1 Tussen twee werelden 7 2 Wie ben ik? 11 3 De dag waarop ze mijn vader oppakten 15 4 De eerste vier gevangenisjaren 18 5 Dode vleermuizen en warme broden 23 6 Tuinman, koffiezetter en kok 29 7 Pippi en ik 34 8 Een school waarvan de sjah de taal heeft bepaald 38 9 Vrouwelijke voorbeelden 41 10 Een langgekoesterd verlangen 46 11 Vele malen erger 51 12 Dertien jaar en geschoold voor de strijd 54 13 Met een onbeveiligde granaat in de hand 60 14 Het oude leven is voorbij 65 15 Velen kwamen nooit terug 71 16 De oorlog ontnam me mijn jeugd 75 17 Vijftien jaar oud en leider van een communistische cel 79 18 Een lange rij van potentiële echtgenoten 85 19 Een mysterieuze vreemdeling 90 20 Ik werd hun slaaf 93 21 Kakkerlakken als straf 99 INHOUD
6 22 Papa komt te overlijden en ik verlies de vaste grond onder mijn voeten 102 23 Plannen om te vluchten 105 24 Aankomst in het land van Pippi 111 25 Hij kwam bij mij in de nacht 115 26 Ik – een voetveeg 122 27 De huwelijksval die niet dichtklapte 126 28 ‘Jij bent mijn man’ 130 29 Van een groepscultuur naar een cultuur van het individu 134 30 Een theehuis alleen voor vrouwen 136 31 Sara’s Huis – een ‘beschermd wonen-huis’ 142 32 Een cultuur van schande en eergerelateerde restricties 145 33 Wat kan men doen aan eergerelateerd geweld? 151 34 Visioenen en dromen 153 Nawoord: Verhalen uit Het Theehuis en Sara’s Huis 158
7 Op een maandagochtend parkeer ik mijn auto voor de groene Coop supermarkt in Karlskoga. Leila gaat met mij mee naar binnen en we vragen naar de filiaalleider. Ik ken hem niet zo goed, maar hij heeft Het Theehuis bezocht tijdens een ondernemersbijeenkomst. Iemand van het personeel brengt mij naar hem toe. Hij draagt handschoenen en is druk bezig om dozen op een kar te laden. Hij kijkt me blij aan en zegt: ‘Hallo Soheila!’ Voordat ik mijn mond kan openen om te antwoorden schiet de gedachte door mijn hoofd: ‘Ik ben een dochter van een emir, hoe zou ik kunnen bedelen? ’ Maar omdat ik niet bedel voor mijzelf maar voor een ander, slik ik mijn trots in. Ik antwoord: ‘Hoi Mikael, gaat het goed met je? ’ Ik kijk Leila aan en vraag haar zich voor te stellen. Mikael kijkt mij en het meisje vragend aan. Ik val meteen met de deur in huis en vertel waarom we zijn gekomen: ‘Dit meisje gaat trouwen en wij gaan een feest voor haar en haar man organiseren in Het Theehuis. In het Midden- Oosten nodig je heel veel mensen uit voor een bruiloft, en toen ik ging uitrekenen hoeveel zo’n bruiloft zou kosten had ik algauw door dat wij ons dat niet kunnen veroorloven. Kun jij ons helpen? Alle kleine beetjes helpen – vlees, fruit, groente, koffie. Echt alles. ’ Zonder aarzeling kijkt hij me aan en antwoordt: ‘Geef me een lijst!’ We maken snel een lijstje, geven dat aan Mikael en verlaten blij de supermarkt. Daarna rijden we naar de volgende supermarkt, ICA-Maxi. Daar ontmoeten we nog een Mikael. Wanneer hij ons verhaal heeft aange - hoord geeft hij ons een cadeaubon: ‘Koop wat jullie maar willen!’ Als we teruglopen naar de auto met onze handen vol boodschappen - tassen vraag ik aan Leila: ‘Ben je blij? ’ ‘Ik ben reuzeblij’, zegt ze, maar ik hoor dat ze dat niet helemaal meent. Tu s s e n t wee werelden 1
8 We rijden terug naar Sara’s Huis, ons ‘beschermd wonen-huis’ voor personen die bedreigd worden met eergerelateerd geweld. Hier heeft Leila de afgelopen tijd gewoond. Als we binnenkomen zien we Olga. Zij schildert prachtige, vrolijke vrouwen in klederdracht op de lange wand van de vergaderzaal. Koerdische, Thaise, Russische, Japanse, Afrikaanse klederdrachten ontstaan daar onder haar vakbekwame handen, en natuurlijk is er een vrouw bij die gehuld is in de Zweedse nationale klederdracht. Een energieke, trotse vrouw met haar handen in de zij. ‘Dit is een kunstwerk, Olga!’ roep ik. Ik loop naar de keuken van de vergaderzaal om koffie te zetten. Ik zie Leila in elkaar gekropen zitten in een fauteuil. Haar man Ahmad is druk bezig om een gordijnroede op te hangen. Ze zijn een week of wat geleden naar ons toe gevlucht. Ze zijn verliefd op