Inhoud 1 Een geschiedenis 9 2 De verkiezing van een natie 40 3 De Koning en zijn volk 76 4 De komst van het Koninkrijk 119 5 De Zoon van God 143 6 Jezus en Israël 170 7 Licht voor de wereld 205 8 De bedekking 239 9 De wet tussen Israël en de volken 271 10 De verblinding 307 11 De verkleuring van de kerk 322 12 Antisemitisme 359 13 Ergernis en jaloezie 385 14 De eenheid van Gods Woord 402 15 Geliefden om der vaderen wil 423 16 De thuiskomst 441 17 Israël en de islam 490 18 Het einde van een reis 534 19 Kerk en Israël 553 Noten 579 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 7
I 1 Een geschiedenis Bekering k heb geleerd om zonder israël met God om te gaan. Om het anders te zeggen: ik ben er aan gewend om mijn geloof in de eredienst samen te vatten in de woorden van het Apostolicum. Dat is weliswaar een prachtige belijdenis, trinitarisch van opzet, maar Israël komt er niet in voor. De kerk wel! Ik belijd de gemeenschap der heiligen. En ik heb geleerd dat dat zelfs meer betekent dan de kerk, dat het ook wil zeggen: de gemeenschap van de heilige dingen. Met andere woorden, het deel hebben aan de sacramenten: de doop en het heilig avondmaal. Maar ik heb er nooit aan gedacht dat dat ook zou kunnen betekenen: verbondenheid en gemeenschap met Israël. Ik heb geleerd om te geloven zonder oog te hebben voor de lange ge- schiedenis van God met het Joodse volk. De geschiedenis is sowieso niet zo belangrijk. Het is dat het anders is gegaan, maar wat mij betreft had God kunnen besluiten om direct van Genesis 3, de zondeval, over te gaan naar Matteüs 1, de geboorte van zijn Zoon. Ik heb mij eraan gewend om het grootste gedeelte van mijn bijbel, meer dan twee derde, te zien als niet meer dan een onnodige voorbereiding op waar het echt om gaat: mijn leven verzoend door het offer van Christus en mijn geloof, gevoed door de heilige Geest. In dat licht heb ik het Oude Testament ook altijd gelezen. 9 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 9
Ik ben op zoek gegaan naar teksten waarin God mij ook vandaag nog zou kunnen aanspreken als christen. De geschiedenis van God met Israël heb ik hooguit gezien als een voorbeeld van mijn leven met God, een voortdurende gelijkenis. Ik heb geleerd om tegen God aan te kijken als een universele God. Dat Hij de God van Israël was, laat staan ís, betekende niet zoveel voor mij. Goed, van kindsbeen af heb ik de verhalen gehoord en gelezen, van Abram en David en Elia en de ande- re profeten. Ik vond ze spannend en soms ook moeilijk te begrijpen, maar echt noodzakelijk voor mijn geloof waren ze niet. Misschien met één uitzondering: het boek van de Psalmen, de binnenkamer van het Oude Testament. Daarin heb ik woorden en gedachten gevonden die mij bemoedigden. Ik heb mijzelf herkend in de psalmen van David, zijn verlangen naar God, zijn gevoel van onvermogen en zijn vreugde om de trouw van God. Maar voor de rest? Ik heb gedacht dat het leven met God, dankzij Jezus, uiteindelijk zou uitlopen op het eeuwige leven in de hemel en dat wat de profeten zeiden op een of andere manier vervuld en beëindigd was in het werk en de persoon van Jezus. Met andere woorden: ik heb geleerd om het hele Oude Testament ‘achterin de etalage te zetten’. En de theologie en de kerkelijke traditie zijn mij daarin voorgegaan. Ik vier Kerstfeest als een van de grootste feesten en Pasen op een andere datum dan in de wet is voorgeschreven. Ik heb de zondag gevierd en in ere gehouden alsof het de sabbat was, en geen haar op mijn hoofd heeft eraan gedacht of dat wel terecht was. Ik heb nooit geweten dat de volgorde van de oorspronkelijke Hebreeuwse Bijbel anders is. Dat eindigt met het laatste vers van 2 Kronieken: ‘ Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort – de here, zijn God, zij met hem, hij trekke op.’ In mijn Bijbel eindigt het Oude Testament niet met de terugkeer naar Sion, maar met de belofte van de komst van de profeet Elia in het boek Maleachi, een belofte vervuld in het optreden van Johannes de Doper. 10 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 10
