Vreemdelingen en priesters
Van Stefan Paas verschenen eerder bij Uitgeverij Boekencentrum: • Jezus als Heer in een plat land (2001) • De werkers van het laatste uur (2003) • Vrede stichten (2007) • Als een kerk opnieuw begint (met Gerrit Noort, Henk de Roest, Sake Stoppels e.a.) (2008) • Geloven in de marge: De eerste brief aan Korinte (met Gert-Jan Roest en Siebrand Wierda) (2008) • Zinvol leven: Prediker (met Siebrand Wierda) (2009) • Praktijkgericht: Handboek voor de HBO-theoloog (met Jan Hoek, red.) (2010) • Ontworteld: Bijbelstudies over Daniël 1-6 (met Sie- brand Wierda) (2011) • Eten met Jezus: Bijbelstudies over maaltijden in Lucas (met Gert-Jan Roest en Siebrand Wierda) (2012) • Komedie in vier bedrijven: Bijbelstudies over Jona (met Gert-Jan Roest) (2015)
Stefan Paas Vreemdelingen en priesters Christelijke missie in een postchristelijke omgeving Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de pro- ductie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt. ISBN 978 90 239 7044 6 NUR 700 Ontwerp omslag Geert de Koning Ontwerp binnenwerk Studio Anton Sinke, www.antonsinke.nl © 2015 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden
5 Woord vooraf ‘Je was wel erg negatief, hè?’ Dit kreeg ik te horen na afloop van een lezing die ik had gehouden op een congres van kerkplanters in Ber - lijn in 2011. Ik keek de spreker stomverbaasd aan. In mijn lezing had ik weliswaar wat ballonnetjes doorgeprikt, maar ik vond mijn verhaal juist hoopgevend en blijmoedig. Toen ik er even over had nagedacht, realiseerde ik me dat voor kerken en voorgangers die zich zorgen maken over de toekomst zulke ballonnetjes heel belang - rijk kunnen zijn. Met een uit elkaar spattende ballon vervliegt zo- maar de missionaire hoop. In de bewuste lezing kraakte ik vooral kritische noten over het kerkgroeidenken dat, naar mijn besef, ons niet veel verder helpt in een seculiere omgeving. Verder vertelde ik op zoek te zijn naar een spiritualiteit die bestand is tegen het zuur van moderniteit. Ik ben er diep van overtuigd dat christenen hun geloofsvertrouwen, hoop en vrolijkheid niet afhankelijk moeten maken van de vraag of hun evangelisatie resulteert in kerkgroei en of hun goede daden de we- reld veranderen. Alleen een niet-strategische, lofprijzende spiritua- liteit kan ons op langere termijn van inspiratie voorzien. Ten slotte introduceerde ik al een paar gedachten die in dit boek veel breder zijn uitgewerkt, vooral de gedachte van de kerk als priester. In die tijd werd de meeste aandacht echter getrokken door mijn kritiek op kerkgroei als missionair model, blijkbaar omdat dit als het meest controversieel werd ervaren (onterecht, volgens mij). Toen ik eind 2014 de toespraak voorbereidde waarmee ik het ambt van hoogle- raar missiologie aan de Theologische Universiteit Kampen zou aan- vaarden, leek dat me daarom een goed moment om de zaken die ik indertijd had aangestipt nu eens goed uit te werken. Al snel merkte ik dat het script naar alle kanten begon uit te dij- en. Blijkbaar had ik een punt in mijn leven bereikt waarop allerlei gedachten en ervaringen ‘in elkaar klikken’ en een verhaal gaan vormen. Dit verhaal bleek ruimschoots teveel voor een lezing. Op een gegeven moment had ik zestig pagina’s A4 voor me liggen. Die
