17 Aan de lezers Godsdienst is zozeer de zaak van ons leven, en het dienen van God zozeer de zaak van onze godsdienst, dat alles wat oprech- te bedoelingen heeft en het uitoefenen van de eredienst bevor- dert, acceptabel moet zijn voor iedereen die van harte het goede wenst als het gaat om de belangen van Gods Koninkrijk onder de mensen. Als wij geestelijke gevoelens hebben ervaren, ware vroomheid, die opstijgende vlam van vrome gevoelens jegens God – voor zover wij die met een oordeel van liefde onderschei- den in anderen – (hoewel in verschillende vormen en gedaan- ten, die wij misschien wel vreemd vinden van elkaar) moeten die wel mooi en beminnelijk overkomen. En voor zover wij die in ons eigen hart voelen, moeten wij ze wel als heel aangenaam en vertroostend ervaren. Het gebed is een zeer belangrijk aspect van de eredienst. Wij worden erheen geleid door het licht van de natuur zelf en ertoe verplicht door enige van haar fundamentele wetten. De gouden verzen van Pythagoras beginnen met deze grondregel. Waar de mensen ook een god van hebben gemaakt, zij baden hem aan en zeiden: Red mij, want gij zijt mijn god (Jes. 44: 17). Ja, van wat zij aanbaden maakten zij hun god – Deos qui rogat ille facit. 2 Het is een stuk respect en eerbewijs dat zo precies overeenkomt met de natuurlijke ideeën die alle mensen van God hebben, dat het zeker is dat degenen die leven zonder gebed, zonder God in de we- reld leven. Bidden is het plechtige en godsdienstige offeren van vrome bewijzen van erkentelijkheid en begeerten tot God. Het is een 2. Een verwijzing naar ‘de gedragsregels’ van Pythagoras; ‘Begin uw werk nadat u eerst tot de goden gebeden hebt om het te volbrengen. ’
18 oprechte verklaring van heilige liefde met als doel daarbij God de eer te geven die Zijn Naam toekomt en van Hem beloofde gunsten te ontvangen, beide door de Middelaar. Ons Engelse woord prayer (gebed) is te eng, want dat betekent alleen maar bede of verzoek; terwijl ootmoedige aanbidding van God en dankzegging aan Hem net zo noodzakelijk zijn in het gebed als welk ander onderdeel ook. Het Griekse woord betekent een plechtige belofte aan God gericht. Het Latijnse woord votum wordt gebruikt voor gebed: de zeelieden bij Jona deden beloften met hun offers, want bidden is onszelf opwekken en verplichten, niet God opwekken of verplichten. Clemens van Alexandrië noemt (in De Stromata, 7, Ante Nicene Christelijke Bibliotheek, 534) het bidden (met excuus voor de vrijpostigheid van de uitdrukking) converseren met God. En hij laat in een lange verhandeling zien dat de gelovige een leven leidt van gemeenschap met God en dus altijd bidt. Dat hij door zijn gebeden voortdurend leert spreken met God. Sommigen (zegt hij) hebben hun vaste tijden om te bidden, maar hij bidt zijn hele leven lang. De Schrift beschrijft het gebed als ons naderen tot God, het opheffen van onze ziel tot Hem en het uitstorten van ons hart voor Hem. Dit is het leven en de ziel van het gebed, maar deze ziel moet in zijn huidige staat ook een lichaam hebben en dat lichaam moet zodanig zijn dat het past bij de ziel en dat het lijkt alsof het ervoor gemaakt is. Er moeten tenminste enige woorden van het verstand in zijn, waarin dit reukwerk als in de rook moet opstijgen. Niet opdat God ons zal kunnen begrijpen, want Hij verstaat van verre onze gedachten, maar opdat wij onszelf des te beter kunnen begrijpen. Een gouden draad van bidden met het hart moet door het web van het hele christelijk leven lopen. Wij moeten ons herhaalde- lijk tot God richten met korte, plotselinge schietgebedjes, waar - door wij onze gemeenschap met God moeten bewaren in Zijn
