Intocht
Intocht En uiteindelijk zal het toch gebeuren: De Uittocht van de kinderen van Israël uit de volkeren en de Intocht van de volkeren in Jer uzalem Ds. Henk Poot
4 Intocht Ds. Henk Poot © 2023 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25c 8021 DA Zwolle [email protected] www.scholtenuitgeverij.nl Omslagontwerp: zijdiezijn.nl Binnenwerk opmaak: Piet Versteeg Drukwerk: Drukcase Eerste druk, september 2023 ISBN: 9789083355054 NUR: 707 De gebruikte Bijbelvertaling is de HSV. Indien anders, wordt dit in de tekst vermeld. Meld je aan voor onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de nieuwste boeken van Scholten Uitgeverij via: www.scholtenuitgeverij.nl/nieuwsbrief. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, met uitzondering van korte citaten gebruikt in recensies, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor Henriët,mijn lief
7 Inhoudsopgave Voorwoord 9 DEEL 1 INLEIDING 11 01 | Waar beginnen we aan? 13 02 | Heidenen en Joden 23 03 | De vreemdeling die in Uw poorten woont 43 04 | Rome 53 05 | Nero 69 06 | Heb ik niet Jezus Christus gezien? 79 07 | De wet is heilig en goed 99 08 | Een klassieke brief 111 DEEL 2 De BRIEF van PAULUS aan de ROMEINEN 125 1 | Dienstknecht van Jezus (Rom.1:1-7) 127 2 | De Gerechtigheid van God (Rom.1:8-17) 139 3 | Overgegeven aan de zonde (Rom.1:18-32) 155 4 | De Heere oordeelt (Rom.2:1-16) 173 5 | Van Buiten en van Binnen (Rom.2:17-29) 185 6 | Niemand is rechtvaardig (Rom.3:1-20) 191 7 | Door het geloof van Jezus (Rom.3:21-31) 203 8 | Onze aartsvader Abraham (Rom.4) 217 9 | De Liefde van God (Rom.5) 239 10 | Gedoopt en Bevrijd (Rom.6) 257 11 | Ik ellendig mens (Rom.7) 269 12 | Kinderen van God (Rom.8:1-17) 283 13 | Tussen de tijden (Rom.8:18-30) 295
8 14 | Als God voor ons is (Rom.8:31-39) 307 15 | Is niet alles Israël? (Rom.9:1-16) 315 16 | Over verharding gesproken (Rom.9:17-33) 329 17 | Het Woord is zo dichtbij (Rom.10) 339 18 | Heeft God Zijn volk verstoten? (Rom.11) 355 19 | Een heilig offer voor God (Rom.12) 391 20 | Gehoorzaamheid, Liefde en Licht (Rom.13) 405 21 | Wie ben je dat je een ander oordeelt? (Rom.14) 417 22 | Navolging van Jezus (Rom.15:1-13) 433 23 | Persoonlijke mededelingen (Rom.15:14-33) 443 24 | Wij groeten u (Rom.16) 451 25 | Epiloog 459 Geraadpleegde Literatuur 465
9 Voorwoord Mijn vorige boek was een uitleg van het Evangelie van Johannes. Ik was eraan begonnen omdat ik getroffen werd door een tekst waar ik vaak aan voorbij was gegaan. Die tekst was Johannes 11:52, een toelichting van de evangelist op de woorden van Kajafas, de hogepriester die het Sanhedrin aanraadde om Jezus te offeren om een ingrijpen van de Romeinse bezet- ter te voorkomen. Johannes tekende daarbij aan dat de hogepriester een profetie uitsprak, dat Jezus namelijk zou sterven voor het volk en om de verstrooide kinderen van God bijeen te verzamelen. Die laatste woorden zouden voor mij het begin zijn van een ontdekkingstocht door het evan- gelie, waarin ik mij bewust werd dat de evangelist Jezus beschrijft als een nieuwe Mozes, de profeet die komen zou. Daarbij had ik ook de woorden van Paulus in gedachten zoals vermeld in de Galatenbrief dat hij naar de heidenen zou gaan en Johannes, Petrus en Jakobus zich tot Israël zouden wenden. Ik zou mijn studie de titel ‘Uittocht’ meegeven omdat ik langza- merhand begreep dat de inzameling en de terugkeer van de kinderen van Israël het grote thema van het