elkaar maar de families keuren hun relatie af. Leila’s vader had geregeld dat zij zou trouwen met een neef in het thuisland. Als zij hem – en de hele familie – niet zou gehoor - zamen, zou ze vermoord worden. Hij had meerdere keren gedreigd haar te doden met een mes. ‘ We moeten met je praten’, zegt Ahmad. Ik ga zitten en vraag wat ze willen. ‘Ik weet dat jij christen bent, maar wij willen trouwen volgens de moslimgewoonte. Word je dan boos op ons? ’ ‘ Waarom zou ik boos op jullie worden? ’ vraag ik. ‘Helpen jullie ons echt, ook al behoren we bij een andere religie? ’ vraagt hij nog een keer. Ik keer me naar Ahmad en antwoord: ‘De God die ik ken houdt van alle mensen, ongeacht hun religie. Ik bel de moellah voor jullie. ’ ‘Heb jij contact met moellahs? ’ vraagt hij geschokt. Leila is nog steeds niet echt blij ondanks het feit dat alles geregeld is – taart, eten en bloemen. Een bloemist in de stad heeft al toegezegd haar het bruidsboeket te geven. ‘ Wat zit je dwars, mijn vriendin? ’ vraag ik. Met tranen in haar mooie donkere ogen kijkt ze me aan. ‘Ik heb altijd gedroomd van een mooie bruidsjurk, gemaakt van witte kant …’ l
9 tussen twee werelden ‘Dat regel ik’, zeg ik, en meteen vraag ik me af hoe ik dat moet doen. We hebben immers geen geld. Wie kan ons helpen? Dan schiet het me te binnen: gemeenteraadslid Niina Laitila. Zij heeft vast een idee, zij heeft de contacten! Ik bel Niina en vertel haar wat we nodig hebben. Een uur later belt een lokale politicus die me vertelt dat de gemeenteraad rondgaat in het gemeentehuis om geld in te zamelen voor een trouwjurk! Leila ziet haar droom in vervulling gaan: een mooie witte bruidsjurk en een tiara in haar haar. Het bruiloftsfeest wordt een groot succes. Er komen rond de honderd personen om het echtpaar geluk te wensen. Iedereen krijgt eten aangeboden. Kebab, gegrild vlees, dolma’s, biryani – gebakken rijst met amandelen – en nog veel andere heerlijkheden. Al deze gerechten hebben de vrouwen in Het Theehuis gemaakt van de boodschappen die we hebben gekregen. We hebben een lange tafel gedekt en mijn medewerker Zahra heeft een ereboog gemaakt van witte stof en bloemen waar het bruidspaar onder zit. Als er liefde is komt alles goed. Twee dagen na de bruiloft loop ik in galajurk de trappen op van het koninklijke paleis in Stockholm. Ik kijk omhoog naar het paleis waar ik als kind over heb gelezen en denk: ik leef werkelijk in twee verschillende werelden. Na het feest in het paleis begint een nieuwe, doordeweekse dag. Wanneer ik midden in het examen voor mijn jachtvergunning zit, gaat de telefoon. Een ambtenaar van een andere Zweedse gemeente belt me over een kind van twaalf jaar dat onmiddellijk een plek nodig heeft in ons ‘beschermd wonen-huis’. ‘Nemen jullie echt zulke jonge meisjes aan? Ze kan niet alleen wonen. ’ ‘ Welke taal spreekt ze? ’ vraag ik. Onder ons personeel zijn de meeste taalgroepen vertegenwoordigd. De ambtenaar vertelt welke moedertaal het meisje spreekt waarop wij besluiten dat medewerkers uit Sara’s Huis haar gaan ophalen. De volgende dag vertelt het twaalfjarige meisje dat ze moest kiezen: of ze
10 moest trouwen met de man die haar familie had uitgekozen, of ze zou van het balkon worden gegooid. Bij ons is ze veilig. Een gezin dat als sociaal-pedagogische opvang functioneert zal bij haar gaan wonen in ons opvanghuis. De dag nadat het meisje bij ons is gekomen stap ik op de trein om ergens een lezing te geven over eergerelateerd geweld. De dreiging van een cultuur die het herstel en de emancipatie van vrouwen en meisjes als iets kwaadaardigs beschouwt, werpt zijn donkere schaduw. Toch kan ik niet anders dan doorgaan en me inzetten voor deze opdracht die groter is dan mijn leven. Dit was een beschrijving van ‘een gemiddelde week’ in mijn huidige leven. Maar hoe kwam ik in dit leven terecht? Dat zal ik je nu vertellen. l
