Inhoud Voorwoord ds. A.A.F. van de Weg 11 Voorwoord 13 Hoofdstuk 1 15 Het uitgangspunt van de kruisiging van de zonde: Romeinen 8:13 Hoofdstuk 2 21 Gelovigen moeten dagelijks de inwonende zonde doden Hoofdstuk 3 30 De Heilige Geest is de grote, soevereine oorzaak van de kruisiging van de inwonende zonde Hoofdstuk 4 37 De vitaliteit, de kracht en de troost van ons geestelijk leven zijn voor een belangrijk deel af hankelijk van de kruisiging van de zonde Hoofdstuk 5 42 Wat de kruisiging van de zonde niet is Hoofdstuk 6 47 Wat de kruisiging van de zonde inhoudt en vervolgens enkele specifieke aanwijzingen Hoofdstuk 7 54 A lgemene aanwijzingen voor de kruisiging van de zonde Hoofdstuk 8 64 Oprechtheid, ijver en algehele gehoorzaamheid zijn onmisbaar voor de kruisiging van elke zonde
Hoofdstuk 9 68 Bijzondere aanwijzingen voor de kruisiging van de zonde Hoofdstuk 10 77 Sta naar een duidelijk, blijvend besef in uw gemoed en geweten van de schuld, het gevaar en het kwaad van uw zonde Hoofdstuk 11 85 Laat de schuld van uw zonde op uw geweten drukken Hoofdstuk 12 93 Oefen uzelf in overdenkingen die altijd kunnen dienen om u te vervullen met verootmoediging en gedachten aan uw eigen vuilheid Hoofdstuk 13 103 Spreek niet tot uzelf van vrede voordat God dat doet, maar luister naar wat God tot uw ziel zegt Hoofdstuk 14 114 De middelen om de zonde te kruisigen
11 Voorwoord Het boek dat voor u ligt, is een Nederlandse vertaling van John Owens werk over de doding van de zonde. Dit werk is de neerslag van een serie preken die Owen hield voor zijn studenten in Oxford. In 1656 verscheen zijn Of the Mortification of Sin in Believers. Uit- gangspunt voor het werk is Romeinen 8:13: ‘Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.’ Het lezen van dit werk kan behulpzaam zijn om slapheid en opper - vlakkigheid in het christelijk leven te ontmaskeren en het verlangen naar geestelijke vernieuwing op te wekken. Owen is ervan overtuigd dat de doding van inwonende zonden een noodzakelijke opdracht is voor iedere christen. Hij formuleert dat ergens op het scherp van de snede: ‘Dood de zonde, of ze zal u doden!’ De doding van de zonde is het middel tot groei in de genade en kennis van Jezus Christus. Owen keert zich tegen een wettische invulling van de doding van de zonde, zoals dat in de Roomse Kerk praktijk was. Het doden van de zonde is dan geen vrucht van het nieuwe leven uit Christus, maar een poging steeds volmaakter te worden zonder Christus. Hij noemt dat een ‘gevaarlijke misvatting’. Zonder Christus en Zijn Geest is de doding van de zonde gedoemd tot mislukken. Kernachtig zegt Owen: De plicht tot doding van de zonde is uitstekend voedsel voor een gezonde ziel, maar deze plicht is geen medicijn voor een zieke ziel. Geestelijk zieken kunnen niet van hun kwaal verlost worden door te werken. Bekering tot God en een aandeel in Christus is daarom nodig. Owen leert ons Bijbels-realistisch over de zonde denken. De zonde overmeestert of wordt overmeesterd, over wint of wordt overwonnen. Dat is de dagelijkse praktijk van een levend chris - ten. Het karakter van de zonde is dat ze zich verzet tegen elke daad van heiligheid en tegen elke geestelijke groei. Vandaar dat Owen een dringend appel doet op het hart van een christen om de genade in de ziel te voeden door de zonde te k ruisigen. De realistische visie op de kracht van de zonde blijkt ook als hij met
