VAN LIEFDE GESPROKEN Miniaturen bij het evangelie naar Johannes
Inhoud . Bladerdeeg De boezemvriend van Jezus Het woord is vlees geworden : Een anonieme getuige : De Jeruzalemse elite : Zie het lam van God : Een veelkleurige schoolklas (I) :- Een veelkleurige schoolklas (II) :- Gespot onder de vijgenboom :- Als ik jou bij name roep :- De bruiloft gaat door! :- Daar moet op gedronken : Meer dan een feestje : Een onderonsje tussen moeder en zoon :- Maria de bruid? :- Lege reinigingsvaten :, Waterdragers gezocht :- Ruimte maken :- Jezus en de Farizeeën Waarom in de nacht? :- Van boven geboren :, Geboren uit water en geest (I) : Geboren uit water en geest (II) :, De vriend van de bruidegom :, Eeuwig leven (I) :, e.a. Vader en Zoon (I) :- e.a. Vader en Zoon (II) : Grensoverschrijdend Terug naar de bron : Ik heb geen man :, Vijf mannen hebt u gehad :, Geen heilige huisjes :
De Samaritaanse vrouw ’t Zal bruiloft in haar straten zijn – I het : e.a. Ga maar gerust Eindelijk gezien :-a Ik heb geen mens :b- Til je bed op :, Het was sabbat op die dag :b- Vader en Zoon (III) :- De kleur van details :- Brood uit de hemel Eucharistie :- Levensbrood I het brood des levens (I) :- I het brood des levens (II) :- Eucharistia Hij laat mij schuilen in zijn loofhut :- Gewogen en te licht bevonden :- De overspelige mannen (I) :-a De overspelige mannen (II) :b- Met stenen gooien :, Licht voor de wereld (I) :- Licht voor de wereld (II) :- Geen grote stille heide :- De goede herder :- De echte herder :- Het licht van Chanoeka :- De vriend van wie? :- I de opstanding (I) :- I de opstanding (II) : Eruit! :- Lazarus :- Een voor allen (I) :
Een voor allen (II) : De gebaren van een vrouw :- Nardusmirre : De geur van mirre :- De armen hebben jullie altijd bij je : Als de graankorrel sterft :- De graankorrel : e.a. Tot het uiterste :- Een linnen doek :- Overgeleverd :- Het huis van mijn Vader :, Vragen naar de bekende weg : Toon ons de Vader :- Een andere Aanspoorder : Om bij u te zijn :, Een geest van betrouwbaarheid : e.a. I de wijnstok :- Blijvertjes :- Over liefde gesproken :- Liefde geboden :- Vrienden :- Voortgaan naar de Vader :- Zien en zien is twee :- In mijn naam :- Geen Trooster meer? Het uur is gekomen :- Ik heb uw Naam geopenbaard : Eeuwig leven (II) : Mijn koninkrijk is niet van hier en In de kou gelaten :- Petrus :v e.a. Voor de hogepriester :- Het was Pesach :-
Wat is waarheid : Zoon van God :- Het was de Voorbereiding :, Waar zijn de Farizeeën? :, Vernedering en verhoging en e.a. Christus, zie ons aan en Wat is volbracht? :- Twee heren van stand :- Jozef van Arimathea :- Verschijningen Maria van Magdala (I) :, Kijken, zien en inzien :- Welk schriftwoord? :, Maria van Magdala (II) :- Maria Magdalena :- Maria van Magdala (III) :, De Paastuin :- Maria, vrouw uit Magdala :- e.a. De Levende in het midden :- Tomas, genaamd Tweeling (I) :- Tomas, genaamd Tweeling (II) :- Tomas :- e.a. Opgevist (I) :- Opgevist (II) :- Onder vier ogen :- Opdat jullie zullen geloven : Het oude Woord Joh.