11 Ik heet Mah Doht Soheila Davodian Gilan Kalhor Fors. Mijn naam zegt iets over de unieke geschiedenis van mijn volk en van mijzelf. Elk onderdeel van mijn naam heeft iets te vertellen. Kalhor is de Koerdische stam in het westen van Iran, op de grens met Irak, waar mijn voorvaderen regeerden als koningen. Het verleden is nog springlevend in die gebieden. Vorig jaar ontving ik een door een Iraanse notaris ondertekend document. Vier clanhoofden van de stam Kalhor verklaren daarin dat ik hun prinses ben. Ik kreeg dit document in het voorjaar van 2013 als een bevestiging van de reis die ik heb gemaakt. Daarmee is de cirkel rond. Ik was de dochter van de emir, maar werd de voetveeg van een onderdrukker. Nu ben ik gerehabiliteerd en heb weer de plaats gekregen die mij toekwam. Maar bovenal beschouw ik mijzelf als een vrijheidsstrijder en een mens die iets moois wil laten opbloeien uit het lijden dat ik heb moeten meemaken. Ik ben altijd mijn eigen weg gegaan. Regelmatig was dat een hobbelige en pijnlijke weg, maar af en toe was het ook een fantastisch mooie weg. Drie jaar geleden begon ik, samen met de vereniging Khatoon iets wat wereldwijd vermoedelijk het enige theehuis voor vrouwen was. Inmiddels zijn er in drie Zweedse steden zulke theehuizen, en diverse andere gemeenten willen er ook graag een. De vereniging heeft ook een ‘beschermd wonen-huis’ opgestart, voor vrouwen en mannen die worden bedreigd door eergerelateerd geweld. Soms voelt het alsof ik al honderd jaar ben en net zo veel levens heb geleefd. Als bevoorrechte dochter van een emir, als strijdvaardige tiener, als misleide, pasgetrouwde vrouw in een familie die mij haatte. Als mishandelde vrouw in Hedemora, als verpleegkundig assistent in Uppsala, als ondernemer in Karlskoga met het verlangen om het leven van Zweedse vrouwelijke immigranten te verbeteren. Wie ben ik? 2
12 Om te begrijpen wie ik ben moeten we ver teruggaan in de tijd. Ik ben het kind van een zeer oud volk, Elam. De Elamieten, die vandaag Iranië rs en Koerden genoemd worden, zijn al sinds oeroude tijden gevestigd in het hart van het Midden-Oosten. De geschiedenis van mijn familie begon vierentwintighonderd jaar geleden. Er zijn ook mensen die menen dat de Koerden van andere volken, zoals de Meden, afstammen. Volken wier oorsprong eveneens in een ver verleden ligt. Vier generaties terug in de tijd was mijn betovergrootvader Davood emir. Dat wil zeggen: koning of sjah. Hij was emir over een groot gebied rond de stad Gilan-e Gharb in de provincie Kermanshah waar ik ben geboren. Hij werd Davood-khan genoemd. Hij was rijk en had veel bezit - tingen, die langzamerhand verloren zouden gaan omdat onze stam werd gezien als bedreiging voor de sjahfamilie Pahlavi. Olie werd een vloek voor ons. De grootmachten wedijverden met elkaar om de olierechten en speelden vijandige stammen tegen elkaar uit. Weidegrond werd ineens zeer waardevol en feodale heren kregen zo de middelen om steeds machtiger te worden. Onze familie en de sjahfamilie Pahlavi streden in het begin van de twintigste eeuw om de macht in Perzië. Ons stamhoofd Davood-khan werd koning van Koerdistan genoemd en was de hoogste leider van Kalhor; de machtigste van alle Koerdische stammen. Iraanse historici vertellen over hoe hij begon met de opbouw van zijn eigen land. Kalhoristan. Davood-khan, die ook Serdar Mozafar (de onoverwinne - lijke) werd genoemd, had veel Koerdische stammen verenigd en had ook een eigen leger opgebouwd. Toen Perzië tijdens de Eerste Wereldoorlog de wereldpolitiek werd ingetrokken, steunde Duitsland onze familie terwijl Groot-Brittannië en Rusland de familie Pahlavi steunden. Met hulp van Duitse adviseurs versloeg Davood Britse en Russische troepen tijdens de slag om Kermanshah. Davood trok zich hierna terug tot in Koerdistan en stierf na dertig jaar regentschap. l
