Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
God is dichtbij! God is altijd dichterbij dan je kunt vermoeden, zelfs als menige orkaan in je hart zal woeden. Dan nog zal Zijn vaderstem vol vertroosting fl uist’ren. Blijf dus in die woeste storm heel goed naar Hem luist’ren. Soms is het gewoon een kind waardoor God laat merken, dat Hij jou in al je zorg liefd’rijk wil versterken. ’t Kan een mens zijn die pardoes woorden spreekt die maken dat je voelt dat Vader jou zachtjes aan wil raken. Zo laat Hij in ’t kleine vaak Zijn vertroosting blijken door een hand die Hij jou reikt, waardoor lasten wijken. Als je zo op Hem vertrouwt zie je steeds Zijn zegen, kom je Hem weer elke dag vol van liefde tegen.
Niet verder dan vandaag! Kijk niet verder dan vandaag. Morgen heeft zijn eigen zorgen en dan ben je weer opnieuw in Gods vaderhand geborgen. Elke dag heeft zo een glans om je grens’loos te verblijden, maar ook soms een enk’le wolk is er die je hart laat lijden. Toch wordt er een gouden draad, door je levenskleed geweven, die het groots patroon bepaalt voor geheel je verd’re leven. Niets blijft zo het heden is. Mag veel dof en kleurloos lijken, doordat God Zijn plan volvoert, zal je toekomst rijker blijken. Wees niet bang voor dat wat komt. De ervaring laat mij weten, dat God al Zijn kind’ren leidt en ook jou niet zal vergeten. Nu nog in een duister dal, zul je eens het licht aanschouwen. Heb slechts moed en hoop daarop met een kinderlijk vertrouwen!
De melodie der sterken Er zijn vogels die nog zingen in het duister van de nacht, zelfs als hen gekooid, gevangen, niets dan het alleen zijn wacht. Waar zal toch de kracht van komen die hen vrolijk door laat gaan? Zou de Schepper ze soms sterken in hun uitzichtloos bestaan? Zo ontmoette ik laatst iemand, die gekooid geen uitzicht had, vaak haar eigen leed vergetend daag’lijks voor een ander bad. Zelf in zorgen opgesloten zong haar hart een zuiver lied. Nergens was nog te bespeuren haar verborgen, stil verdriet. ’t Zijn de edelen der aarde, vogels met een wond’re tooi, die zo, zonder zelf te klagen, lied’ren zongen, wondermooi. En hun klank gaat nooit verloren, omdat het van boven was. ’t Bleek de melodie der sterken die ik in hun ogen las!
God, geef mij... Geef mij de krachten te dragen dat wat ondragelijk is. Geef mij de moed juist te kiezen in dingen die ik beslis. Geef mij de lust steeds te spreken het woord dat U in mij legt. Geef mij de wijsheid te zwijgen als men iets hatelijks zegt. Geef mij geduld in het wachten op alles wat ik U vraag. Geef mij de durf te bewijzen dat ik Uw naam met mij draag. Geef mij een hart vol van liefde dat zich naar ieder mens wendt. Geef mij een warm mededogen waar men Uw grootheid niet kent. Geef mij twee ogen die zoeken naar U, wanneer ik verdwaal. Geef mij twee armen waarmee ik zij die verzwakt zijn onthaal. Geef mij nog meer dan ik vraag, Heer, U weet wat goed is en slecht. Laat mij vertrouwend U volgen, mijn hand in Uw hand gelegd.