12 het schokkende beeld van een kruisiging het proces van het doden van de zonde weergeeft. De kruisdood is een langzame, pijnlijke en vermoeiende dood. Zo is de strijd tegen de zonde zwaar en bij tijden afmattend. Genade verandert wel het wezen van de mens, maar niets verandert het wezen van de zonde. De doding van de zonde zorgt voor een groei van het geestelijk leven, waarbij Owen tegelijk de voorlopigheid van het nieuwe leven onderstreept. Owens werk is trinitarisch ingebed en (daarom) voluit christo - centrisch. Owen verstaat onder doding van de zonde het ‘dagelijks effectueren van het verzoenend lijden en sterven van Christus’. Vandaar dat er geregeld aangedrongen wordt om te mediteren over het lijden van Christus. Het is een krachtig zondedodend middel. In Christus is een overvloedige en overvloeiende fontein van genade beschikbaar om de zonde te weerstaan en te doden. De Heilige Geest leidt de gelovige tot Christus. Dit lijkt abstract. Owen weet deze theologische basis echter praktisch te vertalen in het leven van de gelovigen. Hij geeft diverse raadgevingen om de wortels van de inwonende zonde op het spoor te komen, de zonden in de kiem te smoren, in verootmoediging voor Gods aangezicht te leven en Hem te behagen. Ik sluit me aan bij de begeerte van de auteur dat het lezen van dit werk de begeerte van ons hart zal opwekken om te staan naar een verdergaande kruisiging van de zonde en een groei in heiliging tot eer van God, zodat het Evangelie van onze Heere Jezus Christus in alles verheerlijkt wordt. Soest Ds. A.A.F. van de Weg
13 Voorwoord John Owen Christelijke lezer, Ik zal u in enkele woorden meedelen waarom ik toestemming gege- ven heb voor de publicatie van de volgende verhandeling. Een van de belangrijkste argumenten is het volgende. Uit de huidige staat en toestand van het merendeel van de belijdende christenen – de zichtbare blijken van de gesteldheid van hun hart en geest – blijkt duidelijk dat ze absoluut geen weerstand kunnen bieden aan ver- zoekingen, omdat ze vrede in de wereld willen genieten en omdat ze onderling verdeeld zijn. Ik ben ervan overtuigd dat deze ver - handeling zo belangrijk is, dat ik heel dankbaar zal zijn als ze voor anderen een aanleiding is om mensen aan te sporen zich op hun wegen te bezinnen en hun duidelijker te maken hoe zij het gestelde doel kunnen bereiken. Daarnaast zijn er de gevaarlijke misvattingen van enkele mensen, die de laatste tijd aanwijzingen gegeven hebben voor het doden van de zonde. Omdat het hun ontbreekt aan kennis van de verborgen - heid van het Evangelie en de kracht van Christus’ dood, hebben zij opnieuw een juk gelegd op de hals van de discipelen, dat noch zij noch hun vaderen ooit hebben kunnen dragen (Hand. 15:10). Deze kruisiging van de zonde in eigen kracht staat haaks op de in het Evangelie gepredikte kruisiging in aard, onderwerp, oorzaken, mid - delen en uitwerkingen. Ze draagt steeds de jammerlijke vruchten van bijgeloof, eigengerechtigheid en benauwdheid in hen die de last opnemen die hun zo wordt opgelegd. Ik hoop in alle bescheidenheid dat deze tekst in overeenstemming is met de geest en de letter van het Evangelie, met de bevinding van hen die weten wat het is om met God te wandelen en met de inhoud van het verbond der genade. Dergelijke aanwijzingen of woorden van deze strekking zijn in deze tijd bijzonder nodig om ervoor te zorgen dat de zonde gekruisigd wordt in het hart van de gelovigen en hen te leiden op veilige paden, waar ze rust vinden voor hun ziel. Ik moet hier nog enkele woorden toevoegen die vooral op mijzelf