Bij dit boek De adelaar is het symbool van de evangelist Johannes. Een hoogvlieger met een scherpe blik, maar wel op afstand. Zijn evangelie is niet altijd meteen toegankelijk door zijn ver- schillende lagen en vele beelden. Wel het meest poëtische en toch ook ‘theologische’ van de bijbelse evangeliën. Zeker driemaal kroop ik door dit evangelie heen in de ge- meenten waar ik ‘het Woord mocht bedienen’, in Peize, Pur- merend en Amsterdam. In het eerste en laatste geval betrof het een doorgaande lezing ( lectio continua). Dat is inder- daad kruipen: dit evangelie krijgt je regelmatig op de knieën. Ik had het grote geluk in elk van deze drie gemeenten deel uit te kunnen maken van een exegese- en preekteam, dat wekelijks bijeenkwam. Het samen lezen heeft mij gevoed en verrijkt, de collegiale discussies hebben mij behoed voor een al te private bubbel in de eigen studeerkamer. Met het klimmen der jaren ging ik steeds beter zien ‘wat ertoe doet’. Dat betekent steeds minder woorden, steeds meer essentie. De verwondering over én de bewondering voor dit evangelie bleven en namen zelfs toe. Wat voor mijzelf in de loop der jaren verhelderend was en mij bijbleef staat nu in dit boek. Het is een neerslag van een predikantenleven lange omgang met het Johannesevangelie. Al bladerend door al die oude preken lichtten allerlei frag- menten als vanzelf weer op. Ik heb ze goeddeels tot minia- turen herschreven. Korte teksten die een element uitlichten, een thema waarnemen, een gedachte opperen. Ze kunnen aanzetten tot verder denken en lezen als dit evangelie open- geslagen ligt op kansel, bureau, leerhuis- of eettafel. De hoofdstukken van dit evangelie staan immers regelmatig op de diverse leesroosters, vooral in feestelijke tijden van het kerkelijk jaar.
Mijn voornaamste doel met dit boek was en is: de eigen taal van Johannes zo helder mogelijk laten klinken, en anderen laten delen in mijn eigen vreugde als ik denk iets te verstaan of beter te begrijpen. Mijn omgang met dit evangelie leidde niet alleen tot me- ditaties en preken, maar ook tot nieuwe liederen en gebeds- teksten. Een aantal liedteksten is in dit boek opgenomen, omdat ze de exegetische portrettering kunnen aanvullen. Achter in het boek is een register opgenomen van elders gepubliceerde gebeds- en liedteksten zoals die ontstonden bij mijn omgang met dit evangelie. Ook de vindplaatsen zijn daarbij aangegeven. Voor wie in een gespreks- of bijbelgroep aan de hand van dit boek het Johannesevangelie wil gaan le- zen, zijn er gespreksvragen beschikbaar. Die vindt u op de website www.sytzedevries.com in de rubriek ‘Uitgaven’ bij Van liefde gesproken . Uiteraard laten deze miniaturen zich niet lezen zonder een opengeslagen Johannesevangelie ernaast. Ik citeer door- gaans de Naardense Bijbel, soms ook een vertaling van eigen hand. Dit is een boek zonder noten, zonder literatuurverwijzin- gen, al is soms het vermelden van een vindplaats noodzake- lijk. Het is ook niet meer te achterhalen uit welke bronnen ik ooit heb geput. Sommige laten zich vermoeden, soms ook herkennen, maar er is geen scheiding meer te maken tussen wat ik zelf vond of bedacht, of van anderen leende. In het uiteindelijke resultaat is alles, onder grote dank, geworden tot een deel van mijzelf. Sytze de Vries Schalkwijk Paastijd
J O H A N N E S Bladerdeeg Het evangelie naar Johannes heeft iets van de structuur van bladerdeeg: laag op laag, en er staat steeds meer dan je denkt, vaak ook iets anders dan je denkt. Zinnen lijken bewust raadselachtig bedoeld. Wie dieper graaft en laagjes afpelt ontdekt nieuwe betekenissen. Letterlijke woorden worden guurlijk, overdrachtelijk. Mensen stijgen boven de ogenschijnlijke individualiteit van hun verhaal uit, worden tot symbolen. Dood is niet zomaar klinisch dood, overleden. Eeuwig leven geen hiernamaals, als een leven aan de andere kant van het gordijn, maar leven van een andere orde, in het hier en nu. De dood is een slaap waaruit je gewekt kunt worden. Ook in de verhalen zelf blijven de mensen op de eerste, uiterlijke betekenis van de woorden hangen. Nikodemus riposteert Jezus’ opmerking dat hij opnieuw geboren moet worden met de vraag of hij dan weer terug in de moederschoot moet. De vrouw uit Samaria vraagt uit welke put Jezus dat levend water dan haalt. En als Jezus zegt dat Lazarus is gaan slapen, reageren de leerlingen met de veronderstelling dat hij dan wel beter zal worden. Ook in zijn debatten met de Judese leiders roept hij voortdurend misverstanden op, omdat de wereld in en achter zijn woorden niet begrepen wordt. Dit ‘bladerdeeg’ moet een bewuste literaire constructie zijn om het geheim te benadrukken dat zich gaandeweg tegen alle misverstanden en onbegrip in openbaart: Dit is het Lam van God! In hem wordt God zelf zichtbaar.
