, als dit ook onze grond is. het gaat erom dat we adamskind leren worden. de gereformeerde vaderen brengen ons terug bij adam. dat is onze afkomst. Zij gaan niet over de breuk heen. s tel dat u een pijnlijk gezwel hebt. u komt bij de dokter, een vriendelijke man. h ij strijkt eens over de pijnlijke plaats en hij doet er een pleister overheen. Bent u dan genezen? neen, de kwaal woekert voort in uw binnenste. we hebben niet graag dat het mes in de wonde gezet wordt en dat de kwaal naar buiten komt, dat het pijn doet. toch, hoe onaangenaam het ook is, het is toch nodig, tot genezing. Zo doen nu de gereformeerde vaderen ook. die wijzen de wonde aan. die steken het mes in die wonde en laten al uw ongerechtigheid, strafwaardigheid en vloek- waardigheid zien. w e kunnen wel een pleister nemen en zeggen: ‘ als u nu maar trouw naar de kerk gaat, en u doet goed uw best, en u doet hier niet aan mee, en u hebt dat niet in huis, en u leest goed de Bijbel, dan zal het wel in orde met u komen, dan zal het misschien straks nog wel meevallen met u.’ dat vond u trouwens misschien zelf ook al. maar dan is de breuk niet getoond en uw wonde niet verklaard. dan is het gezwel niet ontdekt. u kunt op die oude bodem, op dat wankele fundament van adam geen vast gebouw maken; het zal straks weggeblazen worden. gelukkig als het aan deze zijde van het graf weggeblazen wordt. de vaderen ontdekken ons aan dat wankele fundament, door bij adam te begin- nen. Zij zeggen: ‘Zo groot is uw kwaal, en zo ongeneeslijk is uw breuk.’ 20 En om Uw gunst_bw.indd 20 10-5-2011 11:52:03
‘uw breuk is zo groot als de zee, wie kan u helen?’, zegt de profeet Jeremia. Zij spreken echter ook over die onbegrijpelijke liefde van god. dat eerste artikel kunt en mag u niet overslaan. de eerste adam niet geleerd, de tweede adam nimmer begeerd. o, daar gaat het om, dat we ook die eerste adam leren kennen: ‘een stroom van ongerechtigheden had de overhand op mij.’ daar hebt u de belijdenis van de ware Kerk: ‘een stroom van ongerechtigheden’. geen gerechtigheid meer. geen heiligheid meer. geen kracht meer bij zichzelf. ‘maar ons weerspannig overtre- den verzoent en zuivert gij.’ daarin klinkt het: ‘maar god bevestigt Zijn liefde jegens ons, toen wij nog zondaren waren.’ die eerste stroom, die slijk en modder opgeeft, wanneer zal die stoppen in uw leven? straks als u gaat sterven? wat zal dat toch vreselijk zijn. o, zal die stroom nog gestopt mogen worden door genade in uw leven? mag het deksel eens van de put gehaald worden, zodat u in uw binnenste mag kijken: wat zit er nu in uw hart, dat gode welbehaaglijk is? u moet dat maar eens eerlijk vertellen en uw knieën buigen voor god. wat hebt u nu voortgebracht waardoor u straks zult kunnen worden gerechtvaardigd? roer toch eens met de staf van het woord in die put, opdat u erachter mag komen welke ongerechtigheid en boosheid en vuilheid u hebt voortgebracht. maar dan is er ook dat andere artikel, waar de heere het deksel vanaf doet. maar...! dat onbegrijpelijke, eeuwige, almachtige, vrijmachtige werk van de drie-enige god. als u dat eerste artikel nu recht mag leren kennen, ondervindelijk van godswege, dan is het een wonder dat er een verkiezing is. daar zit het op vast. weet u waarom die mensen zo vijandig zijn tegen de verkiezing? Ze hebben nooit geleerd dat ze adamskind zijn. Ze zijn niet begonnen bij het begin. Ze hebben in de weg van de bekering een grote sprong gemaakt, ze hebben zichzelf bekeerd en ze menen dat ze er zijn. spreek ze niet van verkiezing, want dan worden ze bang dat ze er ook niet bij behoren. maar als we bij adam beginnen door gods genade en we zien dat de ganse schepping verdoemelijk voor god ligt, wij ook, dat wij allen gezondigd hebben en de heerlijkheid van god derven, welk een onuitsprekelijk wonder is het dan dat er nog een mogelijkheid tot zaligheid is. alzo lief heeft god de wereld gehad, dat hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. en dat hij dat zo ruim, zo welme- nend aanbiedt, dat een iegelijk die in hem gelooft, niet verderve. al hebt u vijftig jaar tegen god gezondigd. al bent u in schandelijke overtredingen geweest. al hebt u nog zo’n onbekeerlijk bestaan en nog zo’n dor hart. ‘een iegelijk die in hem gelooft, niet verderve.’ Zo predikt het woord. Zo verkondigt de hoogste Profeet en Leraar Zelf het dierbare evangelie van vrije genade aan de Farizeeër nicodemus, die in de nacht tot hem kwam. en hij zegt: ‘een iege- lijk die in hem gelooft’. dan toont de heere ons aller bestaan, maar komt hij ook in de bediening van het w oord tot een ieder van ons, zoals de vaderen het voorstellen. w elk een wonder dan dat er een verkiezing is. dan kunnen we nog zalig en behouden worden. wat een wonder als we ernstig ziek zijn en er is nog een medicijn. wat geeft dat een verwondering en verruiming in ons hart. wat schenkt dat een werkzaamheden in ons leven, een haasten en een spoeden om onzes levens wil. 21 En om Uw gunst_bw.indd 21 10-5-2011 11:52:03
daarom ook dat tweede artikel; daar opent de heere de weg om zondaren zalig te maken. het eerste artikel is de zondaar tot vernedering en tot beschaming. het tweede artikel tot verwondering: ‘door u, door u alleen, om het eeuwig welbehagen, daarom zullen wij straks de eerkroon dragen.’ dit is nu echt schriftuurlijk en gereformeerd. dit is de ware leer van de reformatie, waarvoor de vaderen gestaan en gestreden hebben en waaraan ze tot hun dood toe trouw zijn geweest. aan het late nageslacht, dat zijn wij, wordt voorgehouden dat dit de weg is tot de zaligheid. o, als wij alleen maar die ene bron van zonde en verderf hebben en altijd maar wandelen naar het goeddunken van ons hart, maar doorgaan in de ongerechtig- heid en in de zonde en ons nooit laten gezeggen door het dierbaar woord van god en de nodiging nimmer ernstig nemen, wat zal ons einde dan ontzaglijk zijn. onze toekomst zal dan niets anders dan toorn en een eeuwige ondergang zijn. hoe vreselijk als we dan god moeten ontmoeten. maar we mogen nog zijn in het heden der genade. de genadedeur is nog niet dicht, en de heere komt nog tot ons met Zijn welmenende roeping. Zij die door de heere geleerd worden, doorleven het eerste artikel en aanbidden en bewonderen het tweede artikel. Zij hebben een gedurige strijd wegens de oude mens. nooit kunnen zij voor de heere leven zoals zij dat van ganser harte wensen. als we onbekeerd sterven, dan zullen we nooit meer dat tweede artikel mogen horen. de mogelijkheid om zalig te worden, wordt ons dan nimmer meer gepre- dikt. daarom moeten we smeken en bidden of de heere het waar wil maken in ons leven. Bedenk dat er in de hel geen prediking van het evangelie meer is; ook is er geen aanbieding meer van de mogelijkheid om zalig en behouden te worden. hoe nodig is het dat we aan deze zijde van het graf in de weg van ontdekking aan onze zonde en schuld als een arme zondaar de toevlucht leren nemen tot een volkomen Borg en Zaligmaker. dan wenen we over dat eerste artikel, dat steeds opnieuw weer beleefd moet worden. maar er zal een dag komen, dat het tweede artikel in alle volkomenheid voor eeuwig ontsloten zal worden en van het eerste artikel zullen we dan nooit meer iets behoeven te beleven. dan mogen we eeuwig god grootmaken over het won- der van Zijn vrijmachtige genade. o, geve de heere toch dat we alzo in ons leven mogen smeken om ontdekkende genade, om het eerste artikel te mogen beleven en het tweede artikel te leren bewonderen en aanbidden. amen. Slotzang Psalm 42:4 en 5 22 En om Uw gunst_bw.indd 22 10-5-2011 11:52:03