6 pagina’s werden de aanzet voor dit boek. In mijn voornemen om dit boek te schrijven werd ik bemoedigd door de vele reacties op mijn inaugurele rede, die blijkbaar – doorgaans positieve – snaren raak- te. In verschillende fasen van het schrijfwerk is het manuscript gelezen door een aantal vrienden en collega’s en voor hun commentaar wil ik hen hier graag speciaal bedanken. In alfabetische volgorde: Koert van Bekkum (universitair docent Oude Testament), Eddy van der Borght (hoogleraar systematische theologie), Joost van der Does de Willebois (advocaat in ruste), Pieter Gorissen (missionair werker in Groningen), Rob van Houwelingen (hoogleraar Nieuwe Testament), Martin de Jong (stafwerker bij de Evangelische Alliantie en City to City Europe), Gert Noort (directeur van de Nederlandse Zendings- raad), Gert-Jan Roest (voorganger in Amsterdam), Daniël de Rooij (predikant in Zwartebroek), Hans Schaeffer (universitair hoofd- docent praktische theologie), Sake Stoppels (universitair docent gemeenteopbouw), Paul Visser (predikant in Amsterdam), Rikko Voorberg (voorganger in Amsterdam). VREEMDELI
Inhoud Inleiding 9 1. Missionair in seculier Nederland 17 1.1. De verwarring rond het woord ‘missionair’ 17 1.2 . Wat bedoelen we met ‘missionair’? 21 1.3. Op zoek naar een interculturele missiologie 25 1.4 . Evangelisatie als hart van de zending 29 1.5 . De ontvankelijkheid van het christendom 34 1.6. Samenvatting en conclusie 38 2. Een steeds wijkende meerderheid 39 2.1. De kerk als ziekenhuis en als restaurant 40 2.2. Historische achtergrond 44 2.3. De afwezigheid van een ‘indruk der noodzakelijkheid’ 54 2.4. Samenvatting en conclusie 59 3. Van volkskerk tot verovering 61 3.1. Volkskerk 62 3.2. Kerk als tegencultuur 73 3.3. Kerkgroei 79 3.4. Kerk als transformerende kracht in de wereld 84 3.5. De kerk binnenstebuiten 93 3.6. De kerk als krachtcentrale 100 3.7. Op weg naar zending in Europa 109 3.7.1. Respecteer het verschil 109 3.7.2. Afscheid van hegemonische idealen 113 3.7.3. Spiritualiteit 116 3.8 . Samenvatting en conclusie 123 4. Ontworteld en verstrooid 125 4.1. Ballingschap 127
4.2. Trauma 130 4.3. Verklaringen en duidingen 134 4.4. Getuigend geloof 140 4.5. Identiteit bewaren 145 4.6. Missionair besef in de ballingschap? 151 4.7. Missiologische reflecties 157 4.7.1. Verwarring 158 4.7.2. Macht 161 4.7.3. Identiteit 163 4.7.4. Spiritualiteit 165 4.8. Samenvatting en conclusie 172 5. Verstrooid en gezonden 173 5.1. Diaspora en zending 175 5.2. Vreemdelingschap in 1 Petrus 178 5.3. De kerk als ‘koninkrijk van priesters’ 185 5.4. De twee richtingen van het priesterschap 190 5.5. Samenvatting en conclusie 195 6. Allen samen en ieder persoonlijk 197 6.1. ‘Priester’ en ‘priesters’ 197 6.2. God ervaren in gemeenschap 204 6.3. Het heil en de kerk 209 6.4. Zending en gemeenschap 212 6.5. Samenvatting en conclusie 216 7. De priesterkerk 217 7.1. Minderheid 218 7.2. Bijbels gestructureerd en oecumenisch gevoelig 219 7.3. Gemeenschap 220 7.4. Zending 224 7.5. Doxologie 235 7.5.1. Terugkijken 237 7.5.2. Om je heen kijken 240 7.5.3. Vooruit kijken 242 7.6. Samenvatting en conclusie 243 Register van bijbelteksten 244 Register van namen 247
9 Inleiding Mijn leven lang ben ik actief in ‘missionair werk’, zoals dat heet. Dat begon al heel vroeg. Ik herinner me dat mijn vader me meenam toen ik nog maar net op de lagere school zat, om evangelisatiefolders te verspreiden in een dorp in de buurt. In de zomer, als we op een camping stonden, had ik na het voetballen soms lange gesprekken over het geloof met andere kinderen. Dat ging vanzelf; ik vond dat leuk om te doen. Als student deed ik kinderwerk, ik zong op straat, en ging langs de deuren met medestudenten om anderen over Je- zus te vertellen. Later organiseerde ik evangelisatiecursussen, was missionair consulent, werkte mee aan nieuwe evangelisatiemetho- den zoals de Emmaüscursus, leidde laagdrempelige samenkomsten, verhuisde met m’n gezin naar Amsterdam om daar mee te helpen met het stichten van een nieuwe kerk. Ik schreef verschillende boe- ken over missionair kerkzijn en over evangelisatie. En nu doceer ik missiologie (zendingswetenschap) aan twee universiteiten. Het zit blijkbaar diep. Als ik een grafieklijn zou tekenen vanaf mijn geboortejaar (1969) tot nu, dan zou de lijn een duidelijke ‘knik’ laten zien in 2005. Tot dat jaar woonde ik in plaatsen waar christenen in de meerderheid waren. Ik groeide op in het Veluwse Nijkerk, waar de Nederlandse Hervormde Kerk boven alles uittorende. Hoewel na mijn kindertijd allerlei afzichtelijk industrievastgoed langs de A28 is neergezet, is nog altijd het witte torentje te zien voor wie er langsrijdt. Onlangs werd het zelfs verkozen tot de mooiste kerktoren van Nederland. La- ter verhuisde ons gezin naar Veenendaal, een van die grotere plaat - sen in de Bijbelgordel waar volgens het Sociaal Cultureel Planbureau tegenwoordig de meeste kerkleden te vinden zijn. Veenendaal was een fase verder dan Nijkerk, in de zin dat de hervormde volkskerk daar nog altijd groot was, maar toch minder dominant dan in het Nijkerk van mijn jeugd. Tegelijk was hier sprake van een bloeiende sector van andere protestantse kerken (waaronder een paar van de
10 grootste van Nederland) en evangelische gemeenten. Maar ook hier was het christendom dominant aanwezig, tot en met de gemeente- raad, waar de confessionele partijen altijd net wel of net niet in de meerderheid waren. Natuurlijk kende ik niet-christenen of andersgelovigen in die tijd. Ik groeide niet op in een christelijk ruimteschip. Maar al die contacten vonden toch plaats tegen de achtergrond van een soort vanzelfsprekende, door kerkelijk christendom gestempelde cul- tuur. Op de een of andere manier was het ‘normaal’ om christen, althans kerklid, te zijn in Nijkerk en Veenendaal. Niet ‘normaal’ in de zin dat het ondenkbaar was om ongelovig te zijn, maar wel in de zin dat geloven niet gek was, niet afwijkend, dat er heel veel ande- re mensen waren die net zo waren als jij. Veel mensen kregen het geloof met de paplepel en op familiefeestjes ingegoten. Op straat kwam je talloze stille bevestigingen tegen van kerkelijk geloof: grote posters van confessionele partijen rondom de verkiezingen, beken- den uit de kerk die je tegen het lijf liep bij het boodschappen doen, kinderen die langs de deur collecteerden voor Tearfund, de vakan- tiebijbelclub, bijna alle winkels dicht op zondag. Daarin kwam verandering toen we in 2005 naar Amsterdam verhuisden. In Amsterdam gaat misschien drie procent van de bevolking geregeld naar een kerk, van wie de helft bestaat uit im- portchristenen uit Afrika en een groot deel van de andere helft uit importchristenen uit de Bijbelgordel. In Amsterdam is het niet ‘nor - maal’ om christen te zijn. Integendeel, Amsterdam is een seculier Staphorst. De buren met wie wij kennis maakten na onze verhui- zing, waren verrast: ‘Zijn jullie religieus? Je bedoelt echt van dat strenge en zo? Gut, wat interessant!’ Alsof je een oud ambacht be- oefende: hoefsmid, mandenmaker, letterzetter. Zulke ervaringen deden veel met ons. Het is natuurlijk niet zo dat je dan ineens opvat - tingen hoort die je eerder nog niet kende. Zoals gezegd: wij leefden voorheen niet zo bekrompen. Het ging vooral om een sociale veran- dering, maar omdat mensen sociale wezens zijn, ontkom je er niet aan dat dit ook wat doet met je geloof. Voor het eerst woonden wij in een omgeving waarin onze diepste overtuigingen totaal niet her - kend of zelfs maar gerespecteerd werden. Ongewild kom je ervan onder de indruk dat het geheel vanzelfsprekend is voor de overgrote meerderheid in Amsterdam om zonder God of kerk te leven. In een diep geseculariseerde omgeving nemen veel mensen zelfs niet meer de moeite om atheïst te zijn. God is niet interessant genoeg om een VREEMDELI
11 INLEIDING standpunt over hem in te nemen. Religieonderzoekers noemen zo’n houding ‘apatheïsme’.Juist bij iemand met een missionair hart knaagt dit. Het onder - graaft heel diepe aannames waar je voorheen nauwelijks over na- dacht. Missionair bevlogen mensen, althans in mijn ervaring, den- ken vaak als ondernemers. Zij geloven dat er wel degelijk behoefte is aan God en Jezus, maar dat de kerk door haar geslotenheid niet kan voldoen aan die behoefte. De kerk zou het beter kunnen doen, en meer mensen zouden geloven, als de kerk maar durfde vernieuwen. Te vaak leunt de kerk angstig of arrogant achterover: laat de men- sen maar naar ons komen, als ze zich maar aanpassen. Nu geloof ik ook dat veel kerken het inderdaad beter zouden kunnen doen, maar tegelijk is dit niet het hele probleem. Diepgaande secularisatie bete- kent dat missionair werk niet alleen een kwestie is van een nieuwer en frisser aanbod; je wordt ook geconfronteerd met een verminder - de vraag. Hoe inventief en origineel je het ook verpakt, er zijn veel mensen die het product gewoon niet aantrekkelijk vinden. Dat laat - ste is iets waar missionair bevlogen mensen niet vaak bij stilstaan, naar mijn indruk. Maar in Amsterdam kom je daar onvermijdelijk achter. Wij waren naar Amsterdam getrokken om bij te dragen aan zen- ding in die stad, om te komen tot het stichten van nieuwe kerken. Dat lukte op zich wel, maar al snel merkte ik ook dat alle dromen over massale bekeringen op lucht gebaseerd waren. In plaats van een stroom zagen we hier en daar een druppel (heel mooie druppels, dat wel!). Ik kwam terecht in die typische geloofscrisis die je vaak ziet bij christelijke studenten die voor het eerst op kamers gaan, of bij predikanten die een beroep aannemen naar de grote stad. Pas wanneer je echt een minderheid wordt, ga je merken hoezeer je ge- loof verweven is met je context, hoezeer het afhankelijk is van een omgeving die dit geloof bevestigt. 1 Je komt voor de vraag te staan wat het eigenlijk betekent om te vertrouwen op God, om te geloven in Jezus en zijn rijk, wanneer vrijwel niemand dit geloof deelt of er zelfs maar belangstelling voor heeft. Die vraag komt dubbel zo hard binnen als je merkt dat mensen best gelukkig kunnen zijn zonder geloof en dat ze God ook niet nodig hebben om te zorgen voor hun medemens of te geven aan goede doelen. Bij de meesten van hen 1 Ik heb daarover meer geschreven in ‘Alles wordt vloeibaar’, Wapenveld 63.1 (2013), 2-10.