14 van toepassing zijn. Door de genade van Hem Die de zaaier zaad geeft, had ik met aangename vrucht over dit onderwerp gepreekt. Verschillende mensen, die in hun hart geen vreemdeling waren van de wegen Gods, spoorden mij aan om deze preek te publiceren, met de toevoegingen en wijzigingen die ik nodig zou achten. Hun verzoek bracht mij in gedachten dat ik al enige jaren in de schuld stond bij verschillende edele en achtenswaardige christelijke vrien- den. Ik had hun een verhandeling over de gemeenschap met God beloofd. 1 Ik zou hun deze uiteenzetting over de strijd met hun eigen vlees kunnen aanbieden, als rente voor hun geduld in het wachten op de publicatie over de vrede en gemeenschap met God. Boven - dien heb ik overwogen dat ik in Gods voorzienig bestel betrokken ben geraakt bij de gesprek ken over verschillende godsdienstige geschillen, waarbij het doden van de zonde als een keuze en niet als een noodzaak wordt voorgesteld. Daarom heb ik deze verhande - ling gepubliceerd en nu ook aan u gepresenteerd. Ik hoop in alle oprechtheid te mogen zeggen dat het de begeerte van mijn hart is voor God, en mijn belangrijkste levensdoel op de plaats waar ik in Gods voorzienigheid gesteld ben, om te staan naar een verdergaande kruisiging van de zonde en een opwas in heiliging in mijn hart en leven en in dat van anderen, tot eer van God, zodat het Evangelie van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus in alles verheerlijkt wordt. A ls deze korte verhandeling in enig opzicht dienstbaar mag zijn voor de minste van de heiligen, zal dat beschouwd worden als een verhoring van de zwakke gebeden die de onwaardige auteur daarvoor opzendt. John Owen 1. Zie John Owen, Communion with God (Gemeenschap met God) in The Works of John Owen , deel 2, William H. Goold (1850-1855; herdruk Edinburgh, Banner of Truth, 1965-1968). Communion with God werd gepubliceerd in 1657, één jaar na de publicatie van Of the Mortification of Sin in Believers .
15 Hoofdstuk 1 Het uitgangspunt van de kruisiging van de zonde: Romeinen 8:13 Met het oog op de ordelijkheid en helderheid van mijn aanwijzingen over de kruisiging van de zonde in gelovigen, zal ik de volgende woorden van de apostel als uitgangspunt nemen: ‘Indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven’ (Rom. 8:13). Hierbij zal ik me beperken tot de toepassing van de grote evangelische waarheid en verborgenheid die daarin besloten ligt. In de verzen 1-3 van dit hoofdstuk heeft de apostel een samenvat - ting gegeven van de leer van de rechtvaardiging door het geloof en de zalige staat en toestand van hen die daar door genade in delen. Nu richt hij zich op de heiligmaking en de vertroosting van de gelovigen. Behalve zijn argumenten en beweegredenen tot heiliging van het leven, gaat hij in de genoemde tekst in op de tegengestelde uitwer - kingen en vruchten van heiligheid en zonde: ‘Indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven.’ Wat ‘naar het vlees leven’ en ‘sterven’ is, wil ik nu niet behandelen. Daarom zal ik deze woorden slechts verklaren, voor zover ze vallen binnen de betekenis van het laatste deel van de tekst, zoals ik al eerder heb voorgesteld. In de woorden die wij in het bijzonder als uitgangspunt genomen hebben voor de volgende verhandeling, wordt: 1. een plicht opgelegd: Dood de werkingen des lichaams. 2. aangewezen aan wie die plicht wordt opgelegd: ‘Indien gij doodt’. 3. een belofte verbonden aan die plicht: ‘Zo zult gij leven’. 4. vermeld hoe we die plicht kunnen volbrengen: door de Geest. ‘Indien gij door de Geest’. 5. gewezen op de voorwaardelijkheid van de stelling, waarin de plicht, de weg en de belofte begrepen liggen: ‘Indien gij’.
16 De voorwaardelijkheid: een onbetwistbaar verband Deze stelling begint in het Grieks met een voorwaardelijk voeg- woord ei de, ‘indien gij’. In dergelijke stellingen kunnen voorwaar - delijke voegwoorden twee verschillende dingen aanduiden: (1) De onzekerheid van de beloofde gebeurtenis of zaak voor hen aan wie de plicht is opgelegd. Dat geldt als de voorwaarde absoluut noodzakelijk is voor de uitkomst en zelf niet af hankelijk is van een bepaalde oorzaak die niet bekend is bij hem aan wie de plicht op - gelegd wordt. Zo zeggen we bijvoorbeeld: ‘A ls we nog in leven zijn, zullen we dat doen.’ Dat kan echter in deze tekst niet de bedoeling zijn van het voorwaardelijke voegwoord. Er wordt immers in het eerste vers van dit hoofdstuk gezegd dat er geen verdoemenis is voor hen tot wie deze woorden gesproken worden. (2) De zekerheid van de samenhang en het verband tussen de zaken waarover gesproken wordt. We zeggen bijvoorbeeld tegen een zieke: ‘A ls je dit medicijn neemt of dit middel gebruikt, zul je beter wor - den.’ Het enige wat we hiermee willen zeggen, is dat er vast en zeker een verband is tussen het medicijn of middel en gezondheid. Het voorwaardelijke voegwoord ‘indien’ wijst hier op het onbetwistbare verband tussen het doden van de werkingen des lichaams en leven. Dingen kunnen op veel verschillende manieren met elkaar in verband staan. Denk bijvoorbeeld aan oorzaak en gevolg, middel en doel. Het verband tussen kruisiging van de zonde en leven, is strikt genomen niet oorzaak en gevolg – ‘de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus’ (Rom. 6:23) – maar middel en doel. God heeft dit middel aangewezen tot verkrijging van dat doel, dat Hij om niet heeft beloofd. Het middel, hoe noodzakelijk ook, is terecht ondergeschikt aan het doel. Een genadegave kan niet verdiend worden door de ontvanger. Deze stelling is voorwaardelijk, omdat er een onbetwistbaar en onlosmakelijk verband is tussen de ware kruisiging van de zonde en het eeuwige leven. A ls u dit mid- del gebruikt, zult u dat doel bereiken. A ls u de werkingen van het lichaam doodt, zult u leven. Dit is de belangrijkste beweegreden en de krachtigste aansporing tot de opgelegde plicht. Aan wie de plicht opgelegd wordt: de gelovigen Vervolgens komen we in onze tekst bij de personen aan wie deze
17 plicht opgelegd wordt: ‘gij’. In de oorspronkelijke taal maakt dit woord deel uit van het werkwoord: thanatoute, ‘indien gij doodt’. Dat wil zeggen: deze plicht wordt opgelegd aan u, gelovigen; aan u, in wie geen verdoemenis is (8:1), die niet in het vlees bent, maar in de Geest (8:9), die levend gemaakt bent door de Geest van Christus (8:10-11). Wanneer dit als een plicht op andere plichten wordt ge - stapeld, is dit een vrucht van het bijgeloof en de eigengerechtigheid waarvan de wereld vol is – het grote werk en doel van godsdienstige mensen die het Evangelie niet kennen (Rom. 10:3-4; Joh. 15:5). Bij deze verhandeling gaan wij vooral uit van de volgende beschrijving van de personen, omdat die in de stelling besloten ligt: de meest uitnemende gelovigen, die verzekerd zijn van hun verlossing van de ver - oordelende kracht van de zonde, moeten nog steeds al hun dagen ijveren om de inwonende kracht van de zonde te doden. De oorzaak en het middel: de Heilige Geest De belangrijkste werkende oorzaak 2 bij de vervulling van deze plicht is de Geest: ei de pneumati , ‘indien gij door de Geest’. De Geest is hier de Geest Die bedoeld wordt in vers 11, de Geest van God Die in ons woont (8:9), Die ons levend maakt (8:11), de Heilige Geest (8:14), de Geest der aanneming (8:15), de Geest Die voor ons bidt (8:26). A lle andere manieren om de zonde te doden zijn zinloos. A lle hulpmiddelen laten ons machteloos. De Geest moet het doen. Mensen kunnen proberen dit werk op een andere manier te ver - richten, zoals de apostel zegt (Rom. 9:30-32), met middelen die bij andere gelegenheden gebruikt worden, zoals ze altijd gedaan heb - ben en nog doen. Dit is echter het werk van de Geest. Het wordt door Hem alleen gewerkt en daar komt geen andere kracht aan te pas. K ruisiging van de zonde in eigen kracht, op manieren die we zelf uitgedacht hebben, om onze eigengerechtigheid op te richten, is de ziel en het wezen van alle valse godsdienst in de wereld. Dit is het tweede uitgangspunt van deze verhandeling. 2. A ristoteles (384-322 v.Chr.) onderscheidt vier verschillende soorten oorzaken. Elk daar van is het ant woord op een andere vraag: 1. materiële oorzaak (waar van is het gemaakt?), 2. vormoorzaak (wat is de vorm of het wezen?), 3. de werkende oorzaak (wie heeft het gemaakt?) en 4. de doeloorzaak (met welk doel?).
18 De plicht: dood de werkingen des lichaams Vervolgens moeten we ingaan op de plicht zelf: Dood de werkingen des lichaams. We moeten hier bij drie vragen stilstaan. Wat wordt met het lichaam bedoeld? Wat zijn de werkingen des lichaams? Wat moeten we onder het doden van deze werkingen verstaan? Het lichaam . Het ‘lichaam’ aan het eind van het vers is hetzelfde als het ‘vlees’ aan het begin: ‘Indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams – dat is van het vlees – doodt’. De apostel sprak steeds over dat lichaam, als hij het woord ‘vlees’ gebruikte. Dat blijkt ook uit de tegenstelling tussen de Geest en het vlees, die hij vóór en na deze tekst maakt. Onder het lichaam wordt hier de slechtheid en verdorvenheid van onze natuur verstaan, waarvan het lichaam voor een groot deel de zetel en het instrument is. De leden van het lichaam zijn immers dienstbaar gesteld tot ongerechtigheid (Rom. 6:19). De inwonende zonde, het verdorven vlees of de lust wordt hier be- doeld. Voor deze metonymia 3 kunnen we verschillende argumenten aanvoeren, waarop ik nu niet verder zal ingaan. Het lichaam is hier hetzelfde als palaios anthropos , de ‘oude mens’, en soma tes hamartias, het ‘lichaam der zonde’ (Rom. 6:6). Het kan ook als synecdoche 4 gebruikt worden voor de hele mens, in zijn verdorvenheid, met zijn lusten en ongeregelde hartstochten. De werkingen des lichaams . Hier staat het woord praxeis, dat vooral wijst op de uiterlijke daden; in Galaten 5:19 aangeduid als ‘de werken des vleses’, ta erga tes sarkos . Ze worden daar expliciet genoemd en opgesomd. Hoewel alleen de uiterlijke daden genoemd worden, worden vooral de innerlijke oorzaken bedoeld. De bijl moet aan de wortel van de boom gelegd worden. We moeten teruggaan naar de bron van waaruit de werken des vleses ontspringen. De apostel noemt ze werken, omdat iedere lust spoedig tot daden leidt. Ook 3. Een metonymia is een stijlfiguur waarin één woord gebruikt wordt in plaats van een nauw daaraan verbonden begrip. Zo kan het woord ‘wielen’ bijvoorbeeld ver - wijzen naar een auto, ‘k roon’ naar een konink rijk en ‘Washington’ naar de regering van de VS. 4. Net als een metonymia is een synecdoche een stijlfiguur, waarin – onder andere – een deel staat voor het geheel of het geheel staat voor het deel. In dit geval suggereert Owen dat onder ‘lichaam’ de hele mens verstaan moet worden.
