Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
God hoort ons! God hoort ons overal. Niets blijft voor Hem verborgen. Hij kent ze één voor één, de vreugden en de zorgen. Soms lijkt het of Zijn stem ons niet meer kan bereiken en vrede en geluk als grijze schimmen wijken. Doch na een donk’re nacht gaat weer de morgen dagen en komen aan het licht de onvervulde vragen.
Zijn gebed Hij vroeg in elk gebed een engel te ontmoeten, iets van Gods vriend’lijkheid en liefde te begroeten. Al was het maar een mens die zorgen met hem deelde, de vriend die even slechts een wond door aandacht heelde. Hij heeft thans zijn gebed een diep’re vorm gegeven. Beter dan voor je zelf is ’t voor je naasten leven. Nu is zijn bede bij ’t begin van alle dagen: ‘Mag ik die engel zijn waar anderen om vragen?’
Biddende ouders Probeer de berg van zorg, die je zo kan benauwen, eens in een stil gebed aan God toe te vertrouwen. Voor Hem is niets te hoog, Hij laat zelfs heuvels wijken, zodat je weer ineens naar ’n vergezicht kan kijken. Hij die almachtig is, verruimt je blik naar boven, zodat je jouw probleem ziet met een vast geloven. De toekomst van je kind is in Zijn hand geborgen. Dus vrees niet wat er komt. God zal daarvoor wel zorgen! Een biddend ouderpaar behoeft geen dag te vrezen. Voor hen zal God een Rots, een Steun en Toevlucht wezen. En kijken ze terug, soms vele jaren verder, zien zij het wond’re werk van Hem, de goede Herder.
Samen met U! Samen met U, lieve Vader, wil ik langs de stranden gaan, waar de palmen zachtjes wuiven, als verstilde wachters staan. Ik wil dromen van de verten, uitzien naar wat ik verwacht, om het wonder aan te raken van een morgen zonder nacht. Samen met U, lieve Vader, hand in hand naar Uw paleis, de vervulling van mijn heimwee en het einddoel van de reis. Reeds hoor ik de eng’lenkoren in de golfslag van de zee en ze nemen, als op vleug’len mij naar ’t rijk der liefde mee. Samen met U, lieve Vader, tot het gouden zonlicht wenkt en U met bewogen handen mij de kroon des levens schenkt. Met U vrees ik zelfs geen branding, noch het woeste stormgedruis. Aan de and’re kant gekomen wacht mij het beloofde thuis!