ROMAN Wat we verborgen houden ERIN BARTELS In een huis vol geheimen ontdekt een jonge vrouw het ware verleden van haar familie. Wat we verborgen houden ERIN BARTELS ‘Ik wilde dat het huis zijn mond kon opendoen. Ik had het gevoel dat dit huis een geheugen had en iets voor me verborgen hield. De brok - kelige keldermuren waren er al op het moment dat de fotograaf foto’s van een mooie vrouw door een chemisch bad haalde en ze ophing om te drogen. De muren van mijn slaapkamer waren er getuige van geweest hoe iemand een ongelofelijk mooi bed van houtsnijwerk naar binnen had gebracht. Het huis had toegekeken toen er graven werden gedolven, grafstenen werden geplaatst en kruiden werden geplant. En toch deed het er het zwijgen toe, op de krakende geluiden na die alle houten huizen maken. ’ Of ze een doos met foto’s en een oude camera wil afleveren bij een oudtante die ze nog nooit heeft gezien? Elizabeth Balsam vindt het maar een vreemd verzoek. Maar als ze haar baan verliest, vertrekt ze toch naar het landhuis van haar oudtante Nora. Daar stuit ze op mysterieuze zaken die haar nieuwsgierigheid prikkelen. Als ze op onderzoek uit gaat, komen de verhalen van de twee vrouwen die in het huis geleefd hebben weer tot leven. Een testament van liefde, veerkracht en moed in tijden van oorlog, racisme en misverstanden. Erin Bartels is tekstschrijver by day en romanauteur by night . In haar vrije uurtjes is ze ook kunstschilder, naaister, dichter en fotograaf. Wat we verborgen houden is haar debuutroman. nur 302
Wat we verborgen houden
Voor Calvin, wiens medeleven me hoop geeft voor de toekomst.
Erin Bartels Wat we verborgen houden Roman Vertaald door Willem Keesmaat KokBoekencentrum Uitgevers – Utrecht
Ontwerp omslag: Wil Immink Design Lay-out binnenwerk: Crius Group isbn 9789029728270 isbn 9789029728287 (ebook) nur 302 www. kokboekencentrum. nl © 2019 KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht Copyright 2019 by Erin Bartels. Originally published in English under the title We Hope for Better Things by Revell, a division of Baker Publishing Group, Grand Rapids, Michigan, 49516, U. S. A. All rights reserved. Alle rechten voorbehouden. KokBoekencentrum Uitgevers vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van het papieren boek van deze titel is daarom gebruikgemaakt van papier waarvan het zeker is dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.
Speramus meliora; resurget cineribus. We hopen op betere dingen; ze zullen oprijzen uit de as. Stadsmotto van Detroit
7 Hoofdstuk 1 Detroit, juli Het Lafayette Coney Island was geen prettig etablissement om vroeg te zijn. Het was hoe dan ook geen prettige plek. Het was klein, groezelig en stampvol. En een stoel bezet houden, zoals ik tijdens het spitsuur voor de lunch probeerde, werd niet gewaar- deerd. Gelukkig – precies om twaalf uur, zoals beloofd – schuifelde er een oudere heer met een donkere huidskleur in een ruim zittende Detroit Lions-jersey door de deuropening, met een afgeleefde leren tas over een afhangende schouder. ‘Meneer Rich? !’ riep ik boven de herrie uit. Hij liet zich op de stoel tegenover me zakken. Ik had hard moe- ten vechten voor die zitplaats. Hopelijk zou deze ontmoeting al die moeite waard blijken te zijn. ‘Hoe wist je dat ik het was? ’ vroeg hij. ‘U zei dat u een Lions-jersey zou dragen. ’ ‘O, ja. En dat doe ik, of niet? Ik heb hem van mijn zoon gekre- gen. ’ ‘Wilt u al bestellen? Ik heb maar twintig minuten. ’ Meneer Rich keek achterom naar de deur. ‘Nou ja, ik hoopte eigenlijk dat… Ah! Daar hebben we hem. ’ De deur zwaaide open en er kwam een lange, atletisch gebouwde man met een hoofd vol korte, zwarte dreads binnen, die strak in het pak zat. Hij kwam me vaag bekend voor. ‘Denny! We stonden op het punt om te bestellen. ’ Meneer Rich legde de leren tas op zijn schoot en schoof een stukje opzij om
8 plaats te maken voor de nieuwkomer. De man ging op de twintig centimeter zitten die meneer Rich van onder zijn eigen achterwerk tevoorschijn had weten te tove- ren, maar het grootste deel van dat van hem stak uit in het toch al krappe gangpad. ‘Dit is mijn zoon, Linden. ’ Er ging me een lichtje op en mijn blik vloog naar een van de vele foto’s aan de wall of fame, van alle beroemdheden die hier door de jaren heen hadden gegeten. Ja, daar hing hij, tussen Eminem en Drew Barrymore, hoog uittorenend boven het glimlachende personeel. Ik ging iets rechterop zitten. ‘De Linden Rich die voor de Lions speelt? ’ ‘Ja, ’ zei hij. ‘En jij bent…? ’ ‘Dit is Elizabeth Balsam, ’ antwoordde meneer Rich voor mij, ‘de dame die in de Free Press over al die schandalen schrijft, over corruptie, landjepik en die tienduizend – elfduizend? – niet getes- te verkrachtingskits die ze een tijdje terug hadden gevonden, en zo. En zij was ook degene die verslag deed van de rechtszaak van Kilpatrick. ’ Ik produceerde een glimlachje, eentje die ik sinds de universiteit elke morgen in de spiegel had geoefend, eentje waarvan ik hoopte dat hij me de uitstraling gaf dat ik een gelijke was, makkelijk te benaderen en intelligent. ‘O, ja, inderdaad, ’ zei Linden. ‘Ik zie de gelijkenis. In de ogen. ’ ‘Ik zei het toch? ’ reageerde meneer Rich. ‘Dat is zo. ’ ‘Sorry, ’ onderbrak ik hen, ‘maar wat voor gelijkenis? ’ Een ober in een vies wit T-shirt, die op één arm tien borden in evenwicht hield, kwam op dat moment naar ons tafeltje en zei: ‘Denny! Wat wil je hebben? ’ We bestelden de Coney-hotdogs – Coney-saus en uitjes voor mij, alles wat ze in de keuken hadden staan voor Linden en alleen
9 Coney-saus voor meneer Rich, die uitlegde: ‘Ik kan niet meer te- gen uien. ’ ‘En ik heb bestek nodig, ’ voegde ik er zachtjes aan toe. Terwijl de ober de bestelling naar de oude man bij de grill schreeuwde, was Linden al aan het woord. ‘Je geeft haar toch niet die camera, hè? ’ ‘Je zei de foto’s. De foto’s houden we nog even achter, ’ zei me- neer Rich. ‘Waarom zou ik haar de camera niet geven? Die is niet van jou, Denny. ’ ‘Ook niet van haar. ’ ‘Nee, maar zij geeft hem aan Nora. ’ Linden haalde diep adem en keek opzij. Hoewel de gemiddelde vrouw zich waarschijnlijk heel ongemakkelijk zou hebben gevoeld als er in haar bijzijn zo openlijk over haar werd gesproken, alsof ze er niet bij was, hadden jaren van journalistiek op het scherpst van de snede die natuurlijke impuls zo’n beetje uit mijn hersens gewrongen. Ik viel aan op de enkele seconden stilstaande lucht tussen ons in en begon mijn eigen vragen af te vuren. ‘Aan de telefoon zei u dat u een paar dingen in handen had gekregen die in een bewijzenopslag van de politie waren gevonden – en die eigendom waren van een familielid van u? ’ ‘Nee, het zijn eigendommen van een familielid van jou. Mis- schien kan ik maar beter bij het begin beginnen. ’ Ik weerstond de neiging om mijn telefoon tevoorschijn te halen en het gesprek op te nemen. Maar voor meneer Rich van start kon gaan, werden onze Co- ney-hotdogs willekeurig op tafel geworpen. We schoven de borden naar de juiste eigenaar. De mannen tegenover me beten in hun hotdogs. Ik begon die van mij met mes en vork aan te snijden, wat me een ben-je-wel-lekker-blik opleverde van Linden. ‘Ik lees al jarenlang de Free Press, ’ begon meneer Rich, ‘en ik bleef jouw artikelen tegenkomen. Ik weet niet of het me zou zijn
10 opgevallen dat al die artikelen bij dezelfde persoon vandaan kwa- men als ik geen connectie met jouw familienaam had gehad. ’ Ik knikte naar hem om hem te laten weten dat ik hem nog volgde. ‘En ik bedacht dat deze Elizabeth Balsam misschien familie was van de Balsam die ik kende. Het is niet echt een veel voorkomende naam in Detroit. Ik weet niet of ik hem ooit eerder heb gehoord, buiten de associatie met ene Nora Balsam. Maar klinkt die naam jou bekend in de oren? ’ Ik doorboorde met mijn vork een stukje brood en schepte daar wat saus mee op. ‘Nee, het spijt me. Ik geloof niet dat ik iemand ken die zo heet. ’ Linden hief een hand half op naar zijn vader, alsof hij wilde zeggen: ‘Zie je nou wel? ’ ‘Even wachten, ’ zei de oudere man in de richting van zijn zoon. ‘Je zei zelf dat ze op haar lijkt. ’ ‘Ik moet inderdaad toegeven dat je op haar lijkt, ’ zei Linden. ‘Maar – ik wil je niet beledigen, en zo – jullie lijken allemaal een beetje op elkaar. ’ Ik moest lachen. Als blanke in een stad die voor meer dan tach- tig procent zwart was, was ik ondertussen gewend aan waar min- derheden in heel het land regelmatig mee te maken kregen. Ik vond het niet erg. Het hielp me eraan te herinneren dat de mensen voor wie ik schreef, niet alleen maar bestonden uit mensen zoals ik. ‘Ik zou nou ook weer niet willen zeggen dat je sprekend op haar lijkt, ’ zei meneer Rich, ‘maar er is absoluut een bepaalde gelijkenis met de ogen. Als je blond haar had, en misschien een andere kin, zou je zo’n beetje haar spiegelbeeld kunnen zijn. ’ Ik nam een slokje water. ‘Ik weet nog steeds niet over wie u het hebt. Of waar deze afspraak om draait. ’ Meneer Rich sloot zijn ogen en schudde zijn hoofd. ‘Tja, we lo- pen weer eens op de dingen vooruit. Goed, je weet net zo goed als iedereen dat er in deze stad heel wat dingen tussendoor glippen. We
11 hebben te veel problemen om ze allemaal op te lossen. Nou ja, ik ben op zoek naar iets wat al lange tijd kwijt is. Ik wist dat de politie het moest hebben, maar probeer maar eens iemand aan de telefoon te krijgen die weet waar hij het over heeft in een organisatie die in vijf jaar al vijf korpschefs heeft versleten. En dat begrijp ik ook wel. Ze hebben veel belangrijkere dingen aan hun hoofd dan naar een of andere tas gaan lopen zoeken die ergens op een plank stof staat te verzamelen. ’ Hij deed er even het zwijgen toe en produceerde een brede glimlach. ‘Maar ik heb hem eindelijk gevonden. Een paar jaar geleden kreeg ik een telefoontje en kreeg ik hem terug – en iets meer dan waar ik op had gehoopt. ’ Hij klopte op de tas die op zijn schoot stond, die om de een of andere wonderlijke reden nog steeds niet onder de Coney-saus zat. ‘Deze camera is eigendom van Nora Balsam. En ik heb ook nog een doos vol foto’s voor haar. ’ Ik realiseerde me dat ik hem met samengeknepen ogen had zit- ten aankijken, terwijl ik in mijn hoofd de puzzelstukjes in elkaar probeerde te passen, in de zin van wat dit met mij te maken had. Ik ontspande mijn gezicht en probeerde er een sympathieke blik op te toveren. ‘En u denkt dus dat ik familie van haar ben en dat ik weet hoe ik die spullen bij haar moet krijgen? ’ ‘Daar had ik op gehoopt, ja. ’ Ik veegde mijn al schone handen af aan mijn servet. ‘Het spijt me, meneer Rich, maar ik denk dat u verder zult moeten zoeken. Ik heb nog nooit van haar gehoord. ’ De oudere man keek teleurgesteld, maar ik was opgelucht. Ik had grotere pannen op het vuur staan en een deadline die me fl ink in mijn nek hijgde. Ik had helemaal geen tijd om oude foto’s naar iemand toe te brengen. Ik wierp een blik op mijn telefoon. Ik had zelfs niet eens tijd om heel mijn lunch naar binnen te werken. ‘Het spijt me echt dat ik geen beter nieuws voor u heb. En ik moet nu helaas echt gaan. ’ Ik begon een paar biljetten uit mijn portemonnee te halen. Linden stak zijn hand op. ‘De rekening is voor mij. ’
12 ‘Dank je. ’ Ik dronk mijn glas water leeg, trok het schouderband- je van mijn handtasje over mijn schouder en duwde mijn stoel een centimeter of vijftien achteruit. Verder dan dat ging hoe dan ook niet in die veel te krappe ruimte. ‘Puur uit nieuwsgierigheid, waarom lagen die spullen op het politiebureau? Waar zijn die foto’s van? ’ Linden wierp een blik op zijn vader, die naar zijn bord keek, alsof het antwoord in de veeg Coney-saus te vinden was. ‘Ze zijn van de rellen van 1967. ’ Ik voelde mijn hartslag iets versnellen, schoof mijn stoel terug naar de tafel en boog me voorover. ‘Hebt u die meegenomen? ’ ‘Denny vond dat ik dat beter niet kon doen. ’ ‘Hoezo? ’ ‘Precies hierom, ’ zei Linden. ‘Omdat je niet geïnteresseerd was tot het moment dat je wist wat erop stond. En ik wist dat het zo zou gaan. ’ Hij keek zijn vader aan. ‘Ik had het toch gezegd? Had ik niet gezegd dat ze alleen maar in die foto’s geïnteresseerd zou zijn? ’ Ik ging achterover zitten, probeerde ontspannen over te komen en die benaderbare en intelligente glimlach terug op mijn gezicht te krijgen. ‘En waarom zou ik dat niet zijn? Ik heb mijn hele re- putatie opgebouwd met het aan de kaak stellen van corruptie en verwaarlozing in deze stad. Foto’s die van historisch belang zijn en die in een politiebureau liggen te vergaan, zijn het zoveelste symp- toom van het algehele probleem. En ik ben momenteel bezig met een groot artikel over de rellen. Die foto’s zijn nooit gepubliceerd, neem ik aan. Ik ben ervan overtuigd dat de Free Press diep in de buidel zal willen tasten om ze aan de wereld te kunnen laten zien. ’ Linden priemde met een vinger in mijn richting. ‘Kijk! Daar komt de aap uit de mouw! Precies zoals ik al zei. ’ Meneer Rich legde een hand op de onderarm van zijn zoon. ‘Goed, goed. Rustig aan, maar. En geef mij even de ruimte. ’ Linden trok de beschuldigende vinger terug en leunde achter-