13 wie ben ik? Zijn zoon, emir Suleyman, werd slechts 28 jaar oud. Er doen veel verhalen over hem de ronde. Zo was het algemeen bekend dat hij geen geschreven opdrachten aan zijn ondergeschikten stuurde, maar in plaats daarvan: stenen. Die stenen hadden symbolische boodschappen die de ondergeschikten begrepen en vervolgens uitvoerden. Ik heb van hem een oude foto: hij had een doordringende blik en een grote snor. Toen de toenmalige leider van de Pahlavi-clan richting Irak trok bereidde Suleyman een hinderlaag voor om hem te doden. Dat mislukte want iemand uit onze familie had de plannen verraden. Voordat de hinderlaag kon worden uitgevoerd betaalden personen uit de Pahlavi- familie mijn betovergrootvaders neef, die voor dat geld vervolgens Suleyman vermoordde. Toen de Pahlavi-clan onbeperkte macht had verkregen werd onze familie gedwongen in ballingschap te gaan naar de woestijngebieden van centraal Iran. Nadat we niet meer als bedreiging werden beschouwd mochten we weer terugkeren naar onze eigen gebieden. Mijn vader, Ghodrat, trouwde toen hij 27 jaar was met zijn nicht, Forough. Hun bruiloftsfeest duurde zeventien dagen, en op de foto’s ziet mijn moeder eruit als een prinses, gehuld in witte veren en sluiers. Mijn vader was ook zeer stijlvol, hij leek wel een Iraanse James Dean, en is dé persoon in mijn leven die mij het meeste heeft beïnvloed. In mijn wereld had een vrouw maar zo veel vrijheid als haar door de man gegund werd. In onze cultuur waren slechts enkele sterke vrouwen uit heersende families in staat zich maatschappelijk te handhaven; vanwege hun afkomst, intelligentie, charme, schoonheid en leider - schapskwaliteiten. Mijn overgrootmoeder aan vaders kant, de grote Badr, en mijn oma aan moeders kant waren zulke vrouwen. Mijn vader wilde mij zó vormen dat ik zou lijken op een van deze geweldige vrouwen. Hij voedde mij op tot een vrouw met dezelfde mogelijkheden als mannen om te kunnen dromen en zich te ontwik - kelen; iets dat haast niet bestond in het Koerdistan van de jaren zestig. Later begreep ik dat de vrijheid die ik had alleen mogelijk was omdat
14 ik de dochter van de emir was. De maatschappij om mij heen koesterde hele andere normen en waarden, maar door de macht en het aanzien van mijn familie kon ik in mijn ‘bubbel van vrijheid’ leven. Reeds als klein kind kon ik me erg opwinden over alles wat de jongens wel mochten doen terwijl ik dat niet mocht. Waarom mochten zij fietsen en zwemmen en ik niet? Waarom was alles wat vrouwelijk was schandelijk en zondig, terwijl al het mannelijke juist werd geroemd? Mijn vrijheid was mij gegeven door mijn vader, het licht van mijn kindertijd. l
15 ‘Alstublieft, laat mijn papa los. Ik wil niet dat jullie hem meenemen!’ Op een herfstdag in 1971, toen ik vier jaar oud was, reed een groen leger - voertuig ons erf op. Het waren leden van de gevreesde geheime politie van de sjah, Savak. Zij kwamen met een arrestatiebevel voor mijn vader. Alweer. Mijn vader liep naar buiten om met ze te praten. Er ontstond een hevige discussie, en deze keer verhief mijn vader zijn stem behoorlijk. Zo ontdekten mijn zus en ik wat er eigenlijk gebeurde. Onze vader stond op het punt te worden afgevoerd. De vrouwen van de familie probeerden ons tegen te houden, maar wij renden toch naar buiten. Mijn grote zus klampte zich vast aan mijn vader. Zelf schreeuwde ik het uit tegen de officier en trok aan zijn broekspijp. Toen keek mijn vader me aan en zijn blik deed mij het been van de officier loslaten. Mijn zus was acht jaar oud en ikzelf vier toen dit gebeurde. Wij stonden op de trap van ons paleis en ik pakte mijn vaders handen vast en raakte de handboeien aan die ze hem hadden omgedaan en vroeg: ‘ Wat is dit, papa? Wat zijn dit voor mensen en waarom doen ze zo? Wat willen ze? ’ Mijn vader antwoordde met zijn gebruikelijke, warme stem. ‘Jij bent sterk en vrijmoedig. Nu moet jij een braaf meisje zijn en op papa wachten totdat hij weer thuiskomt. ’ Mijn moeder was hysterisch en schreeuwde het uit, ook tegen mij. Ikzelf bleef als versteend achter toen ze wegreden met mijn vader. Het zou vier jaar duren voordat hij terugkwam. Tot negen maanden nadat hij was afgevoerd wisten wij niet of hij leefde of dood was. Op de dag dat hij werd afgevoerd werd de zon van mijn jonge leven gedoofd. Mijn vader betekende zo veel voor mij. Hij gaf mij enorm veel liefde en tijd. De dag waarop ze mijn vader oppakten 3