Inmiddels heb ik stapje voor stapje, want zo vlug gaat dat niet, ge- leerd dat de verkiezing door de God van Israël en de hele weg die God met dat volk gegaan is, geen bijzaak is maar alles te maken heeft met wie God is en met wat zijn plannen zijn met onze wereld. God is de God van Abraham, Isaak en Jakob en dat is iets wat ik niet mag ver- waarlozen. Niet dat ik alles begrijp, maar er is blijkbaar sprake van een heilsgeschiedenis die God inzet met de schepping van een uniek volk. Dat volk bestaat nog steeds en is nog steeds een onlosmakelijk onderdeel van Gods weg met deze aarde. Paulus zal aan het einde van Romeinen 11, nadat hij gesproken heeft over Israël, uitroepen: ‘O diep- te van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgronde- lijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want: wie heeft de zin des herengekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?’ Ik begrijp nu dat hij dat schrijft: God heeft ‘redenen uit Zichzelf genomen’ om het zo te doen, om Israël te verkiezen als zijn knecht. Zonder dat te geloven en te belijden, doe ik God onrecht en kan ik niet doordringen tot wie Hij is of wie Jezus is en waar zijn weg – ook met mij – in uitmondt. Het is voor mij zelfs steeds meer de vraag of ik zonder dat wel te doen heb met de God van de Bijbel? Loop ik niet het gevaar om zon- der God te kennen als de God van Israël, een andere god te dienen, een heidense god? De oude heidense afgod die niet verdwenen is na de komst van het christendom maar zich stiekem vermomd heeft in een christelijk gewaad. Of de god die Marx en Engels ontmaskerden als een menselijk hersenspinsel, een über-ich, waar mensen alles mee verbinden wat zij zich bij een god inbeelden. Een god die zegen en regen en bescherming geeft en uiteindelijk eeuwig leven, meer niet, een god die mijn ego dient. Het ontdekken dat God de God van Israël is en dat dat ook vandaag nog van belang is, is voor mij niet minder dan een bekering geweest. Ik nodig u uit om met mij te luisteren naar het grote verhaal van God met dit volk. 11 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 11
De roeping van Abram God besluit de geschiedenis binnen te gaan als de God van Israël. Dat is een openbaringswerkelijkheid. Ons wordt niet gevraagd dit te bevatten, onze mening wordt niet eens gevraagd. Het is zo. Het had ons ook kunnen gebeuren. De geschiedenis van God met Israël is een bijzondere. Zomaar, lijkt het, zomaar uit het niets is daar de man Abram en zijn vrouw Saraï, een man die door God wordt aangesproken en geroepen om zijn woonplaats, zijn vrienden en familie en zelfs zijn geloof te verla- ten en op reis te gaan naar het beloofde land. En vanaf de dag dat hij gehoorzaamt en gaat, ontvouwt zich een geschiedenis van uitverkie- zing, eeuwige trouw en overrompelende liefde. Midden in een wereld die los is van God, vervreemd van haar Schepper, gaat God de wereld tegemoet in Abram en zijn nageslacht. En wat dan het opmerkelijke is, is dat God een familie van vlees en bloed verkiest, een volk. Hij kijkt niet uit naar een groep mensen die vromer en reiner leeft dan de rest. Hij zoekt geen elite, Hij kiest voor een familie, een geslacht. Je kunt je daarover verbazen, maar dat betekent wel dat Hij op deze manier een vaste en onwrikbare anker- plaats in deze wereld heeft. Als je nageslacht van Abraham bent, blijf je dat immers. Een vrome groep mensen kan minder vroom worden en worden opgevolgd door een nieuwe en goddeloze generatie. Een elite kan haar verhevenheid verliezen. Maar als je als Jood geboren bent, blijf je Jood. Je kunt je er tegen verzetten, je kunt doen alsof je er niets mee te maken wilt hebben, maar je blijft Jood. Er is maar één manier om dit binnengaan van God in de mensenwereld ongedaan te maken, en dat is om alle Joden uit te roeien en Israël te vernietigen. 12 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 12