12 merk je niet veel van een gevoel van gemis, of van het vage schuld- gevoel dat niet-gelovigen of ex-kerkmensen in de Bijbelgordel nog wel eens hebben. Geloven heeft hier niets te maken met ‘doen wat hoort’ of ‘de traditie volgen’. Als je het wilt doen, is het puur een kwestie van persoonlijk aangesproken zijn. En dit blijkt maar wei- nigen te overkomen.In die tijd is het inzicht voor mij belangrijker geworden dat de Bijbel geschreven is door minderheden. Bij het Nieuwe Testament ligt dit voor de hand, maar ook voor het Oude Testament geldt dat dit de stem is van een minderheidstraditie in het oude Israël. Dit wordt duidelijk uit de verzuchtingen van de bijbelse profeten en recent historisch onderzoek bevestigt het beeld. 2 In die tijd gingen ook bijbelgedeelten voor me leven die me vroeger niet veel zeiden: met name het verhaal van Daniël in de ballingschap is veel voor me gaan betekenen. Daniël slaagde erin een positieve geloofsidentiteit te ontwikkelen in een omgeving die zijn geloof niet ondersteunde of bevestigde. 3 Als je geloof overleeft in ballingschap, dan gebeurt dat door teruggeworpen te worden op de voedende verhalen van de Bijbel, en door verbonden te zijn met een geloofsgemeenschap. De rest valt weg of vervaagt. Het verhaal van Daniël en andere verhalen uit Israëls ballingschap zijn met ons meegegaan toen we later ver - huisden naar het diep geseculariseerde platteland van de Utrechtse Vechtstreek. Ook hier vormen gelovigen kleine groepjes temidden van een slechts matig geïnteresseerde wereld. Nu wil ik niet net doen alsof leven in zo’n omgeving kommer en kwel is. Integendeel, het is vaak bijzonder heilzaam. In sommige op- zichten is christelijk leven eenvoudiger in een sterk seculiere omge- ving. Christelijke politiek, het behoud van christelijk onderwijs en kerkelijke verdeeldheid spelen er bijvoorbeeld nauwelijks een rol. Er is hier geen christelijke politiek, christelijk voortgezet onderwijs is er meestal ook niet en je bent al lang blij als je een medegelovige ontmoet, van welke kerk die ook is. Secularisatie heeft de neiging alle secundaire discussies weg te branden en mensen te beperken tot de kern. Er zijn hier geen manieren om de ‘wereld’ op afstand te 2 Zie Stefan Paas, ‘Het Oude Testament als religieus document’, Theologia Reformata 46.4 (2003), 308-327; Koert van Bekkum, ‘Coexistence as Guilt: Iron I Memories in Judges 1’, in: Gershon Galil (ed.), The Ancient Near East in the 12th-10th Centuries BCE, Uga - rit-Verlag: Münster 2012, 525-547. 3 Zie Stefan Paas, Siebrand Wierda, Ontworteld: Bijbelstudies over Daniël, Boekencen- trum: Zoetermeer 2011. VREEMDELI
13 INLEIDING houden. Persoonlijke spiritualiteit, gezin en vriendenkring, de ge- loofsgemeenschap, bescheiden missie – daarop komt het aan. Als je kinderen hebt, zullen die al jong beseffen dat ze niet in alle op- zichten bij de groep horen. Meestal zullen ze qua geloofsovertuiging eenlingen zijn of behoren tot een kleine minderheid. Ik denk dat we pas goed begrijpen wat secularisatie is, als we tot het inzicht komen dat ook geloofsopvoeding evangelisatie is. Er is niets vanzelfspre- kends aan dat kinderen die in een christelijk gezin groot worden la- ter zelf christen zullen zijn. Het is, kortom, allemaal heel basic in zo’n geseculariseerde cul- tuur: het is vrijwel onmogelijk om maar zo’n beetje ‘mee te hobbe- len’ op basis van gewoonte of fatsoen. Bij wie het geloof niet van