Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
7 ErgeeeI de verte klinkt eedr=YM<d. Ik lig lekker te slapen, en heb geen zin in dat geluid. ‘Kan iema8e:W;esSMN=`dlIb8Z=?’ roep ik. De wekker gaat door. Wat een rotgeluid. ‘Doe die wekker eens uit!’ Ik draai me om. En nog een keer. Maar niks helKi. Ik steek mijdE[]>9fPYo= de dekens uit. O, wacht. Het is mijn eigedr=YM<d. Natuurlijk.
Dat is waar ook. Ik ben nu klaarwakker. De brugklas. Vandaag. Voor het eerst. NEE! IK WIL NIET! Mama klopt op mijn deur. ‘Lotte, ben je wakker?’ ‘AllaAzbZ=^dHO Ik trek mijn hoofd weer terug onder het dekbed. Ik moet nu /0d8<fPblCYP0gY]fS;Wfieuwe school met allemaal vreemde kinderen. Ze zijn vast ook niet leuk. En toch moet het. Zucht. Ik moet er ke=QDifcGi. Ik trek mijn lekkerste sKHLY;c4`Y<O/0X;Wf[GKX favo streepjes-hemd. Mijv roze shirt eroverhee Klaar. Mijn haar is en blijft een hooiberg. Daar moeten ze maar aan wennen id9ISd3dcANROe. 8
11 Maar goed. Ik sjok de trap af edQ[] naar de keukeq01`dTIXVeU];9=`d<= bakje yoghurt met muesli heeft klaargezet. ‘Goedemorgen!’ zegt ze stralend. ‘ Eh... ja,’ zeg ik. Daan hangt erboven ed9dcMifR;ed]zHLtjes in de yoghurt. ‘DAAN! BAH!’ roep ik boos. ‘Blijf met je tengels uit mijv yoghurt!’ Daadf7VbHObd<dd/W en trekt zijdE1d terug. Daardoor schuift hij een lepel en een vork van de tafel, die hard op de vloer kletteren. ‘Toute Lotte!’ zegt Daan. Mijn moeder zucht. ‘Jongens! Ik heb YBfU;<X koffie gehad! KuV<XJlRZG<x even wachten met ruziemaken?’ ‘Yo,’ zeg ik, met mijdT[d vol muesli. Ik heb nog 5 minuten, en dan MOET ik oLe:Sd?IShffhGijSV. Ik heb buikpijn. Of zoiets. Het voelt in elk geval raar in mijn buik. En die yoghurt smaakt me ineens G<jS<=`. Gelukkig heeft mijn moeder brood voor me gesmeerd. Ze roept altijd dat we dat zelf moeted9[SVS01`dHOMZU/QjWJ9fb;eRO/ix uit bed, en dan doet ze het toch. 11 cGt P;9, ;W d/W do<j z< V;t bo6F
12 Ik prop de broodtrommel, het driM<X;WfS;WfP/W1OVeI mijn tas. ‘Doei mam!’ Mijn moeder geeft me een knuffel en zegt: ‘Het komt vast goed. Veel plezier va801U’ Daar gaat-ie dan.
13 IK MOET WEL! Hoofdstuk 2
18 Ze moet lachen. ‘Ik ben Lois,’ zegt ze. ‘En ik haat sporten.’ ‘Ik ook,’ zeg ik. Het wordt eedQ1ge dag. SKZdb;WfWeeXW;if[GKX8HXU Ik moet voetballen, volleyballed<XD0dRPZ^SVeUSheOWV9=`;WfRG<fWMw G<jM<X0fO>Q[] zie ik er zo uit: