MaryLu Tyndall Een sluier van parels Roman Vertaald door Lia van Aken Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 3
1 Barbados, de Cariben, 10 december 1811 A ls ze betrapt werd, zou sir Walter haar doodranselen met de zweep. Daarom hamerde Althea’s hart in haar borst en stok- te haar adem in haar keel. Daarom stond ze roerloos bovenaan de trap. Het duister lag als een deken over de gangen van het huis, zo dik dat het haar bijna terug dwong de lange gang door naar haar kamertje. Waar ze hoorde. Waar ze gewoonlijk opgesloten werd achter een vergrendelde deur. Maar vanavond niet. Nooit meer. Ze haalde diep adem, drukte haar valies met een hand tegen haar borst, greep de leuning met de andere en begon af te dalen. Haar laarzen gleden over het marmer, terwijl ze naar de rand van iedere tree tastte, voorzichtig, om de ketenen om haar enkels niet te laten rammelen. Zelfs ademen deed ze zo voorzichtig mogelijk, zodat er niemand wakker werd en haar enige kans om te ontsnappen – de kans die ze jaren had voorbereid – vervloog, zoals haar kinder tijd op de dag dat ze aangekomen was op deze plantage. Haar ketenen rammelden. Ze kromp ineen. Langzaam nu. Neem de tijd. Haar adem stokte in haar keel. Ze gleed nog een tree af. De tree kraakte. Het geluid schalde door het huis als een geweerschot. Ze stond stil en luisterde. Alleen haar jachtige adem vulde de ruim- te. Nee, wacht! Stemmen, fluisteringen.Maar na twee uur ’s nachts zouden alle bedienden en slaven slapen. Ze ademde geluid loos in. Nee, het was de wind maar die langs de ruiten blies. Waarschuw- de hij haar om terug te gaan naar haar gevangenis of moedigde hij haar aan? Ze daalde verder de trap af, met de bocht mee. Een vuurgloed uit de salon likte de tegels in de hal, het bewijs dat het gulzige 7 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 7
monster daarbinnen sliep. Sir Walter Miles. Althea had hem onder- houden met rum en lieve lachjes tot hij als een omgevallen boom op de sofa tuimelde. Zachtjes zette ze haar voeten op de koude tegels en liep naar de open salondeur. Ze zette zich schrap om zijn stem te horen… zijn arrogante, krankzinnige stem, waarmee hij haar bij zich zou roe- pen. Of erger, de stem die haar beledigde terwijl hij een wrede straf uitdeelde omdat ze ’s nachts uit haar kamer was. Maar in plaats daarvan hoorde ze alleen zijn gesnurk, diep en hard, zoals altijd als hij dronken was. De geur van rum en rook prikte in haar neus. Het zweet liep over haar rug. Ze sloop langs de salon, haalde de sleutelbos van haar riem en legde die op de sa- lontafel, wensend dat de sleutel om haar ketenen te openen eraan had gezeten. Een hoge schaduw links van haar deed haar terug- schrikken. Ze drukte een hand tegen haar borst en liep rakelings langs de staande klok, die haar met zijn getik opjoeg en haar eraan herinnerde dat ze niet veel tijd had om te ontsnappen. In de verte rommelde de donder. Bij de voordeur stond ze stil. Normaal ge- sproken stond er een bewaker aan de andere kant, net als bij elke uitgang van het huis. Maar vanavond had ze sir Walter de man op- dracht horen geven om met de opzichter mee te gaan naar Bridge- town voor de slavenveiling morgenochtend vroeg. Hij was toen al aardig in de olie geweest en had geen andere bediende op de post gezet. Dat hoopte ze tenminste. Ze greep de deurkruk en zwaaide de deur open. De scharnieren piepten. Een regenachtige windvlaag sloeg in haar gezicht en blies een wervelwind van bladeren de hal in. Niemand versperde de uit- gang – er was geen man, gewapend met een pistool, om haar bin- nen te houden. Althea vatte moed en stapte op de brede veran da, sloot de deur en strompelde het trapje af. Ze zag de schaduwen die over sir Walters uitgestrekte plantage vielen. Een rij hoge palmbo- men zwaaide in de wind als handlangers wachtend om haar te van- gen. Maar dit keer niet. Ze klemde haar valies vast, greep haar rokken bij elkaar en 8 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 8
schuifelde het zandpad af, bijna struikelend over haar ketenen. Het ijzer schrijnde haar huid. Klink-klonk,klink-klonk, het hinderlijke geluid deed haar denken aan de stem van sir Walter: ‘Je komt niet ver met die ketenen om, kind, dus ik zou iedere gedachte aan ont- snappen maar laten varen. Nee. Nee.’ Hij legde een vinger op zijn kin en er was een kwaadaardige glans in zijn kleine oogjes. ‘Je bent van mij. Voor altijd. Ik laat je nooit gaan.’ Althea beefde. Ze zou niet meer van hem zijn. Ze ging nog lie- ver dood. Even wenste ze dat ze met haar zus Delphia gestorven was. Dan had ze nu vrede gehad en was ze weer bij vader en moe- der. Maar misschien zou God deze nacht Zijn gunst over haar laten schijnen. Ze snelde over de open oprijlaan naar het met ranken overwoekerde struikgewas langs het pad. Het was beter om uit het zicht te blijven, mocht er iemand buiten zijn op dit uur. De wind trok aan haar haar en maakte pieken los uit de spelden. Boven haar lachten trillende palm- en eucalyptusbladeren haar uit om haar ontsnappingspoging. De donder rommelde. Takken en bladeren sloegen in haar gezicht, schramden en prikten. Ze sloeg ze weg. Ze liet zich nu nergens meer door tegenhouden. Elke stap die ze deed in de richting van de vrijheid maakte de boeien die haar ziel gevangen hielden steeds losser, tot ze een voor een wegvielen. Behalve de boeien om haar enkels. Die schaafden haar huid en rammelden zo hard dat ze zeker wist dat de mannen van sir Walter haar elk moment te pakken konden krijgen. Maar toen trok de wind aan en overstemde het geluid. Misschien paste God toch wel op haar. Zonder op de pijn te letten, zette ze door. Ze passeerde de poort en deed hem met een galmende geluid ach- ter haar dicht. Even bleef ze als aan de grond genageld en met knikkende knieën stilstaan. Het was de eerste keer in zeven jaar dat ze zich buiten de Miles-suikerplantage bevond. De bliksem kerfde door de lucht en wierp een griezelig grijs flitslicht over de jungle. Een jungle waar ze doorheen moest om tegen het ochtendgloren in Bridgetown te zijn, waar ze hoopte passage te vinden op een schip. Nee, ze moest passage vinden op een schip dat vroeg in de morgen vertrok. Of alles zou verloren zijn. 9 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 9
Een donderslag deed de ijzeren tralies achter haar ratelen. Althea sprong op van schrik en draaide zich met een ruk om. Het was maar een hek. Niet sir Walter. Niet zijn mannen, die eropuit waren haar terug te sleuren naar dat angstaanjagende huis. Ze haalde diep adem en verdween in het weelderige bos. Twee uur later, toen de gloed van de dageraad de nacht begon te verjagen, bereikte Althea de buitenwijken van Bridgetown. Haar natte jurk kleefde aan haar huid en aan de zoom van haar rokken kleefde modder. Haar mouwen waren aan flarden gereten door de takken die ze opzij geslagen had. En haar voeten voelde ze niet meer. Dat was maar goed ook. Ze keek naar de kringen bloed die haar kousen doorweekten bij haar enkels – bloed dat nu in haar door- natte schoenen droop. Ze trok zich terug in de schaduw, opende haar valies en haalde er een bonnet, handschoenen en een zakdoek uit. Nadat ze de bladeren en het vuil van haar jurk had geveegd en zich ervan verzekerd had dat haar rokken haar enkels bedekten, stak ze haar natte haar op en zette de bonnet op haar hoofd. De sluier liet ze over haar gezicht vallen. Ze had vaak te horen gekre- gen dat het kwart van haar dat negroïde was, niet zichtbaar was in haar trekken. Maar hoe kon ze er zeker van zijn? Ze hoopte dat niemand haar herkende. Ze hoopte dat ze kon doorgaan voor een dame. In plaats van een slavin. Ze klikte het valies dicht en klemde het tegen haar zij. Het be- vatte alles wat ze bezat en toch meer dan ze in jaren had bezeten: het geld voor haar overtocht – geld dat ze in de afgelopen drie jaar beetje bij beetje opzij had gelegd – gedroogd rundvlees, bananen en het brood dat de kokkin haar had gegeven, buideltjes met ge- droogde kruiden, haar bijbel – het enige boek dat ze van sir Wal- ter mocht bewaren – nog een hemd en een jurk en de parels van haar moeder – de parels die Althea vlak voor haar vertrek uit sir Walters kamer had gehaald. Haar maag rammelde en haar benen deden pijn. Maar ze was vrij. Met haar kin in de lucht ging ze op weg naar het hart van de stad, langs de winkels die net open gingen, de verkopers die hun 10 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 10
kramen opzetten, de slapende taveernes. Een hond sprong naar een toom kippen, die kakelend opvlogen. Een varken wroette knor- rend in een berg afval. Een man en een vrouw maakten ruzie voor de manufacturenwinkel. De geuren van tropische bloemen en cou- cou, een inheemse maïsmeelpap van Barbados, zweefden langs Al- thea’s neus. Een man tikte voor haar aan zijn hoed en ze viel haast om van verbazing. Nooit had een heer haar zo beleefd gegroet. Ze liep verder naar de havens, opgelucht dat het lawaai van de stad haar ratelende ketenen overstemde. Toen ze de nu lege slaven - veiling passeerde, waar sir Walters opzichter ongetwijfeld spoedig te vinden zou zijn, haastte ze zich naar de andere kant van de straat. Ze hoopte al lang weg te zijn als hij openging. Verderop gooiden vishandelaars verse marlijn en tonijn met een klets op houten rekken neer. Ze bracht een hand naar haar neus vanwege de geur. Het scherpe klingelen van klokken wedijverde met het kalmerende ruisen van water tegen het paalwerk. Tussen de zwervende wolken aan de lucht door viel glinsterend zonlicht over de baai. Ondanks de sluier die haar ogen beschermde, kneep Althea haar ogen half dicht. Slaven met ontblote bovenlijven hesen tonnen en kisten op hun rug, stampten over de kade en laadden goederen uit van een schip dat kortgeleden aangekomen was. Ze schikte haar rokken, strompelde zo elegant en snel mogelijk voort als haar ketenen wilden toelaten en glipte naar binnen in een kleine keet met overnaadse planken die aan de havenmeester toe- behoorde. De man zat op een kruk achter een balie en schoof net een lepel pap naar binnen. Er viel een lok grijs haar uit zijn vlecht. ‘Ik wil graag passage boeken naar Amerika.’ De man at door zonder op te kijken. ‘Later op de dag vertrekt er een schip naar New York waarop passagiers mee kunnen.’ Ze kreeg een knoop in haar maag. ‘Dat is niet goed genoeg, me- neer. Ik moet vanmorgen vertrekken.’ Hij keek op. Een druppel pap glibberde over een kartelig litte- ken op zijn kin. Hij veegde het weg, terwijl hij haar met verrukte ogen aankeek. ‘Waar wilt u heen, juffrouw?’ ‘Dat doet er niet toe. Gewoon weg van hier.’ Althea begreep haar 11 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 11
vergissing toen de man haar achterdochtig opnam. Hij keek naar de deur. ‘Reist u alleen?’ Ze slikte. ‘Wat maakt dat voor verschil?’ Hij stond op, zette zijn kom neer en nam haar van top tot teen op. ‘Ik bedoel het niet verkeerd. Ik ben alleen nieuwsgierig. De enige vrouwen die alleen reizen, juffrouw, zijn… Nou ja, juffrouw, ze zijn wat schaarser gekleed, als u snapt wat ik bedoel.’ Hitte steeg naar haar wangen, maar de boosheid won het van de angst. Achter haar klonken voetstappen. ‘Ah, daar is uw man, juffrouw.’ De havenmeester gebaarde over haar schouder. ‘Kapitein Faraday gaat vanmorgen op weg naar Charleston. Toch, kapitein? U hebt hier een passagier, als u haar mee wilt nemen.’ De kapitein drong langs haar heen, overhandigde de havenmees - ter een papier en zei: ‘Ik neem geen vrouwen aan boord. Pech,’ voordat hij het gebouw weer verliet. Althea volgde hem naar buiten. Haastig ging ze voor hem staan. ‘Kapitein, alstublieft. Ik smeek het u. Ik moet vanmorgen vertrek- ken.’ Pas toen keek ze in een gezicht dat haar deed denken aan ge- kreukt perkament – oud en gerimpeld – en met een kwaaie blik waarvan ze bijna achteroversloeg. Maar haar blik werd over zijn brede schouders getrokken naar de opzichter van sir Walter, me- neer Milson, die hun kant op kwam. Zuur kwam omhoog in haar lege maag. Ze dook achter de deur van de keet van de havenmeester en wuifde de kapitein gedag. ‘Laat maar zitten. Het spijt me dat ik u heb lastiggevallen.’ De man keek van haar naar de naderende opzichter en kneep zijn ogen tot spleetjes. Begrip daagde op zijn gezicht. Hij trok haar uit haar verstopplaats, sloeg een arm over haar schouder en nam haar mee over de kade, terwijl hij met luide stem trompetterde: ‘Het spijt me dat te horen, mevrouw Pragin. Een tragisch sterfge- val. En zo plotseling. Laat me u begeleiden naar uw echtgenoot.’ Verbijsterd speelde Althea mee, in de verwachting dat meneer Milson haar ieder ogenblik kon overvallen. Maar gelukkig klonken er geen stampende laarzen op het houten dek. In plaats daarvan 12 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 12
vertelde een blik over haar schouder haar dat hij de keet van de havenmeester was binnengegaan. Ze kwam weer op adem. ‘Ik moet u bedanken kapitein Faraday.’ ‘Een dame in nood kan ik niet weerstaan.’ Hij lachte. ‘Bovendien ken ik dat hondsvot, die meneer Milson, en ik weet zeker dat hij niets goeds in de zin heeft.’ Hij stond stil voor een groep zeelui die voorraden op een kleine boot laadden en keek haar aan, met samen geknepen ogen in de rijzende zon. ‘Wat voor problemen kan een jong juffertje als u hebben dat die bruut van een man naar u op zoek is?’ Althea boog haar hoofd en slikte. ‘Dat is een privézaak, meneer. Maar als u me niet aan boord neemt, kunt u er zeker van zijn dat ik voor het middaguur dood ben.’ Hij krabde zijn grijze bakkebaarden en snoof. ‘Tja, dat wil ik niet op mijn geweten hebben, hè?’ Hij stak zijn hand uit. ‘Dat is dan drie pond, juffrouw. Een extra pond voor het ongeluk dat u ongetwijfeld zult brengen. En ik ga u ook geen eten geven.’ Drie pond. Meer dan de helft van haar geld. Maar er was niets aan te doen. Ze keek naar zijn bemanning, die naar haar lonkte vanaf de boot. Ze kon niet anders dan erop vertrouwen dat deze mannen haar veilig naar Charleston zouden brengen. Het alternatief was ondenkbaar. ‘Goed dan, maar ik betaal u nu de helft en de rest als we in Charleston zijn.’ Ze opende haar valies, telde de munten uit en liet ze in zijn hand vallen. Hij grinnikte. ‘Slim vrouwtje,’ zei hij voordat hij haar op de boot hielp. Een uur later stond Althea met het hart in de keel aan de bak- boordreling toen de brik het anker lichtte, de zeilen hees en de haven uit voer. Ze verwachtte half en half sir Walter over de kade achter haar aan te zien stormen, met zijn vuist in de lucht, of die wellicht het fort bevel gaf een kanon op hen af te vuren. Of erger, die naar de brik toe roeide om haar in eigen persoon terug naar huis te slepen. Maar ze zag alleen de mensen en gebouwen van de stad kleiner en kleiner worden tot ze opgingen in de groene heuvels van het 13 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 13
eiland voordat die opgeslokt werden door de blauwgroene zee. Barbados was verdwenen. Haar thuis. Het enige thuis dat ze ooit had gekend. Het thuis dat in een gevangenis was veranderd. Twee uur later was ze in een hut gepropt ter grootte van een hutkoffer en werd het schip in een reusachtig noodweer in het rond gebeukt als een zweep in de handen van een boze meester. Het enige wat erger was dan haar pijnlijke spieren en blauwe plek- ken was het voortdurende omhoogkomen van haar maag. Razen- de golven stompten de scheepsromp. De donder rommelde en deed de spanten schudden. En Althea begon zich af te vragen of ze inderdaad ongeluk bracht op deze reis. De deur werd opengegooid en kapitein Faraday kwam binnen, met een bijl in zijn hand alsof hij dezelfde mening was toegedaan. Althea kromp in elkaar in een hoek. Was ze van de ene dolle- man bij de volgende beland? Nee, God, niet zo. Het schip kantelde. Faraday greep zich vast aan het plafond en kwam op haar af. Ze kon aan zijn gezicht niet zien of hij boos was, bang of… Althea bracht haar handen naar haar gezicht. Ze was vergeten dat ze haar sluier had afgedaan! Wist de kapitein wie ze was? Wat ze was? Water droop uit zijn losse haar en kleren op de vloer. Hij glim- lachte. Geen kwaadaardige glimlach, maar een geamuseerde. ‘Ik kom die dingen er afhalen.’ Hij knikte naar haar enkels. ‘Je bent beter in evenwicht als je ze niet om hebt.’ Althea knipperde met haar ogen. ‘Wist u het?’ ‘Het kon me moeilijk ontgaan.’ Balancerend op het wankelende dek gebaarde hij haar te gaan zitten en haar voeten aan weerskan- ten van een krukje neer te zetten. Ze greep de matras, tilde haar rokken zo zedig mogelijk op en gehoorzaamde, verbijsterd door de vriendelijkheid van de man. De ketting viel plat op de houten vloer. Kapitein Faraday tilde de bijl boven zijn hoofd. Het vaartuig hel - de plotseling naar bakboord. Hij struikelde en Althea kneep haar ogen dicht. Als hij eens miste… Een donderslag knetterde door de lucht. Een scherpe metalen tik klonk en haar voeten vlogen uit elkaar. 14 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 14
De kapitein knielde, liet de kettingen door de ijzeren sloten glij- den en gooide ze in een hoek. Althea staarde ernaar toen ze over het kantelende dek tuimelden, machteloos zonder slachtoffer. De afgelopen zeven jaar lang had ze ze elke nacht gedragen. Alleen zij. Geen van de andere slaven werd ’s nachts opgesloten. Zij wel, omdat zij zijn favoriet was. ‘U bent een vriendelijk mens, kapitein,’ schreeuwde ze boven de krijsende wind uit. Hij gooide haar een stuk touw toe. ‘Bind jezelf vast aan het bed. Het gaat ruw worden vannacht.’ Hij liep naar de deur. Hoe kon het nog ruwer worden dan dit? Met bevende handen pakte ze het koord. ‘Gaan we zinken?’ ‘Nee, hoor. Het is maar een bui, juffrouw. Als God aan onze kant staat, halen we Charleston binnen een week.’ Hij knipoogde en trok de deur achter zich dicht. Althea wreef haar enkels, huiverend van pijn. Straks moest ze wat smeerwortel op de wonden doen. Charleston. Wat wachtte haar in Charleston? Een nieuwe stad. Een nieuwe wereld. Maar nog steeds een wereld waarin slavernij bestond, waarin vrouwen weinig rechten hadden. Hoelang kon ze in leven blijven van slechts dat ene pond? En, nog belangrijker, zou de lichte kleur van haar huid haar afkomst verbloemen, of was ze straks weer slavin, maar dan in een veel ergere situatie? Aan de an- dere kant, ze kon zich niets ergers voorstellen dan wat zij te ver- duren had gehad. Ze bond het touw aan het bed en werd overvallen door nog meer vragen. Zou sir Walter haar gaan zoeken? Zou ze ooit ergens echt veilig zijn? Of ze het overleefde, hing af van het antwoord op elke vraag en het verblijf op dit kleine vaartuig dat in het nood- weer heen en weer werd gegooid, maakte haar er niet zekerder op. O, God, help me. Alstublieft.Maar nu de Almachtige haar door zo veel tragedies had laten treffen, vroeg ze zich af of Hij haar op- nieuw zou helpen. Een harde donderklap. Het schip schudde en deed Althea’s bot- ten rammelen. Het dek helde en ze hield zich aan het bed vast om niet op de vloer te tuimelen. Voorlopig moest ze deze reis zien te 15 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 15
overleven. Maar zelfs al overleefde ze het niet, zelfs als ze in de koude diepte wegzonk om nooit meer te worden gezien, dan stierf ze tenminste als een vrije vrouw. 16 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 16
2 Charleston, South Carolina – een maand later A lthea ging zitten op het krukje naast het bed en legde de rug van haar hand tegen de wang van het jongetje. Bran- dend heet. Zoals ze al vermoed had. Er hing al een pan met dui- zendblad en nootmuskaat te borrelen boven het vuur. Zodra hij wakker werd, zou ze ervoor zorgen dat hij wat van de thee dronk. Het jongetje rilde. Ze slaakte een zucht, trok zijn haveloze deken op tot onder zijn kin en keek de stampvolle kamer rond. Rijen bedden vulden het noodziekenhuis dat achter het zwarte weeshuis stond. Beide wer- den draaiende gehouden door de grootmoedige liefdadigheid van pater Mulligan van St. Mary’s Church. Zonder zijn hulp zouden deze arme kinderen nergens heen kunnen. Althans, niet tot ze oud genoeg waren om verkocht te worden als slaaf. Ze nam alle jonge gezichtjes in zich op, sommigen sliepen vredig, anderen lagen met hangende ogen en een ziekelijk bleke huid onrustig te woelen en te draaien. Ze hadden de afgelopen week tien nieuwe gevallen van deze vreemde koorts gehad. En nu was de enige dokter die hen wilde behandelen ziek geworden. Als je dronken tenminste ziek kon noemen. Een ijskoude wind blies om haar heen. Ze trok haar omslagdoek over haar schouders, liep naar het raam en trok het zachtjes dicht. Had de winterlucht de zure stank van ziekte uit de zaal gevoerd, of was de afwezigheid ervan alleen maar een teken dat ze gewend was geraakt aan de geur van zweet en braaksel? Ze had pijn in haar maag. Sinds ze gisteren haar laatste geld op had gemaakt, had ze niet meer gegeten. Ze had natuurlijk de parels van haar moeder nog, maar ze stierf nog liever dan het laatste bezit van haar familie 17 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 17
te verkopen – een symbool van de liefde die ze had gekend vóór de slavernij. Nadat ze dagenlang op het schip heen en weer gegooid was als een lappenpop, was ze een maand geleden eindelijk aangekomen in Charleston. Het was een opluchting om weer aan vaste wal te zijn en opgewonden had ze geconstateerd dat deze charmante stad vol leven en kansen was. Maar het duurde niet lang voordat ze begreep dat die kansen niet voor haar waren. Eerst had ze bij elke arts aangeklopt om een baan te zoeken als assistente. Nadat ze haar allemaal hadden af - gewezen, had ze werk gezocht als dienstmeisje, kamermeisje, kok- kin, wasvrouw, zelfs als stalhulp. Niets. Als pater Mulligan haar niet had toegestaan om op een veld- bed in de voorraadkamer te slapen, in ruil voor het helpen van de zieke weeskinderen, had ze geen plek gehad om ’s nachts haar hoofd neer te leggen. Maar afgezien van wat restjes kon het wees- huis haar ook niet te eten geven. Vandaag was de eerste dag dat ze geen idee had waar haar volgende maaltijd vandaan moest komen. God, ik heb een wonder nodig. Ze kreeg tranen in haar ogen, maar knipperde ze weg. Ze had geen recht om te klagen terwijl enkele van deze kinderen deze nieuwe uitbraak niet zouden overleven. ‘Adalia.’ Althea hoorde de naam, maar die zweefde door haar hoofd als een bezoeker, onbekend, losgemaakt van iedereen die ze kende. ‘Adalia!’ De stem klonk luider en Althea schrok op uit haar gedachten. Ze keek op en zag mevrouw Charlotte aan de andere kant van de zaal staan. De bejaarde vrouw die haar hielp met de weeskinderen keek haar verbijsterd aan. ‘O, lieve help, neem me niet kwalijk. Ik weet niet waar ik met mijn gedachten zit.’ Althea’s hart bonsde. Ze moest beter oppassen. Want ze was niet langer Althea Claymore. Ze mocht nooit meer Althea Claymore zijn. Ze was nu Adalia Winston. Ze moest eraan wennen… aan de klank. Ze moest hem meer eigen maken. De naam uitspreken tot hij vertrouwd op haar lippen klonk. Boven- 18 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 18