19 als ze slechts ontvangen worden en onvoldragen blijven, willen ze volkomen zonde baren. In hoofdstuk 7 en het begin van dit hoofdstuk heeft de apostel de inwonende lust en zonde behandeld als de bron en oorzaak van alle zondige daden. Hier spreekt hij over het doden van de zonde en de vruchten daarvan. Praxeis tou somatos, de werkingen des lichaams, zijn phromena tes sarkos , het bedenken des vleses (Rom. 8:6), pathe - mata, vleselijke wijsheid 5, en epithumiai , de bewegingen en begeer - lijkheden van het vlees (Gal. 5:24), van waaruit de daden en vruchten voortkomen. In die zin wordt het woord ‘lichaam’ gebruikt. ‘Het lichaam [is] dood om der zonden wil’ (Rom. 8:10). Doden, ei thanatoute . ‘Indien gij doodt’ is een metafoor. A ls we een mens of een ander levend wezen doden, ontnemen we hem al zijn kracht en sterkte. Hij kan niets meer doen of uit voeren. Zo ook hier. De inwonende zonde wordt vergeleken met een persoon, levend en wel. Dit is de ‘oude mens’, met al zijn vermogens en ei - genschappen, zijn wijsheid, list, scherpzinnigheid en kracht. Deze oude mens moet ter dood gebracht en gekruisigd worden. De Geest moet zijn kracht, leven, energie en sterkte wegnemen. Door Zijn verdienste en voorbeeld heeft Christus aan het kruis de oude mens al de genadeslag gegeven en gekruisigd. Daarom staat er dat de oude mens met Christus gekruisigd is (Rom. 6:6) en dat wij met Hem gestorven zijn (Rom. 6:8). Aanvankelijk gebeurt dat al bij de wedergeboorte (Rom. 6:3-5), als er een beginsel in het hart geplant wordt, dat tegen de oude mens strijdt en deze doet afsterven (Gal. 5:17). Dit werk wordt geleidelijk volvoerd tot het volmaakt is. Ons leven lang. We zullen hier later nog verder op ingaan. De apostel legt deze plicht op met het volgende doel: De gelovigen hebben voortdurend de plicht de zonde die nog in hun sterfelijke lichamen woont te kruisigen, zodat deze geen leven en kracht meer heeft om de werken des vleses voort te brengen. De belofte: gij zult leven Aan deze plicht is de belofte van het leven verbonden: gij zult leven. Het beloofde leven wordt gesteld tegenover de gedreigde dood in de 5. Een metonymia van hetzelfde karakter als hierboven.
20 voorafgaande zin. ‘Indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven.’ We zullen ‘uit het vlees verderfenis maaien’ (Gal. 6:8) of door God verdelgd worden. Mogelijk verwijst dit woord niet alleen naar het eeuwig leven, maar ook naar het geestelijk leven in Christus, niet in zijn wezen, want dat mogen de gelovigen al genieten, maar naar de vreugde, troost en kracht ervan. Zoals de apostel zegt in een andere situatie: ‘Nu leven wij, indien gij vast staat in de Heere’ (1 Thess. 3:8). Nu zal het leven goed zijn voor mij. Ik zal vreugde en troost genieten. U zult hier een goed, vruchtbaar, aangenaam, geestelijk leven genieten en hierna het eeuwig leven verkrijgen. De kruisiging van de zonde is dus het middel en het eeuwig leven het doel. Ik zal hieraan slechts toevoegen, als t weede argument voor de opgelegde plicht, dat de wasdom, kracht en troost van het geestelijk leven af hankelijk zijn van de kruisiging van de werken des vleses.