19 zorg voor ons, in gewone handelingen net zo goed als in in- zettingen en kerkdiensten. Zo moet in elke bezigheid bidden sparsim (hier en daar een beetje) zijn en onze ogen moeten altijd op de Heere zijn. In het bidden zonder woorden zijn gedachten woorden en dat zijn de eerstgeborenen van de ziel die gewijd moeten worden aan God. Maar als wij voor onszelf bidden en wij zien dat wij ons beter kunnen concentreren en onze gebeden beter kunnen doen als wij ze bekleden met woorden, als de gebeden ware vruchten zijn van de nieuwe natuur, dan hoeven wij, denk ik, niet ver te zoeken naar woorden. Ja, als de onuitsprekelijke zuch- tingen zodanig zijn dat Hij Die de harten doorzoekt weet dat zij de mening van de Geest zijn, zal Hij ze aannemen (Rom. 8:26, 27) en de stem van ons zuchten verhoren (Klgl. 3:56). Toch is het door de zwakheid van het vlees en de geneigdheid van onze harten om af te dwalen en met van alles en nog wat bezig te zijn, vaak no- dig om met woorden te beginnen en dat wij die in onze gedach- ten gebruiken om onze vrome handelingen richting te geven en op te wekken. Ik hoop dat de hulp die hier aangeboden wordt van enig nut mag zijn. Als wij samen met anderen bidden, die onze mond tot God zijn, dan moet onze geest aandachtig naar ze luisteren door een verstandig, gelovig overeenstemmen met datgene wat de zin is van wat zij zeggen en gevoelens in ons opwekken die daar - toe bevorderlijk zijn. De Schrift leert ons dat wij dit duidelijk moeten maken door Amen te zeggen op hun dankzegging (1 Kor. 14:16) met ons hart als wij het niet uitspreken. En voor zover ons meebidden het toelaat, mogen wij vrome schietgebedjes van onszelf er tussendoor uitspreken, mits zij gepast zijn, zodat er van de tijd om te bidden helemaal niets verloren gaat. Maar hij die de mond van anderen is in het bidden, behoort niet alleen de werkingen van zijn eigen hart te raadplegen (hoewel die wel in de eerste plaats, omdat die het meeste leven en de
20 geest in het werk brengen) maar ook degenen te stichten die met hem meebidden. Dan doet het er niet toe of dat nu in het openbaar of privé gebeurt. In dit gebed mag die vrijheid van spreken worden gebruikt, die heilige vrijheid in het bidden die ons vergund is (en waarvan wij zeker weten dat veel gelovige christenen door ervaring hebben geleerd dat zij gemakkelijk en nuttig is in het bidden). Zowel in zaken als in woorden moet men daarop letten en ten dienste van deze zaak span ik me hoofdzakelijk in. De geleerde dr. Wilkins, bisschop van Chester, dat heldere licht in de kerk, heeft ons een schitterend werk nagelaten, dat erg veel op dit werk lijkt, Verhandeling betreffende de gave van het ge- bed. Deze verhandeling maakt dit werk van mij volgens som- migen misschien wel onnodig, maar de vermenigvuldiging van boeken over het bidden is iets waar maar weinig serieuze chris- tenen over zullen klagen. Aan de ene kant ben ik er zeker van dat degenen die dit onbeduidende boek van mij hebben nog steeds veel profijt zullen hebben van zijn boek; aan de andere kant dat degenen die zijn werk hebben, toch nog wat aan mijn boek kunnen hebben. Het is te wensen dat onze gebeden overvloedig en volledig zijn. Onze lasten, zorgen en gebreken zijn talrijk, dat is ook het geval met onze zonden en met Zijn weldaden. Er zijn vele beloften en zij zijn zeer rijk, onze God geeft overvloedig en Hij heeft ons geboden dat wij onze mond wijd open moeten doen, en Hij zal hem vervullen en verzadigen met het goede. Wij zijn niet beperkt in Hem, waarom zouden wij dan bekrom- pen en beperkt zijn in ons eigen hart! Christus had Zijn disci- pelen het Onze Vader geleerd en toch zegt Hij tegen hen (Joh. 16:24) dat zij tot nog toe niet gebeden hadden, dat wil zeggen niet in vergelijking met wat zij zouden vragen als de Geest uitgestort zou worden, om altijd bij de kerk te blijven en zij grotere dingen zouden zien dan deze. Bidt dan en gij zult ontvangen, opdat uw
21 blijdschap vervuld worde. Wij worden aangemoedigd om gedetail- leerd te zijn in ons gebed en in alles onze begeerten bekend te maken bij God, zoals wij ook gedetailleerd moeten zijn in de aanbid- ding van de goddelijke deugden, in de belijdenis van onze zon- den en onze dankbare erkenning van Gods weldaden. Maar wij moeten niet volledig willen zijn. Want wij kunnen in één keer niet meer dan een tiende deel van de bijzonderheden die in aanmerking komen om onderwerp van het gebed te zijn aanroeren, zonder dat het een vermoeiende plicht wordt voor het vlees dat zwak is – zelfs waar de geest gewillig is. Als wij niet het gevaar willen lopen dat het gebed inbreuk maakt op onze andere godsdienstige bezigheden, is het noodzakelijk dat wat wij de ene keer slechts kort aanstippen, een andere keer uit- voeriger aan de orde komt. En deze grote hoeveelheid stof voor het gebed kan nuttig zijn om ons te herinneren aan onze