evangelie was. Bij de uitleg van de brief van Paulus aan de Romeinen werd ik geïnspireerd door teksten die ik in een andere en volgens mij betere vertaling leerde lezen. Met name de woorden van Romeinen 3:21 en Romeinen 9:6. Het gaf de boodschap van Paulus voor mij een stuk geestelijke ontspannenheid. Of misschien beter gezegd ik merkte hoe de genade van God heel de brief kleurt. Ik kan me nu wel voorstellen dat vroegere theologen juist in het licht van de Romeinenbrief hebben gesproken over de triomf der genade. Het was voor mij in elk geval de reden om de uitdaging aan te gaan om de brief lange tijd te bestuderen en te luisteren naar wat anderen er over gezegd en gesproken hebben en om uiteindelijk mijn bevindingen op schrift te stellen. Ik merkte dat je de brief niet moet lezen als een eerste christelijke dogmatiek maar dat je hem moet lezen in zijn context. Het is een pastorale handreiking aan de volgelingen van Jezus in Rome. En gaandeweg leerde ik begrijpen dat Paulus zich specifiek richt op de niet-Joodse volgelingen van
10 Jezus. Hij laat zich hier echt gelden als de apostel van de heidenen. Hoewel gezegd moet worden dat de brief ook gehoord mag worden door een bre- der publiek. Ik denk dat Paulus zich bewust was dat ook zijn volksgenoten meeluisterden als de brief zou worden voorgelezen. Noemde ik mijn studie over het Johannesevangelie ‘Uittocht’. Al gauw be- greep ik dat de titel van dit boek ‘Intocht’ zou zijn. Dat is meer dan een aar- dig woordspel. Ging het in het evangelie om de terugkeer van de kinderen van Israël uit de diaspora, in de Romeinenbrief gaat het om de ‘intocht’ van de volkeren. En de vraag die daarbij speelt is onder welke voorwaarden mo- gen de heidenen komen en als zij gekomen zijn, zoals in Rome, wat moeten zij dan afleren en aanleren. Kortom hoe moet hun houding zijn ten aanzien van de eeuwenoude gemeente des Heeren, Israël. Daarmee heeft de brief ook in onze tijd niets aan zijn actualiteit verloren. Ik heb als vertaling voor de Griekse tekst gebruik gemaakt van de Herziene Statenvertaling. Ik meen dat velen inmiddels vertrouwd zijn met deze ver- taling. Toch heb ik de vrijheid genomen hier en daar van deze vertaling af te wijken. In de meeste gevallen heb ik ook toegelicht waarom ik die keuze gemaakt heb. Nu het boek zijn voltooiing bereikt wil ik Wilma en Jan van Herk en Henriët bedanken voor het nalezen van het manuscript en ik wil u en jou als lezer van harte toewensen dat deze studie mag bijdragen tot een beter verstaan van de Romeinenbrief en tot een nog grotere bewondering voor de God van Israël. Henk Poot, Ooster nieland, april 2023
DEEL 1 INLEIDING
13 1 | Waar beginnen we aan? De apostel Petrus schreef het al: In de brieven van onze geliefde broeder Paulus zijn sommige dingen moeilijk te begrijpen (2 Petr. 3:16). En dat is waar en als het voor Petrus al zo was hoeveel te meer voor ons die tweedui- zend jaar later leven. Als het je gebruik is om na de maaltijd uit de Bijbel te lezen, hoe vaak lees je dan de brieven van Paulus? En als je ze leest, zullen je tafelgenoten misschien zeggen dat zij er weinig van onthouden hebben en of er geen eenvoudiger vertaling is. En toch is de Romeinenbrief een Bijbelboek dat een enorme invloed heeft gehad op het christendom. Grote namen als Augustinus en Luther, Calvijn en in de vorige eeuw Karl Barth hebben een uitleg, een zogenaamd com- mentaar, op de brief geschreven, die op hun beurt