J O H A N N E S 1 3 : 6 - 1 5 Een linnen doek Als hij, de meester, opstaat van de maaltijd om de taak van een huisslaaf over te nemen en de voeten van zijn leerlingen te wassen, legt hij zijn kleren af. Hij staat voor iedereen in zijn hemd, maar hoe opzettelijk! Dat is als het aeggen van elke pretentie of rang. Maar wanneer hij zich omgordt met een linnen doek, hult hij zich als het ware in de dienstkleding van de priester en begint hij het dienstwerk van de verzoe- ning, en van de reiniging. Bij het verhaal van de voetwassing wordt al te snel het accent gelegd op de betoonde liefde daarin, die de zijnen ook zullen navolgen. Maar Jezus’ daad is meer dan alleen maar voor- beeldig en is niet alleen een daad ter navolging. Hij is ook de priester die de reiniging voltrekt. Uiteraard een uitwendige wassing om het stof en vuil van onderweg af te wassen bij het binnenkomen van een huis. Maar wie bij God wil ‘bin- nenkomen’ zal zich ook innerlijk reinigen. Er kan geen smet aan deze ontmoeting kleven, die moet zich in ‘schoonheid’ kunnen ontvouwen. Ieder jaar op de Witte Donderdag wast de paus van Rome een twaalftal mensen de voeten, komend uit een sloppen- wijk, de laatste jaren meestal voeten van gevangenen. Alles wordt voor het ‘plaatje’ goed in beeld gebracht. In tal van parochies, maar inmiddels ook in protestantse gemeenten, wordt dit gebruik als een liturgisch ritueel nagevolgd. Daar kun je van alles van vinden. Maar ik zou zo graag de paus eens willen vragen of hij, als opvolger van de aanvankelijk weigerachtige Petrus, niet beter zich de voeten kan laten wassen. Van voorganger tot ontvanger. Het is oneindig ge- makkelijker om de andere tot jouw project van liefdadigheid te maken, dan zelf het project van iemand anders te zijn.
Natuurlijk, Jezus vraagt ook of zijn leerlingen dit gebaar aan elkaar willen doen, en dat doen we graag want dan blijven we de actieve doener, het handelend subject. Maar de weigering van Petrus legt hier het geheim bloot: het gaat er allereerst om dat hij dit liefde-betoon moet aanvaarden. Hij moet van zich laten houden. Toelaten dat hij bemind wordt, en dat is veel moeilijker dan zelf lief te hebben. Je hebt niet zelf de keuze, een ander kiest voor jou. Mag ik van jou houden? Dat is wat je noemt leven van genade. Alles wat er sindsdien gegroeid is aan kerk, gemeentele- ven, omgang met de Schriften, tot en met een twaalfdelige dogmatiek, het is alles terug te brengen tot de ontmoeting met deze dienstknechtgestalte, die vraagt: Mag ik? Pas daar- na klinkt ‘doen jullie zo ook aan elkaar!’