dien paste hij precies bij haar, dacht ze. Onverwacht zelfverzekerd laveerde ze tussen de bedden door naar mevrouw Charlotte. ‘Febees buik doet vreselijk pijn, juffrouw Adalia.’ De mollige vrouw keek neer op een meisje dat met een gekweld gezicht haar buik vastklemde. ‘Kunt u er niets aan doen?’ ‘Ik zal het proberen.’ Adalia glimlachte. ‘Wilt u naar de thee gaan kijken?’ Terwijl de vrouw weg dribbelde, knielde Adalia voor het meisje neer en haalde een paar pepermuntblaadjes uit haar zak. ‘Kauw hier maar op, liefje.’ Ze legde ze op de tong van het meisje. ‘Ze smaken lekker en je buikpijn wordt er minder van.’ Het kleine meisje knikte. Adalia schrok op toen ze een man hoorde snuiven en het meisje zette grote ogen op. Adalia sprong op en draaide zich met een ruk om. Daar stond een heer op leeftijd, misschien in de zestig, verachtelijk op het zieke kind neer te kijken. Hij had zijn duimen in de zakken van een geborduurd satijnen vest gestopt, waaraan de gouden ketting van een zakhorloge bengelde. Toen hij zijn blik verlegde naar Ada- lia, veranderde zijn minachting in opgetogenheid. ‘Kan ik u helpen, meneer?’ ‘Ik ben dokter Langston Willaby.’ Adalia slaakte een zucht van verlichting. Eindelijk. Ze hadden koeriers naar bijna alle artsen in de stad gestuurd met een verzoek om hulp. ‘Wat zijn we blij dat u er bent, dokter. Dank voor uw komst.’ ‘Normaal behandel ik geen zwarten, maar aangezien jullie dokter ziek is, heb ik een uitzondering gemaakt.’ Adalia kreeg een nare smaak in haar mond. ‘Wat vriendelijk van u, meneer.’ Wat voor houding de man ook aannam, ze zou alle aan- geboden hulp aannemen. Ze wees naar de kinderen. ‘Twaalf ge - vallen van deze koorts en buikpijn in de afgelopen week. Ik vrees dat het cholera is of roodvonk.’ Hij keek haar onderzoekend aan, zonder een blik op de patiënten. ‘Straks zal ik de diagnose vaststellen. Hoe dan ook, ik kom hier tevens voor een andere kwestie. Bent u juffrouw Adalia Winston?’ 19 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 19
Angst sneed door Adalia’s hart. Was ze nu al ontdekt? Ze deed een stap naar achteren en keek naar de deur. ‘Ja.’ ‘Kan ik u even spreken?’ Hij trok zijn wenkbrauwen op, maar er was geen kwaadaardigheid in zijn ogen te zien. ‘Buiten?’ Zonder op haar antwoord te wachten, kuierde hij door het gang- pad en stapte de deur uit. Ondanks zijn superieure houding en de angst die haar de ril- lingen over de rug deed lopen, liep ze door nieuwsgierigheid ge- dreven achter hem aan. In de stad kende niemand haar volledige naam, behalve pater Mulligan en het personeel van het weeshuis. Bovendien had sir Walter natuurlijk geen idee waar hij moest beginnen haar te zoeken of onder welke naam hij navraag moest doen. Ze stapte op de binnenplaats tussen het weeshuis en de zieken- afdeling. De koude lucht prikte in haar gezicht en ze trok de om- slagdoek strakker om zich heen. Het klepperen van paardenhoeven zweefde op een zoutige bries uit de baai naar haar toe. ‘Juffrouw Winston, ik zie dat u… hoe zal ik het zeggen…’ Hij aarzelde en trok zijn neus op. ‘Dat u geen bezwaar hebt om negers te behandelen.’ ‘Nee, natuurlijk niet.’ Ze kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Waar kent u me van, meneer?’ ‘Ik heb een zakelijk voorstel.’ Hij viste zijn horloge uit zijn zak, knipte het open en keek hoe laat het was. ‘Ik heb een assistente nodig. Ik begrijp van pater Mulligan dat u op zoek bent naar een baan?’ Adalia knikte, amper in staat haar stijgende opwinding in toom te houden. Hij knipte het horloge dicht en liet het in zijn zak vallen. ‘Hij heeft me op de hoogte gesteld van uw vaardigheid met helende kruiden. Bent u geïnteresseerd?’ Adalia slikte. ‘Ja, ik ben geïnteresseerd.’ Een echte baan! En precies op tijd, God. ‘Vijftig cent per dag. Kost en inwoning inbegrepen.’ Zijn bruine ogen verzachtten. ‘Zijn dat aantrekkelijke voorwaarden?’ ‘Ja, heel aantrekkelijk.’ Ze probeerde de opgetogenheid uit haar 20 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 20
stem te weren. In de ziekenafdeling werd gekermd. ‘Mag ik wel blijven helpen in het weeshuis?’ Hij keek verbijsterd. ‘Natuurlijk. Natuurlijk. In uw eigen tijd althans.’ Hij knikte haar snel toe. ‘Goed dan. Het is afgesproken. U bent in dienst genomen.’ Durfde ze in haar geluk te geloven? ‘Dank u wel, meneer. Ik beloof u dat ik heel hard zal werken.’ ‘Dat zult u zeker, juffrouw Winston.’ Zijn grijze wenkbrauwen gingen omhoog. ‘U begint zelfs nu meteen. U moet naar de Rut- ledge-plantage reizen. Een van de slaven is ziek en kennelijk kan mevrouw Rutledge het geval niet aan.’ De manier waarop hij een ziek kind beschreef als een geval deed haar haar vuisten ballen. ‘En deze kinderen dan?’ Adalia keek naar het ziekenhuis achter haar. ‘Ik kan ze in deze toestand niet achter- laten.’ ‘Ik zal voor ze zorgen, juffrouw Winston.’ Ze knikte, niet van plan om hem tegen te spreken. ‘Hoe kom ik bij de plantage, dokter?’ Hij moest toch begrijpen dat ze geen ver- voermiddel had. ‘Mijn bediende, meneer Gant, zal u rijden.’ Hij gebaarde naar een licht rijtuigje met een paard ervoor, dat aan de kant van de straat stond te wachten. ‘Mijn huis en praktijk zijn op de hoek van Calhoun en Anson Streets. Als u klaar bent op de plantage, zal hij u daarheen brengen.’ Adalia waagde het de dokter recht in de ogen te kijken. Als ze bij sir Walter zo vrijmoedig was geweest, had ze een klap gekregen. Maar ze moest weten of ze deze kostbare kinderen aan zijn zorg kon toevertrouwen. De vriendelijke blik in zijn ogen nam haar angst weg. ‘Ik zal voor de kleintjes zorgen,’ zei hij, met een lichte verontwaardiging in zijn stem. ‘Maakt u zich geen zorgen.’ ‘Mag ik mijn spullen bij elkaar zoeken?’ Adalia betrad met sle- pende voeten en een zwaar hart de ziekenafdeling. Ze moest blij zijn dat ze werk had gevonden. Ze moest God danken. Toch vond ze het vreselijk om de kinderen achter te laten. Maar wat had ze voor keus? 21 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 21
Nadat ze haar dokterstas en valies had gepakt en de situatie had uitgelegd aan mevrouw Charlotte, klom ze in het rijtuig en zwaaide dokter Willaby gedag, met een gebed voor de kinderen in haar hart terwijl het weeshuis uit het zicht verdween. Waar ze ook om had moeten bidden, was moed om het terrein van een plantage te betreden. Hoewel ze niet in de buurt was van Barbados of sir Walter Miles, en hoewel niemand haar ware iden- titeit kende, kromp haar hart ineen toen het rijtuig door de mas- sieve ijzeren hekken van Rutledge Hall reed. Met elke draai van de rijtuigwielen brandden haar enkels alsof er weer ketenen omheen geklemd waren. Zelfs het prachtige Spaanse mos dat aan de zware eiken langs de oprijlaan hing te zwaaien in de wind hielp niet om haar stijgende angst weg te nemen. Tegen de tijd dat het rijtuigje voor het grote huis stilstond en ze was opgesprongen van haar zit- plaats – tot grote ontzetting van meneer Gant, die naar beneden was gesprongen om haar te helpen – begaven haar benen het bijna. Ze greep de leuning, klom de trap op en klopte aan bij de sierlijk bewerkte deur, naar adem snakkend en half verwachtend sir Walter aan de andere kant te zien staan. Maar wat ze zag, was een dikke zwarte vrouw met ogen als schoteltjes, die een gerafelde sjaal over haar hoofd droeg. De slavin sloeg haar ogen onmiddellijk neer, zodat Adalia’s angst omsloeg in boosheid. Ze hunkerde ernaar om te zeggen dat ze het volste recht had om Adalia recht aan te kijken – dat ze evengoed een mens was als Adalia – maar in plaats daarvan stelde ze zich op haar vriendelijkste toon voor en informeerde naar de verblijfplaats van de zieke slaaf. De vrouw gaf haar de informatie en deed vlug de deur dicht. Adalia vond de slavenverblijven al snel. Het waren de enige gam- mele gebouwtjes op de plantage – niets dan bij elkaar gezette fra- giele hokken aan de achterkant van het perceel, uit de weg ge- duwd als in een hoek geveegd stof. Op de weg erheen passeerde ze keurig verzorgde bloementuinen die in de zomer ongetwijfeld prachtig waren, marmeren fonteinen, paardenstallen, reusachtige opslagplaatsen, schuren, een kippenhok en een melkerij. De geur van brood in de oven herinnerde haar eraan dat ze uitgehongerd 22 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 22
was. En overal snelden slaven van hot naar her, zwaar beladen met manden, stenen, hout of gereedschap, zich inspannend voor hun meester. In de verte lagen katoenvelden braak tot de vroege lente, wanneer de aanplant zou beginnen. Een zweep knalde door de lucht. Adalia bevroor. Het was een geluid dat rondwaarde in haar nachtmerries, maar haar ook op klaarlichte dag achtervolgde. Een geluid waardoor al haar spieren aanspanden, klaar om te vluchten. Overal heen te vluchten om uit de buurt te zijn van dat leren uiteinde, scherp als een mes. Of zij nu het voorwerp was van die woede of niet, ze haatte de zweep en zijn roofzuchtige gehuil. Knal! Knal! Als een knette- rende bliksemschicht door een zwarte lucht. Ze vouwde haar vuisten open en waagde een blik op de opzichter te werpen, die gebogen stond over een arme slaaf aan de rand van de velden. Hij hief de zweep om de in elkaar gedoken man opnieuw te slaan. De slaaf kromp in elkaar en rolde zich op tot een bal om zijn meester zo min mogelijk huid te bieden, een onbewuste houding die het lichaam aannam als het werd bedreigd. Een houding die ze maar al te goed kende. Adalia’s ogen werden mistig van tranen. Waarom, God? Waarom liet U me hier komen? Om dit te zien? En dat terwijl ze er niets tegen kon doen. Niets om deze mensen – haar volk – te redden van hun fol- terende bestaan. De opzichter schreeuwde schunnigheden, schopte de slaaf en stuurde hem weg. Met een gevoel alsof haar eigen lichaam was gegeseld, keek Adalia toe hoe de man weg strompelde. Ze veegde een traan van haar wang en ging weer op weg naar de slavenverblijven. Ze kon tenminste een van hen helpen. Haar laarzen schuifelden over de aarden vloer van het piepkleine huisje, de geur van schimmel en ziekte omhulde haar. Een gam- mele tafel stond op wacht voor het glasloze raam rechts van haar. Naast het andere prijkte een stel planken. Tegen de achtermuur stond een open haard, met strozakken bedekt met haveloze dekens eromheen. De zieke jongen lag op de strozak het dichtst bij het vuur. Adalia knielde naast hem neer, voelde aan zijn huid, stelde zijn moeder een paar vragen en concludeerde uiteindelijk dat de jongen iets had gegeten waar hij niet tegen kon. 23 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 23
‘Meestal komt mevrouw bij ons kijken.’ Zijn moeder wrong haar handen. ‘Maar ze is ziek vandaag, hoor ik. Arm mens.’ Adalia keek op naar de vrouw. ‘Dus mevrouw is aardig voor jullie?’ De vrouw sloeg haar ogen neer en deinsde achteruit. ‘Ja, juf- frouw.’ Adalia kwam overeind en legde haar hand op haar arm. ‘U hebt van mij niets te vrezen.’ ‘Ja, juffrouw.’ Ze waagde het Adalia aan te kijken. ‘Mevrouw Rutledge is vriendelijk. Maar de meester niet. Of zijn oudste zoon.’ Ze perste haar lippen op elkaar en keek naar haar eigen zoon. ‘Dank u voor de zorg voor mijn jongen, juffrouw. Ik moet nu terug naar de beek om te helpen met de was.’ ‘Graag gedaan.’ Adalia overhandigde de vrouw een buidel met brandnetel. ‘Maak thee van deze blaadjes en laat hem die twee dagen drinken. Hij zal zich spoedig beter voelen.’ Ze knikte, haar ogen strak op de vloer gericht. Adalia wilde tegen haar zeggen dat ze zo niet hoefde te leven. Ze wilde haar vertellen dat ze kon weglopen, zoals Adalia had gedaan. Een nieuw leven vinden. Maar kon ze dat doen? Adalia kon voor blank doorgaan, maar deze vrouw niet. Of haar gezin. De enige manier om vrij te zijn was passage te boeken terug naar Afrika, terug naar een plaats waar ze geen herinnering aan hadden, een plaats waar ze zich net zo vervreemd zouden voelen als hier. ‘God zij met u.’ Adalia sloot haar tas. ‘O, de goede God is altijd met ons, juffrouw. Altijd.’ Adalia glimlachte, blij met het geloof dat de vrouw aan de dag legde. Haar eigen geloof was het enige geweest dat haar de afgelopen zeven jaar in leven had gehouden. Misschien zou God deze men- sen op een dag bevrijden, zoals Hij Adalia had bevrijd. Ze zou er- voor bidden. In de hoop geen slaven te hoeven zien, nam Adalia een andere route terug naar het grote huis, door een klein bebost terrein be- zaaid met dennennaalden en bladeren, geurend naar vochtige aarde en coniferen. Ze haalde diep adem om de sombere stemming kwijt te raken die haar had bekropen sinds ze zich op de plantage had 24 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 24