Eeuwige trouw Als God met Abram begint aan een nieuw hoofdstuk in de geschiede- nis van de wereld, belooft Hij hem vijf dingen: Hij zal hem een land geven (1). Hij zal hem tot een groot volk maken, talrijk als de sterren aan de hemel (2). God zal Abram zegenen en zijn naam groot maken (3). Hij zal zegenen wie hem zegent en vervloeken wie hem vervloekt (4) en door middel van Abram zullen alle geslachten van de aardbo- dem gezegend worden (5). Van meet af aan is duidelijk dat het initiatief van God uitgaat en dat God het is die zorg zal dragen voor de realisering van wat Hij belooft. Het valt op dat Abram al 75 jaar oud is en geen kinderen heeft. Voortdurend gaat het door menselijke onmogelijkheden en zwakten heen. Wat duurt het lang voordat het kind van de belofte, Isaak zelf kinderen heeft. Zijn halfbroer Ismaël heeft al twaalf zonen, als Isaak en Rebekka nog kinderloos zijn. Abram en zijn kinderen moeten eigenlijk alleen maar luisteren, vertrouwen, gehoorzaam zijn en God blijven liefhebben. Dat is ook de kern van wat zij horen als zij eeuwen later aan de grenzen van het beloofde land staan en bij Gilgal de Jordaan over steken: ‘Sjema Israël’. ‘Hoor Israël: de hereis onze God, de hereis één. Gij zult de here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht’ (Deut. 6:4). Als teken van zijn beloften geeft God de sabbat (Ex. 31:12). De toe- komst wordt niet bereikt door de inzet en de tomeloze energie van mensen, maar door de macht en de trouw van God. De sabbat dwingt Israël om dit te belijden door te stoppen met werken en te rusten. De instelling van de besnijdenis zegt eigenlijk hetzelfde: de vervulling van Gods beloften komt echt niet door menselijke kracht en potentie, doe daar maar ‘een beetje’ van af. 13 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 13
Het is onmiskenbaar waar dat de geschiedenis van Israël met God grote problemen kent. Mensen hebben daaruit geconcludeerd dat het eigenlijk één grote mislukking was. Maar daarmee doe je de geschiedenis geen recht. Ik denk aan Abram zelf, de vriend van God, die telkens bereid is om alles op te geven en alleen God over te houden. Zoals in de confrontatie met zijn neef Lot. Dat God Abram en Lot zo gezegend heeft dat hun kudden te groot zijn geworden om samen op te trekken en dat zij dan besluiten om uit elkaar te gaan. En dat Abram Lot dan als eerste laat kiezen. Je zou zeggen: ‘Kijk toch uit. God heeft het hele land aan jou beloofd! Je weet toch nooit wat Lot wil hebben?’ Een prachtig verhaal is het trou- wens: in Genesis 13:10 staat dat Lot zijn ogen opslaat en kijkt naar de Jordaanvallei in de omgeving van Sodom en Gomorra. Het doet hem denken aan de hof van Eden, zo mooi. En als Lot dan vertrekt en Abram achterlaat, staat er dat God Abram vraagt nu ook zijn ogen op te slaan: ‘Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten en westen, want het gehele land zal Ik u en uw nageslacht voor altoos geven’ (vs. 14,15). Lot denkt werkelijk dat hij het verloren paradijs heeft teruggevonden en zonder enige scru- pules claimt hij dat deel van het beloofde land. Abram staat er bij en wacht. Blijkbaar in de overtuiging dat God Zelf zijn weg en toekomst veilig zal stellen. En terecht. Of in Jeremia, waar staat: ‘Zo zegt de here: Ik gedenk de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd waart in de woestijn, in onbezaaid land; Israël was de heregeheiligd’ (2:2). Maar het kan niet ontkend worden: de leiders en de koningen van Israël zijn niet alleen maar mensen als Abram, als David, de man naar Gods hart, als Elia en Hizkia. Even vaak komen we mensen tegen als Achab en Manasse. Mensen die weigeren te gaan staan op de beloften en de verkiezing van de here. Mensen die Israël zien als een natie als alle andere naties, die geregeerd moet worden op de manier zoals dat 14 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 14