13 over op zijn helft van de stoel, zijn erg dure voet uitgestrekt tot voorbij mijn stoel, waarmee hij me de weg naar de buitendeur afsneed, ook al wist ik dat hij me weg wilde hebben. Zijn vader keek me met vermoeide ogen aan. ‘Juffrouw Balsam, ik loop met een last op mijn schouders rond. Ik heb iets vijftig jaar lang met me meegetorst waar ik vanaf moet. Deze camera en die foto’s moeten terug naar Nora. Niet naar een krant, een museum of een bibliotheek, maar naar Nora. Ik kan dat niet. Maar jij wel. Zou je er in elk geval eens in kunnen duiken? Zou je wat willen rondneuzen om te zien of jullie familie van elkaar zijn, zoals wij denken? En als je dat bent, zou je dan contact met haar willen leggen? Haar langzaam een beetje aan het idee laten wennen? Die foto’s zullen heel wat moeilijke herinneringen wakker maken bij een oude dame. Maar ik weet diep vanbinnen – de Heer heeft het me op mijn hart gelegd – dat ik ervoor moet zorgen dat ze bij haar terechtkomen. ’ Een van de belangrijkste lessen die ik in de eerste jaren als full- time journaliste had geleerd, was dat je niet emotioneel bij een verhaal betrokken moest zien te raken. Er waren eenvoudigweg te veel trieste dingen om over te schrijven. Betrokken raken bij de jongen die wordt gepest, of bij de man wiens bedrijf failliet is geraakt, of de vrouw wier dochter is ontvoerd, terwijl je niets aan de situatie kunt veranderen, behalve dan dat hun stem wordt gehoord – dat was gewoon een te zware last om elke avond mee naar huis te nemen. En dus had ik een muur rond mijn hart opge- trokken en was daar altijd binnen gebleven wanneer het op mijn werk aankwam. Maar iets in de ogen van deze man, de gebogen lijnen bij zijn mondhoeken die deden vermoeden dat hij in zijn leven meer voor zijn kiezen had gekregen om te huilen dan om te lachen, zorgde ervoor dat die muur werd ondermijnd. Ik tikte met mijn vinger op tafel. ‘Waarom hebt u ze, als zij degene is die ze heeft genomen? ’
14 ‘Zij heeft ze niet genomen. Dat heeft mijn oom gedaan. Maar die is er niet meer. Ze behoren nu aan haar toe. ’ ‘Waarom? ’ ‘Omdat ze zijn vrouw is. ’ Een interraciaal stel in de jaren zestig? Dit begon interessant te worden. Misschien kon ik dit verwerken in mijn serie artikelen over de rellen en de tijd daaromheen. Er zat een geweldige human interest-kant aan het verhaal, een grotere cultureel-historische kant en een connectie met een geliefde NFL-speler. En ik zou het kunnen neerzetten als een persoonlijk familieverhaal, mocht ik echt familie zijn. De vraag was, zou ik daar de tijd voor hebben? Het was me nog steeds niet gelukt om het beschermende schild rond rechter Sharpe te doorbreken, de witte walvis van mijn on- derzoek, en mijn tijd begon op te raken. ‘Goed, laten we zeggen dat ik familie van haar ben. Ik ken haar nog steeds niet en zij kent mij niet, dus waarom zou ze zelfs maar naar me luisteren? ’ ‘Juffrouw Balsam, geloof jij in God? ’ De vraag bracht me even van mijn stuk. ‘Ja. ’ ‘Geloof je dan ook dat Hij alles laat medewerken ten goede? ’ Mijn ouders geloofden dat. En mijn zus. Ik ook, ooit. Dat was voor ik had gezien wat een chaos deze wereld was, wat een puin- hoop, en hoe erg hij ontspoord was. Als ik al iets had opgestoken van journalistiek, was het wel dat we allemaal door een mijnen- veld van gevaren, roofdieren en stom geluk struikelden. Maar het was duidelijk dat meneer Rich ervan overtuigd was dat God hem een taak had gegeven – die spullen terugbrengen – en dat hij geen rust zou kennen voor die taak was volbracht. In plaats van zijn vraag te beantwoorden, stelde ik er zelf een. ‘Waarom stuurt u alles niet gewoon naar haar op? ’ ‘Nee, dat is niet de juiste manier. ’ Ik wachtte op een logische verklaring waarom dat niet de juiste manier was, maar die kwam blijkbaar niet.