gewaagd. Ze had werk. Ze kreeg vanavond een maaltijd en een slaapplaats. Er was zo veel om dankbaar voor te zijn. Ze kwam uit op een veld dat overwoekerd was met gras dat rim- pelde onder de frisse wind. Terwijl ze haar versleten sjaal over haar schouders trok, nam ze zich voor een goede jas te kopen zodra ze er een kon betalen. Al zou het tegen die tijd natuurlijk zomer zijn en ze had gehoord dat de temperaturen in Charleston flink om- hoog konden gaan, hoger dan ze gewend was. Algauw verdween de kou door de warmte van de zon en ze keek uit over het uitgestrekte land. Een stromende beek sneed door het veld. Paarden graasden in de verte. De bladeren van ceders en hic- korybomen, feestelijk versierd met mos, lachten in de wind. Zo adembenemend. Zo veel land. Zouden de eige naren dankbaar zijn dat God hen zo gezegend had? Of was al die schoonheid gewoon een sluier die de ellende van de slavernij verhulde? Het geluid van staal op staal trok haar blik naar twee mannen die aan het schermen waren naast een klein onvoltooid bruggetje over de beek. Ongetwijfeld de verwende zoons van Rutledge waarover de vrouw gesproken had. Op het klinken van de zwaarden volgde luid gelach, wat haar boosheid nog groter maakte. Ze waren aan het spelen en maakten lol, terwijl honderden slaven op hun land en in hun huis aan het werk waren. Verwende schooiers. Ze kende hun type en ze wilde niets met hen te maken hebben. Maar tenzij ze weer terug wilde cirkelen, zag ze geen andere weg om de beek over te steken dan hen rakelings te passeren. Best. Ze zou haar hoofd omhoog houden en gewoon oversteken. Bovendien was ze er klaar mee om zich door hun soort te laten intimideren en door hen haar leven te laten bepalen. Ze greep haar rokken vast en stormde vooruit, haar blik op de grond gericht en haar hart gevat in staal. R Morgan Rutledge stak zijn zwaard recht voor zich uit. ‘Bewijs mijn ongelijk, broer.’ Hij grinnikte. Hadley, altijd het toonbeeld van gewichtige kalmte, trok zijn 25 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 25
schouders naar achteren en hief zijn zwaard. ‘Bewijzen dat ik altijd beter in schermen zal zijn dan jij? Met genoegen, beste broer,’ sneerde hij. Morgan snoof. ‘Ik geloof dat je mij en vader in één ding de baas bent: je overdreven geloof in jezelf.’ Hij stak toe. ‘Geen gemakke- lijke prestatie.’ Hadley lachte zelfvoldaan en pareerde Morgans aanval. ‘Ha! Dus je geeft toe dat ik al voor lig.’ Morgan haalde uit naar Hadleys rechterkant. Hadley schuifelde met potsierlijk vertoon met zijn laarzen over het gras en ving zijn kling op met een enorm gekletter. Toen haalde hij uit naar Morgans rechterbeen. Morgan ving elke slag op en verdedigde zich met een gemak dat voortkwam uit zijn positie, maar vooral zijn vaardigheid. ‘Zo, broertje heeft geoefend.’ Hadley deinsde achteruit, moei- zaam ademend. Morgan grinnikte. ‘Zullen we maar ophouden, zodat we je knappe gezichtje niet beschadigen en je liefjes je niet in de steek laten?’ De wind waaide zijn overhemd op, zodat er koele lucht over zijn vochtige borst en nek streek, terwijl de zonnestralen op zijn rug brandden. ‘Ik spreek nog eerder een belofte van celibaat uit dan dat ik een gevecht met jou verspeel.’ Hadley haalde een hand door zijn zwarte haar – zo anders dan Morgans blonde golvende haar. De lange, knappe Hadley werd zelden gezien zonder zijn gevolg van vrou- welijke bewonderaars. Hij wierp Morgan een verveelde blik toe, schopte zijn voorste been vooruit en dook naar voren. Morgan sprong net op tijd opzij, hij vroeg zich af in hoeverre dit duel sport was en in hoeverre een wraakoefening. Hij draaide zich snel om en bukte diep, raakte Hadley langs zijn been, maar zonder de klink dieper te laten binnendringen dan om zijn nanking broek te scheuren. Hadley keek geschrokken naar het gapende gat. ‘Die komt net bij de kleermaker vandaan, lomperd.’ ‘Dan had je me niet moeten uitdagen.’ Morgan lachte, hij keek over de uitgestrekte plantage uit naar de koetsier die voor de stal- 26 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 26
len met een nieuw paard aan het werk was. Hij haalde zijn mouw over zijn voorhoofd. ‘Ik verveelde me,’ zei Hadley gepikeerd. ‘Wat moet je anders doen op zo’n saaie dag? Ik heb volgende week pas weer een feestje om naartoe te gaan en Ellen is woest op me.’ Hij stak zijn zwaard weer uit naar Morgan en viel aan. Morgan ontving zijn steek met een galmend gekletter en dwong zijn broer naar achteren. ‘Dan had je geen afspraakje met Catherine moeten regelen. Je weet dat die twee dames praten.’ ‘Ik had niet gedacht dat ze het over mij zouden hebben.’ Hadley viel laag aan, Morgan sprong naar achteren. Morgan draaide zich om, bracht zijn kling naar voren en zwaaide er tergend mee onder de neus van zijn broer. ‘Je weet niets van vrouwen.’ ‘En jij wel?’ Hadley liet zijn zwaard van hoog neerkomen. ‘Eme- rald loopt al maanden te zinspelen op verkering met jou. En je doet niets.’ ‘Misschien ben ik niet geïnteresseerd.’ ‘Dan ben je een stommerd. Emerald is de aantrekkelijkste vrouw die ik ooit heb gezien. En ze is een fortuin waard.’ Morgan pareerde al Hadleys aanvallen en dwong hem naar ach- teren. Het was allemaal waar. Met haar goudblonde krullen, huid van ivoor en figuur van Aphrodite was Emerald een goede vangst. En als enige dochter van Anthony Middleton III zou ze een aan- zienlijke bruidsschat krijgen. ‘Ellen draait wel bij.’ Hadley haalde zijn schouders op en stopte om op adem te komen. ‘En anders staan er tientallen anderen achter haar te wachten. Misschien laat ik mijn oog wel op Emerald vallen.’ ‘Ga gerust je gang.’ Morgan lachte. ‘Maar binnenkort zal je er eentje moeten kiezen.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat je dit alles zult erven van vader.’ Morgan maakte een weids gebaar met zijn zwaard over het landschap. Hij keek zijn broer aan. Met zijn zevenentwintig jaar had Hadley zich onder- hand gevestigd moeten hebben, vader moeten helpen met de lei- ding over de plantage en het vak leren. 27 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 27