weer grote invloed gehad hebben op het christelijke denken. Van de kerkvader Augustinus wordt ver- teld dat hij zich elke dag heel de brief liet voorlezen, weliswaar in het Latijn, maar toch. Rome Wie met mij mee wil op reis door de Romeinenbrief zal een hoop vragen en obstakels tegenkomen. Waar we ons in de eerste plaats bewust van moeten zijn is dat Paulus in een heel andere tijd leefde dan wij. Een andere tijd met een andere cultuur. Al eeuwen heerste het machtige Romeinse rijk over grote delen van Europa en het Middellandse Zeegebied. Een groot imperium met aan het hoofd een keizer die maar al te vaak uit was op nog meer macht en nog meer rijkdom en er dikwijls een bizarre en wanstaltige levensstijl op na hield. De Romeinenbrief wordt door Paulus geschreven aan een groep mensen die in het hart van de Romeinse samenleving woont. Waarschijnlijk is het zo dat we daar dingen van terugvinden in de brief. Het evangelie van het Koninkrijk dat Paulus bracht botste natuurlijk met de macht van Rome. De Openbaring van Johannes is daar heel uitgesproken in. Die spreekt over Rome als de broedplaats van occulte geesten. Johannes
14 noemt Rome nauwelijks verhuld de hoer die de naties van de wereld ver- leidt met haar toverijen. De hoer die diametraal tegenover de bruid Jeruza- lem staat. Zo openlijk gaat Paulus de confrontatie met Rome niet aan maar het speelt zeker een rol op de achtergrond van zijn brief. De brief is geen pamflet tegen het imperium maar het is duidelijk dat niet de keizer maar Jezus de Heer van de wereld is. Joden Daarnaast moeten we ons bewust zijn van de Joodse achtergrond van de apostel en van een aanzienlijk deel van de volgelingen van Jezus in Rome. Noch Paulus noch de discipelen van Jezus, die soms door anderen chris- tenen genoemd worden, hebben de bedoeling zich los te maken van het jodendom. De breuk tussen de synagoge en de volgelingen van Jezus heeft zich in Paulus’ dagen nog niet voltrokken. Misschien is een van de redenen dat Paulus de brief schrijft, dat hij wil ingaan op de problemen die ontstaan zijn bij het samenleven van de verschillende groepen binnen de Joodse gemeenschap. We zijn ons dat niet altijd bewust maar in de Joodse gemeenschap in Rome leven op zijn minst vier verschillen- de groepen: Joden die geloven dat Jezus de beloofde koning van de eindtijd is, Joden die dat niet geloven en heidenen die sympathiseren en meeleven met de synagoge waarvan er sommigen wel en anderen niet in Jezus geloven. Daar komt nog iets bij: Hebben we wel een goed beeld van het jodendom van Paulus’ tijd? Ik hoor in de kerk vaak zeggen dat Joden denken dat zij behouden worden door het doen van goede werken en dat wij, christenen, geloven dat we gered worden door het geloof in Jezus. Maar is dat ook zo? Denken Joden zo? Dacht Paulus aanvankelijk zo voordat hij Jezus ont- moette op de weg naar Damascus? Met andere woorden: welke bril hebben we op als we Romeinen gaan lezen en we horen Paulus spreken over zijn volksgenoten. De brief en waar we rekening mee moeten houden Wat de brief zelf betreft: Die is oorspronkelijk geschreven op papyrus of duur perkament en in het Grieks, met alleen hoofdletters, zonder leeste-