15 ‘Zou je er gewoon even naar kunnen kijken? ’ vroeg hij. Die smekende bruine ogen trokken nog een paar stenen uit mijn muur. ‘Goed. Ik zal ernaar kijken, ’ zei ik. Meneer Rich knikte en schoof een visitekaartje over tafel. Ik vermeed de scherpe blik van Linden toen ik het kaartje in mijn zak stopte en perste me tussen mijn stoel en de tafel vandaan. ‘Het was leuk om jullie te ontmoeten, ’ zei ik. ‘En bedankt voor de lunch. ’ Ik liep de winderige, zonovergoten middag in, gaf een dollar aan de dakloze man die een paar meter bij de deur vandaan rusteloos heen en weer schuifelde en wat voor zich uit mompelde, en liep de straat uit, naar het oude Federal Reserve-gebouw, waarin sinds 2014 het slinkende personeel van de Free Press gehuisvest was en waar een berg papierwerk op me lag te wachten. Ik probeerde me te concentreren op de oneindige stroom van e-mails in mijn inbox, die waren gemarkeerd met ‘urgent’, inclu- sief eentje van mijn redacteur – zo snel mogelijk naar mijn kantoor – maar mijn gedachten zweefden alle kanten op en ik vroeg me af in welke richting dit nieuwe idee zich zou kunnen gaan ontwik- kelen. En dat kwam me heel slecht uit, omdat ik me moest zien te concentreren. Ik had rechter Sharpe al maandenlang via zijn lieve en argeloze zoon Vic gestalkt, en ik kreeg eindelijk het idee dat ik tegen een doorbraak aan zat. Vic had me gisteravond een appje gestuurd om even bij elkaar te komen, nadat hij – zijn eigen woorden – ‘iets groots had ontdekt’ waarvan hij dacht dat ik dat wel zou willen horen. Ik moest die foto’s voor nu even uit mijn gedachten zetten en de beste manier om dat te doen, was het onderzoeksballetje laten rollen. Ik glipte mijn kantoor uit, het trappenhuis in, en ging op mijn telefoon het internet op, waar ik Ancestry. com opzocht. Een paar minuten en dertig dollar later klikte ik op icoontjes in de vorm
16 van groene blaadjes die vanaf het scherm naar me zwaaiden. Ik vond mijn ouders en begon via de lijn van mijn vader de familie- stamboom uit te pluizen. Grootvader Richard, oudoom Warner en ping, zo eenvoudig ging het, een oudtante die als Eleanor Balsam in de wieg was gelegd. Ik tikte snel een appje naar mijn zus in Los Angeles. Hé, lang niet gezien. Familievraag: Heb je pa en ma ooit horen praten over een oudtante Eleanor of Nora? Laat het me even weten. Bedankt. Ik wachtte heel even op antwoord. Ze was waarschijnlijk met een patiënt bezig. Het was ook heel goed mogelijk dat ze geen idee had wie haar appte, omdat het al zeker twee jaar geleden was dat we elkaar voor het laatst hadden gesproken. Ik liep terug naar mijn bureau, haalde op mijn computer mijn artikel over een gekleurde agent tevoorschijn die met de rellen van 1967 te maken had ge- had en las het nog een keer door voor ik het naar mijn redacteur stuurde. Het zou bij mijn artikel over een blanke brandweerman worden gevoegd dat ik hem twee dagen geleden had toegestuurd. Het stuk over rechter Sharpe, die tijdens de rellen een National Guardsman was geweest, zou het drieluik completeren. Als ik het tenminste geschreven kreeg. Het was bijna kwart over één. Als ik over vijf minuten vertrok, zou ik me nog even kunnen opfrissen voor ik met Vic in de Re- naissance Center Starbucks ging koffiedrinken. Mijn telefoon zoemde. Mijn zus. Dat is een tante van pa. Hoezo? Alles goed met haar? Je meteen zorgen maken was Grace wel toevertrouwd. Ik wil even bij haar langsgaan. Weet jij waar ze woont?