Hadley spuugde op de grond. ‘Ik erf toch wel. En jij, lieve broer, mag mij bedienen.’ ‘Nooit.’ Morgan stak zijn kin en zijn zwaard tegelijk naar voren, vastbesloten om te laten zien wie de baas was, toen een vleug lavendel zijn blik naar links trok. Een vrouw die hij nog nooit had gezien, marcheerde door het veld als een soldaat ten strijde. Geboeid sloeg hij haar gade, zich afvragend hoe haar gezicht eruitzag onder die weelderige zwarte krullen. ‘Ach, welke schoonheid drijft de gunstige wind onze kant op?’ zei Hadley zo hard dat zij het kon horen. Toch keek ze niet op. Hoe dichterbij ze kwam, hoe mooier ze werd voor Morgan. Wie was deze schone? Aan de versleten staat van haar jurk te zien ongetwijfeld een dienstmeisje. Maar waarom had hij haar niet eerder gezien? Zo’n lieflijk schepsel op de plan- tage had hij toch opgemerkt moeten hebben, en Hadley zeker. En wat belangrijker was, hoe durfde ze hen te negeren? Hij versperde haar de weg. ‘Mevrouw.’ Hij hield haar aan met een buiging. ‘Misschien kunt u ons helpen.’ Ze stond stil en hief langzaam haar blik naar hem op. Ogen zo donker en rijk als vruchtbare grond doorboorden hem met een laatdunkende blik. Haar minachting schokte hem meer dan dat die zijn ergernis wekte. Lippen in de kleur van brandewijn maakten dat hij zijn eigen lippen likte, zijn mond was ineens uitgedroogd. En haar brandende wangen accentueerden haar schoonheid alleen maar – en haar boosheid. Ze wendde haar ogen af alsof het haar misnoegde wat ze zag. ‘Wat voor hulp zou u van mij in vredesnaam nodig kunnen heb- ben?’ Haar toon, neerbuigend en fel, boeide hem alleen nog maar meer. ‘Kunt u beoordelen wie de meester is in het zwaardspel, me- vrouw? Mijn broer of ik?’ R Adalia kookte. Ze moest dat opgeblazen snotjong negeren en terug naar het rijtuig. Maar de man stond tussen haar en de brug in. Een 28 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 28
nogal knappe man, moest ze toegeven. Haar in de kleur van tarwe en golvend als de zee in de wind. Ogen groen als het mos dat aan de bomen hing, glinsterden ondeugend in het zonlicht. Zijn strakke borst was zichtbaar onder zijn losse overhemd dat flapperde in de wind. Een strakke zwarte broek boven blote voeten. Hij was zo schaars gekleed dat ze het er warm van kreeg. Kende hij geen schaamte? Hij schonk haar een vrijpostige grijns, wat haar nog bozer maakte . Ze had te lang gezwegen tegen mannen zoals deze en nu had ze de kans om zonder onaangename gevolgen te zeggen wat ze van hen dacht. Want ze hadden geen macht over haar. Dat moest ze onthouden. Ze was niemands bezit meer. Hij wuifde naar de andere onbeschaamde vlerk. ‘We zullen voor u optreden, juffrouw, en dan mag u uitmaken wie de kampioen is.’ ‘Ik heb geen optreden nodig om mijn oordeel te vellen, meneer.’ ‘O, ja? Dan hebt u onze vaardigheden ongetwijfeld al vanaf een afstand bewonderd?’ De blonde rat maakte een zwierig gebaar met zijn arm. ‘Ik smeek u van formaliteiten af te zien en mij als win- naar uit te roepen.’ Hij lachte. ‘Ik zal u uitroepen, meneer. Als niets dan een opschepperige, bluffende dwingeland.’ De donkerharige vlerk hapte naar adem en lachte. Eerst een beetje ongelovig, maar uiteindelijk schaterend. De blonde gaapte haar aan alsof ze een snor had gekregen. Hij plantte zijn zwaard in de grond en leunde op het gevest. De donkere hield lang genoeg op met lachen om te zeggen: ‘Ik geloof heus dat de dame je kent.’ Maar ze wilde met geen van beiden nog iets te maken hebben. ‘Goedendag, heren.’ Ze pakte haar rokken bij elkaar en begaf zich naar de smalle brug. ‘Maar juffrouw,’ riep de blonde man haar na. ‘Hoe kunt u zoiets zeggen? U kent me amper.’ ‘Ik ken uw soort,’ snauwde ze over haar schouder en zette een behoedzame stap op de brug, die niet erg stevig leek nu ze er vlak- bij was. Het hout kraakte onder haar schoen. ‘En wat voor soort is dat?’ Zijn stem kwam dichterbij. 29 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 29
Adalia keek hem aan. ‘Het type dat doelloze spelletjes speelt, ter- wijl mannen en vrouwen tot slaaf zijn gemaakt om uw werk te doen.’ Zijn ogen werden scherp. ‘U weet niet tegen wie u spreekt, juf- frouw. Ik vrees dat u ontzet zult zijn als u ontdekt wie ik ben.’ ‘Ik weet wie u bent, meneer.’ Ze liep verder over de brug en constateerde dat de leuning aan de rechterkant niet helemaal vol- tooid was. Zijn voetstappen volgden haar, de brug wiebelde. ‘Nou, dan eis ik te weten wie u bent.’ Eisen, jawel. ‘Dat is van geen belang.’ ‘Ik kan u laten wegsturen en van mijn land gooien.’ ‘Ik zal u de moeite besparen. Ik ga al.’ ‘Ik sta erop dat u mij uw naam zegt.’ Zijn stem klonk eerder geamuseerd dan boos. Adalia klemde haar kaken op elkaar. Ze draaide zich met een ruk om. ‘U bezit mij niet, meneer, zoals de arme zielen die uw land bewerken. Daarom kunt u mij niet dwingen iets te doen.’ Niet te geloven, wat voelden die weerspannige woorden lekker op haar lippen. Wat een gevoel van macht gaf dat! Zijn knappe gezicht betrok. ‘Hebt u een probleem met mijn slaven? Die doen alleen waarvoor ze grootgebracht zijn!’ Adalia ramde de hak van haar schoen op zijn blote voet. Hij uitte een donderend gebrul. Met zijn voet in zijn hand hinkte hij achteruit over de houten planken, terwijl de donkerharige man in een nieuwe lachbui uitbarstte. Maar de blonde snotaap vond het niet grappig. Zijn gezicht was zelfs verwrongen van woede terwijl hij almaar over zijn voet wreef. Hij greep de half voltooide leuning van de brug in een poging zijn evenwicht te vinden. Een krakend en knappend geluid knalde door de lucht. Voordat Adalia iets kon doen, versplinterde de leuning en de man tuimelde over de zijkant met een klinkende plons in de beek. 30 Een sluier van parels 1-384:Opmaak 1 20-01-2014 08:22 Pagina 30