15 kens en zonder onderbreking. Alle woorden en zinnen zitten aan elkaar vast en zonder leestekens. Dat betekent, en dat zullen we straks zien, dat er soms andere vertalingen mogelijk zijn. Het is maar net waar je de woorden van elkaar los knipt en of je ergens een vraagteken, een punt of een kom- ma zet. En dat is niet het enige: Paulus schrijft niet zomaar een brief maar componeert hem als het ware naar de regels van de schrijfkunst uit zijn tijd. Paulus had het vermogen om brieven te schrijven. Hij was er blijkbaar in onderwezen. Wie studeerde in de kunst van het epistelschrijven, moest leren hoe je de woorden en zinnen kon onderscheiden in de doorlopende tekst, de zoge- naamde scriptio continua. Als leerling moest je kunnen onderscheiden wie aan het spreken was zonder dat de schrijver of dichter dit aangaf. Je moest letten op bepaalde stereotiepe karakters die in het verhaal of in de brief voorkwamen. Kortom Paulus gebruikte bekende stijlmiddelen en die zijn voor ons belangrijk voor een goede uitleg. Soms voert hij zomaar ineens een denkbeeldige persoon op die hij een bepaalde gedachte in de mond legt. Veel vaker nog komen we een discussie of een dialoog tegen tussen de apostel en een fictieve andere persoon en soms is het lastig om uit te maken wie nu precies aan het woord is en wie wat zegt. Maar heb je het door, dan werpt het ineens een veel beter licht op wat je aan het lezen bent en wat Paulus bedoelde. Bovendien heeft de brief, ook naar de regels van de tijd, een bepaalde op- zet, een bepaald doel. Het beste zouden we het kunnen vergelijken met een onderwijzer die een klas voor zich heeft en zijn leerlingen iets probeert duidelijk te maken of hun gedrag probeert te veranderen. Dat laatste speelt zeker mee in de brief aan de Romeinen. Ik kom daar allemaal nog op terug. Een van de auteurs die ik bestudeerd heb, Stanley K. Stowers, zegt met zoveel woorden: Stel je voor dat de brief nu gevonden werd, dan zouden we een lange rol papyrus hebben zonder punten en uitroeptekens, alles aan elkaar. Dan zouden we hem moeten gaan vergelijken met andere werken uit de eerste eeuw, los van de uitleg die de brief in de loop van de eeuwen in het christendom gekregen heeft. We zouden niet letten op de indeling van de hoofdstukken. Die was er oorspronkelijk niet. Zouden we daar toch teveel op letten dan zouden we misschien te weinig oog hebben voor de samenhang van de brief.
16 De uitleg van een kerkvader Een vraag die ik bij de bestudering tegen kwam is of de brief eigenlijk wel een eenheid is. De hoofdstukken 9 tot en met 11 lijken te gaan over de plaats van Israël, maar wat hebben die te maken met de rest van de brief? Sommigen zijn van mening dat het een losse preek is die de apostel heeft opgenomen tussen allerlei andere gedachten over zonde en genade en hoe je als volgeling van Jezus moet leven. Anderen zeggen dat het vooral gaat om de eerste hoofdstukken omdat daar de christelijke leer over onze zalig- heid wordt uitgelegd. De rest is niet meer dan een mooi aanhangsel. Terwijl weer anderen zeggen dat het nu juist gaat om de laatste hoofdstukken, die over het wel of niet eten van vlees en dat alle andere hoofdstukken daar naar toe werken. Kortom, wat is het verband van de brief en is er eigenlijk wel een inhoudelijk verband? En dan hebben we nog te maken met de verschillende interpretaties van de brief die door de eeuwen gegeven zijn en die voor een deel misschien ook wel in ons hoofd zitten en die voor een belangrijk deel de inhoud en de kleur van ons geloof bepalen. Vooral de uitleg van de kerkvader Augustinus in de vierde eeuw is van grote invloed geweest. Augustinus vergeleek Paulus met zichzelf. Hij