11 1 Wat ligt daar op de weg? Het is rond en het glimt in de zon. Wat zou het zijn? Mirjam rent vooruit. Misschien is het wel een munt! Ze bukt zich en raapt het ronde ding op. Dan bekijkt ze het eens goed. Het is geen munt. Het is rond, geel en er zitten 4 gaatjes in. Het is een knoop. Een mooie, grote, glimmende, gele knoop. Mirjam kijkt om zich heen. Van wie zou de knoop zijn? Er is niemand te zien. Alleen haar mama en haar broertje Jelle komen aanlopen. Ze zijn met z’n drieën naar de winkel geweest. Mama draagt een boodschappentas. ‘Wat heb je gevonden? ’ vraagt mama. Mirjam doet haar hand open en laat de knoop zien. ‘Mooi, hè? ’ zegt ze trots. ‘Ja’, zegt mama. ‘Die heeft vast iemand verloren. ’ ‘Mag ik hem hebben? ’ vraagt Mirjam. ‘Dat mag’, zegt mama. ‘Wil je even hel- pen tillen? De tas is zó zwaar. ’ Mirjam stopt de knoop in haar jaszak en haalt een pak melk uit de tas. ‘Ikke ook tille’, zegt de kleine Jelle. Mama geeft Jelle een zak krentenbollen. ‘Jij mag ook tillen’, zegt ze. ‘Fijn dat jul- lie zo goed helpen!’ Thuis doet mama de deur open. Ze Hoofdstuk
12 Ondertussen helpt mama Jelle om zijn jas uit te trekken. Tring tring! Daar gaat de telefoon. Mama loopt naar de huiskamer en neemt de telefoon op. Ze gaat op de bank zitten. Ze is moe van het boodschappen doen. Jelle blijft alleen achter in de keuken. Hij kijkt om zich heen. Daar staat de boodschappentas. ‘Ikke mama helpe’, zegt hij en hij haalt het pak koekjes uit de tas. Mirjam heeft een mooi potje gevonden in haar slaapkamer. De haarelastiekjes gooit ze eruit. Die moeten maar ergens anders in. Ze doet de gele knoop in het potje. loopt naar de keuken en zet de tas op de grond. ‘Hè hè’, zegt ze, ‘we zijn er. ’ Mama wrijft over haar dikke buik. ‘Voel eens’, zegt ze. ‘De baby schopt. ’ Mirjam legt haar hand op mama’s buik. Heel zachtjes voelt ze iets tegen haar hand trappelen. ‘Ja, ik voel het!’ roept ze blij. ‘Schopte ik ook toen ik in uw buik zat? ’ Mama knikt. ‘Jij was net een kleine voetbalster’, zegt ze. Mirjam lacht en voelt in haar jaszak. Ze pakt de knoop eruit. ‘Mama’, zegt ze, ‘ik ga de knoop in een potje doen. ’ Ze trekt haar jas en schoenen uit. ‘Goed’, zegt mama. Mirjam rent naar boven.
13 ‘Kijk eens naar mijn knoop!’ zegt ze te- gen haar pop Liesje. ‘Mooi, hè? ’ Mirjam loopt vrolijk naar beneden. ‘Mama!’ roept ze. ‘Hier heb ik een potje voor mijn knoop…’ Mama zit op de bank. Ze legt haar vin- ger op haar mond en wijst naar de tele- foon. Mirjam kijkt teleurgesteld. Jammer, mama is aan het bellen. Boem! Opeens hoort Mirjam lawaai in de keu- ken. Wat is dat? Ze gaat gauw kijken. Oooh … wat een rommel! Alle bood- schappen liggen naast de tas. Er is een doosje eieren op de grond gevallen. De eieren zijn gebroken en alles zit eron- der. Wat een smeerboel! Tussen alle rommel zit Jelle. Zijn ge- zicht zit vol met koekkruimels en zijn kleren zijn vies van de kapotte eieren. Naast hem ligt een open pak koekjes en er liggen overal koekkruimels om hem heen. Met zijn mond vol koek lacht Jelle naar Mirjam. ‘Ikke mama helpe!’ zegt hij. Oooh! Mirjam gaat snel naar de kamer. ‘Mama!’ roept ze. Mama schudt haar hoofd en wijst naar de telefoon. ‘Maar mama, u moet komen!’ roept Mir - jam. Mama knikt. ‘Een ogenblikje’, zegt ze in de telefoon. Mirjam wijst naar de keuken. ‘Jelle heeft heel veel rommel gemaakt!’ Met de telefoon in haar hand loopt mama mee naar de keuken. ‘O nee!’ roept ze. ‘Jelle, dat mag toch niet!’ Jelle kijkt verbaasd op. ‘Ikke helpe’, zegt hij.
14
15 ‘Ik bel straks even terug’, zegt mama in de telefoon. Ze drukt op de uitknop en legt de telefoon op het aanrecht. Ze zucht. ‘Wat een vieze boel!’ moppert ze. Even later is alles weer schoon. Jelle heeft schone kleren aan. De keuken- vloer is gepoetst. Mama zet de bood- schappen in de kast. Mirjam pakt haar knopenpotje weer. ‘Kijk eens, mama, ik heb een potje ge- vonden voor mijn knoop. Ik ga knopen sparen. ’ Mama kijkt op. ‘Leuk!’ zegt ze. ‘Nu is het tijd voor een kopje koffie. ’ Ze zet het koffiezetapparaat aan. ‘Koppie koffie’, zegt Jelle. ‘Koekie bij? ’ Mama lacht. ‘Jij hebt al genoeg koekjes op, deugniet! En voortaan pakt mama zélf de boodschappen uit. Knoop dat maar in je oren!’ 1