overal in de wereld gebeurt. Als de herein de profeet Ezechiël de geschiedenis van zijn volk overziet, zegt Hij: ‘ Wat u in de zin geko- men is, zal geenszins geschieden, namelijk dat gij zegt: wij willen aan de volken gelijk worden, gelijk aan de geslachten van de landen, door hout en steen te dienen’ (Ez. 20:32). Israël heeft er soms moeite mee om de beloften van God aan te nemen, zoals in de tijd van de verspieders, toen Jozua en Kaleb alleen stonden en de rest van Israël zei: ‘Natuurlijk is Kanaän een mooi land, maar het is er de tijd niet naar om er binnen te trekken. Het is politiek onhaalbaar, de druk is te groot, het zou voorbarig zijn. We zijn als sprinkhanen in hun ogen. Er wonen reuzen van mensen en er zijn ste- den met dikke muren. Natuurlijk is het allemaal geweldig wat God beloofd heeft, maar als Hij ons dat wil geven, moet Hij dat zelf maar doen. Laten we niet op de zaken vooruitlopen.’ Jozua en Kaleb worden bijna gestenigd omdat de rest zegt: Jullie brengen het volk in gevaar en in een kwade reuk en jullie zijn een struikelblok voor de weg naar de vrede (Num. 13 en 14). God reageert furieus. Zijn volk raakt Hem in het hart als ze wel kijken naar de macht van de Kanaänieten en later naar die van Assyrië, Egypte en de Filistijnen en Babel, en het niet van Hem verwachten. Alsof God niet weet wat Hij doet als Hij zijn volk na jaren terugbrengt, alsof Gods beloften alleen maar waargemaakt worden als de rest van de wereld het ondersteunt, alsof God te zwak is zelf voor zijn volk te strijden en zelf de weg naar de toekomst te openen. En toch wint zijn trouw het van het ongeloof van Israël. Ik vind het altijd weer aangrijpend om de profeet Hosea te lezen. Daarin ver- telt God hoe Hij als een vader zijn kind, zijn kleuter heeft leren lopen in de woestijn, hoe Hij zich naar Hem voorover boog: ‘Met mensen- handen trok Ik hen, met koorden der liefde. Ik neigde Mij tot hen, gaf hem te eten.’ (11:4) En dan breekt de gekwetstheid en de woede van God naar buiten: ‘Het zwaard zal zijn steden treffen en zijn grendels 15 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 15
vernietigen en verteren wegens hun overleggingen. Ja, mijn volk vol- hardt in het afdwalen van Mij’ (vs. 6,7). En dan, als je verwacht dat de donder en de bliksem van Gods gerichten op het volk neerkomen, staat er ineens, abrupt, midden in de zin: ‘Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm, u overleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adama, u maken als Seboïm? Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt mijn erbarming opgewekt. Want Ik ben God en geen mens’, El anoki welo isch. Of die prachtige woorden van Jeremia: ‘Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen. Dan zal het nageslacht van Israël ophouden alle dagen een volk te zijn voor mijn ogen’ (Jer. 31:37,36). Je zou kunnen zeggen: wat de grote worsteling voor God is, is dat Hij aan de ene kant heilig en rechtvaardig is en de zonde niet kan ver- dragen en dat Hij aan de andere kant trouw is tot in eeuwigheid. Hij laat het werk van zijn handen niet los. Hij is Een, dat behoort tot Gods wezen. Na de zondeval keert God zich niet af van zijn schepping. Integendeel, Hij begint een nieuwe geschiedenis om dat wat ver- loren is te herwinnen. Als Hij zijn beloften geeft, belooft Hij geen dingen voor een tijd- je of voor zolang het goed gaat om die beloften dan weer in te trekken! Wat Hij beloofd heeft houdt eeuwig stand! De landbelofte is niet voor honderd jaar of voor duizend jaar, of voor hoe lang de wereld het ermee eens is: zijn beloften zijn voor eeu- wig. Sommige mensen zwakken dat af door te zeggen dat ‘eeuwig, olam’ ook ‘volmaakt’ kan betekenen. En op zich is dat zo, maar niet alleen. Gods beloften zijn volmaakt omdat zij in zijn plan voor deze wereld passen en nodig zijn, omdat ze voortkomen uit de bron van intense liefde en omdat ze de ontrouw van mensen doorstaan: Jesaja 54:10: ‘ Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn 16 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 16
goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de here.’ Je zou zeggen: Hoe kan God zijn beloften waarmaken aan een volk dat zich zo vaak van Hem afkeert? Koningen gaan op de troon van David zitten en leggen het hele perspectief van Gods heilsge- schiedenis naast zich neer. Gelijkvormigheid met de rest van de vol- ken is het hoogste ideaal, het geheim van Israël wordt losgelaten en het ‘sjema’ gereserveerd voor de liturgie op sabbat. ‘Hebt gij gezien, mensenkind wat de oudsten van het huis Israëls in het donker doen, ieder in zijn kamer met afbeeldingen? Want zij denken: de hereziet ons niet; de hereheeft het land verlaten. En Hij zeide tot mij: Nog meer gruwelen die zij bedrijven, zult gij zien. Daarop bracht Hij mij naar de ingang van de poort van de tempel des herenaan de noord- zijde; en zie, daar zaten vrouwen die de Tammuz beweenden. Hij zeide tot mij: Hebt gij dat gezien mensenkind? Nog grotere gruwelen dan deze zult gij zien! Toen bracht Hij mij naar de binnenste voorhof van het huis des heren. En zie, aan de ingang van de tempel des heren, tussen de voorhal en het altaar, waren ongeveer vijfentwintig mannen, met hun rug naar de tempel des herenen met hun gezicht naar het oosten, en zij bogen zich in de richting van het oosten neer voor de zon. Hij zeide tot mij: Hebt gij dat gezien, mensenkind? Was het voor het huis van Juda nog niet genoeg om de gruwelen te doen, die zij hier bedrijven, dat zij ook het land met geweld vullen en Mij tel- kens weer krenken? En zie, zij houden een wijnrank bij hun neus’ (Ez. 8:12-17). God is onthutst, gekrenkt. Hij kan er niet over uit! Telkens opnieuw hoor je Hem zeggen: ‘Hebt gij het gezien, mensenkind?’ God geeft zijn Thora. En een van de intiemste en teerste gedeel- ten van die Thora is waar God zijn zegen aan het volk geeft: ‘De here zegene u en behoede u; de heredoe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de heredoe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de hereverheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo 17 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 17
zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen’ (Num. 6:24-27). Als het volk door de woestijn trekt op weg naar het beloofde land, klinkt het: ‘Raakt mijn gezalfden niet aan!’ (Ps. 105:15). De ziener Bileam is niet in staat om in naam van de Moabitische koning Balak een vloek over Israël uit te spreken. Onmachtig roept hij uit: ‘Hoe zal ik vervloeken, die God niet vervloekt? Hoe zal ik verwensen, die de hereniet ver- wenst? [...] Zegent Hij, dan keer ik het niet’ (Num. 23:8,20). Hij is de herder die zijn volk leidt op de rechte sporen. Hij stuurt profeten, die het volk terugroepen. Hij zendt het zwaard, Hij drijft de kinderen van Abraham terug naar Mesopotamië, waar het ooit begonnen was, terug zelfs naar het begin van de schepping: ‘Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet. Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden. Ik zag, en zie, er was geen mens, en al het gevogelte des hemels was wegge- vlogen’ (Jer. 4:23-25). En dan toch ondanks de pijn, de smaad, de teleurstelling lezen we in dezelfde profeet een van de mooiste verzen uit de Bijbel. In de worsteling om te vervullen wat Hij belooft, om trouw te zijn aan zijn volk, spreekt God over een nieuw verbond, over nieuwe beloften. Er is een grens aan wat de mens in zijn vrijheid kan doen. De mens is uit- eindelijk niet in staat om God van zijn doel af te houden. En het ken- merkende van het nieuwe verbond is dat het oude niet weg is. Daar gaat geen streep door. Het wordt verrijkt en verruimd. En de kern is dat God de plaats van zijn volk in het verbond steeds meer voor zijn eigen rekening gaat nemen: ‘Zie, de dagen komen, luidt het woord des heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal [...] Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven’ (Jer. 31:31,33). De boodschap van de pro- feet Ezechiël is wat dit betreft het meest radicaal. Daar wordt niet eens meer gesproken over bekering en boete. De terugkeer naar het land vanuit de ballingschap staat los van de houding van Israël. God 18 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 18