diverse boodschappen aan de troon der genade, opdat wij er niet één helemaal vergeten. En het is een vereiste voor de goede uitvoering van een taak, dat wij een juiste methode hanteren. Niet alleen opdat wat gezegd wordt goed is, maar opdat het ook gezegd wordt op de juiste plaats en tijd en wij de heerlijke Majesteit van hemel en aarde niets aanbieden wat verward, ongepast en vormloos is. Daarom moeten wij meer dan ooit oppassen dat wij niet onbezonnen zijn met onze mond en niet haastig iets tot God zeggen. Wij moeten er ook voor waken dat wij niet zeggen wat wíj het belangrijkst vinden en geen herhalingen gebruiken die laten zien dat onze geest niet vurig is, maar juist hoe onvruchtbaar en onbedui- dend onze geest is. De zaken waarover wij met God spreken zijn echter zo uitermate belangrijk dat wij de gepaste woorden moeten gebruiken, dat wij ze juist kiezen, goed afwegen en dat wij ze de juiste plaats geven. Zoals het goed is om methodisch te zijn in het bidden, zo is het ook goed om kernachtig te zijn. Dat is ook heel sterk het geval
22 met het Onze Vader, met de Psalmen van David en met vele ge- beden van Paulus, die wij in zijn brieven tegenkomen. Wij moe- ten bedenken dat het grootste deel van degenen die met ons meebidden, de zin dreigen te verliezen of verkeerd te begrijpen als het gebed te lang is en wij veel uitweiden. In deze dingen is het net als in andere dingen, dat zij die sterk zijn de zwakheden van de zwakken moeten dragen. Jakob moet voorop lopen zodat de kinderen en de kudde kunnen volgen. Wat de woorden en uitdrukkingen betreft die wij in het gebed gebruiken, ik denk dat het niet ongepast is en dat het vaak no- dig is om andere uitdrukkingen in het gebed te gebruiken naast de zuiver Bijbelse woorden. In dit boek heb ik me weliswaar in de diverse hoofdstukken over het bidden bijna helemaal be- perkt tot de taal van de Bijbel, omdat ik een voorbeeld wilde geven dat de Schrift toereikend is om ons voor elk goed werk de taal te verschaffen. Ik wilde alleen het advies geven de hei- lige taal van de Bijbel het meest te gebruiken en onszelf en an- deren daarmee vertrouwd te maken als wij met heilige dingen bezig zijn. Christenen zijn het meest aan die taal gewend en zij spreekt hen het meest aan en zij zullen er het makkelijkst mee instemmen. En waar de Schrift wordt geopend en uitgelegd aan mensen in de dienst van het Woord, zal de taal van de Bijbel het best te begrijpen zijn en de betekenis ervan het best worden aangevoeld. Dit is het gezonde Woord en onverwerpelijk. En dege- nen die ertoe in staat zijn, doen er goed aan te parafraseren op de Schrift; en zich in het spreken aan de regel te houden dat zij geestelijke dingen met geestelijke dingen vergelijken, opdat zij elkaar verduidelijken. En wij moeten het geen verdraaien van de Schrift noemen als wij zinspelen op een frase uit de Schrift en haar aanpassen zo- dat zij een andere betekenis krijgt dan zij eerst had, mits deze naar analogie van het geloof is. Veel godgeleerden beoordelen het gebruik ervan positief, in het bijzonder de kerkvaders, en
23 ik denk dat het gewettigd is door onderscheiden citaten uit het Oude Testament in het Nieuwe Testament. Neem de volgende woorden: Al mijn fonteinen zullen binnen u zijn (Ps. 87:7). Deze kunnen heel goed op God slaan, hoewel het in de Psalm op Sion slaat. Ook heeft men het nooit verkeerd gevonden om in het gebed te vragen om de zegeningen van hoge wellingen en lage wellingen, hoewel de uitdrukking die ontleend is aan Richt. 1:15 op geen enkele manier verwijst naar wat wij bedoelen. Maar omdat de uitdrukking zo algemeen gebruikt wordt, weet ie- dereen wat de betekenis is en velen zijn blij met de strekking ervan. Wij zouden het aantal opschriften dat wij in dit werk hebben verzameld zeer zeker met vele kunnen uitbreiden en ook vele uitdrukkingen uit de Bijbel kunnen toevoegen, (want ik heb alleen maar de uitdrukkingen opgeschreven die het eerst in mijn gedachten kwamen) en ook vele andere uitdrukkingen, niet in de woorden van de Bijbel, die zeer rijk van inhoud en krachtig zijn en geschikt om godsvrucht op te wekken. En mis- schien vinden degenen die deze uitnemende gave graag wil- len bezitten en er bedreven in willen zijn het wel nuttig om een boek als