binnen landt, zal het uiteindelijk afslijten. De druk van de sociale omgeving is eenvoudig te groot voor hen die niet werkelijk gegre- pen zijn door het goede nieuws. En dat werpt christenen terug op de kernen van hun geloof, op de bronnen van de traditie. Ik zeg niet dat die situatie ideaal is of superieur aan andere contexten, maar het is wel de situatie waarin steeds meer Nederlandse christenen zich bevinden. Steeds meer zullen zij moeten leren van God te zingen in een vreemd land (Psalm 137). Deze ervaringen roepen ook vragen op die mij elke dag bezighou- den in mijn leeropdracht als missioloog met speciale aandacht voor seculier Europa. Bij zending gaat het, hoe je het ook wendt of keert, om beïnvloeding. Zending wordt geboren in het verlangen dat het evangelie impact heeft op mensenlevens en op samenlevingen. Maar wat gebeurt er met missionaire idealen wanneer de wereld om ons heen zo snel verandert? Welke modellen hebben we meegekre- gen uit het verleden en hoe behulpzaam zijn die nog? Zijn er bijbelse bronnen die iets te zeggen hebben in een postchristelijke cultuur? Kunnen we iets leren van niet-Westerse christenen die momenteel Europa als zendingsterrein hebben ontdekt? En vooral: hoe kun je een positieve christelijke identiteit bewaren terwijl je tegelijk weet dat de meerderheid van de mensen om je heen die identiteit niet deelt of ooit zal delen? In de afgelopen jaren ben ik ervan onder de indruk gekomen hoe diepgaand ons denken over zending en evangelisatie is gestempeld door de verbinding van christelijk geloof en culturele macht. Die verbinding kleurt op een bepaalde manier zelfs de zendingsiniti- atieven van Afrikanen en Aziaten die naar seculier Europa komen om te evangeliseren en kerken te planten. Ik denk dat we die ver -
14 binding kritisch moeten analyseren en op zoek moeten naar nieuwe modellen. Daarbij kunnen we veel leren van de bijbelverhalen van de ballingschap, maar ook van de ervaringen van christenen die al eeuwenlang als minderheid leven in een omgeving die hun overtui- gingen niet deelt. Ik denk dat het mogelijk is om een inspirerende missionaire visie te hebben, terwijl je tegelijk weet dat je de meer- derheid van de mensen in je omgeving niet zult overtuigen dat jouw geloof de moeite waard is. Dit boek is voor een belangrijk deel de vrucht van de ervaringen die ik in de afgelopen jaren heb opgedaan. Zodoende spitst het zich toe op het ontwikkelen van een missionaire visie voor kleine gemeen- ten in een overwegend seculiere omgeving. Ik veronderstel dus een omgeving die niet- of postchristelijk is en een kerk die niet bij mach- te is om daarin veel te veranderen. De relatie tussen die onmacht en een positieve missionaire visie heb ik in de titel van dit boek aange- geven met de woorden ‘vreemdelingen’ en ‘priesters’. Die woorden, afkomstig uit de eerste brief van Petrus, geven wat mij betreft een hoopvol perspectief: ook als je vreemdeling bent geworden, kun je bemiddelen tussen het verhaal van God en dat van de mensen. Na- dat ik in de eerste hoofdstukken vooral de marginalisering van het vreemdelingschap uitwerk, zal ik in de tweede helft van het boek het priester-zijn meer benadrukken. De postchristelijke context die ik hierboven heb beschreven kleurt dit boek. Wie verder leest, zal bovendien snel merken dat ik pro- testant ben, met een gereformeerde achtergrond. Of het boek ook herkenbaar is in Nijkerk of Veenendaal, zal dus moeten