redt zijn volk en zet zijn plannen door om wille van de heiligheid van zijn Naam. Heel de wereld zal zien dat Hij alleen God is als Hij zichzelf de heilige zal tonen in het midden van zijn volk en Israël zelf wordt een nieuw hart en een nieuwe geest geschonken: ‘Daarom, zeg tot het huis Israëls: Zo zegt de hereHere: niet om uwentwil doe Ik het, o huis Israëls, maar om mijn heilige naam. [...] Ik zal u brengen naar uw eigen land; Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste.[...] Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken dat gij naar mijn inzettingen wandelt. [...] Niet om uwentwil doe Ik het, luidt het woord van de hereHere weet dat wel! Schaamt u en wordt schaam- rood over uw wandel, huis Israëls’ (36:22-32). God belooft een nieuwe en volmaakte Koning, als David. Hij zal Gods volk verzamelen uit de verstrooiing en het weiden op de bergen van Israël. Hij zal voor het volk strijden en het verscheurde Israël met haar twee koninkrijken Juda en Israël weer samenvoegen en God zelf zal wonen in het midden van zijn volk, in het midden van Jeruzalem, de stad die voortaan met een nieuwe naam genoemd zal worden ‘De hereis aldaar’ (Ez. 36:8, 37:22-24, 48:35). De openbaring van God in Christus De geboorte van Jezus Christus is het begin van de vervulling van deze belofte: Hij is de Koning van de eindtijd, de nieuwe David. De engel Gabriël kondigt zijn komst aan met de volgende woorden: ‘Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als Koning heersen over het huis van Jakob tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen’ (Luc. 1:32,33). De eerste woorden van het Matteüsevangelie spreken over Hem als de zoon van David 19 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 19
en de zoon van Abraham. Maria, zijn moeder, zingt over de totale omwenteling die Hij zal brengen: ‘Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd. Hij heeft zich Israël, zijn knecht, aangetrokken’ (Luc. 1:52,54). Het is duidelijk dat de weg van God met Israël door Hem zijn doel zal bereiken. Gaandeweg wordt ook duidelijk dat deze Koning van Israël niet alleen zal zorgen voor het herstel van de wereld, maar dat Hij zijn volk ook op het Koninkrijk van God zal voorbereiden door hen te reinigen van hun zonden. Dat is de reden dat Jezus bij zijn glorieu- ze intocht in Jeruzalem afstapt en zijn lijden en sterven tegemoet gaat. De Koning, de Leeuw uit de stam van Juda, is ook het Lam dat de zonden van de wereld draagt. Door zich te dopen in zijn Naam, krijgt Israël deel aan deze reiniging. In het zenden van zijn Zoon vindt de trouw van God zijn absolute hoogtepunt. Israël zal met haar Koning nu werkelijk in staat zijn om het licht voor de wereld te zijn. Jezus is geboren in de genade van God om al zijn beloften te vervullen (Matt. 5:17, Rom. 15:8). Alles wat God in de profeten beloofd heeft, zal door Jezus werkelijkheid gaan worden. Met zijn verschijning, staat de aarde nu op de rand van het Koninkrijk Gods, de eerste bladzijden van de Bijbel worden opengeslagen. De prediking van Jezus en zijn disci- pelen staat in dat teken. Daarbij is wel opmerkelijk dat die prediking in eerste instantie alleen bedoeld is voor Israël zelf. Grote Griekse steden als Skythopolis en Sepphoris worden in het Evangelie niet genoemd: ‘Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet’ (Matt. 10:5-8). Het herstel van de wereld begint met het herstel van Israël. 20 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 20
