13 Deel I: Wat is matig? Laten we eens kijken wat we jullie nu eigenlijk op het hart drukken als we jullie vermanen ‘matig’ te zijn. Ik zal me hierbij houden aan het woord dat oorspronkelijk in de door mij gekozen tekst staat en van daaruit de ver- schillende betekenissen behandelen. Het is hetzelfde woord dat Paulus gebruikt om het derde deel van onze christenplicht uiteen te zetten, en in vers 12 wordt matig te leven als eerste van de drie lessen genoemd die God ons door genade leert. Op weer een andere plaats wordt het woord als laatste van de drie christelijke genadegaven bij uitstek gebruikt: ‘God heeft ons gegeven de geest der kracht, en der liefde, en der matigheid’ (2 Tim. 1:7). De verschillende betekenissen van het woord zijn: 1) Bedachtzaam 2) Behoedzaam 3) Bescheiden 4) Zelfverloochening 5) Zachtmoedig 6) Kuis 7) Kalm 8) Tevreden 9) Ernstig 1) Bedachtzaam Je moet bedachtzaam en nadenkend zijn, niet onbezon- nen en onnadenkend. Matig zijn betekent ons verstand gebruiken, door bij onszelf te rade te gaan en met ons ei- gen hart te overleggen. Zo zullen we die edele vermogens
14 en capaciteiten, die ons onderscheiden van de beesten en waarin we gesteld zijn boven de beesten, gebruiken voor de geweldige doeleinden waarvoor we ze gekregen heb- ben. God heeft ze in Zijn genade immers niet voor niets gegeven, en als we ze gebruiken, zullen we als redelijke schepselen ook redelijk handelen, zoals ons past en be- taamt. Jullie hebben leren spreken toen jullie nog kinde- ren waren, maar wanneer zullen jullie nu eens leren te denken, serieus te denken, doelgericht te denken? Jullie hoofden zitten vol gedachten die alle kanten op dwalen, die niet ter zake dienen of geen doel hebben.Wanneer zullen jullie je nu eens tot samenhangende en vaste ge- dachten laten brengen en leren om met betrokkenheid en toewijding te denken aan de grote dingen die tot jullie eeuwige vrede en zaligheid zijn? Er zijn mensen die de wiskundestudie hebben aanbevo- len als een geschikt middel om de gedachten van jonge mensen een vaste richting te geven en hen aan het den- ken te zetten. Ik zou het prima vinden als dat (of wat dan ook) zou helpen, maar nog veel liever zou ik zien dat dit zou gebeuren door een diep gevoelde betrokkenheid op de ziel en de andere wereld. Als deze betrokkenheid namelijk eenmaal de overhand krijgt, zal ze de gedachten doeltreffend en vast richten op het best mogelijke doel. Want als je eenmaal de grootheid van die God, waarmee je te doen hebt, en het belang van de eeuwigheid waar je vlak voor staat, gaat zien, zal je inzien dat het tijd is om te gaan denken, de hoogste tijd om om je heen te kijken. Leer om niet alleen te denken aan wat je voor ogen ziet, wat door de zintuigen wordt waargenomen en wat tot je verbeelding spreekt, maar ook aan de oorzaken, de gevolgen en het waarom van de dingen. Leer waarheden te ontdekken, ze met elkaar te vergelijken, argumenten ervoor en ertegen te vinden, ze op jezelf toe te passen en
15 de kern eruit te halen. Leer om niet vast te houden aan datgene wat het eerst in je hoofd opkomt, maar op dat wat het eerst hoort te komen en het eerst bedacht moet worden. Zeer velen gaan verloren omdat ze niet nadenken. On- bedachtzaamheid is de ondergang van duizenden, en menig kostbare ziel gaat verloren door louter onbezon- nenheid. ‘Want alzo zegt de Heere Heere, ... gij zult uwer wegen gedenken’ (Ezech. 16:59,61). Keer tot jezelf in, en bezie jezelf. Dat zal de meest nuttige kennismaking zijn die je maar kunt vinden, en zal je het meeste opleveren. Wees, nu je de wereld graag wilt zien en leren kennen, geen vreemde in je eigen huis. Neem de tijd om te denken, verlang ernaar af en toe al- leen te zijn en laat eenzaamheid en afzondering je geen onbehaaglijk gevoel geven, want je hebt je eigen hart waar je mee kunt spreken en een God vlak naast je met wie je dagelijks omgang mag hebben. Leer om vrij te zijn in je denken. God nodigt je daartoe uit: ‘Kom dan nu, en laat ons tezamen raadslaan’ (Neh. 6:7). We vragen niet van je om alles maar op goed geloof aan te nemen, maar we verlangen van je dat je alles on- partijdig onderzoekt zoals de edele inwoners van Berea, die er de schriften dagelijks op nasloegen om te kijken of de dingen wel zo waren als de apostelen hun verteld hadden (Hand. 17:10). Zuiver christendom en serieuze godsdienst zijn niet bang voor het kritisch onderzoek door een vrije geest. Integendeel, ze verachten de mach- teloze kwaadwilligheid van een bevooroordeelde geest. Er zijn mensen, heb ik gemerkt, die, onder het voor - wendsel vrijdenkers te zijn, door sluwe insinuaties het geloof van jonge mensen in het goddelijk gezag van de Schrift aan het wankelen proberen te brengen en het geloof in de goddelijke openbaring ondermijnen door
16 met alle heilige zaken te spotten en ze belachelijk te ma- ken. Deze mensen matigen zich echter ten onrechte het eervolle karakter van vrijdenkers aan, het past niet bij hen. Ze staan net zo ver van de vrijheid, die ze bewe- ren te hebben, af, als van de oprechtheid waartegen ze protesteren. Want het is een feit dat, zich voordoen als uniek persoon en daar trots op zijn, net zo verslavend werkt als een onvoor-waardelijk vertrouwen en slaafse gehoorzaamheid. Terwijl ze de mensen vrijheid belo- ven, doen ze niets anders dan hen bedriegen. En onder het voorwendsel als enigen macht te hebben over het verstand, waarbij ze iedereen, die het niet met hen eens is belachelijk maken, maken ze net zo willekeurig mis- bruik van de goedgelovigheid van de mensen, als ooit eens pausen en concilies deden onder voorwendsel de enigen te zijn, die macht hadden over het geloof, waarbij ze iedereen, die er anders over dacht, in de ban deden. Leer zelf te denken, leer over jezelf te denken, leer met toewijding te denken. Bedenk wat je bent en wat je kunt. Bedenk voor Wie en waartoe je geschapen bent. Bedenk wat het doel is waarvoor je je verstandelijke vermogens hebt gekregen en waartoe je te midden van de lagere schepselen bent gesteld. Denk aan wat je gedaan hebt sinds je op de wereld kwam, aan het grote werk waar - toe je in de wereld om je heen gezonden bent, aan de lichtzinnigheid van de kinder- en jeugdjaren. Zijn ze niet even onvermijdelijk voorbijgegaan als een verhaal dat verteld wordt, en wordt het daarom voor de jongsten onder jullie niet hoog tijd om gelovig te worden en de enge poort in te gaan? En wat betreft je persoonlijk handelen, stort je niet in elk avontuur, alsof het je niets kan schelen waar je terecht komt, maar bedenk wat je doet voor je eraan begint, zodat je het achteraf niet hoeft te betreuren. Doe niets