blijken. En of katholieken en pinksterchristenen er iets mee kunnen beginnen, staat nog te bezien. Iedere visie komt nu eenmaal ergens vandaan en is daarmee niet zomaar overdraagbaar op een andere context. Toch denk ik dat de kerk juist in een omgeving waarop zij weinig of geen invloed heeft iets kan leren over de betekenis van het chris- telijk geloof dat waardevol is voor alle contexten. Misschien is het de rol van kleine gemeenten in een geseculariseerde omgeving om deze lessen te leren voor de hele kerk in Nederland. Met die gedach- te in het achterhoofd heb ik me ingespannen om zo oecumenisch mogelijk te schrijven. Ik schrijf dit boek als theoloog en onderzoeker, die tegelijk ook verwikkeld is in de praktijk van het missionaire werk. Dat maakt VREEMDELI
15 INLEIDING het een ietwat onzeker avontuur. Het werk van een missioloog is te vergelijken met het analyseren van een hamburger, terwijl je er tegelijk van probeert te genieten. Dat valt niet mee. Probeer maar eens lekker te eten, terwijl er vragen door je hoofd spelen als ‘Hoe hebben deze koeien geleefd? Wat zit er in dit vlees? Hoeveel land- bouwareaal of oerwoud is opgeofferd voor deze vleesproductie?’ En probeer maar eens een onderzoek te doen, als je maag knort en je alleen maar oog kunt hebben voor die sappige, heerlijk geurende hamburger. Mensen zijn vaak het meest effectief in de praktijk als zij zich – althans voor een tijdje – kunnen afsluiten voor lastige, kri- tische vragen en helemaal kunnen opgaan in de uitdagingen van de praktijk. Veel goede missionaire werkers die ik ken, zijn zulke men- sen: doeners met sterke overtuigingen. En onderzoekers zijn vaak op hun best als zij afstand nemen van de praktijk en kritisch kunnen kijken naar wat hen dierbaar is. Veel van mijn collega’s aan de uni- versiteit zitten zo in elkaar. Het valt niet mee om die beide domei- nen dicht bij elkaar te houden. Vaak komen ze maar moeilijk tot een vruchtbaar contact, ondanks veel goede wil van beide kanten. Toch probeer ik in dit boek de verbinding vast te houden tussen praktijk en analyse. Dat wil zeggen: de nadruk ligt op kritische, soms pijnlij- ke vragen, maar het doel daarvan is de praktijk van het missionaire werk te voeden en te verbeteren. In het eerste hoofdstuk geef ik een overzicht van de stand van zaken in de missiologie, ofwel de wetenschap die (christelijke) zen- ding bestudeert. Dit boek gaat namelijk over een missiologische vraag: wat betekent het om als kerk en als christenen gezonden te zijn in deze wereld? Hoofdstuk 2 is gewijd aan een historische blik op zending in Europa. Hier laat ik zien dat de Europese geschiedenis weliswaar is gekenmerkt door voortdurende pogingen om de meer - derheid van de Europeanen te overtuigen van het christelijk geloof, maar dat deze pogingen in feite nooit echt zijn geslaagd. In het hoofdstuk dat daarop volgt, zet ik deze discussie voort met een be- spreking van zes missionaire modellen die van invloed zijn op zen- ding in het westen. Al deze modellen veronderstellen min of meer de achtergrond van een gechristianiseerde cultuur en daarmee zijn ze stuk voor stuk twijfelachtig geworden als inspiratiebron voor klei- ne christelijke gemeenschappen in een seculiere omgeving. Hoofd- stuk 4 is gewijd aan een bespreking van bijbelse ballingschaps- tradities. Welke bronnen worden hier geopend waaruit we kunnen putten bij de zoektocht naar een nieuw model? In hoofdstuk 5 spits