dacht dat Paulus op de weg naar Damascus een heftige en persoonlijke bekering had meegemaakt die leek op zijn eigen bekering. Hoewel Augustinus in Monica een vrome chris- telijke moeder had, was hij van het geloof afgeweken. Hij had zich ingelaten met de sekte van de Manicheeën en later was hij een aanhanger geworden van de Griekse filosofie. Daarbij had hij er, volgens eigen zeggen, in zijn jeugd een bedenkelijke levensstijl op nagehouden. Maar in dat alles had hij uiteindelijk geen rust gevonden. In zijn werk De Confessiones (Aangaande de Belijdenissen) vertelt hij hoe hij door God bevrijd werd van zijn afdwa- lingen. Op een gegeven moment hoorde hij een stem, die hem aanraadde de Bijbel te nemen en die te openen. Hij gaf gehoor aan de stem en liet de Bijbel openvallen en die viel open bij Romeinen 13: De oproep van de apostel om de werken van de duisternis af te leggen, om een leven van drinkgelagen, wellust en losbandigheid op te geven. En om daarentegen Jezus aan te nemen en het leven van Hem na te volgen. Voor Augustinus werden deze woorden bepalend. Zij maakten een einde aan zijn zoektocht en aan zijn worsteling met de zonde. Augustinus dacht dat Paulus zo ook
17 bevrijd werd van een vruchteloos en zondig leven. Of om het anders te zeggen: Paulus werd bevrijd van zijn zinloze jodendom en werd bekeerd tot het christendom. Paulus zag door zijn bekering in dat het jodendom hem niet kon helpen om behouden te worden. Net als alle andere mensen was hij vervallen tot de staat van de eerste Adam en alleen Christus kon hem daarvan bevrijden. Daarbuiten had hij eigenlijk geen echte relatie met God gehad, in tegendeel hij was een vijand van God en van Jezus geweest. Voor Augustinus werd de Jood zo het prototype van de zondaar, de rebel tegen de genade van God. Joden waren mensen die in staat geweest waren om zelfs God te vermoorden. En Paulus had zich daarvan afgekeerd. Het paste natuurlijk ook helemaal in de houding van de kerk ten opzichte van de Joden. De kerk was dat geworden wat Israël had moeten zijn en in de voorbijgaande eeuwen had zij zich ontwikkeld tot een gemeenschap die vooral wilde laten zien dat zij niet-joods was. Augustinus bracht zijn leven voor zijn bekering als volgt onder woorden: In het paradijs kon de mens niet zondigen (posse non peccare), na de zondeval kon de mens alleen nog maar zondigen (non posse non peccare) en door het geloof in Christus zou het uiteindelijk in de hemel worden tot een onmoge- lijkheid om te zondigen (non posse peccare). Maar misschien nog wel meer dan Romeinen 13, was zijn uitleg van Romeinen 7 typerend voor zijn gees- telijke worsteling en zijn bekering tot het christelijk geloof. In Romeinen 7 hoorde hij Paulus zeggen dat hij geprobeerd had om God te dienen met de wet, maar dat de wet hem alleen maar had laten zien dat hij een zondaar was. Hij was er volledig in vast gelopen en had als het ware gesmeekt: ‘Ik ellendig mens, wie verlost mij uit dit dode lichaam’, waarop hij in Christus het antwoord en de bevrijding kreeg. Nu, deze worsteling met de zonde en het heil was voor Augustinus het grote thema van de Romeinenbrief. In feite vormden de eerste acht hoofdstuk- ken het hart, de kern van de brief: Hoofdstuk 1 – 3: De verschrikking van ons zondaarsleven Hoofdstuk 3:21-26: Het licht van de redding door Christus Hoofdstuk 6 – 8 de heiliging of het leven vanuit het geloof. De rest was niet meer dan een aanhangsel.
18 Een kerkhervormer Veel later komen we Luther tegen. Ook bij hem zie je een koortsachtige worsteling met de zonde en de vraag of hij wel behouden zou worden. Het is de tijd van de late Middeleeuwen. Het is een donkere wereld waarin oor- logen woeden en niet te vergeten de nietsontziende zwarte dood, de pest. Voor het gevoel van Luther staat de wereld op de rand van de eeuwigheid en daarmee voor het naderende oordeel. Zijn grote vraag was: ‘Hoe vind ik als mens een genadig God?’ De kerk wees de weg naar het heil via boete- doening en het kopen van aflaten. Luther probeerde het eerste maar het gaf hem geen zekerheid. Het tweede doorzag hij. Misschien was het begonnen als een alternatief voor al te bizarre vormen van zelfkastijding maar onder- tussen was het verworden tot een bloeiende handel en een middel van de kerk geworden om de Sint Pieter in Rome te bouwen en zichzelf nog meer te verrijken. Luther stelt niet alleen de corruptie van de kerk aan de kaak, maar leest ook de Romeinenbrief en ontdekt daarin de oplossing voor zijn zoeken naar persoonlijke redding. Voor Luther is het Romeinen 1:17 en 3:21, de ontdekking dat God zijn gerechtigheid, dat wil zeggen zijn gena- de, aan ons toont door behouden te worden door het geloof in Jezus. ‘De rechtvaardige zal uit het geloof leven’ leest hij. Een mens blijft zondaar in een gebroken wereld maar tegelijkertijd mag hij weten gerechtvaardigd te zijn door het geloof. Deze manier van lezen van de Romeinenbrief zal het karakter, zeker van het Westerse protestantse christendom voor eeuwen bepalen: de geestelijke worsteling om redding, de zware last van de zonde en de bevrijding ervan door het geloof en uiteindelijk de vraag of het geloof zoals je dat hebt wel groot en waarachtig genoeg is. Maar ondertussen maakt het ook een verwrongen beeld van het Joden- dom. Was Paulus’ bekering wel een breuk met het jodendom? Worstelde hij net zo met de zonde als Luther en had hij er vroeger los van willen komen door het doen van goede werken? Worstelde hij überhaupt wel met de zonde? In de Filippenzenbrief schrijft hij vrijmoedig dat hij naar de Thora onberispelijk was (Fil. 3:6). Gaat het in Romeinen 7 eigenlijk wel over Paulus, ook al is het hoofdstuk in de ‘ik’ vorm geschreven? Nog- maals, is het zo dat Joden denken door werken en niet door genade be- houden te worden?
19 Wie zich verdiept in de liturgie van Grote Verzoendag kan moeilijk anders con- cluderen dan dat ook Joden geloven door Gods liefde behouden te worden. Wie spreekt met vrome Joden merkt dat de zorg om behouden te worden geen groot onderwerp is. In elk geval niet zo groot als bij christenen. En als zij de geboden van God proberen te volgen is dat niet om daarmee een bepaalde positie voor God te bereiken. Israël weet zich door God verkoren en heeft van Hem het verbond en de beloften ontvangen. Als zij goede werken doen en zich met ijver aan de wet proberen te houden is dat niet om daarmee binnen Gods verbond te komen maar juist omdat zij binnen het verbond van God staan. Israël beschouwt het als een gunst om door de Schepper van hemel en aarde geroepen te zijn om heilig voor Gods aange- zicht te leven. Gaat het in de brief aan Rome wel om een verhandeling over zonde, gena- de, geloof en behoud? Gaat het Paulus wel om rechtvaardiging door het geloof als hét antwoord op het grote en algemene menselijke probleem van de zonde of gaat het Paulus om een specifiek probleem in de Joodse gemeenschap van Rome? Context In voorgaande eeuwen is de brief gelezen als de eerste christelijke dogma- tiek, zou je bijna zeggen, maar is de brief dat wel? Over wie heeft Paulus het