17 Ik keek naar het schermpje en wachtte af. Voor zover ik weet, woont ze nog steeds in het oude Lapeer-huis. Ze schreef het op een manier alsof ik zou moeten weten waar dat was, alsof ‘het oude Lapeer-huis’ echt zo’n ding was. Zelfs na al die tijd zat het me nog steeds dwars dat mijn onbedoelde geboorte, negen jaar na die van mijn zus, betekende dat ik me zo vaak een buitenstaander in mijn eigen familie voelde en de insidergrapjes en de familieverhalen nooit helemaal vatte. Adres? Er kwam even niets terug. En toen: Misschien dat ma dat heeL . Geweldig. Mijn ouders waren al acht jaar lang zendingsarts in het Amazonegebied. Die kon ik dus niet zomaar bellen wanneer ik daar zin in had. Ma belde op mijn verjaardag en met kerst, en tijdens de keren dat ze naar de stad moesten om voorraden in te slaan, maar dat gebeurde niet vaak. Mijn telefoon zoemde weer. Of bel Barb. ¼ÀÃ-¿¿¿-Á»Â¿ Ik vroeg maar niet wie Barb was, vooral omdat duidelijk was dat ik dat zou moeten weten. Ik zou haar hoe dan ook bellen, wie ze ook mocht zijn. Het vooruitzicht om die nooit eerder geziene foto’s van de rellen in handen te kunnen krijgen, was te verleidelijk om me druk te maken om dat soort futiliteiten. Ik wierp nog eens een blik op de klok. Als ik op tijd bij Starbucks wilde zijn, moest ik nu weg. Ik greep mijn handtasje en mijn tas
18 van mijn bureau en ging op weg naar het trappenhuis. ‘Liz!’ Mijn redacteur was de enige die me Liz noemde. ‘Ik ben weg, Jack. Ik kom wel even langs wanneer ik terug ben. Om drie uur, hooguit vier. ’ Ik duwde de metalen deur open, bande de doos met foto’s uit mijn gedachten en concentreerde me op mijn echte werk: de door iedereen gerespecteerde rechter Sharpe zover krijgen dat hij zijn mond opendeed over zijn betrokkenheid bij de rellen van 1967. Want wat voor beeld hij ook naar het publiek wilde uitstralen, mijn onderbuikgevoel vertelde me dat er onder dat zwarte gewaad een man schuilging die iets te verbergen had.
ROMAN Wat we verborgen houden ERIN BARTELS In een huis vol geheimen ontdekt een jonge vrouw het ware verleden van haar familie. Wat we verborgen houden ERIN BARTELS ‘Ik wilde dat het huis zijn mond kon opendoen. Ik had het gevoel dat dit huis een geheugen had en iets voor me verborgen hield. De brok - kelige keldermuren waren er al op het moment dat de fotograaf foto’s van een mooie vrouw door een chemisch bad haalde en ze ophing om te drogen. De muren van mijn slaapkamer waren er getuige van geweest hoe iemand een ongelofelijk mooi bed van houtsnijwerk naar binnen had gebracht. Het huis had toegekeken toen er graven werden gedolven, grafstenen werden geplaatst en kruiden werden geplant. En toch deed het er het zwijgen toe, op de krakende geluiden na die alle houten huizen maken. ’ Of ze een doos met foto’s en een oude camera wil afleveren bij een oudtante die ze nog nooit heeft gezien? Elizabeth Balsam vindt het maar een vreemd verzoek. Maar als ze haar baan verliest, vertrekt ze toch naar het landhuis van haar oudtante Nora. Daar stuit ze op mysterieuze zaken die haar nieuwsgierigheid prikkelen. Als ze op onderzoek uit gaat, komen de verhalen van de twee vrouwen die in het huis geleefd hebben weer tot leven. Een testament van liefde, veerkracht en moed in tijden van oorlog, racisme en misverstanden. Erin Bartels is tekstschrijver by day en romanauteur by night . In haar vrije uurtjes is ze ook kunstschilder, naaister, dichter en fotograaf. Wat we verborgen houden is haar debuutroman. nur 302