dit te laten voorzien van blanco pagina’s, om op- schriften en uitdrukkingen die hier ontbreken te kunnen op- schrijven. En hoewel ik hier een goede methode voor het bidden aanbe- volen heb, waar men in het algemeen mee instemt, toch denk ik helemaal niet dat wij ons daar altijd aan hoeven te houden; er mag best variatie zijn, ook wat het woordgebruik betreft. De dankzegging mag af en toe best aan de belijdenis van zonden of aan het bidden als zodanig voorafgaan, en ons gebed voor anderen mag best eerder gedaan worden dan het bidden voor onszelf, zoals in het Onze Vader. Soms kan men in het ene on- derdeel van het gebed veel uitvoeriger zijn dan in het andere,
24 en men kan ze, op een andere manier, heel goed ineenvlechten; Ars est celaree artem. 3 Er zijn mensen (daar twijfel ik niet aan) wier hart op bepaalde tijden zo wonderlijk boven zichzelf verheven is en die zoveel ruimte in het gebed hebben en van wie op andere tijden hun gedachten zo onveranderlijk zijn en hun gemoed zo vol en hun gevoelens van vroomheid en godsvrucht zo vurig, dat een vloed en afwisseling van gepaste en ontroerende uitdrukkingen het gevolg zijn. En om dan in zo’n geval een dergelijk schema te hanteren zou een belemmering voor hen zijn en zij zouden het gevaar lopen erdoor te verkrampen of erdoor beperkt te wor- den. Als het hart vol is van een goede rede, kan het van de tong de pen van een vaardige schrijver maken. Maar dit is een geval dat bijna nooit voorkomt en gewoonlijk is er de behoefte om een bepaalde methode te hanteren als wij bidden, opdat wij het gebed op een gepaste en ordelijke manier bidden. Daarbij dienen we ons echter wel te bedenken dat wij niet te formeel moeten zijn. Iemand kan recht schrijven zonder dat hij lijnen trekt op zijn papier. Ik heb enkele formuliergebeden toegevoegd in het laatste hoofdstuk, voor het gebruik van degenen die deze hulp nodig hebben en degenen die niet weten hoe ze het zonder deze gebe- den net zo goed of beter kunnen doen. Daarom heb ik ze voor gezinnen bedoeld. Mocht iemand denken dat ze te lang zijn, laat hem dan bedenken dat zij zijn onderverdeeld in vele pa- ragrafen, die meestal onafhankelijk zijn van elkaar, zodat men enkele paragrafen weg kan laten als dat nodig is. Maar als het erop aankomt zijn de intentie en de volkomen toe- 3. Het citaat is van Ovidius, uit zijn boek Ars Amatoria (De kunst van de liefde). Letterlijk staat er: ‘Het is een kunst om de kunst te verbergen. ’ Henry waarschuwt op deze ma- nier dat welke vorm van gebed wij ook kiezen, de methode niet alle aandaucht naar zich toe moet trekken en op die manier van de inhoud van het gebed afleiden.
25 wijding van de geest, de levendige oefeningen van het geloof en de liefde en de uitgangen van een heilig verlangen naar God zulke essentiële vereisten voor het bidden, dat de beste en de meest gepaste taal slechts een levenloos beeld is als deze niet oprecht aanwezig zijn. Al hadden wij een tong van mensen en van engelen maar niet het hart van een ootmoedig en ernstig christen in het gebed, dan waren wij slechts een klinkend me- taal en een luidende schel. Het is alleen het krachtige gebed van de rechtvaardige, het gebed dat in het hart wordt gewerkt en daar wordt neergelegd, dat veel vermag. Zo moeten wij ons dus bij God aanbevelen in de integriteit van ons hart, of wij nu gebruik- maken van een formuliergebed of niet. Toen ik het derde deel had voltooid van Expositions of the Bible, dat nu gedrukt wordt, wilde ik, voordat ik verder ging met het vierde deel, in nederige afhankelijkheid van de goddelijke voorzienigheid en genade, dat werk enige tijd onderbreken. Ik wilde me bezighouden met dit onbeduidende werk, in de hoop dat het van enig nut zou zijn voor het geslacht van degenen die God zoeken, het aange- zicht van de God van Jakob. En als er ware christenen zijn die er - door geholpen worden in hun godvruchtig bidden, dan hoop ik dat zij zullen voldoen aan een verzoek, namelijk dat zij voor mij zullen bidden dat ik genade van de Heere mag ontvangen om gevonden te worden onder de getrouwe wachters op de muren van Jeruzalem, die nooit zullen rusten, dag en nacht, maar zich zullen wijden aan het woord en het gebed, opdat ik uiteindelijk mijn loop met vreugde mag beëindigen.