en tegen wie? Wat bedoelt hij te zeggen als hij schrijft dat alle mensen zon- daars zijn. Waarom schrijft hij dat? Hebben die eerste hoofdstukken waar dat aan de orde komt gewoon niet alles te maken met de rest, de hoofdstuk- ken over Israël en het wel of niet eten van bepaald voedsel? Dat brengt ons bij nog iets anders. Oorspronkelijk zijn de brieven van Pau- lus geschreven aan een bepaalde gemeenschap in een bepaalde tijd en con- text. Zo gaat het in de brief aan de Filippenzen over andere zaken dan in de tweede brief aan Korinthe of in de brief aan de zusters en broeders in Thessaloniki. En zo is dat ook met de Romeinenbrief. Maar later in de geschiedenis, bij de vorming van de canon werden de brieven van Paulus, aan zeven gemeentes, met Rome voorop, toch vooral theologische traktaten voor heel het christendom van alle tijden en plaatsen. In latere edities van de Romeinenbrief werden dan ook al te duidelijke verwijzingen naar bepaalde groepen of personen weggelaten. Zo ontbre-
20 ken in sommige handschriften Romeinen 1:15, de verwijzing naar Rome, en de laatste hoofdstukken met de groet aan verschillende zusters en broeders. Nu zal ik niet zeggen dat we door de woorden van de Romei- nenbrief niet opgebouwd kunnen worden in ons geloof of dat we daarin niet de stem van God kunnen horen, maar wel dat die stem klinkt in een specifieke situatie. Wat bedoelt Paulus? Een ander probleem is dat sommige teksten maar moeilijk te begrijpen zijn. Neem bijvoorbeeld het begin van hoofdstuk 2. Nadat Paulus blijkbaar de zonden van de heidense wereld benoemd heeft, vervolgt hij met: ‘Daarom bent u niet te verontschuldigen, o mens, wie u ook bent die ande- ren oordeelt.’ Wie is die mens die hij aanspreekt? Is het iemand die hij kent, is het een Jood, een heiden, iemand uit de gemeente of maakt het niet uit. Is het wie ook maar zijn oordeel over anderen klaar heeft? Of een begrip als gerechtigheid wat we vaak tegen zullen komen. Is dat een be- grip uit de rechtspraak en gaat het er dus om hoe wij rechtvaardig, zonder zon- den voor God verschijnen? In het Grieks lijkt dat er wel op. Gaat het om onze gerechtigheid voor God of gaat het om Zijn gerechtigheid? En wat is het He- breeuwse woord wat op de achtergrond meespeelt? Maakt dat de zaak anders? Ik denk aan de woorden van Paulus in Romeinen 10 over de Joden: ‘Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Omdat zij immers de gerechtigheid van God niet kennen en een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onderworpen.’ Wat bedoelt hij daarmee? Denkt hij dat zijn volksgenoten geen idee hebben van de gerechtigheid van God en met alle ijver proberen voor God overeind te blijven? En daarvoor aan het einde van hoofdstuk 9:
21 ‘Maar Israël dat de wet van de gerechtigheid najaagde, is aan de wet van de ge- rechtigheid niet toegekomen. Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zoch- ten, maar als uit werken van de wet.’ Zegt Paulus hier met zoveel woorden dat de Joden proberen door de wet te volgen rechtvaardig voor God te worden? Maar dat klopt toch niet als je kijkt naar hoe Joden werkelijk denken over goede werken? Er is geen Jood die denkt door goede werken zalig te worden! Of aan het begin van Romeinen 9, het begin van de hele uitleg over de trouw van God en positie van Israël. Ook van hen die Jezus niet erkennen als de Messias. In Romeinen 9: ‘Ik zeg dit niet alsof het Woord van God ver vallen is want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël.’ En dat zegt hij nadat hij eerst nota bene in de tegenwoordige tijd de voor- rechten van Israël heeft opgesomd: dat zij kinderen van God zijn en dat voor hen de beloften zijn en de verbonden. Bedoelt hij nu dat niet elke Jood ook een echte Jood is, dat niet elke Israëliet meer bij Israël hoort en dat de beloften dus voor hen niet gelden? Maar waarom zegt hij dan aan het einde van zijn betoog over Israël dat Gods beloften onberouwelijk zijn en de verkiezing van Israël blijft staan en dat geheel Israël behouden zal worden? (H. 11:26-28). Nog een voorbeeld: Paulus zegt in hoofdstuk 3:11 dat niemand recht- vaardig is en dat iedereen is afgeweken en niemand God ernstig zoekt. Maar daarvoor heeft hij betoogd dat heidenen die de wet niet hebben, doen wat de wet gebiedt. Dat er in elk geval zulke heidenen zijn (H. 3:14). Is Paulus een vat vol tegenstrijdigheden? Spreekt hij zich voortdurend tegen of lezen wij het met een verkeerde bril op? Spreekt hij Johannes tegen als hij in Romeinen 13 beveelt de overheid te gehoorzamen omdat ze door God is aangesteld, terwijl Johannes in het boek Openbaring Rome een monster noemt dat de heiligen de oorlog heeft verklaard en dat Rome de woonplaats is van duivelen en onreine geesten. Kortom de Romeinenbrief is best moeilijk. Maar ik hoop toch dat alles wat ik hierboven geschreven heb je niet afschrikt maar juist uitdaagt om de reis met mij te ondernemen, om erachter te komen wat Paulus werkelijk zegt en bedoelt en ook daarna wat God door zijn woorden heen tegen ons zegt.
22 Ik moest bij de bestudering vaak denken aan de woorden van Krister Sten- dahl, de Zweedse bisschop en theoloog, die zich op diepgaande wijze heeft beziggehouden met de doordenking van de plaats van het jodendom in het Nieuwe Testament 1: ‘Velen van ons lezen de Bijbel op één niveau. En een van de redenen daar voor is misschien dat we wat bang zijn dat als we dat niet doen het Woord van God niet relevant voor ons is. We hebben niet voldoende vertrouwen in het Woord van God om het voor zichzelf te laten spreken – op deze manier hangen we onze eigen kleine relevanties op, net zoals we appels en andere versieringen aan een Kerstboom hangen. In feite is er geen grotere bedreiging voor serieuze studie van de Bijbel dan een geforceerde vraag om relevantie. We moeten geduld hebben en voldoende geloof om te luisteren en te zoeken naar de oorspronkelijke betekenis. Als dat niet wordt gedaan, dan lijdt de studie van de Bijbel eronder en komen we misschien wel met valse en foute conclusies en uitleggingen.’ 2 Met andere woorden: Alleen als we het geduld hebben om te luisteren naar de context, om te proberen te horen wat de eerste hoorders en lezers ge- hoord hebben, zal uiteindelijk het Woord van God zelf door de oude woor- den heen ook tot ons spreken. Dat is trouwens ook voor onze relatie met Israël belangrijk. Stendahl citeert een rabbijn die zegt dat het Nieuwe Tes- tament een gevaarlijk boek is voor Joden zonder achtergrond. Zij zouden het Nieuwe Testament gaan lezen zoals de mensen uit de volkeren doen, los van de Joodse context en verleid worden om hun Joodse identiteit op te geven voor die van een heidense christen. Dat zullen we dus moeten doen. Dat is onze eerste opdracht: Wat is de context van de brief van Paulus aan de Romeinen? Hoe zag dat Rome er- uit waar de mensen woonden aan wie de apostel schreef? Wie had Paulus op het oog toen hij de brief schreef? Wat was de kern van zijn evangelie, wat betekende voor hem die grote gebeurtenis op de weg naar Damascus die voorgoed zijn leven zou veranderen. Op die vragen moeten we eerst in gaan, voordat we de tekst van de brief zelf gaan lezen. 1. Hij schreef onder meer: ‘Paul among Jews and Gentiles’, Philadelphia 1976. 2. Paul among Jews and Gentiles, p. 35.