Overrompelende liefde Eeuwige trouw en overrompelende liefde. Ik denk vaak aan 1 Korintiërs 13, dat prachtige hoofdstuk over de liefde: ‘Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles verdraagt zij.’ Dat is allereerst de liefde van God zelf. Daar kijk je God in zijn hart. In Ezechiël 16 wordt indringend over Jeruzalem gesproken, maar daar achter ook over Israël zelf: ‘Toen kwam Ik voorbij u en zag u, en zie, de tijd der liefde was voor u geko- men; Ik spreidde de slip van mijn kleed over u en bedekte uw naakt- heid en ging onder ede een verbond met u aan […] zo werd gij de mijne. Zo ging er een roep van u uit vanwege uw schoonheid, want die was volmaakt, dankzij de sieraden waarmee Ik u getooid had’ (vs. 8,14). En dan het einde! Als God Jeruzalem zegt dat ze beschaamd zal zwijgen als ze zal zien hoe God zelf verzoening zal doen over alles wat zij Hem heeft aangedaan (vs. 63). We spreken over de geschiedenis van God met Israël als over de heilsgeschiedenis en dat is ook terecht, maar ergens klinkt het veel te theologisch, veel te droog. De geschiedenis van God met Israël is een ‘love-story’: ‘ Want gij zijt een volk, dat de here, uw God, heilig is; u heeft de here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn’ (Deut. 7:6). Het is de geschiedenis van een God die verliefd is op zijn volk en zegt: Ik hou van je en Ik wil niet dat je je omdraait en dat je andere goden achterna loopt. Het boek Hooglied is in de canon gekomen in het besef dat deze bundel liefdes- gedichten allereerst gaat over de liefde tussen God en zijn volk: ‘Schoon zijt gij, mijn liefste, als Tirsa, liefelijk als Jeruzalem, wend uw ogen van mij af want in verwarring brengen ze mij’ (Hgl. 6:4). Het is de geschiedenis van een unieke liefde van een unieke God voor een uniek volk. 21 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 21
Een volk, let wel, dat niet van zichzelf uniek is, maar dat is geworden door de verkiezing door God: ‘Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de hereZich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij de kleinste van alle volken’ (Deut. 7:7). Het is de geschie- denis van een Vader, die zegt: ‘Is Efraïm Mijn lievelingszoon, een troe- telkind, dat Ik zo vaak als Ik van Hem spreek, gedurig aan hem den- ken moet?’ (Jer. 31:20). God is de bruidegom, de vader én de held van Israël. Zoals in de tijd van Josafat, toen de volken tegen Juda optrokken. Dat Josafat met alle Israëlieten, mannen, vrouwen en kinderen voor God gaat staan en zijn handen uitspreidt naar de hemel en zegt: ‘Zijt Gij niet onze God. Wij weten niet wat wij doen moeten, maar op U zijn onze ogen gevestigd.’ En dat God dan antwoordt: ‘ Weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt voor deze grote menigte, want het is geen strijd van u, maar van God’ (2 Kron. 20:7,12,15). ‘Ik zal voor u strijden! Dit is Mijn oorlog!’ Talloze keren vecht God voor zijn volk, met de sterren van de hemel, met bliksem en hagelstenen of door de vijanden van Israël met blindheid te slaan en met onderlinge ruzie. Twee gevaren De geschiedenis van God met Israël is een bijzondere geschiedenis. Alleen er zijn twee gevaren. Het ene is dat Israël denkt dat zij de enige is, dat het alleen maar om haar draait. Dat zou je bijna wel denken als je zo met God optrekt, de eeuwen door en God verklaart zo zijn liefde aan je: Israël, jij bent Mijn oogappel, jij bent Mijn uitverkorene onder alle volken! Maar dat betekent nog niet dat de rest van de wereld er wat bij hangt of verworpen is. God had immers tegen Abram gezegd: door u zullen alle volken van de aarde gezegend worden en telkens 22 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:11 Pagina 22
Van dezelfde auteur verscheen eerder:Zoon van de Gezegendeisbn 978-90-8897-120-4 Binnenwerk Knecht des Heren_Opmaak 1 16-04-18 11:55 Pagina 583